Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Leeuwarden 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Leeuwarden 2012
CiteertitelVerordening langdurigheidstoegslag Wet werk en bijstand gemeente Leeuwarden 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2012. Indien het overgangsrecht op grond van artikel 78w van de wet van toepassing is, wordt de oorspronkelijke tekst van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2012 gebruikt.

Op 1 januari 2012 werden de begrippen gezin en middelen in de Wet werk en bijstand (WWB) opnieuw gedefinieerd met betrekking tot gehuwden met ten laste komende kinderen en/of meerderjarige inwonende kinderen en alleenstaande of alleenstaande ouder met meerderjarige inwonende kinderen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Een en ander geschiedde in het kader van de invoering van de huishoudinkomenstoets.

 

In het begrotingsakkoord 2013 is afgesproken om deze huishoudinkomenstoets met terugwerkende kracht af te schaffen. Deze afspraak is geëffectueerd met de inwerkingtreding van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets op 18 juli 2012. De definities van gezin en middelen in de WWB zijn in dit verband herzien.

 

Deze wijzigingsverordening is technisch van aard en brengt de bepalingen van de Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Gemeente Leeuwarden 2012 in overeenstemming met de gewijzigde WWB.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, artikel8
  2. Gemeentewet, artikel 108, tweede lid jo. artikel 147, eerste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-201201-01-2015wijziging art. 1, artikel 2 en artikel 3

17-12-2012

Huis aan Huis; 2 januari 2013

-
09-02-201201-01-2013nieuwe regeling

30-01-2012

Huis aan Huis; 8 februari 2012

-
01-01-201109-02-2012nieuwe regeling

29-11-2010

Huis aan Huis; 8 december 2010

-
19-02-200901-01-200916-12-2010nieuwe regeling

26-01-2009

Huis aan Huis; 18 februari 2009

-

Tekst van de regeling

 

De raad van de Gemeente Leeuwarden;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 december 2011;

gelet op artikel Gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende:

 

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE LEEUWARDEN 2012

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    bijstandsnorm: de norm als bedoeld in § 3.2 van de Wet werk en bijstand die op de belanghebbende van toepassing is of zou zijn vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25, lid 2 van die wet met dien verstande, dat voor een 21-jarige de maximale toeslag wordt bepaald op 0% en voor een 22-jarige op 10%;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente leeuwarden;

  • c.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;

  • d.

    langdurigheidstoeslag: de toeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet;

     

  • e.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • f.

    referteperiode: een onafgebroken periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • g.

    wet: de Wet werk en bijstand

 

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Voorwaarden voor de verstrekking

  • 1.

    De aanvrager staat volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) ingeschreven als inwoner van de gemeente Leeuwarden.

  • 2.

    Voor een langdurigheidstoeslag komt in aanmerking degene, die 21 jaar of ouder, maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt is en die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen per maand, dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 3.

    Als laag inkomen in de zin van artikel 36 van de wet wordt aangemerkt het ononderbroken inkomen dat gedurende de referte periode niet meer bedraagt dan 100% van de voor de aanvrager of de aanvragende gehuwden, geldende bijstandsnorm.

  • 4.

    Tevens wordt als laag inkomen aangemerkt het inkomen dat gedurende de referteperiode hoger is dan 100% van de voor hen geldende bijstandsnorm maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldenregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

  • 5.

    Het vermogen van de aanvrager of de aanvragende gehuwden mag niet meer bedragen dan de voor een alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of de gehuwden geldende vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    • a.

      voor gehuwden tezamen: 40% van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel c van de wet exclusief vakantietoeslag;

    • b.

      voor alleenstaande ouders: 40% van de som van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b van de wet exclusief vakantietoeslag en de toeslag genoemd in artikel 25, tweede lid van de wet;

    • c.

      voor alleenstaanden: 40% van de som van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a van de wet exclusief vakantietoeslag en artikel 25, tweede lid van de wet.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de wet komt de rechthebbende partner in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijking indien en voor zover toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 5 Intrekking en inwerkingtreding

De Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand Gemeente Leeuwarden, vastgesteld op 29.11.2010, wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening. Deze verordening treedt in werking op 9.2.2012

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Gemeente Leeuwarden 2012’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30.1.2012

 

 

, voorzitter

 

, griffier

Toelichting

 

Algemeen

Ter bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden wordt de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2012 aangepast. Het pakket maatregelen heeft

tot doel het versterken van het activerende karakter van de Wet werk en bijstand. Dit gebeurt enerzijds door het aanscherpen van de verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden moeten voldoen, anderzijds door een aantal maatregelen te treffen waardoor de vangnetfunctie van de Wet werk en bijstand wordt versterkt.

