Organisatie | Zwijndrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2010 |
Citeertitel | Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
geen
Algemene wet bestuursrecht, titel 4.3
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-07-2012 | Onbekend | 01-09-2009 Stadsnieuws, 2009-09-24 | onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Instelling: een rechtspersoon, met volledige rechtsbevoegdheid, die krachtens zijn doelstelling zonder winstoogmerk werkzaam is in een aanwijsbaar belang van het maatschappelijk welzijn in de gemeente. Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.
Ambitieniveau 1: de maatstaf die Zwijndrecht hanteert voor de uitvoering van peuterspeelzaalwerk, t.w.: kinderen ontmoeten elkaar en spelen samen waarbij de groepsleiding de taak heeft de ontwikkeling van de kinderen te bevorderen en ontwikkelingsremmende omstandigheden te signaleren. De werkzaamheden worden uitgevoerd in een groep van maximaal 14 peuters door tenminste 1 gekwalificeerde beroepskracht in termen van de voor de sector geldende CAO en 1 begeleider, waarmee wordt voorzien in de eis van 1 begeleider op maximaal 7 kinderen. Ongeacht of de groepsomvang kleiner is dan het beschreven maximum aantal is altijd tenminste de begeleiding door 1 gekwalificeerde beroepskracht vereist.
Hoofdstuk 2 Kaders subsidieverlening
Artikel 3 Subsidievoorwaarden voor peuterspeelzaalwerk
Subsidie wordt alleen verleend indien er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de peuterspeelzaal is gevestigd in de gemeente Zwijndrecht;
b. de peuterspeelzaal voldoet aan het gewenste ambitieniveau (tenminste ambitieniveau 1);
c. de peuterspeelzaal is toegankelijk voor alle peuters uit de gemeente en vormt geen mogelijke belemmering voor de vrije schoolkeuze van ouders na de peuterperiode;
d. de peuterspeelzaal werkt desgevraagd mee aan het realiseren van een aanbod in het kader van de voor- en vroegschoolse educatie en ontvangt daartoe overigens een aanvullende specifieke bijdrage uit daartoe strekkende middelen;
e. de peuterspeelzaal maakt actief gebruik van het overdrachtsprotocol tussen peuterspeelzaal / kinderopvang en het basisonderwijs;
f. de peuterspeelzaal verleent haar medewerking aan samenwerkingsactiviteiten die voortvloeien uit het lokaal beleid gericht op jonge kinderen waaronder o.a. de realisatie van een doorgaande lijn voor- en vroegschools en zorgactiviteiten;
g. de peuterspeelzaal hanteert de eisen die voor de kinderopvang gelden ten aanzien van kwaliteit, veiligheid en gezondheid en conformeert zich aan het daartoe op te stellen kader conform het voorstel van wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) indien deze daartoe nadere aanwijzingen geeft;
h. van elke volwassen persoon die beroepsmatig aanwezig is in de peuterspeelzaal kan de aanbieder een geldige verklaring omtrent het gedrag overleggen;
i. de peuterspeelzaal houdt een registratie bij van:
- deelnemende peuters en de daarbij behorende N.A.W. gegevens alsmede het BSN;
- de hoeveelheid dagdelen waarop deze peuters gebruik hebben gemaakt van het aanbod;
- het opleidingsniveau van de betrokken beroepskrachten;
- de aantallen doorverwijzingen van peuters naar vormen van zorg, waaronder consultatiebureau en huisarts en de aantallen peuters die door derden naar de peuterspeelzaal werden verwezen;
- de registratie is zodanig ingericht dat gegevens indien daartoe door de gemeente Zwijndrecht wordt verzocht op actuele maandelijkse basis kunnen worden verstrekt en controles door of in opdracht van de gemeente Zwijndrecht na voorafgaande aankondiging mogelijk zijn;
Het college kan aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:
a. de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
c. het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
f. het afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van subsidie van belang zijn;
g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;
h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door de gemeenteraad, het college of de burgemeester gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud
Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.
Artikel 7 De subsidiebeschikking
Tevens vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:
a. het subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en wordt betaald;
b. het tijdvak waarvoor het subsidie wordt verleend;
c. welke verplichtingen aan de subsidieverlening zijn verbonden;
d. welke bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn;
e. welke (aanvullende) onderwerpen eventueel nader dienen te worden geregeld als onderdeel dan wel bijlage van de beschikking.
In gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het boekjaar volgende op dat waarin de aanvraag is ingediend, vangt de in het eerste lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zonodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.
