Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weesp

Huisvestingsverordening Weesp 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeesp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Weesp 2010
CiteertitelHuisvestingsverordening Weesp 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpHuisvestingsverordening Weesp 2010

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, art. 2, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-07-201001-07-2015Nieuwe regeling

27-05-2010

WeesperNieuws, 07-07-2010

Z.10-6657/ D.10-3932

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening Weesp 2010

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

in deze verordening wordt verstaan onder:a. wet: Huisvestingswet;b. aftoppingsgrens: het daarover bepaalde in artikel 20 van de Wet op de huurtoeslag;c. besluit: het Huisvestingsbesluit;d. Convenant Woonruimteverdeling: de overeenkomst tussen het gewest namens de samenwerkende gemeenten, en de in de gewestgemeenten actieve corporaties inhoudende afspraken over onder meer de woonruimteverdeling. e. doorstromer: de woningzoekende die een zelfstandige herbezetbare woonruimte in de regio achterlaat voor verhuur of verkoop en die zich op de woningmarkt begeeft.f. economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam (dat is: ten minste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio en dat ook het duurzaam volgen van een dagopleiding in de regio hiermee wordt gelijkgesteld;g. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;h. GBA: gemeentelijke basisadministratie;i. gewest: het gewest Gooi en Vechtstreek;j. huishouden: een alleenstaande (toekomstig) bewoner of twee of meer personen die een gezamenlijke huishouding voeren of zullen gaan voeren dan wel wensen te gaan voeren;k. huisvestingsvergunning: de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet;l. huurprijs: de rekenhuur van artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;m. ingezetene: degene die, gedurende tenminste een jaar direct voorafgaande aan de datum van aanvraag voor een urgentie, in de basisadministratie van één van de gemeenten in de regio is ingeschreven;n. inkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelas¬ting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag; o. kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woning bestemd voor woon- of slaapruimte.p. koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.k van de wet bepaalde, te weten de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwer¬ke¬lijk is of zal worden betaald, derhalve exclusief overdrachts¬kosten en kosten voor roerende zaken;q. koopwoning: woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens van het Besluit woninggebonden subsidie.r. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1 sub 1.m van de wet bepaalde, te weten de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de regionale samenleving verband houdend belang heeft zich in die regio te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste een jaar onafgebroken ingezetene zijn, danwel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;s. onttrekken aan de bestemming tot wonen: het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan bewoning. Onder onttrekking wordt mede verstaan het samenvoegen met andere woonruimte en het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte;t. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;u. onzelfstandige woonruimte: woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voor¬zie¬ningen buiten die woon¬ruimte;v. regio: het grondgebied van de gemeenten Blaricum, Bussum, Wijdemeren, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden en Weesp;w. regionale urgentiecommissie: de commissie die in de regio het advies uitbrengt inzake de toekenning van urgentie, als bedoeld in deze verordening;x. regionale volkshuisvestingscommissie (RVC): het portefeuillehoudersoverleg belast met intergemeentelijke beleidsvorming en afstemming op het terrein van de volkshuisvesting zoals nader aangegeven in artikel 8 van het geweststatuut;y. starter: de woningzoekende die zich vanuit een onzelfstandige woonsituatie op de woningmarkt begeeft; tevens dient hieronder te worden verstaan de in de regio ingezetene woningzoekende die in een proces van echtscheiding verkeert respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning;z. statushouder: persoon van wie de asielaanvrage uitmondt in een geldige status tot verblijf (verblijfsvergunning) in Nederland en voor wie dientengevolge dezelfde rechten en plichten als Nederlanders gelden;aa. urgentie: het daaromtrent in hoofdstuk 2 van deze verordening bepaalde; bb. van binding vrijgestelden: gepensioneerden, arbeidsongeschikten, langdurig werklozen, remigranten zonder economische binding, van echt gescheidenen zonder economische binding, wettelijk erkende vluchtelingen aan wie de verblijfsstatus is toegekend en maatschappelijk gebondenen;cc. vestiger: de woningzoekende die niet in de regio woonachtig is, dan wel korter dan 1 jaar woonachtig is in de regio, met ofwel een economische binding ofwel een maatschappelijke binding ofwel van binding vrijgesteld;dd. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b van de wet bepaal¬de, te weten besloten ruimte die al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;ee. woonduur voor doorstromers: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop een doorstromer zijn huidige woonruimte (als huurder dan wel eigenaar) in één van de gewestgemeenten heeft betrokken;ff. woonduur voor starters: de leeftijd van de starter minus 18 jaar.

Artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkeren

  • 1

    Voor ingezetenen van de regio die in een echtscheidingsprocedure verkeren, en zich op de woningmarkt begeven, geldt het starterscriterium als bedoeld in artikel 1.1 onder v, indien hiervan blijkt uit een echtscheidingsconvenant of een voorlopige voorziening terzake;

  • 2

    Voor ingezetenen van de regio, die hun duurzame samenwoningsrelatie beëindigen, en zich op de woningmarkt begeven, geldt eveneens het starterscriterium als bedoeld in artikel 1.1 onder v, indien hiervan blijkt uit de afstandsverklaring van de gezamenlijke woonruimte zoals die bij de verhuurder van de gezamenlijke woonruimte is overgelegd, dan wel uit een gewijzigde eigendomsakte c.q. notariële akte bij eigen woningbezit;

  • 3

    Het gestelde onder lid 1 en lid 2 blijft van kracht gedurende een termijn van maximaal 1 jaar vanaf het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening dan wel de afstandsverklaring van de gezamenlijke woonruimte en eindigt in ieder geval op de datum van bijschrijving in het register van de burgerlijke stand. Vanaf die datum is de persoon/personen aan wie de woonruimte is toegewezen 'doorstromer' en de persoon/personen aan wie de woonruimte niet is toegewezen 'starter'. De persoon die een tijdelijke oplossing heeft gevonden buiten de regio wordt vanaf die datum een ‘vestiger’.

Hoofdstuk 2 Inschrijving als urgent woningzoekende

Artikel 2.1 Register van urgent woningzoekenden

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden met een urgentie.

Artikel 2.2 Behandeling van verzoeken om toekennen van urgentie

  • 1

    Degene die wegens een noodsituatie met voorrang voor een woonruimte in aanmerking wenst te komen kan daartoe een schriftelijk verzoek indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2

    Burgemeester en wethouders stellen ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde verzoeken een model aanvraagformulier vast en bepalen welke gegevens bij het verzoek moe¬ten worden overgelegd.

  • 3

    Burgemeester en wethouders vermelden op een verzoek als bedoeld in het eerste lid de datum van ontvangst.

  • 4

    Burgemeester en wethouders beslissen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken, na de datum van ontvangst op een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.3 Criteria t.a.v. de aanvrager van een urgentie

  • 1

    De aanvrager van een urgentie moet voldoen aan de navolgende criteria:ingezetene in de regio zijn dan wel vestiger zijn, te onderscheiden in woningzoekende

    • a.

      met een economische binding; of

    • b.

      met een maatschappelijke binding; of

    • c.

      die van binding zijn vrijgesteld;

  • 2

    De aanvrager dient 18 jaar of ouder te zijn.

  • 3

    De aanvrager van de urgentie voor het huishouden moet de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Artikel 2.4 Toekennen van urgentie

  • 1

    Burgemeester en wethouders kennen op een verzoek als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 de gevraagde urgentie slechts toe op basis van uitgangspunten en criteria als nader bepaald in artikel 2.6.en artikel 2.7;

  • 2

    Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders over het verzoek als bedoeld in artikel 2.2. lid 1, het advies in van de regionale urgentiecommissie.

  • 3

    Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van hun besluit aan de in het tweede lid bedoelde commissie.

  • 4

    Indien burgemeester en wethouders besluiten tot het toekennen van een of meer urgentie(s) schrijven zij de naam van de verzoeker in het register in als bedoeld in artikel 2.1.

  • 5

    Een urgentie heeft een geldigheid van drie maanden vanaf de datum van toezending van het besluit tot toekenning;

  • 6

    De urgentie geeft voorrang op de kandidaten die volgens het convenant woonruimteverdeling voor een woonruimte in aanmerking zouden komen;

  • 7

    De urgentie dient in principe gebruikt te worden om te reflecteren op aangeboden woonruimten in de gehele regio, tenzij burgemeester en wethouders, op grond van de omstandigheden van verzoeker, een beperkter gebied hebben aangewezen.

