Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 2010 |
Citeertitel | Monumentenverordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | beschermde cultuurhistorie cultuurhistorische bouwhistorie bouwhistorische archeologie archeologische gemeentelijke rijksmonumenten stadsbeeld |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Selectiecriteria voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten Bijlage 2 Selectiecriteria voor aanwijzing van identiteitsbepalende objecten |
Geen
Gemeentewet, artikelen 147 en 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 10-02-2012 | Onbekend | 16-06-2010 Gemeenteblad 2010/091 | Raadsvoorstelnummer 90/2010 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Verschijningsvorm van een begrensd gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken, hieronder begrepen bomen, boomgroepen, tuinen, plantsoenen, parken, wegen, straten, pleinen en bruggen, vaarten, sloten en andere wateren, die met één of meer tot de groep behorende rijksmonumenten of gemeentelijk beschermde monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid, het eigen karakter van het geheel, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel vanwege de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.
3. gemeentelijk monumentenregister Nijmegen
Register waarin zijn opgenomen:
Criteria, zoals opgenomen in de bijlage van deze verordening, op basis waarvan objecten kunnen worden geselecteerd die in aanmerking komen om overeenkomstig de bepalingen van deze verordening aangewezen te worden als gemeentelijk monument, bouwhistoriemonument of als identiteitsbepalend object.
Onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.
6. beschermde gemeentelijke monumenten
Onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als gemeentelijke monumenten en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
Onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2 van deze verordening zijn aangewezen als bouwhistoriemonumenten en die zijn opgenomen in het gemeentelijke monumentenregister Nijmegen. De bescherming betreft de bouwhistorische waarde of indicatieve bouwhistorische waarde zoals vermeld in de redengevende omschrijving.
Stadsbeelden (ook wel gemeentelijk stads- of dorpsgezicht) die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
9. beschermde stadsbeeldobjecten
Bouwwerken die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als beschermd stadsbeeldobject en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. Het betreft bouwwerken
10. beschermde identiteitsbepalende objecten
Onroerende objecten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als identiteitsbepalende objecten en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. De bescherming betreft de identiteitsbepalende waarden die van belang zijn op het niveau van de buurt, de wijk of de stad, zoals omschreven in de typering.
Onroerende monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van ander genootschap op geestelijke grondslag en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.
Document dat onderdeel moet uitmaken van besluiten tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten waarin zijn opgenomen:
Document dat onderdeel moet uitmaken van besluiten tot aanwijzing van identiteitsbepalende objecten waarin zijn opgenomen:
Boekwerk dat onderdeel uitmaakt van besluiten tot aanwijzing van stadsbeelden en waarin een beschrijving en waardering van het beschermde stadsbeeld, van de stadsbeeldobjecten en van de stadsbeeldbepalende elementen zijn opgenomen.
15. eigenaren en zakelijk gerechtigden
Degenen die in de kadastrale legger als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een gemeentelijk beschermd monument zijn ingeschreven.
De op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over onder meer de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en deze verordening.
In schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw- verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument (pand, object bouwwerk) in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, een bouwhistorische verkenning, een bouwhistorische opname of een bouwhistorische ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek.
Het college van burgemeester en wethouders.
De raad van de gemeente Nijmegen.
Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het college deelt een besluit van de raad tot aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument in ieder geval mee aan de verzoeker, aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens wordt van het aanwijzingsbesluit door het college mededeling gedaan in een huis-aan-huisblad en wordt het aanwijzingsbesluit op de gemeentelijke website bekend gemaakt en wordt een afschrift aan de Commissie Beeldkwaliteit gestuurd.
Het college besluit om de raad een voorstel te doen de aanwijzing in te trekken van panden die (mede) op basis van het criterium ‘bouwhistorische verwachting’ zijn aangewezen als bouwhistoriemonument, wanneer is aangetoond dat geen of onvoldoende bouwhistorische waarden aanwezig zijn om de aanwijzing als bouwhistoriemonument op basis van de bouwhistorische selectiecriteria te handhaven. Een dergelijk besluit doet het college op basis van bouwhistorisch onderzoek van die delen van het pand waarvoor in de inventarisatie ‘indicatieve of verwachte bouwhistorische waarde’ is aangegeven.
Het college deelt een besluit van de raad tot intrekken van de aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument in ieder geval mee aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens wordt van het intrekkingsbesluit mededeling gedaan in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website en wordt een afschrift aan de Commissie Beeldkwaliteit gestuurd.
