Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Amsterdam

Verordening op de Wet sociale werkvoorziening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Amsterdam
Officiële naam regelingVerordening op de Wet sociale werkvoorziening
CiteertitelVerordening WSW
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerp
Eigen onderwerpWerk en inkomen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 18-12-2013

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 279/1107

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet sociale werkvoorziening, art. 12, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201301-01-2015art. 4.4, 4.5, 4.6 en 4.9.

18-12-2013

Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 279/1107

Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 1107
24-10-201130-12-2013wijziging art. 1.1 onder i en toevoeging onderdeel m, wijziging art. 2.2 lid 1 sub b, sub d vervalt, overige subs worden vernummerd en wijziging lid 2, toevoeging lid 2 aan art. 2.3 en wijziging lid 1

12-10-2011

Gemeenteblad 2011, afd. 3A, nr. 198/769 

Gemeenteblad 2011, afd. 1, nr. 769
07-12-200924-10-2011toevoeging hoofdstuk 5

28-10-2009

Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 243/658 

Gemeenteblad 2008, afd. 1, nr. 658
01-01-200907-12-2009art. 1.1 onderdeel i, art. 2.1 lid 1 onderdelen b tm e

18-12-2008

Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 265/752

Gemeenteblad 2008, afd. 1, nr. 752
01-07-200801-01-2009art. 1, 1.2 en 2.1 en hoofdstuk 3 en 4

26-06-2008

Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 116/260 en 117/261

Gemeenteblad 2008, afd. 1, nr. 260, 261, 320 en 321
03-05-200801-01-200801-07-2008nieuwe regeling

23-04-2008

Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 72/162

Gemeenteblad 2008, afd. 1, nr. 162

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begrippen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WSW: Wet sociale werkvoorziening;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

    • c.

      ingezetene: persoon die in de gemeente Amsterdam zijn woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      WSW-geïndiceerde: degene die blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de WSW, uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat is;

    • e.

      WSW-geïndiceerde jongere: persoon die ten tijde van de meest recente indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking nog geen 27 jaar is;

    • f.

      WSW-dienstbetrekking: dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de WSW;

    • g.

      Begeleid Werken: werken door een WSW-geïndiceerde ingezetene in een WSW-dienstbetrekking bij een reguliere werkgever, waarvoor subsidie aan de werkgever wordt verstrekt als bedoeld in hoofdstuk 3 van de WSW;

    • h.

      uitvoeringsorganisatie: privaatrechtelijke rechtspersoon die met toepassing van artikel 2, derde lid, van de WSW door het college is aangewezen ten behoeve van de uitvoering van de WSW;

    • i.

      uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan 65 jaar die bijstand op grond van de WWB ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan ontvangt, dan wel een uitkering ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ;

    • j.

      wachtlijst: overzicht, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de WSW, van WSW-geïndiceerde ingezetenen die geen WSW-dienstbetrekking hebben en beschikbaar zijn om een dergelijke dienstbetrekking te aanvaarden;

    • k.

      cliëntenorganisaties: organisaties van WSW-geïndiceerden en organisaties die gezien hun statutaire doelstellingen ook de belangen van WSW-geïndiceerden behartigen, werknemersorganisaties daaronder begrepen;

    • l.

      WSW-raad: het uit WSW-geïndiceerden, hun wettelijke vertegenwoordigers en cliëntenorganisaties bestaand gremium met taken en bevoegdheden zoals in deze verordening omschreven;

    • m.

      gesubsdieerde werkende: degene die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling geen uitkeringsgerechtigde, niet-uitkeringsgerechtigde of ANW-gerechtigde is.

Artikel 1.2 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd de bedragen genoemd in deze verordening aan te passen op basis van relevante prijsontwikkelingen.

Artikel 1.3 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening WSW.

Hoofdstuk 2 Wachtlijst

Artikel 2.1 Plaatsing op de wachtlijst

  • 1. Het College plaatst de ingezetene op de wachtlijst binnen 4 weken nadat deze daarvoor in aanmerking komt, en doet hiervan mededeling aan de belanghebbende.

  • 2. De plaatsing op de wachtlijst vervalt met ingang van de dag waarop:

    • a.

      de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking is ingetrokken;

    • b.

      de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking vervalt;

    • c.

      de belanghebbende een WSW-dienstbetrekking heeft;

    • d.

      de belanghebbende geen ingezetene meer is;

    • e.

      de belanghebbende niet beschikbaar is om een WSW-dienstbetrekking te aanvaarden.

