Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Monumentenverordening 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening 2010
CiteertitelMonumentenverordening 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpbeschermde cultuurhistorie cultuurhistorische bouwhistorie bouwhistorische archeologie archeologische gemeentelijke rijksmonumenten stadsbeeld
Externe bijlagenBijlage 1 Selectiecriteria voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten Bijlage 2 Selectiecriteria voor aanwijzing van identiteitsbepalende objecten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikelen 147 en 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201010-02-2012Onbekend

16-06-2010

Gemeenteblad 2010/091

Raadsvoorstelnummer 90/2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening 2010

 

 

Monumentenverordening 2010
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. monumenten

  • a.

    alle (groepen van) zaken die, hetzij op zichzelf, hetzij in onderlinge samenhang, van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische of bouwhistorische waarde;

  • b.

    terreinen die van algemeen archeologisch belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a;

  • c.

    alle zaken en terreinen die van algemeen belang zijn wegens de aan die zaken en terreinen verbonden geschiedkundige herinneringen.

2. stadsbeeld

Verschijningsvorm van een begrensd gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken, hieronder begrepen bomen, boomgroepen, tuinen, plantsoenen, parken, wegen, straten, pleinen en bruggen, vaarten, sloten en andere wateren, die met één of meer tot de groep behorende rijksmonumenten of gemeentelijk beschermde monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid, het eigen karakter van het geheel, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel vanwege de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

3. gemeentelijk monumentenregister Nijmegen

Register waarin zijn opgenomen:

  • a.

    een overzicht van de overeenkomstig deze verordening aangewezen beschermde monumenten, bouwhistoriemonumenten, stadsbeelden, stadsbeeldobjecten en identiteitsbepalende objecten;

  • b.

    de redengevende omschrijvingen van overeenkomstig deze verordening aangewezen beschermde gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten;

  • c.

    de typeringen van overeenkomstig deze verordening aangewezen beschermde identiteitsbepalende objecten;

  • d.

    kaarten waarop, met een verwijzing naar de Atlas, de begrenzingen van de beschermde stadsbeelden zijn aangeduid.

4. selectiecriteria

Criteria, zoals opgenomen in de bijlage van deze verordening, op basis waarvan objecten kunnen worden geselecteerd die in aanmerking komen om overeenkomstig de bepalingen van deze verordening aangewezen te worden als gemeentelijk monument, bouwhistoriemonument of als identiteitsbepalend object.

5. beschermde rijksmonumenten

Onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

6. beschermde gemeentelijke monumenten

Onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als gemeentelijke monumenten en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.

7. bouwhistoriemonumenten

Onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2 van deze verordening zijn aangewezen als bouwhistoriemonumenten en die zijn opgenomen in het gemeentelijke monumentenregister Nijmegen. De bescherming betreft de bouwhistorische waarde of indicatieve bouwhistorische waarde zoals vermeld in de redengevende omschrijving.

8. beschermde stadsbeelden

Stadsbeelden (ook wel gemeentelijk stads- of dorpsgezicht) die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.

9. beschermde stadsbeeldobjecten

Bouwwerken die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als beschermd stadsbeeldobject en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. Het betreft bouwwerken

  • a.

    die zijn gelegen binnen een overeenkomstig de bepalingen van deze verordening aangewezen beschermd stadsbeeld;

  • b.

    die van beeldbepalend belang zijn voor het beschermde stadsbeeld en

  • c.

    waarvan de straatbeeldbepalende gevels en de beeldbepalende elementen zoals opgenomen in de Atlas zijn beschermd.

10. beschermde identiteitsbepalende objecten

Onroerende objecten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als identiteitsbepalende objecten en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. De bescherming betreft de identiteitsbepalende waarden die van belang zijn op het niveau van de buurt, de wijk of de stad, zoals omschreven in de typering.

11. kerkelijke monumenten

Onroerende monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van ander genootschap op geestelijke grondslag en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.

12. redengevende omschrijving

Document dat onderdeel moet uitmaken van besluiten tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten waarin zijn opgenomen:

  • a.

    de omschrijving van het monument;

  • b.

    een foto;

  • c.

    de kadastrale aanduiding(en);

  • d.

    de plaatselijke aanduiding(en);

  • e.

    de tenaamstelling en

  • f.

    de datum van het aanwijzingsbesluit.

