Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening 2003 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Ruimtelijke ordening, grondbeleid en bouwen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2007 | 01-09-2007 | wijziging artikel(en) | 13-06-2007 Gemeenteblad 2007, afd. 3A, nr. 103/239 | Gemeenteblad 2007, afd. 1, nr. 239 | |
30-06-2006 | 01-07-2007 | nieuwe regeling | 30-06-2006 Gemeenteblad 2006, afd. 3A, nr. 125/253 | Gemeenteblad 2006, afd. 1, nr. 253 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat die daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en toilet;
stedelijkevernieuwingsplan: een plan waarin wordt aangegeven op welke wijze de vier aandachtsvelden van stedelijke vernieuwing (versterking van de stad als woongebied, werkgebied, verkeersgebied en verzorgingsgebied) en de stedelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing (kwaliteitsverhoging, bevorderen leefbaarheid en optimalisering grondgebruik) in een plangebied worden gerealiseerd;
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Art. 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens
Als woonruimten als bedoeld in art. 5 van de wet, worden aangewezen:
Paragraaf 2.2 Toelating tot de vergunningplichtigewoningvoorraad
Art. 2.3.1 Verhouding huurprijs - inkomen
Huurwoningen met een rekenhuur tot 64% van de rekenhuur genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de Huurtoeslag, afgerond op één euro, worden slechts toegewezen aan huishoudens met een inkomen tot 130% van het inkomen genoemd in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Huurtoeslag, afgerond op tien euro.
Tot een huishouden worden de inwonende kinderen jonger dan 18 jaar gerekend, alsmede inwonende kinderen van 18 jaar en ouder die, volgens de Gemeentelijke Basisadministratie niet langer dan zes maanden uit de ouderlijke woning uitgeschreven zijn geweest of na een langere periode van uitschrijving uit de Gemeentelijke Basisadministratie dan zes maanden nadien ten minste twee jaar opnieuw ingeschreven hebben gestaan.
Paragraaf 2.4 Voorrang en indicatie
Art. 2.4.4 Intrekking voorrangsverklaring
De voorrangsverklaring wordt ingetrokken, indien:
Paragraaf 2.5 Normversoepeling
Art. 2.5 Normversoepeling ten aanzien van toelating tot de vergunningplichtigewoningvoorraad
Burgemeester en Wethouders verlenen, nadat hun is aangetoond dat een huur- of koopwoning gedurende ten hoogste 13 weken tevergeefs op de gebruikelijke wijze en tegen een redelijke prijs is aangeboden, ontheffing van één of meer criteria voor een huisvestingsvergunning, uitgezonderd het criterium verblijfsstatus.
Burgemeester en Wethouders verlenen, nadat hun door verhuurders is aangetoond dat een bepaalde categorie huur- of koopwoningen minder goed verhuur- of verkoopbaar is, voor die bepaalde categorie huur- of koopwoningen ontheffing van één of meer criteria voor een huisvestingsvergunning, uitgezonderd het criterium verblijfsstatus, voor een nader vast te stellen periode.
Paragraaf 2.6 Huisvestingsvergunning
Art. 2.6.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Burgemeester en Wethouders besluiten de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, niet in behandeling te nemen, indien zij in redelijkheid mogen aannemen dat de woonruimte door het huishouden dat de vergunning aanvraagt, in gebruik is genomen, een en ander echter met uitzondering van de gevallen vermeld in art. 23, derde lid, van de wet.
Art. 2.6.3 Inhoud huisvestingsvergunning
Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden Burgemeester en Wethouders de volgende informatie:
Paragraaf 2.7 Leegmelding en voordracht
De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in art. 2.1.1, onder a, niet zijnde een aan een Convenant Woonruimtebemiddeling deelnemende eigenaar, is verplicht het beschikbaar komen van die woonruimte binnen vijf werkdagen aan Burgemeester en Wethouders te melden. Het in art. 18, derde lid, van de wet bepaalde is overeenkomstig van toepassing.
Hoofdstuk 2a Verdeling van standplaatsen voor woonwagens
Art. 2a.3 Volgordebepaling bij de toewijzing
De rangorde bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op woonwerklocaties, met dien verstande dat de onder a tot en met e genoemde woningzoekende een bedrijf of beroep moet uitoefenen dat verband houdt met de exploitatie van het circus- of kermisbedrijf en minimaal 70% van zijn/haar gemiddeld jaarinkomen over de afgelopen drie kalenderjaren binnen het voornoemde bedrijf of beroep heeft vergaard.
Art. 2a.4 Huisvestingsvergunning
Het huishouden dient binnen vier weken gebruik te maken van de huisvestingsvergunning, tenzij de bouw van de voor het huishouden bestemde woonwagen nog niet gereed is. In het laatste geval kan toestemming worden gevraagd voor het tijdelijk plaatsen van een caravan, totdat de woonwagen is gereedgekomen.
Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Als woonruimte als bedoeld in art. 30 van de wet wordt aangewezen alle woonruimte, ongeacht de huur- of koopprijs, met inachtneming van de Verordening op de stadsdelen.
Art. 3.1.3 In de aanvraag onttrekkingsvergunning op te nemen gegevens
De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:
Art. 3.1.4 Bij de aanvraag onttrekkingsvergunning in te dienen bescheiden
Bij de aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:
Art. 3.1.5 Ontvangst aanvraag onttrekkingsvergunning
De aanvrager krijgt van of namens Burgemeester en Wethouders een bewijs van ontvangst waarop de datum van ontvangst is vermeld.
Art. 3.1.6 Ontvankelijkheid aanvraag onttrekkingsvergunning
Indien de aanvrager de in de artikelen 3.1.3 en 3.1.4 vermelde gegevens en bescheiden niet of in onvoldoende mate verstrekt bij het indienen van de aanvraag, stellen Burgemeester en Wethouders de aanvrager in de gelegenheid deze binnen een termijn van ten minste twee weken en ten hoogste vier weken nadat hem dit is medegedeeld, aan te vullen of te verbeteren.
Art. 3.1.7 Termijn van beslissing
Burgemeester en Wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal met ten hoogste dertien weken verdagen.
Art. 3.1.8 Samenloop van woningonttrekking en bouwen
Indien voor het gebouw of de gebouwgedeelten waarop de aanvraag om vergunning betrekking heeft, tevens een bouwvergunning is aangevraagd, kan bij de aanvraag voor overeenkomstige bescheiden en gegevens worden verwezen naar de aanvraag om bouwvergunning, voorzover dit niet reeds is aangegeven bij de toepassing van art. 2.1.4, vijfde lid, van de Bouwverordening Amsterdam 1993.
Art. 3.1.9 Beschikkingsvereisten
De gegevens die ten minste in de vergunning moeten worden vermeld, zijn:
Art. 3.2.1 Werkingsgebied en verbodsbepaling
Als gebouwen als bedoeld in art. 33 van de wet, worden aangewezen alle gebouwen, totstandgekomen vóór 1940, en overigens slechts voor het gebied zoals dat was vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 8 augustus 1977, nr. 19 (Gemeenteblad 1977, afd. 3, volgn. 145).
Art. 3.2.3 In de aanvraag splitsingsvergunning op te nemen gegevens
De aanvraag bevat de volgende gegevens:
Art. 3.2.4 Bij de aanvraag splitsingsvergunning in te dienen bescheiden
Bij het indienen van de aanvraag om splitsingsvergunning worden ten minste de volgende bescheiden overgelegd:
een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in art. 109 van Boek 5 (titel 9) van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten, waarin de indeling en de met de splitsing beoogde eigendomswijzigingen zijn aangegeven op ten minste de schaal 1 : 100;
Art. 3.2.5 Ontvangst aanvraag splitsingsvergunning
Burgemeester en Wethouders bevestigen onverwijld de ontvangst van de aanvraag als bedoeld in art. 3.2.2.
Art. 3.2.7 Termijn van beslissing
Burgemeester en Wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal met ten hoogste dertien weken verdagen, behoudens toepassing van art. 3.2.9, tweede lid, en/of art. 3.2.10, tweede lid.
Art. 3.2.8 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning in verband met de woonruimtevoorraad
De splitsingsvergunning kan eveneens worden geweigerd indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voorzover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in art. 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen,
Bij toepassing van het gestelde in het eerste lid weegt in ieder geval het belang van de vergunningaanvrager niet op tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voorzover die voor verhuur is bestemd, indien en voorzover inwilliging van de aanvraag om een splitsingsvergunning leidt tot overschrijding van een van de maximumaantallen welke voor het betrokken stadsdeel voor enig jaar zijn vastgesteld ingevolge art. 3.2.8.b.
