Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015-2

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015-2
CiteertitelVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015-2
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015-2

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid jo. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201831-12-2019wijziging

17-12-2017

gmb-2017-230605

-
04-09-201501-01-2018nieuwe regeling

31-08-2015

GVOP: 3 september 2015

-
01-01-201504-09-2015nieuwe regeling

24-11-2014

GVOP: 12 december 2014 en Huis aan Huis: 17 december 2014

-
01-01-201301-01-201201-01-2015wijziging art. 1, artikel 2 en artikel 3

17-12-2012

Huis aan Huis; 2 januari 2013

-
09-02-201201-01-2013nieuwe regeling

30-01-2012

Huis aan Huis; 8 februari 2012

-
01-01-201109-02-2012nieuwe regeling

29-11-2010

Huis aan Huis; 8 december 2010

-
19-02-200901-01-200916-12-2010nieuwe regeling

26-01-2009

Huis aan Huis; 18 februari 2009

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015-2

De raad van de gemeente Leeuwarden;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 juni 2015;

 

gelet op artikel 108, tweede lid jo. artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

 

gezien het advies aan het college van burgemeester en wethouders van de Cliëntenraad Werk en Inkomen Leeuwarden van (datum),

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

  • b.

    individuele inkomenstoeslag: toeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet;

  • c.

    inkomen: inkomen in de zin van artikel 32 van de Participatiewet;

  • d.

    inkomensnorm: de in het kader van deze verordening per 1 januari van het kalenderjaar gehanteerde inkomensnorm bedraagt voor een alleenstaande 70% van het netto wettelijk minimumloon (hierna: WML) exclusief vakantietoeslag, voor een alleenstaande ouder 90% van het netto WML exclusief vakantietoeslag en voor gehuwden 100% van het netto WML exclusief vakantietoeslag;

  • e.

    peildatum: datum waarop wordt beoordeeld of belanghebbende(n) voldoen aan de voorwaarden en dus recht hebben op een toeslag. De peildatum is tenminste de aanvraagdatum, omdat niet met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd.

  • f.

    referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • g.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • h.

    WSF 2000: Wet studiefinanciering.

 

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Indienen verzoek

1. Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een daartoe vastgesteld formulier.

2. Bij bijstandsgerechtigden aan wie eenmaal op verzoek een individuele inkomenstoeslag is toegekend en die sindsdien onafgebroken bijstand hebben ontvangen, kan het recht zo mogelijk ambtshalve worden beoordeeld en vastgesteld. 

Artikel 3 Uitsluitingen

1. Niet voor de individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die:

a. gedurende de referteperiode verwijtbaar de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet heeft geschonden en dit heeft geleid tot een terugvordering en het teruggevorderde bedrag aan bijstand nog niet is terugbetaald;

b. gedurende 12 maanden voorafgaand aan de peildatum een maatregel met betrekking tot arbeidsinschakeling op zijn WW, WIA, Participatiewet of IOAW/IOAZ uitkering heeft ontvangen;

c. op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS of de WSF 2000.

 

 

Artikel 4 Langdurig laag inkomen

1. Van een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Participatiewet is sprake wanneer het in aanmerking te nemen inkomen gedurende de referteperiode niet hoger is dan 100% van de toepasselijke inkomensnorm.

 

2. Tevens wordt als langdurig laag inkomen aangemerkt het inkomen dat gedurende de referteperiode hoger is dan 100% van de voor hen geldende inkomensnorm, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldenregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

 

3. Het vermogen van de aanvrager of de aanvragende gehuwden mag gedurende de referteperiode niet meer bedragen dan de voor een alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen, dan wel gehuwden geldende vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet.

Artikel 5 Hoogte van de individuele inkomenstoeslag

1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar 40% van de toepasselijke inkomensnorm zoals genoemd in artikel 1d.

 

Er vindt gedurende het kalenderjaar geen indexering van het bedrag plaats.

 

2. Voor toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

 

3. Indien een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend door gehuwden, terwijl één van deze gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien en voor zover toepassing van bedoelde bepalingen leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 7 Intrekking en inwerkingtreding

1. De “Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015” wordt ingetrokken op de dag nadat deze verordening is bekendgemaakt.

