Organisatie | Weesp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Weesp 2010 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Weesp 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Huisvestingsverordening Weesp 2010 |
Geen.
Huisvestingswet, art. 2, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2010 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 27-05-2010 WeesperNieuws, 07-07-2010 | Z.10-6657/ D.10-3932 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
in deze verordening wordt verstaan onder:a. wet: Huisvestingswet;b. aftoppingsgrens: het daarover bepaalde in artikel 20 van de Wet op de huurtoeslag;c. besluit: het Huisvestingsbesluit;d. Convenant Woonruimteverdeling: de overeenkomst tussen het gewest namens de samenwerkende gemeenten, en de in de gewestgemeenten actieve corporaties inhoudende afspraken over onder meer de woonruimteverdeling. e. doorstromer: de woningzoekende die een zelfstandige herbezetbare woonruimte in de regio achterlaat voor verhuur of verkoop en die zich op de woningmarkt begeeft.f. economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam (dat is: ten minste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio en dat ook het duurzaam volgen van een dagopleiding in de regio hiermee wordt gelijkgesteld;g. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;h. GBA: gemeentelijke basisadministratie;i. gewest: het gewest Gooi en Vechtstreek;j. huishouden: een alleenstaande (toekomstig) bewoner of twee of meer personen die een gezamenlijke huishouding voeren of zullen gaan voeren dan wel wensen te gaan voeren;k. huisvestingsvergunning: de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet;l. huurprijs: de rekenhuur van artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;m. ingezetene: degene die, gedurende tenminste een jaar direct voorafgaande aan de datum van aanvraag voor een urgentie, in de basisadministratie van één van de gemeenten in de regio is ingeschreven;n. inkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelas¬ting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag; o. kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woning bestemd voor woon- of slaapruimte.p. koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.k van de wet bepaalde, te weten de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwer¬ke¬lijk is of zal worden betaald, derhalve exclusief overdrachts¬kosten en kosten voor roerende zaken;q. koopwoning: woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens van het Besluit woninggebonden subsidie.r. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1 sub 1.m van de wet bepaalde, te weten de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de regionale samenleving verband houdend belang heeft zich in die regio te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste een jaar onafgebroken ingezetene zijn, danwel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;s. onttrekken aan de bestemming tot wonen: het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan bewoning. Onder onttrekking wordt mede verstaan het samenvoegen met andere woonruimte en het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte;t. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;u. onzelfstandige woonruimte: woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voor¬zie¬ningen buiten die woon¬ruimte;v. regio: het grondgebied van de gemeenten Blaricum, Bussum, Wijdemeren, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden en Weesp;w. regionale urgentiecommissie: de commissie die in de regio het advies uitbrengt inzake de toekenning van urgentie, als bedoeld in deze verordening;x. regionale volkshuisvestingscommissie (RVC): het portefeuillehoudersoverleg belast met intergemeentelijke beleidsvorming en afstemming op het terrein van de volkshuisvesting zoals nader aangegeven in artikel 8 van het geweststatuut;y. starter: de woningzoekende die zich vanuit een onzelfstandige woonsituatie op de woningmarkt begeeft; tevens dient hieronder te worden verstaan de in de regio ingezetene woningzoekende die in een proces van echtscheiding verkeert respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning;z. statushouder: persoon van wie de asielaanvrage uitmondt in een geldige status tot verblijf (verblijfsvergunning) in Nederland en voor wie dientengevolge dezelfde rechten en plichten als Nederlanders gelden;aa. urgentie: het daaromtrent in hoofdstuk 2 van deze verordening bepaalde; bb. van binding vrijgestelden: gepensioneerden, arbeidsongeschikten, langdurig werklozen, remigranten zonder economische binding, van echt gescheidenen zonder economische binding, wettelijk erkende vluchtelingen aan wie de verblijfsstatus is toegekend en maatschappelijk gebondenen;cc. vestiger: de woningzoekende die niet in de regio woonachtig is, dan wel korter dan 1 jaar woonachtig is in de regio, met ofwel een economische binding ofwel een maatschappelijke binding ofwel van binding vrijgesteld;dd. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b van de wet bepaal¬de, te weten besloten ruimte die al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;ee. woonduur voor doorstromers: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop een doorstromer zijn huidige woonruimte (als huurder dan wel eigenaar) in één van de gewestgemeenten heeft betrokken;ff. woonduur voor starters: de leeftijd van de starter minus 18 jaar.
Artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkeren
Voor ingezetenen van de regio, die hun duurzame samenwoningsrelatie beëindigen, en zich op de woningmarkt begeven, geldt eveneens het starterscriterium als bedoeld in artikel 1.1 onder v, indien hiervan blijkt uit de afstandsverklaring van de gezamenlijke woonruimte zoals die bij de verhuurder van de gezamenlijke woonruimte is overgelegd, dan wel uit een gewijzigde eigendomsakte c.q. notariële akte bij eigen woningbezit;
Het gestelde onder lid 1 en lid 2 blijft van kracht gedurende een termijn van maximaal 1 jaar vanaf het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening dan wel de afstandsverklaring van de gezamenlijke woonruimte en eindigt in ieder geval op de datum van bijschrijving in het register van de burgerlijke stand. Vanaf die datum is de persoon/personen aan wie de woonruimte is toegewezen 'doorstromer' en de persoon/personen aan wie de woonruimte niet is toegewezen 'starter'. De persoon die een tijdelijke oplossing heeft gevonden buiten de regio wordt vanaf die datum een ‘vestiger’.
Hoofdstuk 2 Inschrijving als urgent woningzoekende
Artikel 2.1 Register van urgent woningzoekenden
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden met een urgentie.
Artikel 2.5 Verlenging geldigheid urgentie
Verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt alleen verleend indien:de urgent woningzoekende binnen de geldigheidstermijn van drie maan¬den van de toegekende urgentie in voldoende mate heeft gerea¬geerd op het aanbod van beschik¬baar komende woonruimten die zijn afgestemd op de aard van de urgentie énde urgent woningzoekende geen aangeboden woonruimte ongegrond heeft geweigerd;
Een urgentieverklaring wordt alleen toegekend indien sprake is van een noodsituatie die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op zeer korte termijn -uiterlijk binnen 3 maanden- een (andere) woonruimte beschikbaar komt, ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die het rechtstreeks gevolg is van de woonsituatie.
Artikel 2.8 Status van een urgentie
De urgentie betekent een voorrangspositie ten opzichte van andere woningzoekenden conform het bepaalde in artikel 6 van het Convenant Woonruimteverdeling en voorts in die zin dat dit de gestelde leeftijdseisen bij alle woonruimten overstijgt tenzij de woonruimten bestemd zijn voor specifieke doelgroepen als ouderen en lichamelijk gehandicapten, blijkende uit aangebrachte fysieke kenmerken of wanneer het specifiek benoemde jongerencomplexen betreft.
Artikel 2.9 Doorhalen van de inschrijving
Burgemeester en wethouders halen de naam van de urgent woningzoekende in het register als bedoeld in artikel 2.1 door, indien:
Artikel 2.10 Nadere bepalingen omtrent urgentiecommissie
Het college van burgemeester en wethouders stelt -gecoördineerd door middel van de RVC- nadere regelen vast waarin de taak, samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de in artikel 2.4. lid 2 bedoelde commissie worden vastgelegd.
Artikel 2.11 Deelname aan aanbiedingssysteem
De urgent woningzoekende dient, om voor een woonruimte in aanmerking te komen, te reflecteren op een woonruimte die volgens het convenant woonruimteverdeling wordt aangeboden, tenzij sprake is van een acute noodsituatie. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders rechtstreeks bemiddelen bij een eigenaar van woonruimte.
Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in dit hoofdstuk kunnen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte waarmee geen convenant is afgesloten actief bemiddelen, opdat voor hen een passende woonruimte ter beschikking komt binnen de bij urgentietoekenning gestelde termijn.