Art. 3.2.8.a Aanwijzing van categorieën van gebouwen van particuliere eigenaren die voor een splitsingsvergunning in aanmerking komen
Als categorieën van gebouwen die voor een splitsingsvergunning in aanmerking komen, worden aan-gewezen:
gebouwen met minimaal twee woningen waarvan minimaal de helft van het aantal woningen in het gebouw wordt samengevoegd. Rekenkundig vindt afronding naar beneden plaats. Burgemeester en Wethouders zijn echter bevoegd, het minimumaantal samen te voegen woningen door middel van een daartoe strekkend besluit te verlagen. Indien een woning met minimaal 30 m2 wordt vergroot, wordt dat gerekend als een samenvoeging;
gebouwen gelegen in een gebied ten aanzien waarvan Burgemeester en Wethouders op grond van de samenstelling van de woningvoorraad hebben bepaald dat het een gebied is waar splitsing en verkoop van huurwoningen met een huurprijsgelijk aan of lager dan het bedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de Huurtoeslag wenselijk is.
Voorzover in enig jaar het maximumaantal woningen, bedoeld in art. 3.2.8.b, eerste lid, niet (volledig) is bestemd ten behoeve van de categorieën a tot en met c, kunnen aanvragen om een splitsingsvergunning die geen betrekking hebben op die categorieën, slechts voor een vergunning in aanmerking worden gebracht met inachtneming van het resterende aantal.
Art. 3.2.8.b Toepassingsgebied van art. 3.2.8.a en de aantallen particuliere huurwoningen die voor splitsing in aanmerking kunnen komen
Met inachtneming van het gestelde in art. 3.2.8.a worden stadsdelen aangewezen waar aldaar gelegen gebouwen van particuliere eigenaren kunnen worden gesplitst met vermelding van het maximumaantal te splitsen woningen dat per stadsdeel bij bedoelde splitsing kan worden betrokken. Deze besluiten maken als bijlagen A, B en C onderdeel uit van deze verordening.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, delen van de gemeente aan te wijzen en in de vorm van een verdeelbesluit een maximum per categorie gebouwen als bedoeld in art. 3.2.8.a, voor bedoelde delen van de gemeente vast te stellen met inachtneming van het maximum dat volgens het eerste lid voor het stadsdeel is vastgesteld.
Art. 3.2.8.d Duur van de aanwijzing en de maxima te splitsen particuliere huurwoningen
De in het eerste lid bedoelde termijn van vijf jaar kan bij verstrijken met één periode worden verlengd, rekening houdend met een evaluatie welke in het voorafgaande jaar plaatsvindt. Met betrekking tot de vaststelling van de maxima voor de verlengingsperiode is het bepaalde in de vorige leden van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, indien het behoud van de voorraad huurwoningen bedoeld in art. 3.2.8, eerste lid, in het kader van de toepassing van de artikelen 3.2.8.a en 3.2.8.b dreigt te worden aangetast, de aantallen bedoeld in art. 3.2.8.b, eerste lid, per de eerstvolgende jaarlijkse periode te verminderen of op nihil te stellen.
Art. 3.2.8.e Vergunningverlening, voorwaarden en verplichtingen
Burgemeester en Wethouders kunnen een splitsingsvergunning voor een gebouw behorend tot een categorie als bedoeld in art. 3.2.8.a verlenen, mits het in dat jaar toepasselijke maximum zoals dat volgens art. 3.2.8.b dan wel 3.2.8.d, is bepaald, niet wordt overschreden en onverminderd hun bevoegdheid tot weigering op grond van art. 3.2.9 of art. 3.2.10.
Burgemeester en Wethouders kunnen hun besluit inzake een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden indien op grond van het maximumaantal als bedoeld in het eerste lid de aanvraag gedeeltelijk voor een splitsingsvergunning in aanmerking kan worden gebracht, doch voor het overige op grond van het bepaalde in het eerste lid wegens overschrijding zou moeten worden afgewezen, met het doel de aanvraag in het daarop volgende jaar voor het overschrijdend deel in aanmerking te brengen.
