Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Bijzondere Subsidieverordening Dierenwelzijn 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBijzondere Subsidieverordening Dierenwelzijn 2008
CiteertitelBijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpNatuur, milieu en beheer openbare ruimte

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-01-200801-01-2013nieuwe regeling

31-01-2008

Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 8/11

Gemeenteblad 2008, afd. 1, nr. 11

Tekst van de regeling

Intitulé

Bijzondere Subsidieverordening Dierenwelzijn 2008

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    asiel: een instelling zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999;

  • b.

    ASA 2004: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004;

  • c.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    dierenambulance: een instelling in het bezit van een of meer auto’s die voldoende zijn toegerust en uitgerust om voor het vervoer van gewonde of zieke dieren te worden gebruikt, en in geval van gebruik voldoende bemand zijn, doch minstens met twee personen, waarvan minstens één met het diploma dieren-EHBO, en welke instelling tevens beschikt over een telefonisch bereikbare meldkamer die gemachtigd is deze auto’s te doen inzetten, en voorts beschikt over een toegestane ruimte voor het tijdelijk bewaren van kadavers;

  • f.

    dierenopvangcentrum: een instelling die in staat is meer dan 50 gezelschaps-dieren of vrij levende dieren gelijktijdig op te vangen, te huisvesten en te verzorgen;

  • g.

    periodieke subsidie: een per boekjaar of aantal boekjaren verstrekte subsidie zoals bedoeld in artikel 4:58 van de Awb;

  • h.

    projectsubsidie: een eenmalig verstrekte subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager.

Artikel 2 Toepasselijke regelgeving

De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004 zijn van toepassing, tenzij deze bijzondere verordening uitdrukkelijk anders bepaalt.

Artikel 3 Beslisbevoegdheid

  • 1.

    Het college stelt subsidieplafonds vast. De subsidieplafonds worden voor ieder van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 afzonderlijk vastgesteld.

  • 2.

    Indien in de door de gemeenteraad vastgestelde begroting of in een daarvan deel uitmakende bijlage een post is opgenomen die blijkens de daarbij behorende omschrijving uitsluitend is bestemd als subsidie ‘dierenwelzijn’ ten behoeve van een aanvrager, geldt deze begrotingspost als subsidieplafond voor die aanvrager.

Artikel 4 Ontvanger subsidie

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan ontvangers werkzaam in de gemeente Amsterdam die actief zijn in de sector dierenwelzijn.

Artikel 5 Aanvraag en verlening subsidies

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd voor een periode van een jaar, eindigend op 31 december.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 3.

    Een aanvraag om projectsubsidie wordt ingediend uiterlijk 1 oktober van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd, om waarderingssubsidie uiterlijk 1 november van dat jaar.

  • 4.

    In afwijking van het voorgaande lid en artikel 5:2, eerste lid, van de ASA 2004, worden aanvragen om subsidie voor het jaar 2008 ingediend vóór 1 april 2008.

  • 5.

    Op alle tijdig ingediende aanvragen wordt gelijktijdig beslist uiterlijk vier maanden na afloop van de termijn waarbinnen aanvragen konden worden ingediend.

Artikel 6 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager geen eigen bijdrage in financiële zin of anderszins inbrengt.

  • 2.

    De subsidie wordt verder geweigerd indien de aanvrager op commerciële basis werkt.

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd het bepaalde in artikel 6:1 van de ASA 2004, behoeft de subsidieontvanger van een periodieke subsidie de toestemming van het college voor het genoemde in artikel 4:71, eerste lid, onder de leden a, b, c, d, h, i en j, van de Awb.

Artikel 8

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De subsidieontvanger verleent aan het college, dan wel aan een door het college aangewezen ambtenaar, inzage in de administratie, voor zover het college dit nodig acht.

Artikel 9 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 4:1 van de ASA 2004 is de subsidieontvanger verplicht binnen drie maanden na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, of binnen drie maanden na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, bij het college een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in te dienen.

  • 2.

    Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger de gegevens die het college nodig heeft voor het vaststellen van de subsidie.

  • 3.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een accountantsverklaring conform het bepaalde in artikel 4:78, derde lid, van de Awb.

Artikel 10 De subsidievaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 4:3, eerste lid, van de ASA 2004 stelt het college een subsidie vast binnen negen maanden na afloop van de periode of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van deze verordening, niet tijdig is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen binnen zes maanden na afloop van de periode of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    Het college stelt een subsidie niet eerder ambtshalve vast dan nadat een door hem te stellen termijn waarbinnen alsnog een aanvraag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van deze verordening, kan worden ingediend, is verstreken.

Artikel 11

Het college kan bij het vaststellen van de subsidie die kosten en uitgaven buiten beschouwing laten, die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Deze kosten kunnen in ieder geval betrekking hebben op gedane uitgaven respectievelijk boekingen ter zake van:

  • a.

    afschrijvingen;

  • b.

    uitgaven die geen verband houden met de aanvraag waar de subsidieverlening op gebaseerd was;

  • c.

    reserveringen.

Hoofdstuk 2 Subsidie voor de opvang van zwervende gezelschapsdieren

Artikel 12 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die beschikken over een asiel met een rechtsgeldige vergunning en voldoen aan de vereisten van het Honden- en kattenbesluit 1999.

Artikel 13 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten van de opvang van binnen de gemeente aangetroffen zwerfdieren.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor een deel van de kosten van

    • a.

      de beschikbaarheid van asielplaatsen;

    • b.

      de verzorging van zwerfdieren in het asiel.

Artikel 14 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de instelling van aanvrager niet over een vergund en toegestaan asiel beschikt;

  • b.

    de instelling van aanvrager geen beheerder in dienst heeft;

  • c.

    de instelling van aanvrager niet bereid is zich in te zetten voor het herplaatsen van de zwerfdieren.

Artikel 15 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de aanvrager bijdraagt aan:

    • a.

      dierenwelzijn;

    • b.

      zorg voor meerdere diersoorten;

    • c.

      kwaliteit van dienstverlening;

    • d.

      inzet van vrijwilligers;

    • e.

      duurzame herplaatsing van zwerfdieren;

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 16 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een periodieke subsidie.

Artikel 17 Berekening van de subsidie

Het college stelt voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van bijdragen per activiteit. Verder stelt het college regels vast voor:

  • a.

    de berekening van de capaciteitskosten voor een verantwoord asielbeheer en een verantwoorde dierverzorging met beschikbaarheid van een toereikend aantal asielplaatsen;

  • b.

    de berekening van een normbijdrage van de verzorgingskosten van een in bewaring genomen zwerfdier.

Artikel 18 Vorm van de subsidie

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving van de aanvraag, en de inhoud van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      zich te houden aan de bepalingen van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst;

    • b.

      binnen drie maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen.

Hoofdstuk 3 Subsidie voor de opvang van vrij levende dieren

Artikel 19 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die beschikken over een dierenopvangcentrum met een rechtsgeldige vergunning onder andere om vrij levende dieren onder zich te hebben.

Artikel 20 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten van de opvang van hulpbehoevende en niet zelfredzame vrij levende dieren. Het dient hierbij uitsluitend te gaan om dieren die zo spoedig als mogelijk is bij een vermoeden van voldoende zelfredzaamheid door de instelling van aanvrager op een kansrijke locatie worden teruggezet in de vrije natuur.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor een deel van de kosten van:

    • a.

      de beschikbaarheid van opvangplaatsen;

    • b.

      de verzorging van de dieren in de opvang, en

    • c.

      de beheerder.

Artikel 21 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de instelling van aanvrager niet over een vergund en toegestaan dierenopvangcentrum beschikt;

  • b.

    de instelling van aanvrager geen beheerder in dienst heeft;

  • c.

    de instelling van aanvrager niet bereid is de dieren duurzaam terug te plaatsen in de vrije natuur.

Artikel 22 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de aanvrager bijdraagt aan:

    • a.

      dierenwelzijn;

    • b.

      een duurzame en kansrijke terugplaatsing van zelfredzame dieren;

    • c.

      zorg voor meerdere diersoorten;

    • d.

      kwaliteit van dienstverlening;

    • e.

      inzet van vrijwilligers.

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 23 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een periodieke subsidie.

Artikel 24 Berekening van de subsidie

Het college stelt voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van bijdragen per activiteit. Verder stelt het college regels vast voor:

  • a.

    de berekening van een bijdrage in de personele kosten;

  • b.

    de berekening van een normbedrag per dier.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving van de aanvraag, en de inhoud van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      zich te houden aan de bepalingen van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst;

    • b.

      binnen drie maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen.

Hoofdstuk 4 Subsidie voor de dierenambulance

Artikel 26 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die beschikken over een rechtsgeldige vergunning om de activiteiten van een dierenambulance uit te voeren.

Artikel 27 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de door het college noodzakelijk geachte kosten van de ambulancedienst binnen de gemeente Amsterdam bij de verlening van eerste hulp aan gewonde dieren en waarbij voldaan wordt aan de volgende criteria:

    • a.

      het betreft zwerfdieren die door de ambulance naar een door de gemeente aangewezen dierenasiel of dierenopvang worden vervoerd;

    • b.

      het betreft vrij levende dieren waarbij botulisme vermoed wordt;

    • c.

      het betreft vrij levende dieren die gewond of niet zelfredzaam zijn aangetroffen.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor de kosten die samenhangen met het vervoer van kadavers die aangetroffen worden op de openbare weg binnen de gemeente Amsterdam en meegenomen worden naar de eigen kadaveropslagruimte voor destructie, met inbegrip van de kosten van tijdelijke opslag en destructie van kadavers.

Artikel 28 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de instelling van aanvrager niet over een meldkamer met telefooncentrale beschikt;

  • b.

    de instelling van aanvrager niet over ten minste één ambulance beschikt;

  • c.

    de instelling van aanvrager niet over een opslagruimte voor kadavers beschikt.

Artikel 29 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de aanvrager bijdraagt aan:

    • a.

      dierenwelzijn;

    • b.

      deskundige hulpverlening aan gewonde en niet zelfredzame dieren;

    • c.

      kwaliteit van dienstverlening;

    • d.

      kwaliteit van in te zetten middelen;

    • e.

      geoefendheid bij hulpverlening;

    • f.

      inzet van vrijwilligers.

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 30 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een periodieke subsidie.

Artikel 31 Berekening van de subsidie

Het college stelt voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van bijdragen per activiteit. Verder stelt het college regels vast voor:

  • a.

    de berekening van het aantal te subsidiëren ambulanceritten.

  • b.

    de berekening van de bijdrage per ambulancerit.

Artikel 32 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving van de aanvraag, en de inhoud van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      zich te houden aan de bepalingen van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst;

    • b.

      binnen drie maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen.

Hoofdstuk 5 Subsidie voor educatie en voorlichting met betrekking tot gezelschapsdieren, alsmede andere activiteiten die de bevordering van het dierenwelzijn beogen

Artikel 33 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die activiteiten ontwikkelen, gericht op educatie en voorlichting met betrekking tot gezelschapsdieren, of zich richten op bevordering van het dierenwelzijn in het algemeen, of activiteiten ontwikkelen die gericht zijn op het voorkomen van de toename van de populatie van zwerfdieren.

Artikel 34 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten, gericht op educatie en voorlichting binnen de gemeente Amsterdam, betreffende:

    • a.

      het op verantwoorde wijze houden van gezelschapsdieren, zowel inheemse als exotische soorten, de omgang met deze dieren en het beperken van overlast voor de omgeving, de gevolgen van onvoldoende verzorging of verwaarlozing, gevaar voor de volksgezondheid, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, alsmede het bevorderen van het dierenwelzijn in het algemeen;

    • b.

      het op verantwoorde wijze omgaan met vrij levende dieren, de mogelijke gevaren voor de volksgezondheid, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, alsmede het bevorderen van het dierenwelzijn in de vrije natuur in het algemeen.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die de bevordering van het dierenwelzijn in het algemeen beogen, of in het bijzonder gericht zijn op het voorkomen van de toename van de populatie van zwerfdieren.

  • 3.

    Niet voor subsidie komen in aanmerking de kosten van huisvesting, exploitatie, onderhoud, administratie met apparatuur en de overhead, alsmede de kosten van duurzame gebruiksgoederen.

Artikel 35 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de organisatie van aanvrager niet blijkens de statuten het bevorderen van het dierenwelzijn direct of indirect als doel kent;

  • b.

    de organisatie van aanvrager niet zelf de activiteiten uitvoert;

  • c.

    de subsidie niet uitsluitend bedoeld is voor activiteiten binnen de gemeente Amsterdam.

Artikel 36 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de voorgestelde activiteit bijdraagt aan de doelstelling, gelet op:

    • a.

      de kwaliteit van de voorgestelde activiteit;

    • b.

      de beoogde doelgroep;

    • c.

      de verwachte duurzaamheid van het effect van de activiteit;

    • d.

      de ontwikkeling van het dierenwelzijn;

    • e.

      de voorbeeldfunctie voor dierenwelzijn;

    • f.

      de betrokkenheid en inzet van vrijwilligers;

    • g.

      de aandacht voor meerdere diersoorten.

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 37 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een projectsubsidie. Subsidies voor bedragen tot een maximum van € 5000 kunnen als waarderingssubsidie, als bedoeld in artikel 1:1, onder f, van de ASA 2004, worden verstrekt.

Artikel 38 Berekening van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt voor voorlichting en educatie en voor overige activiteiten, gericht op het bevorderen van dierenwelzijn in het algemeen, ten hoogste 90% van de werkelijke kosten van de voorgestelde activiteit, met een maximum van € 40.000 per aanvraag.

  • 2.

    Het college kan in ieder geval een lager percentage hanteren indien de voor de activiteit overige beschikbare middelen hiertoe aanleiding geven.

  • 3.

    De subsidie bedraagt voor activiteiten, gericht op het beperken van de toename van de populatie van zwerfdieren, ten hoogste 90% van de door het college noodzakelijk geachte kosten van de voorgestelde activiteit, met een maximum van € 100.000 per aanvraag.

Artikel 39 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat het programma of de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving, de begroting en het dekkingsplan van de aanvraag.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      binnen vijf maanden na de datum van het besluit tot subsidieverstrekking met de uitvoering van de activiteit te beginnen en dit schriftelijk aan het college te melden;

    • b.

      binnen drie maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen;

    • c.

      een wijziging in de financiering van de activiteit onmiddellijk schriftelijk aan het college te melden.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid kan het college verplichtingen opleggen met betrekking tot de termijn waarbinnen de beoogde activiteit plaatsvindt.

Hoofdstuk 6 Slotartikelen

Artikel 40 Slotartikelen

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van een of meer bepalingen van deze verordening.

Artikel 41

Deze verordening wordt aangehaald als: Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2008, of afgekort als Bsd 2008.

Artikel 42

Deze verordening vervalt op 1 januari 2013.

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van plaatsing in het Gemeenteblad.