Artikel 2.5 Verlenging geldigheid urgentie

  • 1

    Een verzoek om verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt schriftelijk gericht aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2

    Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders over het verzoek als bedoeld in artikel 2.2. lid 1, het advies in van de regionale urgentiecommissie.

  • 3

    Verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt alleen verleend indien:de urgent woningzoekende binnen de geldigheidstermijn van drie maan¬den van de toegekende urgentie in voldoende mate heeft gerea¬geerd op het aanbod van beschik¬baar komende woonruimten die zijn afgestemd op de aard van de urgentie énde urgent woningzoekende geen aangeboden woonruimte ongegrond heeft geweigerd;

Artikel 2.6 Randvoorwaarden

  • 1

    Een urgentieverklaring wordt alleen toegekend indien sprake is van een noodsituatie die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op zeer korte termijn -uiterlijk binnen 3 maanden- een (andere) woonruimte beschikbaar komt, ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die het rechtstreeks gevolg is van de woonsituatie.

  • 2

    De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoor¬deling van de urgentieaanvrager;

  • 3

    De eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende voor het ontstaan en het oplossen van de eigen woonsituatie staat voorop;

  • 4

    De aanvrager dient aan te geven op welke wijze(n) hij geprobeerd heeft het probleem op te lossen;

  • 5

    Een vestiger dient voorts aan te tonen dat zijn woonprobleem uitsluitend in deze regio opgelost kan worden.

Artikel 2.7 Urgentiecriteria

  • 1

    Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking, indien hij voldoet aan een of meer van de onder lid 2 t/m 8 opgenomen criteria en per criterium aan alle daarbij gestelde en van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 2

    Medische gronden.Voorwaarden:

    • a.

      er moet sprake zijn van een medische problematiek waarop de huidige woonsituatie een zeer ernstige, negatieve invloed heeft en die binnen de huidige woonsituatie redelijkerwijs niet oplosbaar is;

    • b.

      de beoordeling van de medische situatie geschiedt door een regionaal optredend medisch deskundige, wiens advies wordt gevraagd door het regionaal urgentiebureau die dat verwerkt in haar rapportage aan de regionale urgentiecommissie als bedoeld in artikel 2.4. lid 2 van deze verordening.

  • 3

    Dakloosheid ten gevolge van brand en andere calamiteiten.Voorwaarde:

    • a.

      de woonruimte dient blijvend onbewoonbaar te zijn en de woningzoekende kan niet zelf in andere woonruimte voorzien.

  • 4

    Dakloosheid van een ouder met minderjarige kind(eren).Voorwaarden:

    • a.

      de ouder kan bij een scheiding, dan wel na beëindiging van opname in een psychiatrische inrichting, niet over woonruimte beschikken voor hem/haar en zijn/haar minderjarig(e) kind(eren);

    • b.

      de andere ouder kan het kind/de kinderen van aanvrager aantoonbaar evenmin huisvesten;

    • c.

      de aanvrager moet aantonen dat redelijkerwijze niet van hem of haar kan worden gevergd dat de echtelijke woonruimte wordt opgeëist.

  • 5

    Financiële ontwrichting.Voorwaarden:

    • a.

      er dient sprake te zijn van een onvoorziene en niet aan aanvrager te wijten financiële ontwrichting van het huishouden waarvoor geen oplossing (in financiële zin) is, zodat de huidige woonlasten niet (meer) kunnen worden opgebracht.

  • 6

    Geweld.Voorwaarden:

    • a.

      er moet sprake zijn van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in de huidige woonruimte kan blijven wonen en direct elders geen (tijdelijke) onderdak beschikbaar is;

    • b.

      het geweld of de bedreiging moet aantoonbaar zijn, zo mogelijk door een rapport van de politie.

