Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Flevoland

Algemene Subsidieverordening Flevoland 2006 (ASF 2006)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Flevoland
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Flevoland 2006 (ASF 2006)
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Flevoland 2006
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpsubsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Algemene Subsidieverordening Flevoland 1999.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregel Podiumkunsten 1

beleidsregel Podiumkunsten 2

Beleidsregel programmafinanciering luchtkwaliteit Flevoland 2008 - 2011

Beleidsregel projecten volksgezondheid

Beleidsregel Provinciale Bijdrageregeling Wonen, Welzijn en Zorg (2007)

Beleidsregel reserves en voorzieningen gesubsidieerde instellingen

Beleidsregel sportaccommodaties Flevoland

Beleidsregel sportmanifestaties Flevoland

Beleidsregel Stimulering Hoger Onderwijs Flevoland

Beleidsregel stimuliering CPO woningbouw

Beleidsregel subsidies kadertraining en bestuurskosten Flevoland

Beleidsregel toetsing structurele subsidies

Beleidsregel voor projecten Beeldende Kunst voor Dronten, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde

Beleidsregels verlagen subsidie POP2

Gewijzigde beleidsregel Stimulering " Flevoland rijdt schoon"

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201201-10-2012intrekking

05-09-2012

Provinciaal blad 2012, 29

Statenvoorstel HB 1340850
01-03-200601-10-2012nieuwe regeling

12-01-2006

Provinciaal blad, 2006, 3

statenvoorstel BACO/05.030989/A

Tekst van de regeling

Provinciale Staten van Flevoland,

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling 1.1 Inleidende bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wetde Algemene wet bestuursrecht;
b. subsidieeen subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet, te weten de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
c. projectsubsidieeen subsidie die eenmalig voor een bepaalde in tijd begrensde activiteit wordt verstrekt;
d. aanvragereen rechtspersoon die zich de behartiging van belangen van ideële en/of materiele aard ten doel stelt of een natuurlijk persoon;
e. subsidieverstrekkingde verzamelterm voor het toekennen van subsidie in de vorm van subsidieverlening of van directe subsidievaststelling;
f. subsidieverleninghet toekennen van een subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge Afdeling 4.2.3 van de wet) waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en voldoet aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen;
g. subsidievaststellinghet definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge Afdeling 4.2.5 van de wet) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen gedeputeerde staten verplicht tot uitbetaling;
h. directe subsidievaststellinghet vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak of de te subsidiëren activiteit, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;
i. Subsidieplafondhet bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies;
j. Boekjaarkalenderjaar.
Artikel 2. Waar is de verordening op van toepassing

Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies, voorzover bij specifieke verordening geen afwijkende of uitputtende regeling is getroffen.

Artikel 3. Wie beslist
  • 1 Gedeputeerde staten zijn bevoegd subsidiebesluiten en uitvoeringsbeslissingen te nemen, voor zover die besluiten en uitvoeringsbeslissingen passen binnen het door provinciale staten vastgestelde beleid en het door provinciale staten middels vaststelling van de begroting voor subsidiering beschikbaar gestelde budget.

  • 2 Wanneer uit het eerste lid voortvloeit dat de bevoegdheid om subsidiebesluiten te nemen toekomt aan provinciale staten, wordt daar waar in deze verordening wordt gesproken over gedeputeerde staten, provinciale staten gelezen.

Artikel 4. Waar kan subsidie voor worden verstrekt
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die passen in het provinciaal beleid.

  • 2 Provinciale Staten of wanneer de bevoegdheid daartoe bij Gedeputeerde staten berust, Gedeputeerde Staten, kunnen per beleidsterrein of onderdelen van beleidsterreinen beleidsregels vaststellen waarin onder meer de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede criteria voor de verstrekking van subsidie worden vastgesteld.

  • 3 Gedeputeerde staten publiceren jaarlijks een overzicht van de in het tweede lid genoemde beleidsregels.

Artikel 5. Weigeringsgronden subsidieverlening

In aanvulling op de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen gedeputeerde staten de verlening van een subsidie weigeren als:

  • a.

    De activiteit niet voldoet aan deze verordening en de in artikel 4, tweede lid genoemde beleidsregels;

  • b.

    De behoefte aan de activiteit niet is aangetoond;

  • c.

    De activiteit kan worden uitgevoerd zonder provinciale subsidie;

  • d.

    De subsidie-aanvrager niet aannemelijk heeft gemaakt dat met inbegrip van de subsidie van de provincie de benodigde financiële middelen beschikbaar zijn om de gestelde doel-stellingen te realiseren;

  • e.

    De te subsidiëren activiteit niet aanwijsbaar ten goede komt aan de ingezetenen van de provincie;

  • f.

    De subsidie beschouwd moet worden als een steun-maatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag;

  • g.

    sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het open-baar bestuur.

Artikel 6. Niet-subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn:

  • a.

    de aan de subsidie-aanvrager in rekening gebrachte BTW die door hem kan worden teruggevorderd of op enigerlei wijze aan hem kan worden terugbetaald of gecompenseerd;

  • b.

    kosten die samenhangen met financiële of contractuele verplichtingen aangegaan voordat een projectsubsidie is aangevraagd, tenzij sprake is van kosten voor onderzoek, voorlichtingsactiviteiten of het ontwikkelen van plannen met betrekking tot de in de aanvraag genoemde activiteiten.

Artikel 7. Subsidieplafond
  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen.

  • 2 Wanneer gedeputeerde staten gebruik maken van hun bevoegdheid om subsidieplafonds vast te stellen, maken zij deze zo spoedig mogelijk na vaststelling bekend.

  • 3 Bij de bekendmaking van het subsidieplafond vermelden gedeputeerde staten de wijze van verdeling.

Artikel 8. Dreigende overschrijding subsidieplafond
  • 1 Wanneer bij de beoordeling van aanvragen die op grond van artikel 20,vierde lid van deze verordening zijn ingediend, blijkt dat een subsidieplafond dreigt te worden overschreden, geven gedeputeerde staten bij de verdeling van de beschikbare bedragen die aanvragen voorrang waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen van meer belang is voor het provinciaal beleid.

  • 2 Indien met toepassing van het eerste lid geen voorrang kan worden bepaald, verdelen gedeputeerde staten het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van aanvragen.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kunnen gedeputeerde staten uit een oogpunt van efficiënte inzet van de voor subsidiering beschikbare middelen -  waaronder dient te worden verstaan dat zoveel mogelijk subsidie-aanvragen die passen binnen het provinciaal beleid worden gehonoreerd - er voor kiezen om een generieke korting toe te passen op de te verstrekken subsidies.

Artikel 9. Begrotingsvoorbehoud
  • 1 Subsidie kan slechts worden verleend, indien daarvoor door provinciale staten in de provinciale begroting voor het desbetreffende boekjaar middelen beschikbaar zijn gesteld.

  • 2 Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat door provinciale staten voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 10. Systeem van subsidieverstrekking
  • 1 Gedeputeerde staten geven voorafgaand aan een beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid volstaan met geven van een beschikking tot subsidievaststelling wanneer sprake is van:

    • a.

      een projectsubsidie;

    • b.

      aannemelijk is dat de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd, zullen plaatsvinden .

Artikel 11. Adviescommissie

Gedeputeerde staten kunnen in de bij artikel 4, tweede lid genoemde beleidsregels een persoon of commissie aanwijzen, belast met het adviseren over te nemen subsidiebesluiten.

Artikel 12. Integriteitsonderzoek
  • 1 Naar aanleiding van de door de subsidie-aanvrager bij de aanvraag overlegde bescheiden kunnen gedeputeerde staten besluiten een integriteitsonderzoek in te stellen.

  • 2 Indien de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde integriteitsonderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen gedeputeerde staten besluiten de aanvraag om subsidie te weigeren.

  • 3 Een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet eerder genomen dan nadat de subsidie-aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze hierover naar voren te brengen.

Artikel 13. Ontvangstbevestiging aanvraag

Gedeputeerde staten bevestigen binnen vier weken na binnenkomst de ontvangst van een subsidie-aanvraag .

Afdeling 1.2. Algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger
Artikel 14.informatieplicht bij tussentijdse wijziging of beëindiging van de gesubsidieerde activiteiten
  • 1 De subsidieontvanger stelt gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk in kennis van alle feiten en omstandigheden die ertoe leiden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt worden gewijzigd of moeten worden beëindigd.

  • 2 Binnen 8 weken na ontvangst van de kennisgeving delen gedeputeerde staten aan de subsidieontvanger mede of zij met de tussentijdse wijziging kunnen instemmen. Hierbij kunnen zij aanvullende voorwaarden stellen.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen in geval van tussentijdse wijziging of beëindiging van de activiteit de beschikking tot subsidieverlening of - wanneer direct een subsidie tot subsidievaststelling is gegeven - de beschikking tot subsidievaststelling wijzigen of intrekken.

  • 4 Tevens kunnen gedeputeerde staten overgaan tot een terugvordering van de uitbetaalde voorschotten of een deel daarvan.

Artikel 15. Administratieve verplichtingen voor de subsidieontvanger
  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2 De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan een door of vanwege gedeputeerde staten gevorderde controle van de administratie of een ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang kunnen worden geacht. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen

Artikel 16. Verzekeringen

Behalve in geval van een projectsubsidie die direct wordt vastgesteld, is de subsidieontvanger verplicht zich in voldoende mate te verzekeren tegen de in het maatschappelijk verkeer gangbare risico's.

Artikel 17. Vergoedingsplicht
  • 1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet kunnen gedeputeerde staten bepalen dat de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is. Deze vergoeding wordt bij afzonderlijke beschikking van gedeputeerde staten vastgesteld.

  • 2 Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

Artikel 18. Overige verplichtingen voor de subsidieontvanger
  • 1 De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onderzoeken die door gedeputeerde staten nodig worden geacht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.

  • 2 Naast de verplichtingen, genoemd in artikel 4:37 van de wet en het bepaalde in deze verordening kunnen gedeputeerde staten aan de verstrekking van een subsidie aanvullende verplichtingen verbinden.

HOOFDSTUK 2. PROJECTSUBSIDIES

Afdeling 2.1. Inleidende bepalingen
Artikel 19. Aanvragers

Subsidie te verstrekken op grond van dit hoofdstuk, kunnen worden aangevraagd door rechtspersonen en natuurlijke personen.

Artikel 20. Termijn voor het indienen van een aanvraag om subsidie
  • 1 Een aanvraag voor een subsidie moet schriftelijk bij gedeputeerde staten worden ingediend uiterlijk dertien weken voor het begin van de activiteiten of periode waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen op verzoek van de aanvrager afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn van uiterlijk dertien weken met dien verstande dat de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, altijd moet worden ingediend voordat de te subsidiëren activiteit een aanvang neemt.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen voor het indienen van de in het eerste lid bedoelde aanvraag en het verstrekken van de daarbij gevraagde gegevens als bedoeld in artikel 21 van deze verordening een formulier vaststellen. Wanneer gedeputeerde staten hiertoe overgaan, dient de subsidie-aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag van dit formulier gebruik te maken.

  • 4 Aanvragen als bedoeld in het eerste lid die zijn ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, worden als eerste afgehandeld.

  • 5 Aanvragen als bedoeld in het eerste lid die zijn ingediend na het in het vierde lid vermelde tijdstip worden - nadat de in het vierde lid genoemde aanvragen zijn afgehandeld  in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 6 Wanneer een aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen zodat deze aan de formele vereisten voldoet, geldt als datum van indiening van de aanvraag, de dag waarop de door de subsidie-aanvrager gecompleteerde aanvraag door gedeputeerde staten is ontvangen.

Artikel 21. Bij de aanvraag om subsidie te overleggen bescheiden
  • 1 Bij de aanvraag om subsidie worden in ieder geval de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een concrete omschrijving van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd, waaruit tevens blijkt:

      • -

        waar en wanneer de activiteiten worden uitgevoerd;

      • -

        doel dat de aanvrager met de activiteiten beoogd;

      • -

        wat de relatie van die activiteit(en) is met het beleid van de provincie;

      • -

        indien daarvan sprake is, welke doelgroepen met de activiteit(en) worden bereikt.

      • -

        en - indien mogelijk - welke (meetbare) prestaties zullen worden verricht.

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteit(en)

      waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2 Wanneer de subsidieaanvrager voor dezelfde of vergelijkbare activiteiten tevens subsidie, respectievelijk een financiële bijdrage, heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, respectievelijk private organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van de aanvraag of aanvragen.

  • 3 Een rechtspersoon die voor het eerst subsidie aanvraagt, moet voorts de volgende gegevens overleggen:

    • a.

      de statuten;

    • b.

      de door het bestuur gewaarmerkte jaarrekening bestaande uit een balans en resultatenrekening van het vorige boekjaar;

    • c.

      een op de jaarrekening betrekking hebbende toelichting en een accountants verklaring.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat de subsidie-aanvrager naast de in de vorige leden

    genoemde gegevens andere voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk geachte gegevens dient te overleggen.

  • 5 Indien daartoe aanleiding bestaat kunnen gedeputeerde staten voor de inhoudelijke en/of financiële beoordeling van de ingediende aanvraag om subsidie een externe deskundige inschakelen.