Artikel 10 Aanvraag van een subsidie voor peuterspeelzaalwerk
Indien de aanvrager voor de eerste keer een per boekjaar te verstrekken subsidie aanvraagt bevat de aanvraag tevens:
a. een verklaring waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld aan ambitieniveau 1
b. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag;
c. namen, adressen en functies van de zittende bestuursleden.
Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling
Artikel 11 Aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling voegt de subsidieontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, waarin in ieder geval zijn beschreven:
a. het aantal gerealiseerde peuterplaatsen;
b. de gegevens zoals genoemd onder artikel 3.2.i.;
c. de aard en omvang van de verrichte activiteiten;
d. een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn gehaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten.
Hoofdstuk 6 Betaling, voorschotten en terugvordering
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstig vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de bepalingen in de Wet ter zake wijziging, intrekking of beëindiging van de subsidie, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstig vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Artikel 16 Onverschuldigde betaling
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel wijziging of intrekking van de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden, nog geen vijf kalenderjaren zijn verstreken.
Hoofdstuk 9 Slot- en overgangsbepalingen
In voorkomende gevallen kan het college voor één of meer bepalingen van deze verordening en op grond van deze verordening gegeven voorschriften ontheffing verlenen, voor zover niet in strijd met de Wet of de doelstellingen van deze verordening.
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is treft het college de nodige voorzieningen c.q. maatregelen, na overleg met belanghebbenden.
Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Wet aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden en verplichtingen die aan een subsidieontvanger zijn opgelegd.
Toelichting (raadsvoorstel en - besluit)
In de nota peuterspeelzaalbeleid 2009 (besluit 2009-6777) is aangegeven dat er in 2010 een nieuw beleidskader moet zijn wat passend is bij de verwachte rijksregelgeving en het daarmee samenhangende landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzaalwerk. Om ervoor te zorgen dat alle kinderen die het nodig hebben kwalitatief goede voor- en vroegschoolse educatie krijgen, wordt binnenkort het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel zorgt voor een betere samenwerking tussen gemeenten, peuterspeelzalen, kinderopvanginstellingen en scholen. De kwaliteitseisen aan peuterspeelzalen komen meer in lijn met die van de kinderopvang. Naar verwachting treedt de wet in werking op 1 augustus 2010. Vanaf die datum krijgen gemeenten de wettelijke verantwoordelijkheid om een goed voorschools aanbod te doen aan alle jonge kinderen met een taalachterstand. De gemeenten krijgen een inspanningsverplichting om al deze kinderen te bereiken. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteitseisen, mede naar aanleiding van signalen van de GGD.
De eisen die gaan gelden voor peuterspeelzalen per 1 januari 2010 betreffen:
Gezien het wetsvoorstel OKE is het wenselijk dat het peuterspeelzaalbeleid aansluit bij het gemeentelijk achterstandenbeleid. Dit is onder andere gericht op realisatie van een doorgaande lijn voor- en vroegschoolse en zorgactiviteiten voor peuterspeelzaalwerk / kinderopvang en scholen. Tevens dient de bereikbaarheid en toegankelijkheid van peuterspeelzalen gewaarborgd te blijven; de hoogte van de ouderbijdrage alsmede de locatie van de peuterspeelzaal mogen hierbij geen belemmering vormen.
Met ingang van 1 januari 2010 werken alle gesubsidieerde peuterspeelzalen minimaal op ambitieniveau 1 en verder zoals opgenomen in de Verordening peuterspeelzaalwerk Zwijndrecht 2010.
1. De gemeente Zwijndrecht stelt de volgende kwaliteitseisen en sluit hiermee aan bij de te verwachten rijksregelgeving.
2. De gemeente Zwijndrecht stelt de volgende aanvullende voorwaarden zodat de toegankelijkheid en bereikbaarheid gewaarborgd blijft en er aansluiting is met het gemeentelijk achterstandenbeleid.
De gemeente is voorstander van een vrij en ongebonden toegankelijk aanbod aan peuterspeelzaalwerk. Met andere woorden: de locatie (bijvoorbeeld: de huisvesting van peuterspeelzaalwerk in een school met een aard of denominatie die niet beantwoord aan de wensen van de ouders als afnemers van de dienst) mag geen belemmering vormen voor deelname aan peuterspeelzaalwerk;
Voor 2009 is de ouderbijdrage gesteld op € 28,00 per dagdeel. Bij ambitieniveau 1 zou de ouderbijdrage ca. € 39,00 per dagdeel moeten bedragen, maar door de subsidie per peuterplaats voor 2010 te stellen op € 301,00 wordt voorkomen dat de ouderbijdrage met € 11,00 stijgt in plaats van met € 2,00 per dagdeel. Verhoging van de ouderbijdrage voor 2010 tot € 30 per dagdeel per week wordt ook door de aanbiedende partijen als aanvaardbaar gezien. In bijzondere gevallen kan overwogen worden aanvullende middelen in te zetten.
