De raad van de gemeente Loon op Zand;
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 augustus
2005, nummer 2005/77;
Gelet op het advies van de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Burgerparticipatie
d.d. 6 september 2005;
Gelet op titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet Nationale
Ombudsman;
Besluit:
vast te stellen de navolgende ‘’Verordening externe klachtbehandeling’.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder;
- a.
verzoekschrift een schriftelijke uiting van ongenoegen over de wijze waarop een
bestuursorgaan of een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van een
bestuursorgaan, zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of
een rechtspersoon heeft gedragen;
- b.
ombudsman: een lokale of regionale onafhankelijke klachtinstantie;
- c.
plaatsvervanger plaatsvervangend ombudsman, onderscheidenlijk plaatsvervangende
leden;
- d.
verzoeker degene die het verzoekschrift indient.
Artikel 2 Instelling ombudsman
- 1.
- 2.
De ombudsman is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan
- 3.
De ombudsman ontvangt ter zake van de uitoefening van zijn werkzaamheden geen
instructies in het algemeen of voor een enkel geval.
Artikel 3 Samenstelling ombudsman
- 1.
De ombudsman wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de raad.
- 2.
Indien de ombudsman een commissie is, benoemt de raad het oneven aantal leden de
voorzitter.
- 3.
De raad benoemt een genoegzaam aantal plaatsvervangers.
- 4.
Bij verhindering van de ombudsman, onderscheidenlijk de leden worden ze vervangen
door een plaatsvervanger.
- 5.
Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers.
Artikel 4 Onverenigbare betrekkingen
- 1.
Tot ombudsman, onderscheidenlijk leden daarvan zijn niet benoembaar:
- a.
burgemeester en wethouders;
- b.
leden van de raad en leden van commissies waaraan bevoegdheden van een
gemeentelijk bestuursorgaan zijn toegekend;
- c.
zij die een openbare betrekking hebben waaraan een vaste beloning of toelage is
verbonden bij het bestuursorgaan ten aanzien waarvan de ombudsman bevoegd is;
- d.
bestuurders en personeelsleden van enig publiekrechtelijk samenwerkingsverband
waarin de gemeente deelneemt;
- 2.
De ombudsman, onderscheidenlijk de leden vervullen geen betrekkingen en verrichten
geen werkzaamheden waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede
vervulling van de functie op de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid
of van het vertrouwen daarin.
Artikel 5 Eed of belofte
Alvorens zijn ambt te aanvaarden legt de ombudsman in de handen van de voorzitter van
de gemeenteraad af:
- a.
de eed of de verklaring en belofte dat hij tot het verkrijgen van zijn benoeming
rechtstreeks nog middellijk, onder welke naam of onder welk voorwendsel ook, aan
iemand iets heeft gegeven of beloofd, alsmede dat hij om iets in zijn ambt te doen
of te laten rechtstreeks noch middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte
heeft aangenomen of zal aannemen;
- b.
de eed of belofte van trouw aan de Grondwet en de wetten, en dat hij zijn plichten
als ombudsman naar een en geweten zal vervullen.
Artikel 6 Geheimhoudingsplicht
De ombudsman is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem bij de uitoefening van
zijn taak bekend is geworden, voor zover dat uit de aard der zaak volgt.
Artikel 7 Zittingsduur en vergoeding
- 1.
De ombudsman, onderscheidenlijk de leden worden benoemd voor een periode van vier
jaar.
- 2.
Zij kunnen eenmaal voor eenzelfde periode worden herbenoemd.
- 3.
De aftredenden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is
voorzien.
- 4.
De ombudsman, onderscheidenlijk de leden ontvangen een vergoeding voor hun
werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.
Artikel 8 Ontslag
- 1.
De ombudsman, onderscheidenlijk de leden worden ontslagen:
- a.
- b.
bij de aanvaarding van een ambt of betrekking die onverenigbaar is met het
lidmaatschap;
- c.
wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf
zijn veroordeeld, dan wel hun bij zo’n uitspraak een maatregel is opgelegd die
vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- d.
wanneer zij ingevolge onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder
curatele zijn gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard, surseance van
betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;
- e.
wanneer zij naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten ernstig nadeel
toebrengen aan het in hen te stellen vertrouwen;
- f.
wegens opheffing van de ombudsman.