  • 3. In afwijking van het vorige lid kan het college de plaatsing op de wachtlijst opschorten als de grond waarop het vervallen van de plaatsing berust, tijdelijk is.

  • 4. Het college doet van het vervallen en van het ingaan en aflopen van de opschorting van de plaatsing op de wachtlijst mededeling aan de belanghebbende.

  • 5. Op diens verzoek informeert het college de belanghebbende binnen 2 weken over diens plaats op de wachtlijst.

Artikel 2.2 Indeling van de wachtlijst

  • 1. De wachtlijst kent de volgende categorieën in volgorde van afnemende prioriteit:

    • a.

      WSW-geïndiceerde jongeren;

    • b.

      WSW-geïndiceerde uitkeringsgerechtigden en gesubsidieerd werkenden;

    • c.

      WSW-geïndiceerden met een UWV-uitkering;

    • d.

      overige WSW-geïndiceerden.

  • 2. Binnen elke categorie als genoemd in het vorige lid, worden WSW-geïndiceerden die in aanmerkin komen voor Begeleid Werken en voor wie een werkplek is gevonden, al dan niet met gebruik van een persoonsgebonden budget als bedoeld in hoofdstuk 3, met voorrang bemiddeld en geldt overigens de volgorde waarin de indicatiebeschikking is genomen.

  • 3. Op diens verzoek informeert het college de belanghebbende binnen 2 weken over diens plaats op de wachtlijst.

Artikel 2.3 Volgorde bemiddelingsaanbod voor een WSW-dienstbetrekking bij een uitvoeringsorganisatie

  • 1. Het college brengt WSW-geïndiceerden in aanmerking voor een WSW-dienst­betrekking overeenkomstig hun voorrang volgens artikel 2.2.

  • 2. In afwijking van het vorige lid kan het college een WSW-geïndiceerde die meewerkt aan een voorziening als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Re-integratieverordening, in aanmerking brengen voor een WSW-dienstbetrekking.

Artikel 2.4 Beheer van de wachtlijst

  • Het college beheert de wachtlijst op zorgvuldige wijze.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget Begeleid Werken

Afdeling 1 Algemeen

Artikel 3.1 Persoonsgebonden budget Begeleid Werken
  • 1. Het College verstrekt met inachtneming van dit hoofdstuk op diens verzoek ten behoeve van iedere WSW-geïndiceerde die een dienstbetrekking aangaat voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden bij een werkgever, een persoons­gebonden budget Begeleid Werken, dat de volgende onderdelen kan omvatten:

    • a.

      periodieke subsidie aan de werkgever;

    • b.

      vergoeding aan de begeleidingsorganisatie voor de noodzakelijke kosten van arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding van de WSW-geïndiceerde op zijn werkplek;

    • c.

      vergoeding aan de werkgever voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht.

  • 2. Geen persoonsgebonden budget Begeleid Werken wordt toegekend ten behoeve van de WSW-geïndiceerde zolang deze niet in aanmerking komt voor een WSW-dienst­betrekking overeenkomstig diens voorrang volgens artikel 2.2.

  • 3. Indien het totaal van de gevraagde vergoedingen en subsidies, gerekend over een tijdvak van een jaar, hoger is dan de beschikbare rijkssubsidie voor de betreffende persoon, wordt de gevonden plek niet passend geacht.

Artikel 3.2 Indienen van de aanvraag
  • De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt door de WSW-geïndiceerde of zijn vertegenwoordiger ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt meeondertekend door de werkgever en de begeleidingsorganisatie.

Afdeling 2 Periodieke subsidie aan de werkgever

Artikel 3.3 Periodieke subsidie aan de werkgever
  • 1. De periodieke subsidie aan de werkgever als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder a, wordt verleend op voorwaarde dat werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de WSW-geïndiceerde adequaat wordt ingericht.

  • 2. De werkgever voldoet voorts aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de WSW-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • b.

      de werkgever heeft minimaal één niet-gesubsidieerde werknemer in dienst die belast is met de dagelijkse begeleiding op de werkplek of verzorgt anderszins adequaat de dagelijkse begeleiding op de werkplek;

    • c.

      de duur van het dienstverband bedraagt ten minste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      de omvang van het dienstverband is ten minste 12 uur per week.

  • 3. Op de periodieke subsidie aan de werkgever is de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004 niet van toepassing.