Alle huidige aanbieders hebben hun volle medewerking verleend aan het ter beschikking stellen van informatie en hebben mede-gereflecteerd op de huidige en mogelijk toekomstige situatie. Gelet op de professionele houding van partijen zal dit besluit op instemming mogen rekenen.
De gestelde kwaliteitseisen sluiten aan bij de te verwachten rijksregelgeving.
In de Agenda voor voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) die door staatssecretaris Dijksma op 21 april 2009 naar de Tweede Kamer gestuurd is worden een aantal maatregelen genoemd die mogelijk zijn om het doel het voorkomen en bestrijden van taalachterstanden bij peuters en kleuters te bereiken. Onzeker is of het door de gemeente Zwijndrecht gestelde ambitieniveau 1 aansluit met de te verwachten maatregelen. Mocht een hoger ambitieniveau (niveau 2) noodzakelijk zijn, dan betekent dit een aanzienlijke kostenverhoging. Gezien de huidige status van het wetsvoorstel en de algemene financiële situatie achten wij het op dit moment echter niet wenselijk over te gaan naar niveau 2.
De toegankelijkheid en bereikbaarheid blijft gewaarborgd.
Uitgangspunt voor het beleid is onder andere om de kosten voor ouders te beperken. Dit geldt zeker voor de ouders in die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming ouderbijdrage van de sociale dienst. De sociale dienst heeft de bijdrage echter bevroren op maximaal € 27 per maand (prijspeil van 2007) , hetgeen inhoudt dat de sociale dienst slechts tegemoet komt aan de kosten voor deelname voor 1 dagdeel van 2,5 uur per week.
Het is mogelijk dat niet alle huidige aanbieders kunnen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen zonder de nodige investeringen te doen voor inrichting en/of personele bezetting. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat enkele locaties komen te vervallen resp. niet meer voor subsidie in aanmerking komen.
Het ingestelde subsidieplafond bedraagt € 284.000,00 . Dit is opgebouwd uit het huidige bedrag uit de begroting, opgehoogd met de gevraagde bedrag in de perspectiefnota. Dit bedrag wordt geacht toereikend te zijn voor het benodigde aantal peuterplaatsen, uitgaand van een gemiddeld bezoek van 2 maal per week en de huidige bezetting. Indien de vraag het budget overstijgt, kunnen er wachtlijsten ontstaan.
Na vaststelling door de raad en publicatie cq. ter inzage legging zullen de aanbiedende partijen worden uitgenodigd om subsidie voor kalenderjaar 2010 aan te vragen conform het gestelde in de onderhavige Verordening.
Tevens zal, na vaststelling van de Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2010, de GGD worden gevraagd om offerte uit te brengen voor de kwaliteitscontroles op de gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Na vaststelling door de raad van de Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2010, wordt het besluit op de gebruikelijke wijze gepubliceerd in het huis-aan-huisblad “De Kombinatie” en ter inzage gelegd.
De betreffende wet- en regelgeving is op dit moment in beweging. Na vaststelling van deze wetgeving kan het noodzakelijk zijn onderhavige Verordening aan te passen. De wijze van verantwoording van de verstrekte subsidies is vastgelegd in de Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2010.
In de begroting gemeente Zwijndrecht 2009 is voor Peuterspeelzaalwerk een budget opgenomen van € 204.880,00 In de perspectiefnota 2009 is een aanvullend budget gevraagd van € 80.000,00 . Indien dit verzoek wordt gehonoreerd is voor 2010 een budget van € 284.880,00 beschikbaar. Dit wordt voldoende geacht aan de huidige vraag te kunnen voldoen. Er wordt een subsidieplafond ingesteld gelijk aan het maximaal beschikbare bedrag opgenomen in de begroting 2010. Het bedrag per peuterplaats voor 2010 is gesteld op € 301,00. Dit bedrag is vastgesteld op basis van vergelijkend onderzoek naar kostprijsberekeningen van de VNG, de MO-groep en onder andere de lokale aanbieders peuterspeelzaalwerk. In het bedrag van € 301,00 is een bedrag van € 9,00 opgenomen om de ouderbijdrage om een acceptabel niveau te houden (zie ook onder Argumenten).
Het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht,