Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de declaratieregeling minima Leeuwarden 2007 |
Citeertitel | Declaratieregeling minima Leeuwarden 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
-
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 16-12-2010 | nieuwe regeling | 29-01-2007 Huis aan Huis; 7 februari 2007 | 147293 |
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
De declaratieregeling is een voorziening waarop door de aanvrager een beroep kan worden gedaan indien zijn of haar individuele financiële omstandigheden zodanig zijn dat hij of zij niet in staat is om de deelname aan maatschappelijke activiteiten en de daarmee samenhangende communicatiekosten dan wel de aanschafkosten van een geldig identiteitsbewijs uit eigen middelen te bekostigen.
HOOFDSTUK II Voorwaarden voor het recht op een tegemoetkoming
Een tegemoetkoming uit de declaratieregeling kan slechts worden verleend indien de aanvrager:
gedurende 12 maanden voorafgaande aan de maand waarin een aanvraag voor een tegemoetkoming uit de declaratieregeling is ingediend, een inkomen ontvangt welke op maandbasis niet meer bedraagt dan 105% van de van toepassing zijnde maximale bijstandsuitkering voor het huishouden waartoe de aanvrager behoort;
Ongeacht het in het vorige lid bepaalde kan een tegemoetkoming uit de declaratieregeling worden geweigerd indien de aanvrager:
onderwijs of een beroepsopleiding volgt zoals bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of hoofdstuk II van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, weigering op basis van dit criterium vindt echter niet plaats indien de aanvrager een tegemoetkoming uit de declaratieregeling aanvraagt ten behoeve van de aanschafkosten van een geldig identiteitsbewijs;
Een tegemoetkoming uit de declaratieregeling is niet van toepassing op het lidmaatschap van of deelname aan activiteiten van een instelling die zich naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan door haar doelstelling, haar activiteiten, dan wel haar feitelijke handelen schuldig maakt aan discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen het onderscheid dat wordt gemaakt met als doel het opheffen van maatschappelijke achterstanden.
HOOFDSTUK III De hoogte van de tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming, verstrekt op basis van het declaratiesysteem, is afhankelijk van de individuele behoefte van de aanvrager doch bedraagt niet meer dan 100% van de in artikel 5 genoemde declarabele kosten en ten hoogste * 52,18 per aanvrager en/of per persoon die behoort tot het huishouden van de aanvrager, de aanvrager als zodanig ook meegerekend en uitgezonderd de personen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen, zoals bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of hoofdstuk II van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
HOOFDSTUK IV Het declaratiesysteem
Als declarabele kosten in verband met de deelname aan maatschappelijke activiteiten of de daarmee samenhangende periodieke dan wel eenmalige communicatiekosten of aanschafkosten van een geldig identiteitsbewijs door de in artikel 3, lid 1, genoemde personen, komen in aanmerking de aantoonbaar gemaakte kosten in verband met de periodieke dan wel eenmalige deelname aan maatschappelijke activiteiten.
HOOFDSTUK V Het vouchersysteem
In verband met de deelname aan maatschappelijke activiteiten of de daarmee samenhangende communicatiekosten door de in artikel 3, lid 1 genoemde personen kan een tegemoetkoming uit de Declaratieregeling worden verstrekt in de vorm van een arrangement.
De hoogte van de tegemoetkoming verstrekt op basis van het vouchersysteem bedraagt per aanvrager en/of persoon die behoort tot het huishouden van de aanvrager, de aanvrager als zodanig meegerekend en uitgezonderd de personen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen, zoals bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of hoofdstuk II van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, minimaal 100% en ten hoogste 110% van de in artikel 4, lid 1 genoemde maximale tegemoetkoming.