  • 6 Wanneer bij de aanvraag niet alle gegevens bedoeld in het eerste , tweede en derde lid zijn overlegd of indien niet is voldaan aan het verstrekken van nadere gegevens op grond van het vierde lid, kunnen gedeputeerde staten gebruik maken van de in artikel 4:5 van de wet genoemde bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 22. De beslistermijn
  • 1 Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag om subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de complete subsidieaanvraag.

  • 2 In de gevallen waarin een aanvraag om subsidie betrekking heeft op het kalenderjaar of kalenderjaren volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, begint de termijn van dertien weken te lopen vanaf de dag waarop de provinciale begroting voor het eerstvolgende boekjaar door provinciale staten is vastgesteld.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen de beslissing zoals bedoeld in het eerste en tweede lid verdagen. Hiervan stellen zij de aanvrager voor het verstrijken van de in het eerste en tweede lid genoemde termijn gemotiveerd op de hoogte. Daarbij geven zij aan binnen welke termijn de aanvrager een beslissing tegemoet kan zien.

Afdeling 2.1. Subsidieverlening
Artikel 23. Beschikking tot subsidieverlening
  • 1 In de beschikking tot subsidieverlening wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      voor welke activiteit(en) de subsidie is bedoeld;

    • b.

      het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald; daarbij wordt aangegeven dat sprake is van subsidiering van een tekort in de begroting van de activiteit(en);

    • c.

      de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden;

    • d.

      op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan en of voorschotten worden gegeven.

  • 2 Bij het bepalen van het in het eerste lid onder b genoemde bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, worden de kosten die naar het oordeel van gedeputeerde staten in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd voor het uitvoeren van de activiteit(en) buiten beschouwing gelaten.

Artikel 24. Verlenen van subsidie voor meerdere kalenderjaren
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen - wanneer het provinciaal beleid dat mogelijk maakt - een projectsubsidie verstrekken voor meer dan één kalenderjaar indien de activiteit niet binnen één jaar kan worden verricht

  • 2 Gedeputeerde staten vermelden in een beschikking tot subsidieverlening voor meer dan één jaar het totale maximale subsidiebedrag en de verdeling daarvan over de verschillen-de kalenderjaren. Daarbij nemen gedeputeerde staten een begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 9, tweede lid op.

Artikel 25. Bevoorschotting
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen aan de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

  • 2 De voorschotten bedragen ten hoogste 75% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag of het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aanleiding geven voorschotten verlenen tot 90% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag of het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.

Afdeling 2.3. Subsidievaststelling
Artikel 26. Subsidievaststelling
  • 1 De subsidie-ontvanger dient indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, binnen achttien weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in tenzij:

    • a.

      bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vast-gesteld;

    • b.

      bij de subsidieverlening is bepaald dat de aan-vraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 Deze aanvraag gaat vergezeld van een inhoudelijk verslag en een financieel verslag. Gedeputeerde staten kunnen hiervoor richtlijnen of modellen vaststellen. Wanneer gedeputeerde staten hiertoe overgaan maakt de subsidie-ontvanger hiervan ook gebruik.

  • 3 De indeling van het financieel verslag komt overeen met de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Naast de geraamde baten en lasten worden in het financieel verslag de werkelijke baten en lasten gespecificeerd vermeld en toegelicht.

  • 4 Indien de vast te stellen subsidie meer bedraagt dan Euro 25.000,--, omvat het financieel verslag tevens een getrouwheidsverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek . Voor de controle en de accountantsverklaring kunnen gedeputeerde staten nadere regels stellen.

  • 5 Het inhoudelijk verslag omvat in ieder geval een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteiten, een vergelijking tussen nagestreefde en gerealiseerde doel-stellingen en een toelichting op de verschillen.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat de subsidie-ontvanger naast de in het tweede lid bedoelde gegevens, andere gegevens overlegt die nodig zijn voor een juiste vaststelling van de subsidie.

  • 7 Gedeputeerde staten stellen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag en daarbij behorende gegevens, de subsidie vast.

  • 8 Gedeputeerde staten kunnen de beslissing zoals bedoeld in het zevende lid verdagen. Hiervan stellen zij de aanvrager voor het verstrijken van de in het eerste en tweede lid genoemde termijn gemotiveerd op de hoogte. Daarbij geven zij aan binnen welke termijn de aanvrager een beslissing tegemoet kan zien.