 

De belangrijkste maatregelen zijn het aanscherpen van de regels ten aanzien van jongeren tot 27 jaar die thans onder de Wet investeren in jongeren vallen en het overhevelen van deze categorie van belanghebbenden naar de Wet werk en bijstand, het afschaffen van de bijstand voor inwonenden, het vervangen van de toets op het inkomen van de partner door een toets op gezinsniveau (huishoudinkomen), de maximering van het gemeentelijk minimabeleid en de introductie van de mogelijkheid om de verplichting op te leggen om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten als

tegenprestatie voor bijstandsverlening.

 

Deze wijzigingen hebben ook gevolgen voor de verordening langdurigheidstoeslag. De langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter deze toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

 

De gemeente kan zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.

 

Laag inkomen

Een laag inkomen is volgens deze verordening vastgesteld op 100% van de voor aanvrager geldende bijstandsnorm.

 

Langdurig

Het begrip langdurig is in de gemeente Leeuwarden vastgesteld op 60 maanden(vijf jaar).

 

Hoogte van de toeslag

De gemeente mag zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Verwacht wordt dat er tenminste aansluiting gezocht wordt bij de bedragen die onder de “oude” landelijke regeling golden. Een aantal zaken is van belang. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden

hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag. In Leeuwarden sluiten de bedragen nauw aan op de oude bedragen. De bedragen worden afgeleid van een percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die niet in de WWB staan is een definitie gegeven in deze verordening.

 

d.

Het begrip “bijstandsnorm” verdient enige toelichting. Dit begrip wordt in artikel 2, tweede lid gebruikt om tot uitdrukking te brengen hoe hoog het inkomen van de aanvrager mag zijn om voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen. Onze gemeente kent diverse toeslagen c.q. verlagingen voor woningdeler situaties die de bijstandsnorm kunnen verhogen of verlagen

(Toeslagenverordening). Mensen met een ander inkomen dan bijstand kennen een dergelijk onderscheid uiteraard niet. Om te voorkomen dat bij iedere aanvraag een onderzoek naar de exacte woonsituatie gedaan moet worden, is in deze verordening geregeld dat een indeling naar een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin voldoende is. Hierbij wordt uitgegaan van een maximale toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders en wordt bij gezinnen geen verlaging toegepast. Een verdere specificatie naar bijvoorbeeld onderhuurder, kostganger, woningdeler blijft dus  achterwege. Naast het voordeel van een praktische uitvoering zullen aanvragers met een ander minimuminkomen dan bijstand eerder voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking komen. Dit beleid is een voortzetting van het huidige gemeentelijke uitvoeringsbeleid.

 

e. en f.

Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op vijf jaar, ofwel 60 maanden voorafgaand aan de eerste dag van het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig

een laag inkomen heeft.

  

Artikel 2 Voorwaarden voor de verstrekking

Iemand heeft recht op een langdurigheidstoeslag als hij gedurende een periode van vijf jaar een inkomen heeft gehad, dat niet hoger is dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit inkomen hoeft niet te zijn een inkomen uit een bijstandsuitkering. Ook mensen, die een inkomen hebben uit of in verband met arbeid, dat gelijk of lager is dan de bijstandsnorm, komen voor de toeslag in aanmerking.

 

Tevens wordt als laag inkomen aangemerkt, het inkomen dat gedurende de referte periode hoger is dan 100% van de voor hen geldende bijstandsnorm maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldenregeling of een opgelegde schuldenregeling op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke [personen (WSNP. Hier is voor gekozen omdat deze doelgroep een inkomen heeft dat op 90% van de toepasselijke bijstandsnorm zit. Deze doelgroep heeft derhalve een langdurig en laag inkomen op of onder het sociaal minimum, en geen financiële ruimte om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

 

Het recht op langdurigheidstoeslag komt gezinsleden gezamenlijk toe. Zij moeten allemaal, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Als het vermogen van de rechthebbende of van de rechthebbende gezinsleden gezamenlijk op de peildatum hoger is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, bestaat geen recht.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

 

In lid 3 wordt een regeling getroffen overeenkomstig artikel 24 van de Wet werk en bijstand voor situaties waarbij binnen een gezin slechts twee gezinsleden aan het leeftijdscriterium voldoen en een van hen op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en bijstand. De wet voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor het enig overblijvend rechthebbend gezinslid, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor een gezin in dergelijke situaties ook niet opportuun is. Dit kan onder meer betrekking hebben op situaties, waarin één van de gezinsleden gedetineerd is of geen geldige verblijfsvergunning heeft.

 

Artikel 4

Behoeft geen verdere toelichting

 

Artikel 5

Behoeft geen verdere toelichting

 

Artikel 6

Behoeft geen verdere toelichting