Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 31-12-2011 | Onbekend | 11-11-2010 De Nieuwsklok 02-12-2010 | Onbekend |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:
a een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b.een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven ter zake van het parkeren door houders van gehandicaptenparkeerkaart op de ter plaatse als gehandicaptenparkeerplaats aangeduide plaatsen, indien een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht.
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 10 Kosten van de naheffingsaanslag
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52,00.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op
Nelleke van Wijk, Hans Janssen
Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2011
1.Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:
in het gebied bij parkeerapparatuur bedrag per tijds-
_____________________________________________________________________
B 3 uur, waarvan 1e en 2e uur € 1,00 60 minuten
, waarvan 3e uur € 1,60 60 minuten
A B C dagkaart € 8,00 gehele dag
2.Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per afgifte:
1e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 33,00
1e vergunning met parkeren op eigen terrein € 99,00
2e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 99,00
2e vergunning met parkeren op eigen terrein € 198,00
1e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 132,00
1e vergunning met parkeren op eigen terrein € 264,00
2e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 264,00
2e vergunning met parkeren op eigen terrein € 528,00
3.Het tarief voor het verstrekken van een duplicaat vergunning, in
geval van verlies of diefstal, bedraagt € 20,00
Behoort bij raadsbesluit van 11 november 2010 tot het vaststellen van de verordening parkeerbelastingen 2011.
Het college van Burgemeester en wethouders van Oisterwijk;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en het artikel 9 van de Verordening parkeerbelastingen 2011;
De aangegeven wegen en terreinen op de bij dit besluit behorende en daarvan deel uitmakende kaart, worden aangewezen als de plaatsen waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2011 mag worden geparkeerd.
Als dagen en tijdstippen, waarop tegen betaling van belasting kan worden geparkeerd op de aangegeven plaatsen zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit, worden vastgesteld:
Onder verwijzing van artikel 9 van de Verordening Parkeerbelastingen 2011 wordt als de wijze waarop moet worden betaald alvorens op de in artikel 1 bedoelde plaatsen mag worden geparkeerd vastgesteld:
Aan het parkeren bij een parkeerautomaat wordt het navolgende voorschrift verbonden. Terstond bij de aanvang van het parkeren dient de verschuldigde parkeerbelasting te worden voldaan door het inwerpen van muntgeld in en op de wijze zoals aangegeven op, de daartoe aanwezige parkeerapparatuur. Bij parkeerautomaten, welke als bewijs voor betaling een kaartje genereren, dient dit kaartje goed zichtbaar en leesbaar achter de voorruit geplaatst te worden, met dien verstande dat de zijde waarop de datum, aanvang en einde van de parkeertijd staan, zichtbaar moet zijn. Daarbij dient de maximale parkeerduur, welke geldt voor de betreffende parkeerautomaat, in acht te worden genomen.
Aan het parkeren bij een parkeermeter wordt het navolgende voorschrift verbonden. De parkeermeter dient terstond bij de aanvang van het parkeren in werking gesteld te worden met de muntsoorten zoals die op de desbetreffende meter zijn aangegeven. Daarbij dient de maximale parkeerduur, welke geldt voor de betreffende meter, in acht te worden genomen.