- 2.
De ombudsman, onderscheidenlijk de leden kunnen worden ontslagen wanneer zij door
ziekten of gebreken blijvend ongeschikt zijn om hun functie te vervullen.
Artikel 9 Schorsing
- 1.
De raad schorst de ombudsman onderscheidenlijk de leden indien:
- a.
zij zich in voorlopige hechtenis bevinden;
- b.
zij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens
misdrijf zijn veroordeeld dan wel hun bij zo’n uitspraak een maatregel is opgelegd
die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- c.
zij onder curatele zijn gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard,
surseance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld
ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
- 2.
De raad kan de ombudsman onderscheidenlijk de leden schorsen indien tegen hen een
gerechtelijk vooronderzoek wegens misdrijf worde ingesteld of indien er een ander
ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag
kunnen leiden.
- 3.
De raad kan bij de beslissing waarbij de ombudsman onderscheidenlijk een lid daarvan
geschorst wordt, bepalen dat tijdens de duur van de schorsing geen vergoeding of
slechts een gedeelte daarvan zal worden genoten.
- 4.
De raad beëindigt de schorsing zodra de grond hiervoor is vervallen.
Artikel 10 Secretariële ondersteuning
- 1.
De raad verschaft de ombudsman, in overleg met hem, voldoende middelen en wijst op
voordracht van de ombudsman voldoende secretariële ondersteuning aan.
- 2.
De aangewezen functionaris is in de uitoefening van de functie uitsluitend
verantwoording verschuldigd aan de ombudsman
- 3.
De functionaris is niet betrokken bij de behandeling van klachten die hem
rechtstreeks aangaan.
Artikel 11 Taak
- 1.
De ombudsman onderzoekt verzoekschriften en beoordeelt of het bestuursorgaan zich in
een bepaalde kwestie behoorlijk heeft gedragen.
- 2.
De ombudsman kan gedurende een onderzoek de klager en het bestuursorgaan of de
personen werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid voorstellen doen teneinde onderling
tot een oplossing van de klacht te komen.
- 3.
De ombudsman is bevoegd uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze
waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde gelegenheid heeft gedragen.
- 4.
Ter afsluiting van het onderzoek stelt de ombudsman een rapport op.
- 5.
Voor zover de ombudsman dit nodig acht, maakt hij een reglement van orde voor zijn
werkzaamheden.
Artikel 12 Recht indiening verzoekschrift
Eenieder heeft het recht de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te
stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan van de gemeente zich in een bepaalde
aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen.
Artikel 13 Verplichte voorprocedure
- 1.
De verzoeker dient, alvorens het verzoek aan de ombudsman te doen, over de
gedraging een klacht in bij het betrokken bestuursorgaan, tenzij dit redelijkerwijs
niet kan hem kan worden gevergd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het verzoek betrekking heeft op de
wijze van klachtbehandeling door het betrokken bestuursorgaan.
Artikel 14 Indienen verzoekschrift
Artikel 9:4 en 9:9 van de AWB zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Niet bevoegd tot instellen onderzoek
De ombudsman is niet bevoegd een onderzoek in te stellen of voort te zetten naar een
klacht die betrekking heeft op:
- a.
een algemeen verbindend voroschrift of algemeen beleid;
- b.
een gedraging waartegen bezwaar kan worden gemaakt onderscheidenlijk beroep kan
worden ingesteld, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een
besluit;
- c.
een gedraging waarover een administratieve rechter uitspraak heeft gedaan;
- d.
een gedraging die door het instellen van een procedure aan het oordeel van een
andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is;
- e.
kwesties over belastingen en andere heffingen, indien tegen een gedraging bezwaar
kon worden gemaakt, beroep ingesteld of beklag gedaan;
- f.
gedragingen waarop de rechterlijke macht toeziet.
Artikel 16 Niet verplicht tot instellen onderzoek
- 1.