  • 7

    Sociale indicatie.Voorwaarden:

    • a.

      er moet sprake zijn van zeer ernstige problemen met betrekking tot de huidige woonsituatie én

    • b.

      er moet sprake zijn van een situatie waarin de aanvrager in samenhang met zeer ernstige woonproblemen niet meer in staat dreigt te zijn zelfstandig te functioneren in gezin (of als alleenstaande) en/of maatschappij.

Artikel 2.8 Status van een urgentie

  • 1

    De urgentie betekent een voorrangspositie ten opzichte van andere woningzoekenden conform het bepaalde in artikel 6 van het Convenant Woonruimteverdeling en voorts in die zin dat dit de gestelde leeftijdseisen bij alle woonruimten overstijgt tenzij de woonruimten bestemd zijn voor specifieke doelgroepen als ouderen en lichamelijk gehandicapten, blijkende uit aangebrachte fysieke kenmerken of wanneer het specifiek benoemde jongerencomplexen betreft.

  • 2

    Om met een urgentieverklaring voor woningtoewijzing in aanmerking te komen moet het desbetreffende huishouden voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      de in de advertentie gestelde inkomenseisen;

    • b.

      het in de advertentie gestelde woningtype moet overeenkomen met het woningtype zoals dat vermeld is op de urgentiebeschikking.

Artikel 2.9 Doorhalen van de inschrijving

Burgemeester en wethouders halen de naam van de urgent woningzoekende in het register als bedoeld in artikel 2.1 door, indien:

  • a.

    de urgent woningzoekende daarom heeft verzocht;

  • b.

    de urgent woningzoekende na afgifte van de toegekende urgentie een woning in gebruik heeft genomen;

  • c.

    de urgent woningzoekende binnen een termijn van drie maanden na afgifte van de toegekende urgentie niet heeft gereageerd op het aanbod van beschikbaar komende woningen die zijn afgestemd op de aard van de urgentie;

  • d.

    de urgent woningzoekende een aangeboden woonruimte ongegrond heeft geweigerd;

  • e.

    de urgentie is toegekend op basis van gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 2.10 Nadere bepalingen omtrent urgentiecommissie

Het college van burgemeester en wethouders stelt -gecoördineerd door middel van de RVC- nadere regelen vast waarin de taak, samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de in artikel 2.4. lid 2 bedoelde commissie worden vastgelegd.

Artikel 2.11 Deelname aan aanbiedingssysteem

De urgent woningzoekende dient, om voor een woonruimte in aanmerking te komen, te reflecteren op een woonruimte die volgens het convenant woonruimteverdeling wordt aangeboden, tenzij sprake is van een acute noodsituatie. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders rechtstreeks bemiddelen bij een eigenaar van woonruimte.

Artikel 2.12 Bemiddeling

Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in dit hoofdstuk kunnen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte waarmee geen convenant is afgesloten actief bemiddelen, opdat voor hen een passende woonruimte ter beschikking komt binnen de bij urgentietoekenning gestelde termijn.

Artikel 2.13 Relatie tussen woonruimte en huisvestingsproblematiek

De in artikel 2.2 lid 1 bedoelde voorrang en de in artikel 2.12. bedoelde bemiddeling beperken zich uitsluitend tot toewijzing van een woonruimte die passend is in verband met de specifieke huisvestingsproblematiek die aan de urgentietoekenning ten grondslag ligt.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 3.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten.

Artikel 3.2 Vergunningsvereiste

  • 1

    Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken.

  • 2

    Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan bewoning. Onder onttrekking wordt mede verstaan het samenvoegen met andere woonruimte en het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte.

Artikel 3.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

De aanvraag om een woonruimte-onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 3.2 wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders en vermeldt:

  • a.

    naam en adres van de eigenaar;

  • b.

    de personalia van de bewoner(s);

  • c.

    de huur- of koopprijs van het pand;

  • d.

    een exacte aanduiding van de te onttrekken vertrekken van het pand;

  • e.

    het beoogde gebruik van (de onttrokken delen van) het pand na de onttrekking.

Artikel 3.4 Ongenoegzaamheid van stukken

  • 1

    Als de ingevolge artikel 3.3 in te dienen gegevens niet volledig zijn, stellen burgemeester en wethouders aanvrager schriftelijk in de gelegenheid om de benodigde ontbrekende gegevens alsnog binnen vier weken in te dienen.

