De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november
2010, nummer 2010/66,
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
s t e l t v a s t:
de “Verordening rioolheffing 2011”.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of
transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom,
in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater
of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen
teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand
voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te
voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
Onder de naam “rioolheffing” wordt geheven een belasting van de
gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect
op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid,
wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel
al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte
als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan:
degene die dat gedeelte voor gebruik heeft
afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun
indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt,
wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd
gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten
tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden
aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt
geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het
perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal
kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan
het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode
naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de
verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf
maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar
tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van
een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is
geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien
vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water
geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 4.
De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd
of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die
niet is afgevoerd.
- 5.
Indien de in de voorgaande leden genoemde berekeningswijze geen
toepassing kan vinden, wordt de in het tweede en derde lid
bedoelde hoeveelheid door schatting vastgesteld.
Artikel 6 Belastingtarieven
De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per jaar per
elk afzonderlijk perceel voor de eerste 300 kubieke meters afvalwater
die wordt geloosd € 223,86 en voor elke volgende volle eenheid van 100
kubieke meters afvalwater € 103,43.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar
of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van
de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor
het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is
de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het
voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar,
na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor
het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten
van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat
jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
Het belasting moet worden betaald in drie gelijke termijnen. De
eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die volgt
op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elke volgende termijn steeds één maand later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien het totaalbedrag
van de op één aanslagbiljet voorkomende aanslag dan wel de op
één aanslagbiljet verenigde aanslagen niet meer dan € 2.500,00
bedraagt, de heffing betaald in acht gelijke termijnen als de
verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso
kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke volgende
termijn steeds één maand later.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het
eerste en tweede lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
- 1.
Bij de invordering van rioolheffing wordt geen
kwijtschelding verleend over het in de aanslag begrepen
gedeelte dat betrekking heeft op het gedeelte van de
hoeveelheid afgevoerd afvalwater dat boven de 399
kubieke meters ligt.
- 2.
Bij de invordering van rioolheffing wordt in afwijking
van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het
percentage voor de berekening van de kosten van bestaan
vastgesteld op 100 percent.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening rioolrechten 2010” van 5 november 2009,
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid
genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1
januari 2011, of zo dit later is, op de eerste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2011.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
rioolheffing 2011”.