De ombudsman is niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zetten
indien:
- a.
het verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 14;
- b.
het verzoek kennelijk ongegrond is;
- c.
het belang van de verzoeker dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk
onvoldoende is;
- d.
de verzoeker een ander si dan degene jegens wie de gedraging heeft
plaatsgevonden;
- e.
het verzoek betrekking heeft op een gedraging waartegen door de verzoeker
bezwaar gemaakt of beroep ingesteld had kunnen worden;
- f.
het verzoek betrekking heeft op een gedraging die door het instellen van een
procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke instantie dan een
administratieve rechter onderworpen is geweest;
- g.
niet voldaan is aan het vereiste van artikel 13;
- h.
een verzoek, die dezelfde gedraging betreft bij hem in behandeling is of-
behalve als er een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en
dit tot een ander oordeel over de bedoelde gedraging had kunnen leiden- door hem
is afgedaan;
- i.
zolang over een gedraging van het bestuursorgaan die nauw samenhangt met het
onderwerp van het verzoekschrift een procedure aanhangig is bij een rechterlijke
instantie, dan wel ingevolge bezwaar, administratief beroep of beklag bij een
andere instantie;
- j.
zolang het verzoek betrekking heeft op een gedraging die nauw samenhangt met een
onderwerp dat door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere
rechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is;
- k.
het verzoek betrekking heeft op een gedraging naar aanleiding waarvan de
ombudsman heeft bevorderd dat alsnog naar behoren aan de klacht tegemoet is
gekomen.
- 2.
Voorts is de ombudsman niet verplicht een onderzoek in te stellen indien het verzoek
later dan een jaar wordt ingediend:
- a.
na de kennisgeving door het bestuursorgaan van de bevindingen van het
onderzoek;
- b.
nadat de klachtbehandeling op andere wijze is geëindigd;
- c.
nadat de klachtbehandeling ingevolge artikel 9:11 AWB beëindigd had moeten
zijn.
Artikel 17 Mededeling bij niet in behandeling nemen of voortzetten onderzoek
- 1.
Indien de ombudsman geen onderzoek instelt of voortzet, doet hij daarvan zo spoedig
mogelijk en onder vermelding van de redenen schriftelijk mededeling aan de verzoeker,
het bestuursorgaan en degene op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking
heeft.
- 2.
Indien een andere instantie bevoegd is ten aanzien van het verzoekschrift, zendt de
ombudsman het verzoekschrift, na aantekening van de ontvangstdatum daarop, door aan de
bevoegde instantie, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de verzoeker.
Artikel 18 Horen
- 1.
De ombudsman stelt het bestuursorgaan, degene op wiens gedraging het verzoek
betrekking heeft, eventueel andere onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen
en getuigen, evenals de verzoeker in de gelegenheid om schriftelijk of mondeling en al
dan niet in tegenwoordigheid van elkaar hun standpunt toe te lichten.
- 2.
De ombudsman kan ook anderen, indien hij dit noodzakelijk acht voor het onderzoek,
in de gelegenheid stellen om van een klacht kennis te nemen en daarover mondeling of
schriftelijk verklaringen af te leggen.
- 3.
Indien een onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzaam persoon geen
gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid als bedoeld in het eerste en tweede lid kan
het college deze hiertoe op verzoek van de ombudsman verplichten.
Artikel 19 Verstrekking inlichtingen
Het bestuursorgaan, onder zijn verantwoordelijk werkzame personen- ook na het
beeindigen van de werkzaamheden, getuigen alsmede de verzoeker verstrekken de ombudsman
desgevraagd alle inlichtingen die voor de afhandeling van het verzoekschrift nodig zijn,
tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
Artikel 20 Bevindingen
In het rapport, genoemd in artikel 11, geeft de ombudsman gemotiveerd zijn bevindingen
en zijn oordeel weer. De ombudsman kan tevens aan het bestuursorgaan zijn zienswijze
kenbaar maken over eventueel te nemen maatregelen.
Artikel 21 Mededeling bevindingen
De ombudsman zendt zijn rapport aan het betrokken bestuursorgaan, alsmede aan de
verzoeker en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
Artikel 22 Evaluatie en jaarverslag
De ombudsman brengt jaarlijks aan de raad schriftelijk verslag uit van zijn
werkzaamheden. Dit verslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.
Artikel 23 Bekendmaking
Het college van burgemeester en wethouders maakt de inhoud van deze verordening op de
gebruikelijke wijze binnen de gemeentelijke organisatie bekend.
Artikel 24 Citeertitel
Deze verordening worden aangehaald als: ‘’Verordening externe klachtbehandeling
(ombudsman)’’.