Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gezondheidsverordening |
Citeertitel | Gezondheidsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-1994 | wijziging artikel(en) | Gemeenteblad 1994, afd. 1, nr. 93 |
Het is het hoofd van een school verboden, een persoon die verbonden is aan die school dan wel daar onderwijs volgt, tot de school toe te laten of aldaar te laten verblijven, zodra Burgemeester en Wethouders hebben medegedeeld, dat deze persoon lijdt aan een infectieziekte, vermeld in groep B van art. 2 van het Koninklijk Besluit van 13 juni 1975 (Staatsblad 404).
Het is het hoofd van een school of van een kinderverblijf verboden, een persoon tot de school of het kinderverblijf toe te laten of aldaar te laten verblijven, zodra Burgemeester en Wethouders het hoofd hebben medegedeeld, dat deze persoon ingevolge art. 8 van de wet de school of het kinderverblijf niet mag bezoeken.
Het is aan het hoofd van een school of van een kinderverblijf verboden, een minderjarige tot de school of het kinderverblijf toe te laten of aldaar te laten verblijven, indien een persoon die lijdt aan een infectieziekte als bedoeld in art. 2, zich bevindt of wordt verpleegd in het gebouw waarin de school of het kinderverblijf is gevestigd, of in een ruimte die met de school of het kinderverblijf in verbinding staat.
Het is aan het hoofd van een school of van een kinderverblijf verboden, een minderjarige tot de school of het kinderverblijf toe te laten of aldaar te laten verblijven, zodra Burgemeester en Wethouders aan het hoofd hebben medegedeeld, dat de minderjarige lijdt aan een ziekte of aandoening welke Burgemeester en Wethouders krachtens art. 10 hebben aangewezen.
Onverminderd het bepaalde bij art. 10 van de wet is het hoofd van een school of van een kinderverblijf verplicht, die school of dat kinderverblijf geheel of gedeeltelijk te sluiten, zodra Burgemeester en Wethouders hebben medegedeeld, dat in verband met de constatering van een ziekte of aandoening, aangewezen krachtens art. 10, deze sluiting noodzakelijk is.
De in de artikelen 2 tot en met 6 genoemde verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op het hoofd van een school of van een kinderverblijf aan wie Burgemeester en Wethouders hebben medegedeeld, dat het besmettingsgevaar is geweken.
Verplichtingen van hen die werkzaam zijn op een school en van de ouders van minderjarigen die een school bezoeken.
De ouder of verzorger van een minderjarige die lijdt aan een door Burgemeester en Wethouders bij openbare kennisgeving aangewezen ziekte of aandoening, waarbij besmettingsgevaar aanwezig is of ten aanzien van wie het vermoeden bestaat, dat hij aan een dergelijke ziekte of aandoening lijdt, is verplicht te zorgen, dat deze minderjarige niet de school of het kinderverblijf betreedt.
Paragraaf 2 Maatregelen ter voorkoming van radioactieve besmetting
Het is verboden, een terrein, weggedeelte of gebouw te betreden of te verlaten dat door de Politie in geval van brand, explosie of ongeval (aanrijdingen en botsingen daaronder begrepen) is afgezet, wanneer door de Politie is medegedeeld, dat in verband met gevaar voor radioactieve besmetting van personen of goederen bezwaar bestaat tegen het bedoelde betreden of verlaten.
De rechthebbende op een gebouw of woning is verplicht, voor zover zijn bevoegdheid strekt, de ramen en deuren hiervan te sluiten, indien zulks door de Politie, ter voorkoming van radioactieve besmetting van personen of goederen dan wel ter beperking daarvan, is gelast, en deze ramen en deuren zolang gesloten te houden als door de Politie wordt bepaald.
Degene van wie redelijkerwijze wordt vermoed, dat hij gevaar voor radioactieve besmetting kan opleveren, is verplicht, zich op de eerste vordering van of namens de Burgemeester aan een onderzoek naar de aanwezigheid van die besmetting te onderwerpen en zich te laten ontsmetten op de wijze, door of namens de Burgemeester te bepalen.