Afdeling 2.4. Bijzondere verplichting subsidieontvanger
Artikel 27. Verplichting tot kennisgeving
  • 1 De subsidieontvanger stelt gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk op de hoogte van:

    • a.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • b.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling;

    • c.

      indien de subsidieontvanger een natuurlijk persoon is, toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • d.

      de verstrekking van subsidie door een of meer andere bestuursorganen of private organisaties, zoals bedoeld in artikel 21, tweede lid.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen wanneer zij van oordeel zijn dat het op grond van het eerste lid gemelde feit, ertoe leidt dat de activiteit(en) waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zal plaatsvinden , gebruik maken van mogelijkheid die artikel 4:48 van de wet biedt om de subsidie beschikking te nadele van de subsidieontvanger te wijzigen of in te trekken.

Afdeling 2.5 Directe subsidievaststelling- en uitbetaling
Artikel 28. Directe subsidievaststelling
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen gelet op het bepaalde in artikel 10, tweede lid volstaan met het geven van een beschikking tot subsidievaststelling wanneer aannemelijk is dat de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd zullen plaatsvinden.

  • 2 De beschikking vermeldt welk bedrag voor welke activiteit(en) wordt verstrekt en met welke verplichtingen.

  • 3 De beschikking vermeldt op welke wijze de subsidie zal worden betaald.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 29. Verslaglegging
  • 1 De subsidieontvanger zendt na voltooiing van de activiteit aan gedeputeerde staten een beknopt inhoudelijk verslag en een financieel verslag .

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen voor het in het eerste lid bedoelde inhoudelijk en financieel verslag richtlijnen of modellen vaststellen. Wanneer gedeputeerde staten hiertoe overgaan maakt de subsidieontvanger hiervan ook gebruik.

  • 3 Wanneer de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt geen doorgang vindt, stelt de subsidieontvanger gedeputeerde staten daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 4 Wanneer de in het derde lid genoemde situatie zich voordoet, maken gedeputeerde staten gebruik van de mogelijkheid die artikel 4:49 van de wet biedt om de subisdievaststelling in te trekken.

HOOFDSTUK 3. PER BOEKJAAR VERSTREKTE SUBSIDIES AAN RECHTSPERSONEN

Afdeling 3.1. Inleidende bepalingen
Artikel 30. Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 van de wet.

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn aanvullend op de bepalingen in hoofdstuk I van deze verordening. Dit hoofdstuk en het bepaalde in afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

Artikel 31. Uitgangspunt: aanvrager is rechtspersoon
  • 1 Alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen in aanmerking komen voor subsidie die op grond van dit hoofdstuk worden verstrekt.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen subsidie op grond van dit hoofdstuk verstrekken aan rechtspersonen die geen volledige rechtsbevoegdheid bezitten of aan natuurlijke personen.

Artikel 32. Verlenen van subsidie voor meerdere jaren
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen - wanneer het provinciaal beleid dat mogelijk maakt - voor een langer tijdvak dan een jaar, maar niet langer dan vier jaar, subsidie verstrekken.

  • 2 Wanneer van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor elk jaar aanspraak kan maken, danwel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 3 Gedeputeerde staten nemen in een beschikking tot subsidieverlening voor meer dan één kalenderjaar een be-grotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 9, tweede lid op.

Artikel 33. Termijn voor het indienen van een aanvraag om subsidie|
  • 1 Een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk moet schriftelijk bij gedeputeerde staten worden ingediend uiterlijk 1 september voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de aanvraag om subsidie betrekking heeft.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen voor het indienen van de in het eerste lid bedoelde aanvraag en het verstrekken van de daarbij gevraagde gegevens als bedoeld in artikel 34 van deze verordening een formulier vaststellen. Wanneer gedeputeerde staten hiertoe overgaan, dient de subsidie-aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag van dit formulier gebruik te maken.

  • 3 Wanneer een aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen zodat deze aan de formele vereisten voldoet, geldt als datum van indiening van de aanvraag, de dag waarop de door de subsidie-aanvrager aangevulde aanvraag door gedeputeerde staten is ontvangen.

Artikel 34. Bij de aanvraag om subsidie te overleggen bescheiden
  • 1 Bij de aanvraag om subsidie worden in ieder geval de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan waarin:

      • -

        een overzicht is opgenomen van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd :

      • -

        de daarmee nagestreefde doelstellingen worden aangegeven;

      • -

        de relatie met het provinciaal beleid wordt aangegeven;

      • -

        per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiele middelen worden aangegeven.

