Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | PREMIEBESLUIT WET WERK EN BIJSTAND (2006) |
Citeertitel | Premiebesluit Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
incl toelichting
diverse regelingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | nieuwe regeling | 29-08-2006 Trompetter 29 juni 2006 | n.b. |
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen,
gelet op de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz),
overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a WWB, artikel 35 Ioaw, artikel 35 Ioaz en artikel 16 lid 2 van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand regels zijn gesteld over het ex artikel 7 WWB, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,
Per 1 januari 2006 het ‘Premiebesluit Wet werk en bijstand’ 20 juli 2004 in te trekken en
vast te stellen het hierna volgende 'Premiebesluit Wet werk en bijstand 2006’.
Hoofdstuk 2. De verstrekking van activeringspremies
De uitkeringsgerechtigde, die algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waardoor hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien gedurende 6 maanden in een periode van 12 maanden volgend op de werkaanvaarding, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, en die tenminste gedurende een jaar voor de werkaanvaarding WWB-uitkering heeft ontvangen, ontvangt een eenmalige premie ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder j WWB (per 1-1-2006 € 2.054,-)
De werknemer, die algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waardoor hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien gedurende 6 maanden in een periode van 12 maanden volgend op de werkaanvaarding, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, en die tenminste gedurende een jaar voor de werkaanvaarding WWB-uitkering heeft ontvangen en/of een dienstbetrekking heeft vervuld als bedoeld in artikel 1 onder j. ontvangt een eenmalige premie ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder j WWB (per 1-1-2006 € 2.054,-).
Artikel 3. Werken met een loonkostensubsidie
De uitkeringsgerechtigde die algemeen geaccepteerde arbeid vervult, waarbij gebruik wordt gemaakt van door het college verstrekte loonkostensubsidie ontvangt een eenmalige premie ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder k WWB juncto artikel 7 sub h. van de Ministeriële Regeling WWB (per 1-1-2006 € 150,- per maand tot een maximum van € 1.500,- per jaar) onder voorwaarde dat deze werkzaamheden tenminste gedurende 6 maanden in een periode van een jaar hebben plaatsgevonden
Artikel 4. Premie vrijwilligerswerk als onderdeel van een traject richting werk en werken met behoud van uitkering
De uitkeringsgerechtigde die vrijwilligerswerk als onderdeel van een traject richting werk verricht of werkt met behoud van uitkering ontvangt een premie ter hoogte van het maximumbedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder k WWB juncto artikel 7 sub h. van de Ministeriële Regeling WWB (per 1-1-2006 € 150,- per maand tot een maximum van € 1.500,- per jaar).
Artikel 5. Premie vrijwilligerswerk en mantelzorg
De uitkeringsgerechtigde die vrijwilligerswerk verricht of mantelzorg verleent, niet zijnde een onderdeel van een traject richting werk ontvangt een premie ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder k WWB juncto artikel 7 sub h. van de Ministeriële Regeling WWB (per 1-1-2006 € 95,- per maand tot een maximum van € 764,- per jaar).
Indien een werkgever met een gesubsidieerde werknemer een contract aangaat voor onbepaalde tijd, waarmee deze een inkomen verwerft boven de voor hem geldende bijstandsnorm, verleent het college een eenmalige premie van maximaal € 8.500,00 aan de werkgever.
Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen
Aan de uitkeringsgerechtigde of de werknemer die na 1 januari 2006 werk heeft aanvaard en op basis van het oude premiebesluit een premie is toegekend, wordt alsnog een premie toegekend ter hoogte van het verschil met de premies die in dit besluit worden genoemd. Dit onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn benoemd in dit besluit.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Toelichting op het premiebesluit
De Wet werk en bijstand, de Ioaw en de Ioaz schrijven voor dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt op het terrein van het bieden van steun bij reïntegratie. In zijn algemeenheid zijn deze neergelegd in de reïntegratieverordening. Omwille van duidelijkheid en het eenvoudig toepassen van wijzigingen is de regelgeving voor het verstrekken van premies in een apart besluit onder gebracht.
Aangezien de in de wetten opgenomen bepalingen gelijkluidend van aard zijn wordt in deze toelichting volstaan met de term 'de wet'.
De uitstroompremie dient er toe uitkeringsgerechtigden te stimuleren een baan te aanvaarden. Indien uitkeringsgerechtigden een baan hebben, dienen zij veelal in verband daarmee extra kosten te maken. Te denken valt aan kosten op het terrein van representatie (kleding, schoeisel), lichaamsverzorging of de aanschaf van een fiets. Ook door de werkgever niet te vergoeden reiskosten kunnen hiertoe worden gerekend. De premie kan eveneens dienen ter vergoeding van deze kosten.