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Voor de toepassing van deze bepalingen worden met beschermde gemeentelijke monumenten gelijkgesteld monumenten ten aanzien waarvan het college mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 3, derde lid, met dien verstande dat de toepasselijkheid van deze bepaling eindigt wanneer de termijn van zesentwintig weken als bedoeld in artikel 3, achtste lid, is verstreken.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde monumenten ten aanzien waarvan de minister belast met monumentenzorg ingevolge artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988 advies heeft gevraagd over zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet 1988 niet zal plaatsvinden.
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde stadsbeelden en beschermde stadsbeeldobjecten ten aanzien waarvan het college mededeling heeft gedaan van het raadsbesluit tot aanwijzing als beschermd stadsbeeld, onderscheidenlijk beschermd stadsbeeldobject, en wel ingaande de dag na de datum van publicatie als bedoeld in artikel 7, vijfde lid.
Het college deelt een besluit tot aanwijzing als identiteitsbepalend object in ieder geval mee aan de verzoeker, aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens stelt het college de raad in kennis van het besluit tot aanwijzing van een identiteitsbepalend object en wordt het besluit in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website bekend gemaakt. Het college zendt een afschrift van het besluit aan de Commissie Beeldkwaliteit.
Identiteitsbepalende objecten die na aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object worden aangewezen als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of worden aangewezen als beschermd stadsbeeldobject als bedoeld in artikel 7 van deze verordening worden geacht niet meer aangewezen te zijn als beschermd identiteitsbepalend object.
Het college deelt een besluit tot intrekken van de aanwijzing als identiteitsbepalend object in ieder geval mee aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Tevens stelt het college de raad in kennis van het besluit tot intrekken van de aanwijzing als identiteitsbepalend object en wordt het besluit in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website bekend gemaakt. Het college zendt een afschrift van het besluit aan de Commissie Beeldkwaliteit.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten, ten aanzien waarvan de minister belast met de monumentenzorg ingevolge artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988 advies heeft gevraagd over zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet 1988 niet zal plaatsvinden.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten, ten aanzien waarvan het college mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 3, derde lid, tot onherroepelijk vaststaat dat aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistoriemonument niet zal plaatsvinden.
Met betrekking tot gemeentelijke monumenten en bouwhistoriemonumenten, die (mede) op basis van het selectiecriterium ‘bouwhistorische verwachting’ zijn aangewezen als gemeentelijk beschermd monument, is het college bevoegd de redengevende beschrijving van de onderdelen die betrekking hebben op de ‘bouwhistorische verwachting’ te wijzigen als onderzoek aantoont dat de te beschermen bouwhistorische waarden zijn gewijzigd. Zij doen de eigenaren en de Commissie Beeldkwaliteit een afschrift van de gewijzigde beschrijving toekomen.
Het college is bevoegd ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen wijzigingen aan te brengen van administratieve aard. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een gemeentelijk beschermd monument dat is tenietgegaan, blijft de toepassing van het bepaalde in artikel 4 en artikel 13 achterwege.
Van het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen wordt een afschrift van de inhoudsopgave ter kennisneming gezonden aan de minister belast met monumentenzorg, aan Gedeputeerde Staten, aan de raad, aan de Commissie Beeldkwaliteit en aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze instanties worden tevens op de hoogte gesteld van wijzigingen in het register.
Een aanvraag voor vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid betreffende een monument dat is aangewezen als gemeentelijk beschermd monument (mede) op basis van het selectiecriterium ‘bouwhistorische verwachting’ dient altijd vergezeld te gaan van een bouwhistorische verkenning van de onderdelen van het pand die bij de wijziging betrokken zijn.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit omgevingsrecht en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.
Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een vergunning, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.
Degene die handelt in strijd met artikel 6, artikel 10, artikel 11 en artikel 15 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
De opsporing van de in artikel 24 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met het toezicht op de naleving van deze verordening.
De inwerkingtreding van deze verordening en het vervallen van de oude verordeningen is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Bekendmaking van deze verordening moet op grond van artikel 142 van de Gemeentewet ten minste acht dagen voor inwerkingtreding gebeuren.
De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst en de beschermde stadsbeelden en stadsbeeldobjecten, geregistreerd op de lijst beschermde stadsbeelden en de identiteitsbepalende objecten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.