      • -

        en - indien mogelijk - welke (meetbare) prestaties zullen worden verricht

    • b.

      een begroting, die een overzicht bevat van alle voor het boekjaar geraamde baten en lasten van de subsidieaanvrager, voor zover deze betrekking

      hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en waarbij de baten en lasten zijn gespecificeerd per activiteit of cluster van activi-teiten. Verder geeft de begroting een (globale) vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde baten en lasten van het jaar voorafgaand aan het boekjaar.

    • c.

      een plan waarin aangegeven wordt welke voor-zieningen en/of reserves de subsidieaanvrager meent te moeten vormen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag hij deze wenst te vormen.

    • d.

      de balans per einddatum van het voorafgaande boekjaar met toelichting;

    • e.

      wanneer de subsidieaanvrager geregistreerd staat als rechtspersoon, de statuten en/of reglementen, alsmede en bewijs van inschrijving in het Handels-register. Wanneer in het voorgaande jaar een provinciaal subsidie werd verstrekt, vervalt deze verplichting, tenzij de statuten of reglementen in-tussen wijziging hebben ondergaan.

  • 2 Wanneer voor méér dan een jaar subsidie wordt aan-gevraagd, worden naast de in het eerste lid bedoelde gegevens de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een meerjarenbeleidsplan voor de periode waarop de aanvraag om subsidie betrekking heeft;

    • b.

      een uitvoeringsprogramma voor het jaar waar-voor subsidie wordt gevraagd. Wanneer dit uit-voeringprogramma dezelfde gegevens omvat als het in het eerste lid genoemde activiteitenplan, kan worden volstaan met verwijzing naar dit activiteiten-plan.

    • c.

      een meerjarenbegroting met risicoparagraaf.

  • 3 Wanneer de subsidieaanvrager voor dezelfde of vergelijkbare activiteiten tevens subsidie, respectievelijk een financiele bijdrage, heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, respectievelijk private organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van de aanvraag of aanvragen.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen modellen en richtlijnen vaststellen voor de bescheiden zoals bedoeld in het eerste lid, onder a, b en c. en het tweede lid. Wanneer gedeputeerde staten daartoe overgaan, maakt de subsdieaanvrager hiervan ook gebruik.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat de subsidie-aanvrager naast de in de vorige leden

    genoemde gegevens andere voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk geachte

    gegevens dient te overleggen.

  • 6 Indien daartoe aanleiding bestaat kunnen gedeputeerde staten voor de inhoudelijke en/of financiële beoordeling van de ingediende aanvraag om subsidie een externe deskundige inschakelen.

  • 7 Wanneer bij de aanvraag niet alle gegevens bedoeld in het eerste, tweede en/of derde lid zijn overlegd of indien niet is voldaan aan het verstrekken van nadere gegevens op grond van het vijfde lid, kunnen gedeputeerde staten gebruik maken van de in artikel 4:5 van de wet genoemde bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 35. Overleg

Gedeputeerde Staten kunnen in overleg treden met de subsidieaanvrager om :

  • -

    tot overeenstemming te komen over de gewenste activiteiten en prestaties;

  • -

    de wijze waarop de realisatie daarvan wordt getoetst;

  • -

    de omvang van de subsidie, dan wel de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld en

  • -

    de overige subsidieverplichtingen.

Artikel 36. Beslistermijn
  • 1 Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag om subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de complete subsidieaanvraag.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de beslissing zoals bedoeld in het eerste lid verdagen. Hiervan stellen zij de aanvrager voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn gemotiveerd op de hoogte. Daarbij geven zij aan binnen welke termijn de aanvrager een beslissing tegemoet kan zien.

Afdeling 3.2. Subsidieverlening
Artikel 37. Beschikking tot subsidieverlening
  • 1 In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven:

    • -

      welk bedrag voor welke activiteit(en) wordt verleend;

    • -

      voor welk tijdvak ;

    • -

      met welke verplichtingen;

    • -

      op welke wijze de vaststelling plaatsvindt;

    • -

      op welke wijze uitbetaling plaatsvindt .

  • 2 Wanneer de subsidie voor twee of meer jaren wordt verleend:

    • a.

      wordt aan de subsidieverlening de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger voor 1 mei

      volgend op het subsidiejaar een financieel jaar-verslag , een activiteitenverslag en een verant-woording van de overige subsidieverplichtingen indient, conform daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde richtlijnen.