Artikel 2.13 Relatie tussen woonruimte en huisvestingsproblematiek
De in artikel 2.2 lid 1 bedoelde voorrang en de in artikel 2.12. bedoelde bemiddeling beperken zich uitsluitend tot toewijzing van een woonruimte die passend is in verband met de specifieke huisvestingsproblematiek die aan de urgentietoekenning ten grondslag ligt.
Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Artikel 3.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
De aanvraag om een woonruimte-onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 3.2 wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders en vermeldt:
Artikel 3.5 Besluitvormingstermijn
Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken op een verzoek om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.
Artikel 3.6 Afwegingscriterium
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in artikel 3.2 tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden of voorschriften voldoende kan worden gediend.
Burgemeester en wethouders verbinden aan het verlenen van een onttrekkingsvergunning de voorwaarde van het naar keuze van vergunninghouder hetzij bieden van compensatie door het toevoegen aan de woonruimtevoorraad van andere, vervangende woonruimte, welke naar hun oordeel gelijkwaardig zijn aan de te onttrekken woonruimte, hetzij de voorwaarde van het bieden van een financiële compensatie, overeenkomstig het bepaalde in lid 2.
Hoofdstuk 4 Huisvestingsvergunning voor woonruimte onder koopprijsgrens
Artikel 4.4 Vruchteloze aanbieding
1. In afwijking van het in artikel 4.3 gestelde wordt de vergunning ook verleend aan de koper van woonruimte welke eerder gedurende 3 maanden zonder resultaat aan een huishouden dat voldoet aan de criteria van artikel 4.3 te koop is aangeboden. De eigenaar wordt geacht een vruchteloze poging te hebben gedaan, wan¬neer hij ten genoegen van het college van burge¬meester en wethou¬ders aan¬toont dat er geen kandi¬daat als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 is, die kenbaar heeft ge¬maakt de woonruimte te willen ver¬werven, ter¬wijl:
Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen
Artikel 5.3 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders -gecoördineerd door middel van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisves-ting/woonruimtezaken van het gewest- overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge
artikel 70, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Artikel 5.4 Status toelichting
De bij deze verordening behorende toelichting op de regionale huisvestingsverordening wordt geacht onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 mei 2010,
de raad van Weesp,
Mw. M. Walrave B. HorselingGriffier a. i. voorzitter
1 Toelichting op de Huisvestingsverordening Weesp 2010
Artikel 1.1 sub e (doorstromer)
De zelfstandige woonruimte die de woningzoekende achterlaat kan ook een herbezetbare koopwoning of huurwoning boven de koopprijsgrens respectievelijk huurprijsgrens zijn. Er moet sprake zijn van zelfstandige herbezetbare woonruimte: indien de woonruimte wordt gesloopt is de voormalige bewoner geen door¬stromer maar starter.
Artikel 1.1 sub l (ingezetene)
Bewoners van vakantiewoningen en tweede woningen waar een deel van het jaar verbleven wordt vallen niet onder de definitie van ingezetene.
Voor de bepaling van het inkomen van een huishouden hanteren burgemeester en wethouders de volgende uitvoeringsregels:
onder het begrip inkomen in deze verordening wordt begre¬pen het totaal van de inkomens van het huishouden, ver¬minderd met de inkomens van inwonende kinderen, pleegkin¬deren en kleinkinderen die op 1 januari van het jaar waarin woningtoewijzing plaatsvindt 26 jaar of jonger zijn. Negatieve inko¬mens blijven buiten beschouwing.
Artikel 1.1 sub o (maatschappelijke binding)
Van belang voor de verdelingssystematiek van woonruimten in de regio is, dat woningzoekenden met een maatschappelijke binding woningzoekenden zijn die in het verleden ingezetene waren van de regio maar de regio hebben verlaten en elders hun hoofdverblijf hebben gevonden. Deze maatschappelijk gebondenen, die dus willen terugkeren, maken deel uit van de categorie vestigers.