13. typering

Document dat onderdeel moet uitmaken van besluiten tot aanwijzing van identiteitsbepalende objecten waarin zijn opgenomen:

  • a.

    een beknopte typering van het monument;

  • b.

    een foto;

  • c.

    de kadastrale aanduiding(en);

  • d.

    de plaatselijke aanduiding(en);

  • e.

    de tenaamstelling en

  • f.

    de datum van het aanwijzingsbesluit.

14. Atlas

Boekwerk dat onderdeel uitmaakt van besluiten tot aanwijzing van stadsbeelden en waarin een beschrijving en waardering van het beschermde stadsbeeld, van de stadsbeeldobjecten en van de stadsbeeldbepalende elementen zijn opgenomen.

15. eigenaren en zakelijk gerechtigden

Degenen die in de kadastrale legger als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een gemeentelijk beschermd monument zijn ingeschreven.

16. Commissie Beeldkwaliteit

De op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over onder meer de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en deze verordening.

17. bouwhistorisch onderzoek

In schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw- verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument (pand, object bouwwerk) in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, een bouwhistorische verkenning, een bouwhistorische opname of een bouwhistorische ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek.

18. het college

Het college van burgemeester en wethouders.

19. de raad

De raad van de gemeente Nijmegen.

20. het bevoegd gezag

Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

21. vergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met de bestemming en de gebruiksmogelijkheden van het monument.

Hoofdstuk 2 De bescherming van gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument
Artikel 3 De aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument
  • 1.

    De raad besluit, op voorstel van het college, onroerende monumenten aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument. Het besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument is gebaseerd op een redengevende omschrijving.

  • 2.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten de raad een voorstel te doen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt schriftelijk mededeling gedaan aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 4.

    Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld schriftelijk zienswijzen aan het college kenbaar te maken of, op verzoek daartoe, mondeling hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 5.

    De raad neemt geen besluit over aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument dan nadat de Commissie Beeldkwaliteit door het college om advies is gevraagd.

  • 6.

    De Commissie Beeldkwaliteit adviseert binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om advies.

  • 7.

    Het college neemt met betrekking tot kerkelijke monumenten geen besluit als bedoeld in het tweede lid dan nadat de eigenaar is uitgenodigd voor overleg.

  • 8.

    De raad neemt een besluit binnen zesentwintig weken nadat de schriftelijke mededeling bedoeld in het derde lid is verzonden aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 9.

    Het college deelt een besluit van de raad tot aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument in ieder geval mee aan de verzoeker, aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens wordt van het aanwijzingsbesluit door het college mededeling gedaan in een huis-aan-huisblad en wordt het aanwijzingsbesluit op de gemeentelijke website bekend gemaakt en wordt een afschrift aan de Commissie Beeldkwaliteit gestuurd.

  • 10.

    Monumenten die na aanwijzing als bouwhistoriemonument worden aangewezen als gemeentelijk monument worden geacht niet meer aangewezen te zijn als bouwhistoriemonument.

  • 11.

    Monumenten die zijn ingeschreven in het register bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden door de raad niet aangewezen als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument.

  • 12.

    Monumenten die na aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument worden ingeschreven in het monumentenregister bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden geacht niet meer aangewezen te zijn als gemeentelijk beschermd monument.

Artikel 4 Het intrekken van de aanwijzing
  • 1.

    Het college kan, indien omstandigheden en feiten zijn gewijzigd, besluiten de raad een voorstel te doen tot intrekken van de aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument.

  • 2.

    Het college besluit om de raad een voorstel te doen de aanwijzing in te trekken van panden die (mede) op basis van het criterium ‘bouwhistorische verwachting’ zijn aangewezen als bouwhistoriemonument, wanneer is aangetoond dat geen of onvoldoende bouwhistorische waarden aanwezig zijn om de aanwijzing als bouwhistoriemonument op basis van de bouwhistorische selectiecriteria te handhaven. Een dergelijk besluit doet het college op basis van bouwhistorisch onderzoek van die delen van het pand waarvoor in de inventarisatie ‘indicatieve of verwachte bouwhistorische waarde’ is aangegeven.

  • 3.

    De raad neemt geen besluit tot intrekken van de aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument dan nadat de Commissie Beeldkwaliteit door het college is gehoord, tenzij het bepaalde in artikel 16, derde lid, van toepassing is.

  • 4.

    Het college deelt een besluit van de raad tot intrekken van de aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument in ieder geval mee aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens wordt van het intrekkingsbesluit mededeling gedaan in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website en wordt een afschrift aan de Commissie Beeldkwaliteit gestuurd.

Paragraaf 2 Rechtsgevolgen
Artikel 5 Toepasselijkheid van de paragraaf
  • 1.

    De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Voor de toepassing van deze bepalingen worden met beschermde gemeentelijke monumenten gelijkgesteld monumenten ten aanzien waarvan het college mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 3, derde lid, met dien verstande dat de toepasselijkheid van deze bepaling eindigt wanneer de termijn van zesentwintig weken als bedoeld in artikel 3, achtste lid, is verstreken.

  • 2.

    De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde monumenten ten aanzien waarvan de minister belast met monumentenzorg ingevolge artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988 advies heeft gevraagd over zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet 1988 niet zal plaatsvinden.

Artikel 6 Verbodsbepaling
  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk beschermd monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument geheel of gedeeltelijk af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, dan wel als rechthebbende een van deze gedragingen te gedogen;

    • b.

      een gemeentelijk beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, dan wel als rechthebbende een van deze gedragingen te gedogen.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht als bedoeld in het tweede lid gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4.

    Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de monumentenzorg.

  • 5.

    Geen vergunning is vereist voor werkzaamheden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 3 De bescherming van stadsbeelden en stadsbeeldobjecten
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd stadsbeeld en stadsbeeldobject
Artikel 7 De aanwijzing als stadsbeeld en stadsbeeldobject
  • 1.

    De raad besluit, op voorstel van het college, over aanwijzing als beschermd stadsbeeld en over aanwijzing van daarin gelegen stadsbeeldobjecten. Het besluit tot aanwijzing als beschermd stadsbeeld dient gebaseerd te zijn op een Atlas.

  • 2.

    Het college kan, gehoord hebbende de Commissie Beeldkwaliteit, besluiten de raad een voorstel te doen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website. Het voorstel wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd bij het gemeentelijk informatiecentrum Open Huis.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen gedurende de terinzagelegging schriftelijk zienswijzen aan het college ter kennis brengen of na verzoek daartoe mondeling hun zienswijze naar voren brengen.

  • 5.

    Het college doet van een besluit van de raad tot aanwijzing als beschermd stadsbeeld en over aanwijzing van daarin gelegen stadsbeeldobjecten mededeling in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijk website en zendt een afschrift aan de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 6.

    Stadsbeeldobjecten die zijn aangewezen als gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 3 worden door de raad niet aangewezen als beschermd stadsbeeldobject.

  • 7.

    Stadsbeeldobjecten die na aanwijzing als beschermd stadsbeeldobject worden aangewezen als gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 3 worden geacht niet meer aangewezen te zijn als beschermd stadsbeeldobject.

  • 8.

    Stadsbeeldobjecten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden door de raad niet aangewezen als beschermd stadsbeeldobject.

  • 9.

    Stadsbeeldobjecten die na aanwijzing als beschermd stadsbeeldobject worden ingeschreven in het monumentenregister bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden geacht niet meer aangewezen te zijn als beschermd stadsbeeldobject.

Artikel 8 Het intrekken van de aanwijzing
  • 1.

    Het college kan, indien omstandigheden en feiten zijn gewijzigd, besluiten de raad een voorstel te doen tot intrekken van de aanwijzing als beschermd stadsbeeld of beschermd stadsbeeldobject.

  • 2.

    De raad neemt geen besluit tot intrekken van de aanwijzing als beschermd stadsbeeld of beschermd stadsbeeldobject dan nadat de Commissie Beeldkwaliteit door het college is gehoord, tenzij het bepaalde in artikel 16, derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het college doet van een besluit van de raad tot intrekken van de aanwijzing als beschermd stadsbeeld of beschermd stadsbeeldobject mededeling in een huis- aan- huisblad en op de gemeentelijke website en zendt een afschrift aan de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 4.

    Bij aanwijzing door de minister van een beschermd stadsgezicht, gelegen in een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsbeeld, komt de aanwijzing beschermd stadsbeeld niet te vervallen.

Paragraaf 2 Rechtsgevolgen
Artikel 9 Toepasselijkheid van deze paragraaf

De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde stadsbeelden en beschermde stadsbeeldobjecten ten aanzien waarvan het college mededeling heeft gedaan van het raadsbesluit tot aanwijzing als beschermd stadsbeeld, onderscheidenlijk beschermd stadsbeeldobject, en wel ingaande de dag na de datum van publicatie als bedoeld in artikel 7, vijfde lid.

Artikel 10 Verbodsbepaling
  • 1.

    In een beschermd stadsbeeld is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag stadsbeeldbepalende gevels van stadsbeeldobjecten alsmede stadsbeeldbepalende erfafscheidingen en erfinrichtingen:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, dan wel als rechthebbende een van deze gedragingen te gedogen;

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, dan wel als rechthebbende een van deze gedragingen te gedogen.

  • 2.

    Het verbod en de vergunningplicht bedoeld in het eerste lid gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 3.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de monumentenzorg.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor werkzaamheden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

Artikel 11 Sloop
  • 1.

    In een beschermd stadsbeeld is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag.

  • 2.

    In een beschermd stadsbeeld kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd als de aanvraag om vergunning niet voorziet in een in plaats van het af te breken bouwwerk op te richten bouwwerk.

Hoofdstuk 4 De bescherming van identiteitsbepalende objecten
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object
Artikel 12 De aanwijzing als identiteitsbepalend object
  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, onroerende zaken aanwijzen als beschermd identiteitsbepalend object. Het besluit tot aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object dient gebaseerd te zijn op een typering van het object.

  • 2.

    Het college neemt geen besluit over aanwijzing als identiteitsbepalend object dan nadat de Commissie Beeldkwaliteit om advies is gevraagd.

  • 3.

    De Commissie Beeldkwaliteit adviseert binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om advies.

  • 4.

    Het college deelt een besluit tot aanwijzing als identiteitsbepalend object in ieder geval mee aan de verzoeker, aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens stelt het college de raad in kennis van het besluit tot aanwijzing van een identiteitsbepalend object en wordt het besluit in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website bekend gemaakt. Het college zendt een afschrift van het besluit aan de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 5.

    Identiteitsbepalende objecten die zijn aangewezen als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument als bedoeld in artikel 3, of zijn aangewezen als beschermd stadsbeeldobject als bedoeld in artikel 7, worden door het college niet aangewezen als beschermd identiteitsbepalend object.

  • 6.

    Identiteitsbepalende objecten die na aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object worden aangewezen als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of worden aangewezen als beschermd stadsbeeldobject als bedoeld in artikel 7 van deze verordening worden geacht niet meer aangewezen te zijn als beschermd identiteitsbepalend object.

  • 7.

    Identiteitsbepalende objecten die zijn ingeschreven in het register bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden door het college niet aangewezen als beschermd identiteitsbepalend object.

  • 8.

    Identiteitsbepalende objecten die na aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object worden ingeschreven in het monumentenregister bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden geacht niet meer aangewezen te zijn als beschermd identiteitsbepalend object.

Artikel 13 Het intrekken van de aanwijzing
  • 1.

    Het college kan, indien omstandigheden en feiten zijn gewijzigd, besluiten tot intrekken van de aanwijzing als identiteitsbepalend object.

  • 2.

    Het college neemt geen besluit tot intrekken van de aanwijzing als identiteitsbepalend object, dan nadat de Commissie Beeldkwaliteit is gehoord, tenzij het bepaalde in artikel 16, derde lid, van toepassing is.

  • 3.

    Het college deelt een besluit tot intrekken van de aanwijzing als identiteitsbepalend object in ieder geval mee aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens stelt het college de raad in kennis van het besluit tot intrekken van de aanwijzing als identiteitsbepalend object en wordt het besluit in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website bekend gemaakt. Het college zendt een afschrift van het besluit aan de Commissie Beeldkwaliteit.

Paragraaf 2 Rechtsgevolgen
Artikel 14 Toepasselijkheid van deze paragraaf
  • 1.

    De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

  • 2.

    De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten, ten aanzien waarvan de minister belast met de monumentenzorg ingevolge artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988 advies heeft gevraagd over zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet 1988 niet zal plaatsvinden.

  • 3.

    De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten, ten aanzien waarvan het college mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 3, derde lid, tot onherroepelijk vaststaat dat aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument niet zal plaatsvinden.

Artikel 15 Verbodsbepaling (sloop)
  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde eisen een beschermd identiteitsbepalend object geheel of gedeeltelijk af te breken of te verplaatsen, dan wel als rechthebbende een van deze gedragingen te gedogen.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd indien de schriftelijke rapportage als bedoeld in artikel 18, tweede lid niet of in onvoldoende mate aantoont dat herbestemming redelijkerwijs onmogelijk is.

  • 3.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd als de aanvraag om vergunning niet voorziet in een in plaats van het af te breken bouwwerk op te richten bouwwerk.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor werkzaamheden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 5 Het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen
Artikel 16 Het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen
  • 1.

    Het college houdt een gemeentelijk monumentenregister Nijmegen bij waarin zijn opgenomen:

    • a.

      een overzicht van de beschermde gemeentelijke monumenten, bouwhistoriemonumenten, stadsbeelden, stadsbeeldobjecten en identiteitsbepalende objecten;

    • b.

      de redengevende omschrijving van beschermde gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten

    • c.

      de typering van beschermde identiteitsbepalende objecten

    • d.

      kaarten waarop, met een verwijzing naar de Atlas, de begrenzingen van de beschermde stadsbeelden zijn aangeduid.

  • 2.

    Met betrekking tot gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten, die (mede) op basis van het selectiecriterium ‘bouwhistorische verwachting’ zijn aangewezen als gemeentelijk beschermd monument, is het college bevoegd de redengevende beschrijving van de onderdelen die betrekking hebben op de ‘bouwhistorische verwachting’ te wijzigen als onderzoek aantoont dat de te beschermen bouwhistorische waarden zijn gewijzigd. Zij doen de eigenaren en de Commissie Beeldkwaliteit een afschrift van de gewijzigde beschrijving toekomen.

  • 3.

    Het college is bevoegd ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen wijzigingen aan te brengen van administratieve aard. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een gemeentelijk beschermd monument dat is tenietgegaan, blijft de toepassing van het bepaalde in artikel 4 en artikel 13 achterwege.

Artikel 17 Kennisgeving van het register
  • 1.

    Het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen ligt voor eenieder ter inzage in het gemeentelijk informatiecentrum Open Huis en is opgenomen op de gemeentelijke website.

  • 2.

    Van het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen wordt een afschrift van de inhoudsopgave ter kennisneming gezonden aan de minister belast met monumentenzorg, aan Gedeputeerde Staten, aan de raad, aan de Commissie Beeldkwaliteit en aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze instanties worden tevens op de hoogte gesteld van wijzigingen in het register.

Hoofdstuk 6 Vergunning voor restauratie, wijziging, sloop of verwijdering
Artikel 18 De vergunning
  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid dient vergezeld te gaan van een schriftelijke rapportage waaruit blijkt dat de mogelijkheden tot herbestemming op adequate wijze zijn onderzocht.

  • 2.

    Een aanvraag voor vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid betreffende een monument dat is aangewezen als gemeentelijk beschermd monument (mede) op basis van het selectiecriterium ‘bouwhistorische verwachting’ dient altijd vergezeld te gaan van een bouwhistorische verkenning van de onderdelen van het pand die bij de wijziging betrokken zijn.

  • 3.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag voor advies naar de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 4.

    Binnen twee weken na de datum van verzending van het afschrift bedoeld in het derde lid brengt de Commissie Beeldkwaliteit schriftelijk haar advies uit aan het bevoegd gezag.

Artikel 19 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit omgevingsrecht en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 20 Intrekken van de vergunning
  • 1.

    Een vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken:

    • a.

      indien blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend of

    • b.

      indien de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Artikel 21 Kerkelijke monumenten

Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een vergunning, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 22 Rijksmonumenten
  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning met betrekking tot een beschermd rijksmonument voor advies naar de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 2.

    De Commissie Beeldkwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Artikel 23 Schadevergoeding
  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

  • a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, sloop of verwijdering van een gemeentelijk monument, van een bouwhistoriemonument, van een stadsbeeldobject of van een identiteitsbepalend object te verlenen of

  • b. voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, sloop of verwijdering van een gemeentelijk monument, van een bouwhistoriemonument, van een stadsbeeldobject of van een identiteitsbepalend object;

  • schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van verzoeken als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen van de Regeling procedure planschadevergoeding van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 6, artikel 10, artikel 11 en artikel 15 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 25 Opsporing strafbare feiten

De opsporing van de in artikel 24 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 26 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 27 Inwerkingtreding
  • 1.

    De inwerkingtreding van deze verordening en het vervallen van de oude verordeningen is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Bekendmaking van deze verordening moet op grond van artikel 142 van de Gemeentewet ten minste acht dagen voor inwerkingtreding gebeuren.

  • 2.

    De Monumentenverordening 2007, vastgesteld bij besluit van de raad van 31 oktober 2007 wordt ingetrokken op dezelfde dag als bedoeld in lid 1.

  • 3.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten, beschermde stadsbeelden en stadsbeeldobjecten en identiteitsbepalende objecten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 4.

    De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst en de beschermde stadsbeelden en stadsbeeldobjecten, geregistreerd op de lijst beschermde stadsbeelden en de identiteitsbepalende objecten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Monumentenverordening 2010.