Artikel 3.4 Hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever
  • 1. Indien de gevraagde periodieke subsidie niet hoger is dan 40% van het bruto loon van de WSW-geïndiceerde, wordt de periodieke subsidie door het college op dat bedrag vastgesteld.

  • 2. Als de gevraagde hoogte voor een periodieke subsidie hoger is dan 40% van het bruto loon van de WSW-geïndiceerde, wordt de periodieke subsidie als volgt berekend: [120% - de percentuele loonwaarde] x bruto loon, met dien verstande dat de periodieke subsidie nooit meer bedraagt dan het bruto loon. De percentuele loonwaarde wordt vastgesteld door de uitvoeringsorganisatie met gebruik van arbeidsdeskundige expertise.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het vierde lid en artikel 3.5 wordt, indien sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd, de loonwaarde periodiek opnieuw vastgesteld.

  • 4. De periodieke subsidie kan worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer of andere relevante ontwikkelingen, aanleiding voor is.

Artikel 3.5 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie
  • Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

    • b.

      wijze van bevoorschotting van de subsidie;

    • c.

      de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 3.6 Het vaststellen van de periodieke subsidie
  • 1. De werkgever verstrekt binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar aan het College een schriftelijke opgave voorzien van een accountantsverklaring van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de WSW-geïndiceerde, vermeerderd met alle wettelijke werkgeverslasten.

  • 2. Het College stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 3.7 Verrekening met de voorschotten
  • De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 4 weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 3.8 Verplichtingen van de werkgever
  • De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan de uitvoeringsorganisatie van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie. De uitvoeringsorganisatie zal de werkgever een lijst verstrekken van feiten en omstandigheden als hier bedoeld.

Artikel 3.9 Beëindiging van de subsidie
  • 1. Van een werkgever wordt verwacht dat deze zich in alle opzichten gedraagt zoals van een goed werkgever verwacht mag worden. In dit kader betekent dit ook dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betreffende werknemer. Het College kan besluiten bij niet-naleving van deze verplichting de subsidie te beëindigen.

  • 2. Aan beëindiging gaat een schriftelijke waarschuwing vooraf. De werkgever krijgt ten minste een maand de tijd tekortkomingen te corrigeren.

  • 3. Indien niet of onvoldoende correctie plaatsvindt kan het College besluiten de subsidie te beëindigen. De opzegtermijn is in dat geval één maand.

Artikel 3.10 Terugvordering van de subsidie
  • 1. Iedere aanspraak op een bijdrage op grond van deze verordening van de werkgever vervalt met terugwerkende kracht en reeds betaalde termijnen dienen geheel door de werkgever te worden gerestitueerd indien:

    • a.

      blijkt dat de werkgever bij de aanvraag onjuiste en/of onvolledige informatie heeft verstrekt;

    • b.

      door de werkgever wordt gehandeld in strijd met enige wettelijke bepaling of daaruit voortvloeiend voorschrift;

    • c.

      de werkgever niet heeft voldaan aan de in de subsidiebeschikking opgenomen voorwaarden en/of verplichtingen.

  • 2. Wanneer het college vaststelt dat de werkgever niet heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden en/of verplichtingen zal de werkgever éénmaal de gelegenheid worden geboden om alsnog aan deze verplichtingen te voldoen op de door de uitvoerings­organisatie aan te geven wijze. Gedurende deze termijn zijn alle verplichtingen van de uitvoeringsorganisatie opgeschort.

  • 3. Voldoet de werkgever niet aan zijn verplichtingen binnen deze termijn dan is al hetgeen het college aan bijdragen heeft voldaan aan de werkgever zonder enige verdere ingebrekestelling terstond door de werkgever aan de uitvoeringsorganisatie verschuldigd.

Afdeling 3 Vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Artikel 3.11 Vergoeding aan de begeleidingsorganisatie
  • 1. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder b, wordt verleend op voorwaarde dat de begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie en haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de WSW-geïndiceerde;

    • b.

      de begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld;

    • c.

      de begeleidingsorganisatie voldoet aan de administratieve en financiële standaardprocedures die door de uitvoeringsorganisatie aan het Begeleid Werken gesteld worden.

  • 2. De begeleidingsorganisatie overlegt voor de WSW-geïndiceerde een begeleidingsplan waarin opgenomen het aantal begeleidingsuren per halfjaar.