  • 2

    Als de aanvullende gegevens niet tijdig worden ingediend c.q. ook in tweede instantie niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 3.3, nemen burgemeester en wet¬houders het verzoek niet in behandeling.

Artikel 3.5 Besluitvormingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken op een verzoek om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.

Artikel 3.6 Afwegingscriterium

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in artikel 3.2 tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden of voorschriften voldoende kan worden gediend.

Artikel 3.7 Compensatie

  • 1

    Burgemeester en wethouders verbinden aan het verlenen van een onttrekkingsvergunning de voorwaarde van het naar keuze van vergunninghouder hetzij bieden van compensatie door het toevoegen aan de woonruimtevoorraad van andere, vervangende woonruimte, welke naar hun oordeel gelijkwaardig zijn aan de te onttrekken woonruimte, hetzij de voorwaarde van het bieden van een financiële compensatie, overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen richtlijnen vaststellen tot het beschikbaar stellen van vervangende woonruimte c.q. heffing van een financiële bijdrage bij onttrekking van woonruimte.

Hoofdstuk 4 Huisvestingsvergunning voor woonruimte onder koopprijsgrens

Artikel 4.1 Huisvestingsvergunning

  • 1

    Het is verboden zonder huisvestingsvergunning een, door een koopovereenkomst van na 16 juni 2010, in eigendom verkregen woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens gelijk aan die in de overige gewestgemeenten in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2

    Deze koopprijsgrens zal jaarlijks worden aangepast door het college aan de marktontwikkelingen.

Artikel 4.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1

    De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2

    Bij de aanvraag moet een afschrift van de koopakte worden overlegd alsmede geldige identiteitspapieren.

Artikel 4.3 Criteria voor vergunningverlening

  • 1

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt heeft een economische binding; of

    • b.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt heeft een maatschappelijke binding; of

    • c.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt is van binding vrijgesteld.

  • 2

    Tenminste een lid van het in lid 1 bedoelde huishouden dient 18 jaar of ouder te zijn.

  • 3

    De leden van het huishouden moeten de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Artikel 4.4 Vruchteloze aanbieding

  • 1

    1. In afwijking van het in artikel 4.3 gestelde wordt de vergunning ook verleend aan de koper van woonruimte welke eerder gedurende 3 maanden zonder resultaat aan een huishouden dat voldoet aan de criteria van artikel 4.3 te koop is aangeboden. De eigenaar wordt geacht een vruchteloze poging te hebben gedaan, wan¬neer hij ten genoegen van het college van burge¬meester en wethou¬ders aan¬toont dat er geen kandi¬daat als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 is, die kenbaar heeft ge¬maakt de woonruimte te willen ver¬werven, ter¬wijl:

    • a.

      de woonruimte gedurende een termijn van 3 maan¬den minimaal zes advertenties in een regionaal dag-en/of advertentieblad of driemaal in een regionaal dag- en/of advertentieblad en gedurende drie maanden op een woning website wordt aangeboden;

    • b.

      geadverteerd is met een verkoopprijs overeen¬kom¬stig een recent (maxim¬aal een half jaar oud) taxatie¬rap¬port, opge¬steld door een beëdigd taxateur die niet bij de koop of ver¬koop betrokken is;

    • c.

      in bedoelde advertenties/publicaties een gede¬gen om¬schrij¬ving van zowel de woonruimte als de ligging is gege¬ven en de prijs in cij¬fers is aangege¬ven onder ver¬mel¬ding van het woord "taxatie¬prijs".

  • 2

    2. Bij executoriale verkoop als bedoeld in het Bur¬ger¬lijk Wetboek wordt door burgemeester en wet¬houders een huis¬ves¬tingsvergun¬ning verleend aan de koper die de geveilde woon¬ruimte aankoopt ten behoeve van zelf¬be¬wo¬ning.

Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen

Artikel 5.1 Het Convenant Woonruimteverdeling

  • 1

    Burgemeester en wethouders komen met de besturen van de toegelaten instellingen een Convenant voor de Woonruimteverdeling overeen. Dit Convenant vormt een aanvulling op deze verordening.