 

2. De gewijzigde verordening treedt in werking op 1 januari 2018 en geldt voor alle aanvragen met een peildatum vanaf 1 januari 2018.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden 2015-2’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 augustus 2015.

,voorzitter

,griffier

Toelichting

Toelichting

 

Algemeen

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.

Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden.

 

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 100% van de toepasselijke inkomensnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden.

 

Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

 

  • *

    de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

  • *

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

    Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft bovenstaand criterium niet te worden vastgelegd in de verordening.

     

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

  •   

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

De volgende begripsomschrijvingen behoeven een nadere toelichting:

 

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Hetzelfde geldt voor een op grond van de tot 1 januari 2015 vigerende Wet werk en bijstand verleende langdurigheidstoeslag.

 

Peildatum

De peildatum is in principe de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

 

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.

 

Artikel 2. Indienen verzoek

Bij huishoudens die eerder individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen en aansluitend onafgebroken bijstand hebben ontvangen in onze gemeente, kan ambtshalve het recht op individuele inkomenstoeslag worden vastgesteld, zonder dat nadere gegevens over inkomen of vermogen hoeven te worden opgevraagd. Deze gegevens zijn immers bij de gemeente bekend. Hierdoor kan de gemeente bij deze groep, na een eerste toekenning op aanvraag, daar waar mogelijk overgaan tot ambtshalve toekenning.

 

 

Artikel 3. Uitsluitingen

Inlichtingenplicht

Inwoners komen niet voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking als zij gedurende de referteperiode verwijtbaar de inlichtingenplicht hebben geschonden, dit heeft geleid tot een terugvordering en deze terugvordering nog niet is voldaan. In deze situatie is er namelijk geen sprake van een langdurig laag inkomen.

 

Maatregel

Inwoners komen niet voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking als zij gedurende 12 maanden voorafgaand aan de peildatum een maatregel met betrekking tot arbeidsinschakeling op zijn WW, WIA of Participatiewet, IOAW/IOAZ uitkering heeft ontvangen. Indien een maatregel is opgelegd heeft aanvrager onvoldoende inspanning verricht om tot inkomstenverbetering te komen en is dus geen recht op de individuele inkomenstoeslag. We kiezen er hier bij voor om slechts over de periode van 12 maanden te toetsen.

  

Studie

Niet voor de individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS of als genoemd in de WSF 2000, aangezien aangenomen mag worden dat er voor deze groep zicht op inkomensverbetering bestaat.

 

 

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

 

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening. Er is gekozen voor een periode van 36 maanden omdat deze periode aansluit bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd om in aanmerking te kunnen komen voor een individuele inkomenstoeslag is immers 21 jaar. Een belanghebbende heeft normaliter vanaf zijn 18e een zelfstandig recht op bijstand en voldoet dus na drie jaar een laag inkomen te hebben gehad aan de in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet neergelegde minimum leeftijdsvereiste van 21 jaar.

 

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 100% van de toepasselijke inkomensnorm. Er is bewust voor gekozen om geen individuele inkomenstoeslag te verlenen aan personen met een inkomen boven het wettelijk minimumloon (WML). De reden hiervoor is dat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen vanaf ongeveer 105% van de toepasselijke inkomensnorm niet te rijmen met valt de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden die ouder zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd. Zij komen niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de toepasselijke inkomensnorm voor belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd. Het verschil is echter minder dan 5% (het precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin is). Het hanteren van een grens boven de 100% zou daarom maken dat de uitsluiting van belanghebbenden boven de pensioengerechtigde leeftijd strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

 

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 100% van de toepasselijke inkomensnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd (zie o.a. ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532). Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke inkomensnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de inkomensnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de inkomensnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten (zie ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en  ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178).

 

Artikel 5. Hoogte van de individuele inkomenstoeslag

Eerste lid

De hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt berekend naar een vast percentage van 40% van de toepasselijke inkomensnorm per maand, verminderd met een eventueel door het college vastgestelde verlaging, exclusief vakantiegeldreservering. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s. Door de berekening te koppelen aan de inkomensnorm blijven de bedragen gelijke tred houden met de actuele ontwikkelingen die de bedoelde inkomensnorm doormaakt en is indexeren niet nodig.

 

Derde lid

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag (zie ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529).

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

 

Artikel 6. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. 

 

Artikel 8. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.