Artikel 1.1 sub q (onttrekkingsvergunning)
De tekst van artikel 30 van de wet luidt:1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten Voor wat betreft de woningzoekenden die in een proces van echt¬scheiding verkeren respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning wordt verwezen naar de bepalingen in artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkerenen de toelichting op dat artikel
2. Onder een zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.3. Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5 van de wet, wordt tevens aangewezen overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de gemeente¬raad met het oog op het behoud of de samen¬stelling van de woonruimtevoorraad niet noodzakelijk is.
Voor wat betreft de woningzoekenden die in een proces van echt¬scheiding verkeren respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning wordt verwezen naar de bepalingen in artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkerenen de toelichting op dat artikel
Artikel 1.1 sub bb (woonduur voor doorstromers)
De begripsbepaling voor woonduur is van belang voor de doelgroep doorstromers.Bij de toetsing van de woonduur is uitgangspunt het moment van inschrijving in de basisadministratie van de desbetreffende gemeente in de regio. De woonduur vangt in ieder geval niet eerder aan dan het ondertekenen van het huur- of koopcontract. Hiermee wordt voorkomen dat inwonende kinderen die de (koop) woning overnemen van bijvoorbeeld hun ouders, woonduur opbouwen over een periode dat zij niet de huurder of de eigenaar van de woning waren.
Artikel 1.2 (woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkeren)
Door het opnemen van artikel 1.1 sub t. en artikel 1.2 wordt de positie op de 'startersmarkt' van woningzoekende gehuwden en samenwonenden, die in een proces van ontbinding van de duurzame rela¬tie verkeren, gelijkgeschakeld aan die van samenwonenden die hun duurzame relatie verbreken. Vaak zal een als tijdelijk bedoelde oplossing van de woningbehoefte worden gevonden, in zelfstandige dan wel onzelfstandige woonruimte, in de regio dan wel buiten de regio.
Met het opnemen van lid 3 wordt beoogd de periode af te bakenen (d.w.z. tot maximaal een jaar na het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening dan wel de afstandsverklaring van de gezamenlijke woonruimte) waarbinnen de tijdelijke oplossing geen gevolgen heeft. Men blijft gedurende die periode starter. Deze periode, die dus maximaal een jaar duurt, eindigt op de datum van bijschrijving in het register van de burgerlijke stand. Vanaf die datum is de persoon/perso¬nen aan wie de woonruimte is toegewezen 'doorstromer' en de persoon/personen aan wie de woonruimte niet is toegewezen 'starter’. Na deze periode wordt de woonsituatie van dat moment dus tot uitgangspunt genomen. Concreet: de in een proces van echtscheiding verkerende woningzoekende die een tijdelijke oplossing buiten de regio heeft gevonden wordt, vanaf het moment zijnde 1 jaar na het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening, een vestiger.
Deze paragraaf maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders aan woningzoekenden een urgentie kunnen toekennen. De paragraaf behandelt de procedure voor het indienen van een aanvraag om urgentie, de behandeling van de aanvraag en de uiteindelijke beslissing.
Artikel 2.1 Register van urgent woningzoekenden
In dit artikel wordt vastgesteld dat er een register dient te worden aangelegd en bijgehouden waarin de urgent woningzoekenden zijn ingeschreven. Aan de opname in dit register kan de woningzoekende rechten ontlenen op voorrang bij het verkrijgen van passende woonruimte. Burgemeester en wethouders kunnen bevoegdheden rond de urgentieverlening mandateren aan derden.
Artikel 2.2. onder 1. noodsituatie
De woningmarktsituatie in Gooi en Vechtstreek is en blijft naar verwachting zeer krap. Een woningaanbodsysteem dat in principe toegankelijk is voor een ieder met objectieve toewijzingscriteria moet de kansen op een woonruimte zo rechtvaardig mogelijk verdelen. Als op grond van persoonlijke omstandigheden voorrang wordt toegekend aan een woningzoekende, dient deze voorrang, gezien de krappe woningmarktsituatie, uiterst beperkt te worden toegekend. En wel op zodanige wijze dat deze verdedigbaar is ten opzichte van andere woningzoekenden. Een urgentieverklaring wordt alleen toegekend indien sprake is van een noodsituatie die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op zeer korte termijn -uiterlijk binnen 3 maanden- een (andere) woonruimte beschikbaar komt, ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die het rechtstreeks gevolg is van de woonsituatie. De aanvrager moet aantonen dat hij zelf gedurende een behoorlijke termijn -gelet op de individuele omstandigheden- heeft geprobeerd een woonruimte toegewezen te krijgen in de gehele regio via het gepubliceerde woningaanbod of geprobeerd heeft een tijdelijk onderkomen te vinden.