  • 2

    De overeenkomsten als bedoeld in het 1e lid worden ter goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders en ter kennis gebracht van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisves¬ting/woonruimtezaken van het gewest Gooi en Vechtstreek.

  • 3

    De inhoud van de in het 1e lid bedoelde overeenkomsten wordt in ruime mate door burgemeester en wethouders bij de ingezetenen en andere belangstellenden bekend gemaakt.

Artikel 5.2 Hardheidsclausule

  • 1

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de bepalingen in deze verordening af te wijken, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid.

  • 2

    Alle besluiten op grond van hardheid worden ter kennis gebracht van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisvesting/woonruimtezaken van het gewest Gooi en Vechtstreek.

Artikel 5.3 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders -gecoördineerd door middel van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisves-ting/woonruimtezaken van het gewest- overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge

artikel 70, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 5.4 Status toelichting

De bij deze verordening behorende toelichting op de regionale huisvestingsverordening wordt geacht onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.

Artikel 5.5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening Weesp 2010.

Artikel 5.6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 2 weken na publicatie.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 mei 2010,

de raad van Weesp,

 

Mw. M. Walrave B. HorselingGriffier a. i. voorzitter

 

 

 

 

1 Toelichting op de Huisvestingsverordening Weesp 2010

 

 

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

 

Artikel 1.1 sub e (doorstromer)

De zelfstandige woonruimte die de woningzoekende achterlaat kan ook een herbezetbare koopwoning of huurwoning boven de koopprijsgrens respectievelijk huurprijsgrens zijn. Er moet sprake zijn van zelfstandige herbezetbare woonruimte: indien de woonruimte wordt gesloopt is de voormalige bewoner geen door¬stromer maar starter.

 

Artikel 1.1 sub l (ingezetene)

Bewoners van vakantiewoningen en tweede woningen waar een deel van het jaar verbleven wordt vallen niet onder de definitie van ingezetene.

 

Artikel 1.1 sub m (inkomen)

Voor de bepaling van het inkomen van een huishouden hanteren burgemeester en wethouders de volgende uitvoeringsregels:

  • a.

    als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijs hiervoor geldt de daarop betrekking hebbende aanslag t.b.v de inkomstenbelasting.

  • b.

    indien geen aanslag t.b.v. de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen.

  • c.

    indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto-inkomen worden gehanteerd, kunnen burgemeester en wethouders voor de omrekening van bruto-inkomen naar belast-baar inkomen een door hen vastge¬stelde regio¬naal unifor¬me ¬con¬versietabel hanteren.

  • d.

    indien de aanvrager kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststel¬ling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig en is verminderd of spoedig zal verminderen, geldt in afwijking van het in sub a. en b. gestelde het lagere inkomen.

  • e.

    burgemeester en wethouders, danwel de woningcorporaties, kunnen de woningzoekende vragen een IB-60 formu¬lier m.b.t. het meest recen¬te kalenderjaar te over¬leggen ter veri¬ficatie van het inkomen.

  • f.

    onder het begrip inkomen in deze verordening wordt begre¬pen het totaal van de inkomens van het huishouden, ver¬minderd met de inkomens van inwonende kinderen, pleegkin¬deren en kleinkinderen die op 1 januari van het jaar waarin woningtoewijzing plaatsvindt 26 jaar of jonger zijn. Negatieve inko¬mens blijven buiten beschouwing.

 

Artikel 1.1 sub o (maatschappelijke binding)

Van belang voor de verdelingssystematiek van woonruimten in de regio is, dat woningzoekenden met een maatschappelijke binding woningzoekenden zijn die in het verleden ingezetene waren van de regio maar de regio hebben verlaten en elders hun hoofdverblijf hebben gevonden. Deze maatschappelijk gebondenen, die dus willen terugkeren, maken deel uit van de categorie vestigers.

