Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent tarieven roerende zaken (Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2007) |
Citeertitel | Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belastingen, retributies en heffingen |
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2020 | artikel 4, 5, 10 | 17-12-2020 | |||
01-01-2020 | 25-12-2020 | artikel 4, 5, 10 | 18-12-2019 | 2027A.19 | |
01-01-2019 | 01-01-2020 | artikel 4, 5, 10 | 20-12-2018 | 1/1347 | |
01-01-2018 | 01-01-2019 | artikel 4, 5, 10 | 20-12-2017 | 379/1559 | |
01-01-2017 | 01-01-2018 | artt. 4, 5 en 10, lid 3 | 30-11-2016 | Gemeenteblad 2016, afd. 3A, nr. 384/1582 | |
01-01-2016 | 01-01-2017 | art. 4 en 5 | 17-12-2015 | Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 1392 | |
02-05-2015 | 01-01-2016 | art. 4 en 5 | 17-12-2014 | Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 1207 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | art. 4 en 5 | 18-12-2013 Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 273/1101 | Gemeenteblad 2013, afd.1, nr. 1101 | |
01-01-2013 | 01-01-2014 | art. 4 en 5 | 20-12-2012 Gemeenteblad 2012, afd. 3A, nr. 227/1110 | Gemeenteblad 2012, afd. 1, nr. 1110 | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | artt. 4 en 5 | 20-12-2012 | Gemeenteblad 2011, afd. 1, nr. 1185 | |
01-01-2011 | 01-01-2012 | artt. 4 en 5 | Gemeenteblad 2010, afd. 1, nr. 761 | ||
01-01-2010 | 01-01-2011 | artt. 4 en 5 | Gemeenteblad 2009, afd. 1, nr. 861 | ||
01-01-2009 | 01-01-2010 | art. 4 en 5 | Gemeenteblad 2008, afd. 1, nr. 738 | ||
01-01-2008 | 01-01-2009 | art. 4 en 5 | Gemeenteblad 2007, afd. 1, nr. 672 | ||
01-01-2007 | 01-01-2008 | nieuwe regeling | 01-01-2007 Gemeenteblad 2006, afd. 3A, nr. 264/730 | Gemeenteblad 2006, afd. 1, nr. 730 |
Artikel 1 Belastingplicht en belastingobject
Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
het ter beschikking stellen van een ruimte voor volgtijdig gebruik, aangemerkt als gebruik door degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld; degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd, de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
De heffingsmaatstaf van de belastingen is de waarde van de roerende woon- of bedrijfsruimte. De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
De heffingsmaatstaf van een roerende bedrijfsruimte wordt bepaald op de vervangingswaarde, met uitzondering van roerende ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid.
Met betrekking tot een roerende woonruimte die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (Staatsblad 1989, nr. 252) aangewezen landgoed dat voldoet aan de in art. 1, derde lid, onderdeel b, van de in die wet bedoelde voorwaarden, wordt in zoverre afgeweken van het eerste lid, dat de heffingsmaatstaf wordt bepaald met inachtneming van een veronderstelde verplichting om het landgoed gedurende 25 jaar als zodanig in stand te houden en geen opstaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is.
Indien een roerende woon- of bedrijfsruimte na de waardepeildatum die behoort bij het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld:
wordt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar, volgende op dat waarin de in onderdeel a bedoelde feiten geheel of ten dele hun beslag hebben gekregen dan wel de in onderdeel b of c bedoelde omstandigheid heeft plaatsgevonden of is gebleken.
Artikel 8 Termijnen van betaling
Indien op basis van art. 7, lid 2, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.
Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2005, nr. 301/739 (Gemeenteblad afd. 3A), met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.