  • 3. Met inachtneming van het in het vorige lid bedoelde begeleidingsplan stelt het College het maximale aantal begeleidingsuren per halfjaar vast ten behoeve van de WSW-geïndiceerde, met dien verstande dat het aantal begeleidingsuren nooit meer mag bedragen dan 15% van het totaal aantal werkuren. Het College kan het maximale aantal, gehoord de belanghebbenden, herzien.

  • 4. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie bedraagt € 76,20 per begeleidingsuur.

  • 5. Naast de vergoeding als bedoeld in het vorige lid kan het College besluiten een vergoeding ineens te verstrekken van € 3.100, indien voor het totstandkomen van de arbeidsovereenkomst naar het oordeel van het College werkzaamheden van aanmerkelijke omvang door de begeleidingsorganisatie noodzakelijk waren.

Artikel 3.12 Andere begeleidingsorganisatie
  • Een WSW-geïndiceerde heeft het recht te wisselen van begeleidingsorganisatie. Hiervoor geldt een opzegtermijn van 3 maanden. Een overeenkomst van een WSW-geïndiceerde met een begeleidingsorganisatie wordt niet geacht te zijn ontbonden zo lang nog geen andere begeleidingsorganisatie daarvoor in de plaats is getreden.

Artikel 3.13 Gelijkstelling begeleiding door bepaalde personen met begeleiding door begeleidingsorganisatie
  • 1. Indien begeleiding door een of meer bloedverwanten of andere personen met wie de WSW-geïndiceerde een sterke vertrouwensband heeft, naar het oordeel van het College noodzakelijk is voor het functioneren van de WSW-geïndiceerde op de werkplek, kan het College de begeleiding door deze persoon of personen voor een nader te bepalen periode gelijkstellen met begeleiding door een begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het bepaalde in artikel 3.2, artikel 3.11, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede tot en met vierde lid, en artikel 3.12 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 4 Vergoeding voor werkplekaanpassing

Artikel 3.14 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
  • 1. Het College kan een vergoeding als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder c, verstrekken als blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbo-wetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het College.

  • 3. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal zes maanden, waarvan op het moment van aanvraag minimaal vier maanden resteren.

  • 4. Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 15.000 komen niet voor een vergoeding in aanmerking. Bij deeltijdwerk wordt dit bedrag pro rato berekend op basis van een werkweek van 36 uur. Indien een hoger bedrag nodig is wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt geen vergoeding verstrekt voor aanpassingen die het karakter hebben van roerend goed; dergelijke aanpassingen kunnen met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid door de uitvoeringsorganisatie beschikbaar worden gesteld in bruikleen.

  • 6. De verleende vergoeding wordt op declaratiebasis, na overlegging van de bewijzen, uitbetaald.

Hoofdstuk 4 Cliëntenparticipatie

Artikel 4.1 Doelstelling

  • Er is een WSW-raad. Met de instelling van de WSW-raad wordt beoogd de kwaliteit van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de WSW te bewaken en het draagvlak bij de uitvoering van de wet te vergroten.

Artikel 4.2 Bevoegdheid

  • 1. De WSW-raad is bevoegd het college gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle onderwerpen die de vorming, uitvoering, de controle en de evaluatie van het gemeentelijk WSW beleid ten aanzien van WSW-geïndiceerden aangaan, waaronder in ieder geval over al hetgeen waarnaar verwezen wordt in de voorliggende verordening.

  • 2. De WSW-raad is niet bevoegd te adviseren over zaken die individuele WSW-geindiceerden betreffen.

Artikel 4.3 Werkwijze

  • 1. Aan de WSW-raad gevraagde adviezen worden binnen vier weken uitgebracht; de WSW-raad kan het uitbrengen van een advies eenmaal voor maximaal vier weken schriftelijk verdagen. Te laat ingediende adviezen worden niet in de besluitvorming betrokken.

  • 2. De WSW-raad voert zijn taken uit door middel van drie vormen van overleg:

    • a.

      een jaarlijks overleg met de wethouder Werk en Inkomen;

    • b.

      een overleg met de directeur van de Dienst Werk en Inkomen, dat minimaal 2 keer per jaar plaatsvindt;

    • c.

      het reguliere interne overleg.

  • 3. De WSW-raad stelt ten behoeve van de overleggen een agendacommissie in die verantwoordelijk is voor het voorstellen van de agendapunten.

  • 4. De WSW-raad stelt ten behoeve van haar werkzaamheden een huishoudelijk reglement vast. Daarin wordt in ieder geval het dagelijks bestuur, de vergaderfrequentie en de wijze van besluitvorming geregeld.