 

Artikel 1.1 sub q (onttrekkingsvergunning)

De tekst van artikel 30 van de wet luidt:1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a.

    aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten Voor wat betreft de woningzoekenden die in een proces van echt¬scheiding verkeren respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning wordt verwezen naar de bepalingen in artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkerenen de toelichting op dat artikel

2. Onder een zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.3. Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5 van de wet, wordt tevens aangewezen overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de gemeente¬raad met het oog op het behoud of de samen¬stelling van de woonruimtevoorraad niet noodzakelijk is.

Artikel 1.1 sub v (starter)

Voor wat betreft de woningzoekenden die in een proces van echt¬scheiding verkeren respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning wordt verwezen naar de bepalingen in artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkerenen de toelichting op dat artikel

Artikel 1.1 sub bb (woonduur voor doorstromers)

De begripsbepaling voor woonduur is van belang voor de doelgroep doorstromers.Bij de toetsing van de woonduur is uitgangspunt het moment van inschrijving in de basisadministratie van de desbetreffende gemeente in de regio. De woonduur vangt in ieder geval niet eerder aan dan het ondertekenen van het huur- of koopcontract. Hiermee wordt voorkomen dat inwonende kinderen die de (koop) woning overnemen van bijvoorbeeld hun ouders, woonduur opbouwen over een periode dat zij niet de huurder of de eigenaar van de woning waren.

 

Artikel 1.2 (woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkeren)

Door het opnemen van artikel 1.1 sub t. en artikel 1.2 wordt de positie op de 'startersmarkt' van woningzoekende gehuwden en samenwonenden, die in een proces van ontbinding van de duurzame rela¬tie verkeren, gelijkgeschakeld aan die van samenwonenden die hun duurzame relatie verbreken. Vaak zal een als tijdelijk bedoelde oplossing van de woningbehoefte worden gevonden, in zelfstandige dan wel onzelfstandige woonruimte, in de regio dan wel buiten de regio.

Met het opnemen van lid 3 wordt beoogd de periode af te bakenen (d.w.z. tot maximaal een jaar na het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening dan wel de afstandsverklaring van de gezamenlijke woonruimte) waarbinnen de tijdelijke oplossing geen gevolgen heeft. Men blijft gedurende die periode starter. Deze periode, die dus maximaal een jaar duurt, eindigt op de datum van bijschrijving in het register van de burgerlijke stand. Vanaf die datum is de persoon/perso¬nen aan wie de woonruimte is toegewezen 'doorstromer' en de persoon/personen aan wie de woonruimte niet is toegewezen 'starter’. Na deze periode wordt de woonsituatie van dat moment dus tot uitgangspunt genomen. Concreet: de in een proces van echtscheiding verkerende woningzoekende die een tijdelijke oplossing buiten de regio heeft gevonden wordt, vanaf het moment zijnde 1 jaar na het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening, een vestiger.

 

Toelichting hoofdstuk 2.

Deze paragraaf maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders aan woningzoekenden een urgentie kunnen toekennen. De paragraaf behandelt de procedure voor het indienen van een aanvraag om urgentie, de behandeling van de aanvraag en de uiteindelijke beslissing.

 

Artikel 2.1 Register van urgent woningzoekenden

In dit artikel wordt vastgesteld dat er een register dient te worden aangelegd en bijgehouden waarin de urgent woningzoekenden zijn ingeschreven. Aan de opname in dit register kan de woningzoekende rechten ontlenen op voorrang bij het verkrijgen van passende woonruimte. Burgemeester en wethouders kunnen bevoegdheden rond de urgentieverlening mandateren aan derden.

 

Artikel 2.2. onder 1. noodsituatie

De woningmarktsituatie in Gooi en Vechtstreek is en blijft naar verwachting zeer krap. Een woningaanbodsysteem dat in principe toegankelijk is voor een ieder met objectieve toewijzingscriteria moet de kansen op een woonruimte zo rechtvaardig mogelijk verdelen. Als op grond van persoonlijke omstandigheden voorrang wordt toegekend aan een woningzoekende, dient deze voorrang, gezien de krappe woningmarktsituatie, uiterst beperkt te worden toegekend. En wel op zodanige wijze dat deze verdedigbaar is ten opzichte van andere woningzoekenden. Een urgentieverklaring wordt alleen toegekend indien sprake is van een noodsituatie die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op zeer korte termijn -uiterlijk binnen 3 maanden- een (andere) woonruimte beschikbaar komt, ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die het rechtstreeks gevolg is van de woonsituatie. De aanvrager moet aantonen dat hij zelf gedurende een behoorlijke termijn -gelet op de individuele omstandigheden- heeft geprobeerd een woonruimte toegewezen te krijgen in de gehele regio via het gepubliceerde woningaanbod of geprobeerd heeft een tijdelijk onderkomen te vinden.