    • b.

      kan aan de subsidieverlening de verplichting worden verbonden dat de subsidieontvanger naast het jaarverslag periodiek verslag uitbrengt over de voortgang van de activiteiten en de financien tot dan toe en een prognose voor de resterende periode. Wanneer de voortgang van de uitvoering van de activiteiten niet overeenkomt met de planning, wordt door de subsidieontvanger aangegeven op welke wijze het activiteitenplan alsnog kan worden

      gerealiseerd.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen aangeven in welke vorm het in het tweede lid genoemde jaarverslag en periodieke verslag dient plaats te vinden.

Artikel 38. Bevoorschotting
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat vooruitlopend op de vast-stelling van de subsidie 100% van de verleende subsidie als voorschot wordt uitbetaald.

  • 2 Wanneer gedeputeerde staten tot bevoorschotting overgaan, wordt in de beschikking tot subsidieverlening vermeld:

    • a.

      het totale voorschotbedrag;

    • b.

      het aantal termijnen;

    • c.

      de diverse termijnbedragen;

    • d.

      de data waarop de voorschotten worden uitbetaald.

Afdeling 3.3. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 39. Informatieplicht bij afwijking begroting

Wanneer gedurende het boekjaar verschillen van 10% of meer ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 40. Verplichte melding.
  • 1 De subsidieontvanger is verplicht gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk schriftelijk melding te doen van:

    • a.

      oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het aangaan van overeenkomsten gericht op het verstrekken van geldleningen;

    • d.

      het om niet ter beschikking stellen van middelen aan derden.

    • e.

      het vormen van fondsen en reserves.

  • 2 Voorts stelt de subsidieontvanger gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk op de hoogte van:

    • a.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • b.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling;

    • c.

      indien de subsidieontvanger een natuurlijk persoon is, toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • d.

      de verstrekking van subsidie door een of meer andere bestuursorganen of private organisaties, zoals bedoeld in artikel 21, tweede lid.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen wanneer zij van oordeel zijn dat het op grond van het eerste lid gemelde feit, ertoe leidt dat de activiteit(en) waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zal plaatsvinden , gebruik maken van mogelijkheid die artikel 4:48 van de wet biedt om de subsidie beschikking te nadele van de subsidieontvanger te wijzigen of in te trekken.

  • 4 Op de in het derde lid bedoelde beslissing van gedeputeerde staten is artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid van toepassing.

Artikel 41. Egalisatiereserve
  • 1 Het is de subsidie-ontvanger aan wie voor meerdere jaren subsidie wordt verstrekt, toegestaan een egalisatiereserve te vormen.

  • 2 Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3 De omvang van de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 10% van de verleende subsidie, met dien verstande dat wanneer subsidie voor een aantal boekjaren is verleend, voor de berekening van de egalisatiereserve het gemiddelde van de gedurende die boekjaren verleende subsidie wordt genomen.

  • 4 Na afloop van een periode waarvoor subsidie is verleend, dan wel na beeindiging van de subsidierelatie restitueert de subsidieontvanger het bedrag van deze reserve binnen dertien weken aan gedeputeerde staten.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het gestelde in het vierde lid wanneer aan de subsidie-ontvanger wederom voor een aansluitende periode van meer dan een kalender-jaar subsidie wordt verstrekt.

Artikel 42. Andere reserves dan egalisatiereserve en voorzieningen

Gedeputeerde Staten kunnen bij nadere regel bepalen welke andere reserves dan de in artikel 41 genoemde egalisatie-reserve, en welke voorzieningen een subsidie ontvanger aan wie voor meerdere jaren subsidie wordt verstrekt, mag vormen.

Artikel 43. Afschrijvingen
  • 1 Bij de afschrijving op zaken en investeringen gelden minimaal de volgende afschrijvingstermijnen:

    • a.

      gebouwen 40 jaar;

    • b.

      verbouwingen 20 jaar;

    • c.

      installaties (behoudens telefoon- en alarminstallaties) 15 jaar;

    • d.

      terreinvoorzieningen 10 jaar;

    • e.

      telefoon- en alarminstallaties 10 jaar;

    • f.

      inventaris 10 jaar;

    • g.

      automatiseringsapparatuur 5 jaar.

  • 2 Onder een installatie als bedoeld in het eerste lid onder c wordt mede verstaan: centrale verwarmingsinstallatie, liftinstallatie, nood- en buitenverlichting, aanleg van CAI (kabel) en brandmeldsysteem.