Indien de uitkeringsgerechtigde een beroep op de wet doet, kan pas na een periode van een jaar, gerekend vanaf het moment van instroom, een premie worden verstrekt.
Het premie-instrument is gericht op het aanvaarden van meer duurzame vormen van arbeid. De premie wordt slechts verstrekt indien er sprake is van een langdurend dienstverband..
De stimulans en het kostenaspect kunnen ook optreden in het geval van het verruilen van een gesubsidieerde of een baan met loonkostensubsidie voor een reguliere baan. Ook in deze situatie kan de premie worden verstrekt.
Er bestaat geen recht op een premie indien in relatie tot de dienstbetrekking en/of de daarmee verband houdende werkzaamheden sprake is geweest van schending van de informatieplicht. In deze situaties heeft de uitkeringsgerechtigde er uitdrukkelijk blijk van gegeven geen stimuleringspremie nodig gehad te hebben om tot uitstroom te geraken.
Artikel 3. Werken met een loonkostensubsidie
De premie voor het werken in een baan met loonkostensubsidie dient er toe uitkeringsgerechtigden te stimuleren een baan met loonkostensubsidie te aanvaarden. Indien uitkeringsgerechtigden een baan hebben, dienen zij veelal in verband daarmee extra kosten te maken. Te denken valt aan kosten op het terrein van representatie (kleding, schoeisel), lichaamsverzorging of de aanschaf van een fiets. Ook door de werkgever niet te vergoeden reiskosten kunnen hiertoe worden gerekend. De premie kan eveneens dienen ter vergoeding van deze kosten.
Artikel 4. Premie vrijwilligerswerk als onderdeel van een traject richting werk en werken met behoud van uitkering
Voor een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a WWB geldt vanaf 1 januari 2006 een bedrag van ten hoogste € 150,00 per maand met een maximum van € 1500,00 per jaar.
In het kader van een reïntegratietraject kan gedurende een periode 6 maanden met behoud van uitkering arbeid worden verricht. Met dit artikel wordt qua premiëring daarbij aangesloten. De premie wordt berekend naar rato van de periode. Er vindt hierbij geen afronding plaats, maar een berekening naar dagen.
Artikel 5. Premie vrijwilligerswerk en mantelzorg
Uitkeringsgerechtigden kunnen in het geval zij vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten een vergoeding van de in verband daarmee gemaakte onkosten ontvangen. Het verrichten van het vrijwilligerswerk mag het verkrijgen van betaalde arbeid of de deelname aan andere activeringsactiviteiten niet verhinderen. Een reeds ontvangen of nog te ontvangen onkostenvergoeding dient op de van gemeentewege verstrekte vergoeding in mindering te worden gebracht.
Het moet gaan om vrijwilligerswerk van een redelijke omvang. Als ondergrens geldt een gemiddelde van 8 uren per week waarbij het werk gedurende ten minste zes aaneengesloten maanden heeft plaatsgevonden. Van de uitkeringsgerechtigde kan worden gevraagd om een verklaring van de organisatie waarbij het vrijwilligerswerk wordt verricht over de aard, de duur en de omvang van de activiteiten over te leggen.
Indien de activiteiten korter dan een jaar beslaan, wordt de premie naar rato van de periode vastgesteld. Er vindt hierbij geen afronding plaats, maar een berekening naar dagen.
Ingeval een werkgever van een gesubsidieerde arbeidskracht deze voor onbepaalde tijd in dienst neemt, kan een maximale premie van € 8.500, worden verstrekt aan de werkgever. Hierna vervalt de loonkostensubsidie.
Artikel 31, lid 2 onder j. van de wet regelt dat een premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling tot ten hoogste € 2.054,- per kalenderjaar (prijspeil 1-1-2006) in het kader van de middelentoets niet tot de middelen van de uitkeringsgerechtigde wordt gerekend. Qua maximering wordt in deze verordening daarbij aangesloten.
In artikel 31, lid 2 onder j. van de wet is bepaald dat er per kalenderjaar slechts eenmalig een premie kan worden toegekend. Tevens kan in het kader van de fiscale wetgeving jaarlijks onbelast eenmalig een premie worden verstrekt. Daarop aansluitend wordt in artikel 7 geregeld dat, indien tijdens een kalenderjaar ingevolge meerdere artikelen een premie wordt verstrekt, deze premies gelijktijdig worden uitbetaald.