Art. 3.2.8.f Gebouwen van woningcorporaties die voor een splitsingsvergunning in aanmerking komen in verband met de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Naast de in het eerste lid bedoelde woningen kunnen tevens voor een splitsingsvergunning in aanmerking worden gebracht huurwoningen van particuliere eigenaren die door een woningcorporatie worden aangekocht, mits wordt voldaan aan het daaromtrent bepaalde in het hiervoor vermelde convenant, alsmede aan het bepaalde in de artikelen 3.2.8.a tot en met e.
Art. 3.2.9 Weigerings en aanhoudingsgrondensplitsingsvergunning in verband met de stadsvernieuwing
De splitsingsvergunning kan worden geweigerd, indien:
voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in art. 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in art. 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor een zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is,
Art. 3.2.10 Weigerings- en aanhoudingsgrondensplitsingsvergunning in verband met de toestand van het gebouw
De beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning wordt aangehouden, indien redelijkerwijs mag worden verwacht dat de aanvrager van de vergunning tot splitsing de gebreken als bedoeld in het eerste lid met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen binnen een daarvoor door Burgemeester en Wethouders gestelde termijn. Het gestelde in de vorige zin is in ieder geval van toepassing, indien is aangeschreven tot het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet.
Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt daarbij tevens bepaald dat de vergunning wordt verleend, indien de in het besluit tot aanhouding aangegeven gebreken zijn opgeheven binnen de daartoe in dat besluit aangegeven termijn. In geval van een aanschrijving als bedoeld in het tweede lid, wordt in het besluit tot aanhouding met betrekking tot de op te heffen gebreken en de daarvoor geldende termijn verwezen naar die aanschrijving. Nadat door Burgemeester en Wethouders is vastgesteld dat de voorzieningen zijn getroffen, wordt met inachtneming van de Bouwverordening Amsterdam 2003 binnen vier weken beslist op een aanvraag om een splitsingsvergunning.
Art. 3.2.11 Beschikkingsvereistensplitsingsvergunning
De gegevens die ten minste in de beschikking op de aanvraag moeten worden vermeld, zijn: de woonruimte(n) waarop de beschikking betrekking heeft, aangeduid met de straat, het huisnummer en/of de kadastrale ligging, waarbij voor het overige kan worden verwezen naar de bijgevoegde bescheiden als bedoeld in art. 3.2.4, ten minste omvattend het splitsingsplan.
Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Burgemeester en Wethouders zijn, de commissie van advies ex art. 82 van de Gemeentewet gehoord, bevoegd voor een beperkte periode af te wijken van (onderdelen van) deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet of het besluit.
Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen dat er huisvestingsvergunningen worden verleend na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening op basis van de criteria van de Huisvestingsverordening 1999, indien de toewijzing vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening heeft plaatsgevonden.
Vergunningen, toestemmingen, voorrangsverklaringen en indicaties, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige verordening verleend krachtens de Huisvestingsverordening 1999, gelden als vergunningen, toestemmingen, voorrangsverklaringen en indicaties, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften als bedoeld in deze verordening.
Aanvragen voor een voorrangsverklaring, een medische indicatie en een huisvestingsvergunning, alsmede voor een vergunning voor woonruimteonttrekking welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van de onderhavige verordening zijn ingediend, worden behandeld overeenkomstig het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.
Voorlopige verdeling van de 19.000 te splitsen particuliere huurwoningen over de stadsdelen.
*) Maximaal aantal woningen dat voor splitsing in aanmerking kan worden gebracht. De feitelijke en de te verwachten autonome ontwikkelingen, mede ten gevolge van het afschaffen van de verouderingsaftrek, kunnen vanaf de tweede jaarlijkse periode tot een lager aantal te splitsen woningen leiden.
Vaststelling van de aantalen te splitsen particuliere huurwoningen, opgenomen in het meerjarenquotum voor de categorie 'gebouwen waarvoor een bouwplan is ontwikkeld, dat deel uitmaakt van een (ontwerp van een) stedelijke vernieuwingsplan of een (ontwerp van een) plan van aanpak voor buurtgerichte of complexgewijze aanpak van woningen' voor de periode van 1 juli 2003 tot en met 31 augustus 2006, de te splitsen particuliere huurwoningen in de tweede jaarlijkse periode van 1 juli 2003 tot en met 31 augustus 2004 en de derde jaarlijkse periode van 1 september 2004 tot en met 31 augustus 2005.
Voor stadsdeel Bos en Lommer is alleen nog sprake van een derde periode die aanvangt op 29 april 2004 en geen einddatum heeft.