  • 3 De afschrijving is gebaseerd op de historische aanschafprijs, nadat daarop de ontvangen bestemmingsgiften en investeringssubsidies in mindering zijn gebracht en wordt, rekeninghoudend met de termijnen als genoemd in lid 1, berekend op basis van goed gebruik in het economisch verkeer.

  • 4 Indien de in het eerste lid genoemd lijst niet uitputtend blijkt te zijn, kunnen gedeputeerde staten nadere regels stellen.

Afdeling 3.4. Subsidievaststelling
Artikel 44. Subsidievaststelling
  • 1 De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

  • 2 Gedeputeerde staten stellen uiterlijk 13 weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 45 de subsidie vast.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen de beslissing zoals bedoeld in het tweede lid verdagen. Hiervan stellen zij de aanvrager voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn gemotiveerd op de hoogte. Daarbij geven zij aan binnen welke termijn de aanvrager een beslissing tegemoet kan zien..

Artikel 45. Aanvraag tot vaststelling bij subsdiering voor een boekjaar
  • 1 De subsidieontvanger dient voor 1 mei na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend schriftelijk een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij voor twee of meer boekjaren subsidie is verleend.

  • 2 Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een financieel verslag en een activiteitenverslag overlegd.

  • 3 Het financieel verslag omvat de balans en de exploitatie-rekening, conform artikel 4:76, tweede, derde en vijfde lid van de wet, waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting.

  • 4 Op het activiteitenverslag is artikel 4:80 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen richtlijnen en modellen vaststellen voor het financieel verslag en activiteitenverslag.

Artikel 46. Accountantsverklaring
  • 1 Wanneer de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van Euro 25.000,-- of meer ontvangt, dient het te overleggen financieel jaarverslag voorzien te zijn van een getrouwheid-sverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4.78 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Wanneer de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van Euro 100.000,-- of meer ontvangt, dient het onderzoek van de accountant zich ook uit te strekken tot de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij door gedeputeerde staten anders is bepaald.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen een aanwijzing vast over de reikwijdte en de intensiteit van de controle als bedoeld in de voorgaande leden.

Artikel 47. Ambtshalve vaststelling bij subsidiering voor twee of meer boekjaren

Wanneer voor twee of meer boekjaren subsidie is verleend geldt voor de subsidieontvanger de verplichting om periodiek de in artikel 37, tweede lid genoemde gegevens te overleggen. Op basis van deze gegevens wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

Afdeling 3.5 toezicht
Artikel 48. Toezicht
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen ambtenaren aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen nadere regels vaststellen waarin zij aangeven in welke mate zij toezicht gaan uitoefenen.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 
Artikel 49 Hardheidsclausule
  • 1 Voorzover bij wettelijk voorschrift niet uitgesloten kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van het gestelde deze verordening wanneer toepassing ervan naar hun oordeel zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, dan wel tot het verstrekken van gegevens die in redelijkheid niet van de subsidie-aanvrager/ontvanger kunnen worden gevorderd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen van enige bepaling van deze verordening afwijken indien een provinciale subsidie wordt verleend:

    • a.

      ten laste van middelen die het Rijk aan de provincie beschikbaar heeft gesteld en bij de

      beschikbaarstelling hiervan tussen het Rijk en de provincie procedureregels zijn vastgesteld die afwijken van het gestelde in deze verordening. In deze gevallen wordt conform de tussen het rijk en de provincie vastgelegde procedureregels dan wel overeengekomen afspraken gehandeld;

    • b.

      ter cofinanciering van een Europees programma en waarbij dit met het oog op de harmonisatie van procedures wenselijk dan wel noodzakelijk is.

    • c.

      voor activiteiten die mede door andere bestuurs-organen worden gesubsidieerd en waarvan het met een oog op een goede afstemming met de procedureregels van die andere bestuursorganen, wenselijk is dat van het gestelde in deze verordening wordt afgeweken.

Artikel 50. Vervallen verordening en overgangsrecht.
  • 1 Bij het inwerking treden van deze verordening vervalt de Algemene Subsidieverordening Flevoland 1999.

  • 2 Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Flevoland 1999 van toepassing.

Artikel 51. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als  Algemene Subsidieverordening Flevoland 2006”.

Artikel 52. Inwerkingtreding
  • 1 Deze verordening treedt , met uitzondering van het bepaalde in artikel 5 sub g , in werking op 1 maart 2006;

  • 2 Artikel 5 sub g treedt in werking op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

Ondertekening

 Aldus besloten in de vergadering van provinciale staten van 12 januari 2006.                                , griffier                                       , voorzitter