 

Artikel 2.2 onder 2. Toekennen van urgentie

Het beoordelen van aanvragen om urgenties vereist specifieke deskundigheid. Daarom is hier voorgeschreven dat over binnengekomen aanvragen het advies van een onafhankelijke commissie moet worden ingewonnen. De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvrage;

 

Artikel 2.7 Urgentiecriteria

Dit artikel bevat de criteria en de voorwaarden per criterium waaraan getoetst wordt of sprake is van een noodsituatie die toekenning van een urgentie rechtvaardigt. De criteria zijn

niet uitputtend. De praktijk heeft geleerd dat waar de criteria over het algemeen toereikend zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een noodsituatie in uitzonderlijke gevallen het gegeven kader niet toereikend is en de urgentiecommissie toch adviseert tot verlening van urgentie op basis van de geconstateerde noodsituatie.

Het mag duidelijk zijn dat er diverse klachten of problemen zijn die in duidelijk verband staan met de woonsituatie, echter zonder dat er sprake hoeft te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie zal leiden tot een algemene vermindering van de klachten. Toch zijn deze problemen van een andere orde omdat hulp op wat langere termijn geboden kan worden.Als voorbeelden van dergelijke gevallen waarin de situatie geen toekenning van een urgentie rechtvaardigt omdat geen sprake is van een noodsituatie kunnen o.m. worden genoemd situaties van inwoning/kamerbewoning met of zonder kinderen , tijdelijke onderdak elders is mogelijk, burenruzie/hinder van buren, het werken in onregelmatige diensten, verstoring van relatie/generatieconflicten, bezwaarlijke reisafstand in verband met economische binding, huis te groot/te klein, tuin te bewerkelijk, dichterbij voorzieningen/familie willen wonen, co-ouderschap, problemen met flatbewoning, terugkeer uit buitenland, het willen laten overkomen van partner en/of kinderen uit het buitenland, heimwee, lang op een woonruimte wachten.

 

Artikel 2.10.Nadere bepalingen omtrent urgentiecommissie

De taak, samenstelling en werkwijze van de commissie worden geregeld in het Reglement op de regionale urgentiecommissie huisvesting Gooi en Vecht¬streek.'

 

Artikel 2.11. Deelname aan aanbiedingssysteem

In dit artikel wordt het beginsel vastgelegd dat ook urgent woningzoekenden zelf actief moeten zijn in het verkrijgen van passende woonruimte. Zij dienen zelf te reflecteren op de aangeboden woonruimte. Zij verkrijgen met hun status van urgent woningzoekende binnen de gestelde termijn voorrang boven andere reguliere kandidaten.

Van de in dit artikel bedoelde actieve bemiddelingsmogelijkheid door burgemeester en wethouders wordt slechts dan gebruik gemaakt indien binnen het reguliere aanbod geen passende woonruimte ter beschikking komt binnen de in de urgentietoekenning gestelde termijn.

 

Artikel 2.13 Relatie tussen woonruimte en huisvestingsproblematiek

Bij het toekennen van urgentie wordt aangegeven voor welk type woonruimte de urgentie geldt. Het toekennen van urgentie is uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van de aanvrager op te lossen. Het is niet mogelijk en niet wenselijk met een toegekende urgentie ‘promotie’ te maken in de wooncarrière.

 

Toelichting hoofdstuk 3

 

Artikel 3.2. Vergunningsvereiste.Het vergunningstelsel in het kader van de onttrekking van woonruimten aan de woonbestemming is opgenomen teneinde het college van burgemeester en wethouders zicht te laten blijven houden op de ontwikkelingen in deze, dit vanwege de in de regio Gooi en Vechtstreek aanhoudende schaarste op de woningmarkt.