Artikel 2.2 onder 2. Toekennen van urgentie
Het beoordelen van aanvragen om urgenties vereist specifieke deskundigheid. Daarom is hier voorgeschreven dat over binnengekomen aanvragen het advies van een onafhankelijke commissie moet worden ingewonnen. De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvrage;
Dit artikel bevat de criteria en de voorwaarden per criterium waaraan getoetst wordt of sprake is van een noodsituatie die toekenning van een urgentie rechtvaardigt. De criteria zijn
niet uitputtend. De praktijk heeft geleerd dat waar de criteria over het algemeen toereikend zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een noodsituatie in uitzonderlijke gevallen het gegeven kader niet toereikend is en de urgentiecommissie toch adviseert tot verlening van urgentie op basis van de geconstateerde noodsituatie.
Het mag duidelijk zijn dat er diverse klachten of problemen zijn die in duidelijk verband staan met de woonsituatie, echter zonder dat er sprake hoeft te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie zal leiden tot een algemene vermindering van de klachten. Toch zijn deze problemen van een andere orde omdat hulp op wat langere termijn geboden kan worden.Als voorbeelden van dergelijke gevallen waarin de situatie geen toekenning van een urgentie rechtvaardigt omdat geen sprake is van een noodsituatie kunnen o.m. worden genoemd situaties van inwoning/kamerbewoning met of zonder kinderen , tijdelijke onderdak elders is mogelijk, burenruzie/hinder van buren, het werken in onregelmatige diensten, verstoring van relatie/generatieconflicten, bezwaarlijke reisafstand in verband met economische binding, huis te groot/te klein, tuin te bewerkelijk, dichterbij voorzieningen/familie willen wonen, co-ouderschap, problemen met flatbewoning, terugkeer uit buitenland, het willen laten overkomen van partner en/of kinderen uit het buitenland, heimwee, lang op een woonruimte wachten.
Artikel 2.10.Nadere bepalingen omtrent urgentiecommissie
De taak, samenstelling en werkwijze van de commissie worden geregeld in het Reglement op de regionale urgentiecommissie huisvesting Gooi en Vecht¬streek.'
Artikel 2.11. Deelname aan aanbiedingssysteem
In dit artikel wordt het beginsel vastgelegd dat ook urgent woningzoekenden zelf actief moeten zijn in het verkrijgen van passende woonruimte. Zij dienen zelf te reflecteren op de aangeboden woonruimte. Zij verkrijgen met hun status van urgent woningzoekende binnen de gestelde termijn voorrang boven andere reguliere kandidaten.
Van de in dit artikel bedoelde actieve bemiddelingsmogelijkheid door burgemeester en wethouders wordt slechts dan gebruik gemaakt indien binnen het reguliere aanbod geen passende woonruimte ter beschikking komt binnen de in de urgentietoekenning gestelde termijn.
Artikel 2.13 Relatie tussen woonruimte en huisvestingsproblematiek
Bij het toekennen van urgentie wordt aangegeven voor welk type woonruimte de urgentie geldt. Het toekennen van urgentie is uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van de aanvrager op te lossen. Het is niet mogelijk en niet wenselijk met een toegekende urgentie ‘promotie’ te maken in de wooncarrière.
Artikel 3.2. Vergunningsvereiste.Het vergunningstelsel in het kader van de onttrekking van woonruimten aan de woonbestemming is opgenomen teneinde het college van burgemeester en wethouders zicht te laten blijven houden op de ontwikkelingen in deze, dit vanwege de in de regio Gooi en Vechtstreek aanhoudende schaarste op de woningmarkt.