Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het centraal mobiliteitsfonds Amsterdam 2001, regelende de instelling, de voeding, het beheer en de besteding van een fonds voor parkeerinkomsten |
Citeertitel | Verordening Centraal Mobiliteitsfonds Amsterdam 2001 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën |
Vastgesteld bij raadsbesluit van 25 april 2001, nr. 179 (Gemeenteblad 2001, afd. 3, nr. 47), in werking getreden op 24 mei 2001.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-02-2005 | 20-06-2011 | wijziging artikel(en) | 24-02-2005 Gemeenteblad 2004, afd. 3A, nr. 269/371 | Gemeenteblad 2004, afd. 1, nr. 371 |
Het Centraal Mobiliteitsfonds.
Het Centraal Mobiliteitsfonds wordt jaarlijks gevoed door een bijdrage van 16% van de brutofiscaleparkeeropbrengsten van de stadsdelen en de binnenstad, met dien verstande dat het gebied waarbinnen tarief A wordt gehanteerd, daarenboven nog een extra bijdrage levert van 50% van het verschil tussen het A- en B-tarief.
Art. 5 Doel van het fonds en de besteding.
Het fonds beoogt de gemeentelijke doelstellingen met betrekking tot het verkeers- en vervoerbeleid via een effectief in te zetten financieel instrumentarium te realiseren en tevens een directe en zichtbare relatie te leggen tussen de inkomsten uit parkeermaatregelen en de bestedingen hiervan in het kader van de aanpak van het mobiliteitsbeleid.
Art. 6 Indienen projectvoorstellen.
Bij het projectvoorstel worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:
– een beschrijving van het project en een raming van de kosten;
– een beschrijving van het effect van het project in relatie tot de mobiliteitsdoelstellingen;
– het beoogde jaar van uitvoering en bij uitvoering over meerdere jaren de fasering van de uitvoering.
Art. 7 Voorwaarden projectvoorstellen.
Om voor een bijdrage uit het Mobiliteitsfonds in aanmerking te komen, dient een project aan de volgende voorwaarden te voldoen:
– het project moet voldoen aan het doel zoals geformuleerd in art. 5;
– het project moet hoofdzakelijk zijn georiënteerd op de hoofdnetten, parkeergarages en parkeer- en reisvoorzieningen;
– indien een project betrekking heeft op verbetering van de openbare ruimte moet deze een aantoonbaar positief effect hebben op de mobiliteitsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam;
– een project dat een onderzoek inhoudt, moet betrekking hebben op een concreet parkeer- en mobiliteitsproject.
Van een bijdrage uit het Mobiliteitsfonds zijn in ieder geval uitgesloten:
– structurele exploitatiebijdragen;
– onderzoeken die geen rechtstreekse betrekking hebben op het parkeer- of mobiliteitsbeleid;
– parkeervoorzieningen ten behoeve van nieuwbouwprojecten die afbreuk doen aan het terugdringen van vermijdbaar, niet noodzakelijk autogebruik.
Art. 8 Selectiecriteria projectvoorstellen.
De mate waarin de ingediende verzoeken om een bijdrage uit het Mobiliteitsfonds aan de navolgende criteria voldoen, is bepalend voor de volgorde in toekenning en de hoogte van een bijdrage:
– prioriteit voor projecten die aan hun samenhang met andere projecten een meerwaarde ontlenen;
– projectfinanciering gaat vóór programmafinanciering;
– de mate waarin een project ten opzichte van andere ingediende projectvoorstellen concreet en gereed tot uitvoering is.
Art. 9 Het bestedingsvoorstel.
Het bestedingsvoorstel bevat, naast een evaluatie van het uitvoeringsprogramma van het voorafgaande begrotingsjaar, een reserveprogramma, waarin projecten worden opgenomen die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders bijdragen aan het verwezenlijken van de mobiliteitsdoelstellingen, maar die, gelet op de prioriteitstelling in verband met subsidieplafond, alleen voor subsidie in aanmerking komen indien één of meer projecten uit het uitvoeringsprogramma niet worden uitgevoerd.
Tezamen met het bestedingsvoorstel, vermeld in lid 2, wordt een meerjareninvesteringsprogramma aan de Gemeenteraad voorgelegd:
• voor een periode van vier jaren, met daarin opgenomen de vierjaarlijkse prioriteiten zoals die in het programakkoord zijn opgenomen, de verwachte voeding van het fonds en de projectvoorstellen die niet zijn opgenomen in het bestedingsvoorstel;
• voor een periode van acht jaren, bij wijze van een verkenning van de mogelijke ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit en de daaruit voortvloeiende mogelijke projectvoorstellen.
Adviescommissie Centraal Mobiliteitsfonds.
De commissie adviseert Burgemeester en Wethouders gevraagd en ongevraagd ten minste over de in het jaarlijkse bestedingsvoorstel op te nemen projectvoorstellen, de evaluatie van de gehonoreerde projecten en het beleid aangaande het Mobiliteitsfonds, de effectiviteit van het parkeerbeleid voorzover sprake is van tegenvallende inkomsten of kosten, alsmede voorstellen tot het houden van experimenten en de evaluatie daarvan.
Art. 13 Stadsdeelparkeerfonds.
Bij de instelling van een stadsdeelparkeerfonds worden in ieder geval regels opgenomen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 10 van deze verordening, met dien verstande dat:
de brutoparkeeropbrengsten uitsluitend kunnen worden aangewend als dekkingsbron voor:
– de kosten van inning, administratie en handhaving van de parkeervoorschriften;
– projecten waarmee wordt beoogd de groei van automobiliteit terug te dringen;
– projecten ter verbetering van de leefbaarheid die gekoppeld zijn aan (her)inrichting van de verkeersruimte;
– dekking van de onrendabele top van te realiseren parkeergarages en -terreinen;
aan de projectvoorstellen in ieder geval de volgende voorwaarden zijn verbonden:
het project moet een belangrijke bijdrage leveren aan:
1. mobiliteitbeïnvloedende maatregelen;
2. verbetering van de verkeersveiligheid;
3. verbetering van de leefbaarheid, mits gekoppeld aan de (her)inrichting van de verkeersruimte;
in geval van een voorstel tot onderzoek kan het onderzoek alleen gekoppeld zijn aan concrete parkeer- en mobiliteitsprojecten;