Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Procedureverordening tegemoetkoming planschade 2010 |
Citeertitel | Procedureverordening tegemoetkoming planschade 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | geen |
geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2010 | Nieuwe regeling | 12-07-2010 Groeiend Best, 2010-12-21 | 245/RUO/INT10-0447 |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 19 mei 2010;
gelet op artikel 6.4, derde lid, 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening.
1. vast te stellen de navolgende "Procedureverordening tegemoetkoming planschade 2010".
2. Het drempelbedrag dat verschuldigd is voor de behandeling van een verzoek om tegemoetkoming in de planschade te verhogen van €300,00 naar €500,00.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;
b. adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;
c. adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van deze verordening;
d. besluit: Besluit ruimtelijke ordening;
e. college: het college van burgemeester en wethouders;
g. planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;
h. planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;
i. wet: Wet ruimtelijke ordening;
j. belanghebbende: belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht;
k. drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid Wet ruimtelijke ordening, zijnde €500,-;
l. Awb: Algemene wet bestuursrecht;
m. derde belanghebende: De verzoeker als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 2 Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst
Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarmee de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.
In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van een aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.
Artikel 3 Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager
Indien het drempelbedrag van €500,- niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.
Artikel 4 Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid, kennelijke ongegrondheid of buiten behandeling stelling
Het college wijst de aanvraag af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag als omschreven in artikel 6.1.3.1 van het besluit of in artikel 4:5 van de Awb.
Artikel 5 Besluit tot opdrachtverstrekking
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 4 van deze procedure regeling.
Artikel 6 Adviseur of adviescommissie
Indien het college, na hierover advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid, kan het college een tweede adviseur aanwijzen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.
Indien het college, na hierover advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid, kan het college een tweede adviseur aanwijzen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.
Artikel 8 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
a. een adviseur als bedoeld in artikel 6, eerste lid van deze procedureregeling, of
b. meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 6, vierde lid van deze procedureregeling.
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belnaghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.
Artikel 9 Werkwijze adviseurs of adviescommissie
De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordig(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun stanpunt kenbaar te maken.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.