4.4 Samenstelling WSW-raad

  • 1. De WSW-raad telt ten minste 6 en ten hoogste 9 leden. Minimaal een derde van de zetels is bestemd voor de WSW-geïndiceerden op persoonlijke titel. Dit is een persoon die blijkens een (her)indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de WSW, uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat is, of de wettelijke vertegenwoordiger van die persoon.

    De overige zetels kunnen worden voorgedragen door:

    • cliëntenorganisaties van WSW-geïndiceerden;

    • organisaties die gezien hun statutaire doelstellingen ook de belangen van WSW-geïndiceerden behartigen;

    • werknemersorganisaties daaronder begrepen.

    Per voordragende organisatie kan maximaal één zetel worden bezet.

  • 2. Het lidmaatschap van de WSW-raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad, een deelgemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, een bestuurlijk college van een deelgemeenteraad.

  • 3. De werving en selectie van de leden van de WSW-raad geschiedt aan de hand van een door het college vastgesteld functieprofiel.

  • 4. Het college benoemt de leden van de WSW-raad. De WSW-raad geeft het collegeadvies over voorgenomen benoemingen.

Artikel 4.5 De zittingstermijn

  • 1. De zittingstermijn van de leden van de WSW-raad bedraagt drie jaar. De leden kunnen maximaal voor een termijn worden herbenoemd.

  • 2. Bij tussentijds aftreden van een lid draagt de WSW-raad binnen drie maanden een nieuwe kandidaat voor. Wordt niet binnen drie maanden een nieuwe kandidaat voorgedragen, dan is het college met in achtneming van artikel 4.4 bevoegd zonder voordracht in de vacature te voorzien.

  • 3. De tussentijdse vervanging geschiedt voor de resterende zittingstermijn.

Artikel 4.6 De onafhankelijk voorzitter

  • 1.  Elk overleg wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter, die geen lid is van de WSW-raad. Deze voorzitter heeft een adviserende stem.

  • 2. De voorzitter wordt voor een termijn van drie jaar benoemd door het college, op voordracht door de WSW-raad. De voorzitter kan eenmaal worden herbenoemd.

  • 3. Bij afwezigheid van de onafhankelijke voorzitter draagt de WSW-raad zorg voor aanwijzing van zijn vervanger uit zijn midden.

Artikel 4.7 De ambtelijk secretaris

  • 1. De WSW-raad wordt ondersteund door een medewerker van de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam in de functie van ambtelijk secretaris.

  • 2. De ambtelijk secretaris adviseert en begeleidt de WSW-raad bij de uitvoering van haar taken, het beheer van het budget, als bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, en het opstellen van de jaarlijkse subsidieaanvraag.

Artikel 4.8 Onkostenvergoeding, budget en overige facilitering

  • 1. Aan de leden van de WSW-raad wordt ten behoeve van hun activiteiten een forfaitaire onkostenvergoeding toegekend van ten hoogste het bedrag conform artikel 31, tweede lid, onder k, van de Wet werk en bijstand en de artikel 7, onder h, van de Regeling Wet werk en bijstand.

  • 2. Het college kent de WSW-raad jaarlijks op basis van een begroting een budget in de vorm van periodieke waarderingssubsidie toe ten behoeve van de werkzaamheden en de deskundigheidsbevordering van de leden van de WSW-raad.

  • 3. Het college stelt vergaderaccommodatie en -faciliteiten beschikbaar voor het overleg met het college, alsmede kantoorruimte en ICT-faciliteiten voor de overige werkzaamheden van de WSW-raad.

Artikel 4.9 Rekening, verantwoording en evaluatie

  • 1. Jaarlijks voor 1 maart brengt de WSW-raad aan het college verslag uit van de activiteiten en bevindingen over het voorgaande jaar in de vorm van een inhoudelijk en financieel verslag, conform de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2012 en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Het college evalueert eens per drie jaar het functioneren van de WSW-raad. De evaluatie wordt ter kennisname geagendeerd voor de betreffende commissie van de gemeenteraad.

Hoofdstuk 5 Uitsluitend recht

Artikel 5 Uitsluitend recht

  • Het College kan een uitsluitend recht als bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingen voor overheidsopdrachten vestigen ten behoeve van de uitvoeringsorganisatie met betrekking tot de opdrachten van de gemeente aan deze rechtspersoon die dienen ter invulling van de in artikel 1, derde lid, van de WSW bedoelde zorgplicht van het College.