De rechthebbende op een goed, ten aanzien waarvan redelijkerwijze wordt vermoed, dat het gevaar voor radioactieve besmetting kan opleveren, is verplicht, zodra door of namens de Burgemeester een daartoe strekkende vordering aan hem is gericht, dat goed aan een onderzoek naar de aanwezigheid van bedoelde besmetting te laten onderwerpen en, zo nodig, te laten ontsmetten.
Paragraaf 3 Bepalingen over materiaal van dierlijke herkomst dat niet geschikt is voor menselijke consumptie, keukenafval, alsmede ziekenhuisafval
Het is de exploitant van een poeliersbedrijf, een viswinkel, een inrichting als bedoeld in art. 3, onder a en c, van de Drank‑ en Horecawet of een andere inrichting waar etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, verboden, kennelijk niet voor menselijke consumptie geschikte afval van wild en gevogelte, afval van vis of keukenafval langer dan drie dagen te bewaren.
Het is verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een opslagplaats of inrichting ter verwerking met technische oogmerken van geheel van spierweefsel ontdane beenderen op te richten of te hebben.
Het in lid 1 bedoelde verbod geldt niet, indien de betrokken beenderen worden bewaard voor ten hoogste drie dagen buiten de bedrijfsruimte van inrichtingen als bedoeld in art. 19 van de Vleeskeuringswet, nadat deze beenderen uit de hier bedoelde bedrijfsruimten zijn verwijderd om te worden vervoerd naar een opslagplaats of inrichting waar dergelijke beenderen voor technische doeleinden worden bewerkt.
Het is verboden, materiaal van dierlijke herkomst dat kennelijk niet bestemd of geschikt is voor menselijke consumptie, op andere plaatsen in spoorwagons te laden of daaruit te lossen dan op het spoorwegemplacement, liggende ten noorden van de Piet Heinkade, ten oosten van de Kraijenhoffstraat en de Blankenstraat, ten noorden van de Cruquiuskade en ten noorden van de Zeeburgerdijk.
Paragraaf 4 Bepalingen van diverse aard
Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet op de lijkbezorging, de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, de Verordening op het begraven van lijken op en op het vervoer van lijken naar de algemene begraafplaats Zorgvlied, toebehorende aan de gemeente Amstelveen en gelegen in de gemeente Amsterdam en de Verordening op de Dienst der Algemene Begraafplaatsen en Crematoria der gemeente Amsterdam is het verboden, zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders een lijk te begraven of te cremeren op andere uren dan tussen 7 en 16 uur.
Het is verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een voor het publiek toegankelijke badinrichting of zweminrichting op te richten of te exploiteren of op andere wijze aan het publiek gelegenheid te geven tot zwemmen of het nemen van baden waarbij het gebruik van hete lucht of stoom geen bestanddeel vormt.
De rechthebbende op een woonwagen, vaartuig, woonkeet, kampeerhuisje, volkstuinhuisje, een niet tot bewoning bestemd gebouw, een erf of terrein, voor zover deze vallen buiten de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, is verplicht, nadat hij van Burgemeester en Wethouders een aanschrijving heeft ontvangen, de in die aanschrijving vermelde maatregelen te treffen die zullen leiden tot de opheffing c.q.voorkoming van de hinder en/of overlast van:
Het is verboden, op dusdanige wijze dieren te houden, dat daardoor omwonenden ernstige stankoverlast ondervinden dan wel de omgeving in ernstige mate wordt verontreinigd.
Het is, behalve aan de daarvoor van gemeentewege aangewezen personen, verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders:
Huidpenetrerende handelingen die door niet‑medici of niet onder medische verantwoordelijkheid worden verricht.
Paragraaf 5 Administratieve bepalingen en straf‑ en slotbepalingen
Naast de ambtenaren, vermeld in art. 141 van het Wetboek van Strafvordering, is het toezicht op de naleving van deze verordening alsmede de opsporing van de in de verordening strafbaar gestelde feiten opgedragen aan daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren.
Zo dikwijls de zorg voor de nakoming van het bij of krachtens deze verordening gestelde zulks vereist, wordt hierbij aan de in art. 30 bedoelde ambtenaren de last verstrekt, alle gebouwen, bouwwerken, open erven en terreinen, woonwagens, vaartuigen en voertuigen binnen te treden of te betreden, zulks voor zover het woningen betreft, met inachtneming van het bepaalde bij de wet van 31 augustus 1853 (Staatsblad 83).