Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weesp

Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeesp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding
CiteertitelVerordening telecommunicatiekabels gemeente Weesp 1999
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Terugwerkende kracht

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-06-199901-06-199927-01-2018Nieuwe regeling

17-06-1999

Weesper Weekblad, 24-06-1999

Z.11146

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding

Gemeentewet, art. 149

De raad der gemeente Weesp;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 juni 1999;

gelet op artikel 5.2, vierde lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 149van de Gemeentewet ;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende:Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhoudingen opruiming van telecommunicatiekabels; 

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

wet :Telecommunicatiewet;openbaar telecommunicatienetwerk : telecommunicatienetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder g, van de wet;omroepnetwerk : omroepnetwerk als genoemd in artikel 1. 1, onder o van de wet;kabels : kabels, genoemd in artikel 1.1, onder r, van de wetopenbare gronden : openbare wegen en wateren, als genoemd in artikel 1.1, onder s, van de wet;aanbieder : aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk;werkzaamheden : werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden;gedoogplichtige : degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;college : college van burgemeester en wethouders;melding : melding als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de wet;instemmingsbesluit : besluit van het college als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de wet.

 

Artikel 2 Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden

Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

Artikel 3 Melding werkzaamheden

  • 1

    Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door het college vastgesteld formulier. 

  • 2

    Bij de melding verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit afgegeven registratie;

    • b.

      een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • c.

      naam, adres en telefoonnummer van degene die de kabel in eigendom heeft, degene die de kabel beheert en degene die de kabel exploiteert;

    • d.

      een opgave van de soort kabel en het beoogde gebruik;

    • e.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • f.

      een uitvoerinqsplan met daarin opgenomen:

    - een opgave van het gewenste tracé;- een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan;- een omschrijving van eventuele opbrekingen;- de doorsnede van de kabel of kabelgoot;- de lengte en breedte van de kabelsleuf;- de maatregelen voor de bereikbaarheid van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;- het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;- naam, adres en telefoonnummer van de aannemer(s) of onderaannemer(s) die belast is (zijn) met de werkzaamheden en van een contactpersoon ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3

    Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige. 

  • 4

    Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1

    Het college kan aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belanq van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van schade of overlast;

    • c.

      de bruikbaarheid van de openbare gronden;

    • d.

      het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden;

    • e.

      het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • f.

      de belemmering van doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • g.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • h.

      de bescherming van groenvoorzieningen.

  • 2

    Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, en een zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit.

  • 3

    De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden onder nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voorschriften.

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit

Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.

Artikel 6 Melding wijziging

De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feite dat de kabel niet langer ten dienste staat van een telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 7 Overgangsbepaling

De aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden, voorzover deze zijn aangelegd met toepassing van hoofdstuk VI van de Wet op de telecommunicatie-voorzieningen, dient door de aanbieders binnen een jaar na inwerkingtreding van deze verordening te worden gemeld aan het college via het aanmeldingsformulier als genoemd inartikel 3, eerste lid.

Artikel 8 Inwerkingtreden

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 1999.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:Verordening telecommunicatiekabels gemeente Weesp 1999.

Aldus vastgesteld is de openbare vergaderingvan de raad op 17 juni 1999,

de raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

drs J.P.M. Holtkamp mw. ing. C. Hofkamp  

1  

Toelichting telecommunicatieverordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingena wetDe verordening is gebaseerd op de Telecommunicatiewet (TW) . Deze wet is de opvolgster van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, die op haar beurt de Telegraaf - en Telefoonwet van 1904 heeft vervangen.

b openbaar telecommunicatienetwerkEen openbaar telecommunicatienetwerk wordt in artikel 1, onder g, TW omschreven als een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking gesteld wordt. Deze omschrijving valt in twee delen uiteen. In de eerste plaats geldt dat een openbaar telecommunicatienetwerk wordt gebruikt voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten. Dit betekent dat de betreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek. Deze dienst wordt openbaar aangeboden en is beschikbaar voor eenieder die van dat aanbod gebruik wil maken. Dit betekent dat telecommunicatie- diensten die uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep niet openbaar zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een besloten netwerk op een bedrijventerrein.

In het tweede deel van de omschrijving wordt gesproken over de ‘mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten'. Hiermee wordt onder meer gedoeld op huurlijnen. Een huurlijn wordt in de TW in artikel 1, onder i, gedefinieerd als het aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tussen tweenetwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.Met een voorbeeld zal worden verduidelijkt wat hiermee precies wordt bedoeld. Stel dat een bedrijf twee filialen met elkaar wil verbinden door middel van een kabel voor telecommunicatie en dataverkeer . De kabel is voor exclusief gebruik van het bedrijf. Er doen zich twee mogelijkheden voor:- Het bedrijf neemt een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken in de arm. Die zorgt ervoor dat de kabel wordt gelegd en exploiteert deze in het vervolg . Het bedrijf huurt vervolgens de lijn. Deze huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd.- Het bedrijf laat in eigen beheer en voor eigen kosten de kabel leggen enexploiteert de lijn zelf. Het betref t een niet-openbaar netwerk, waarvoorde gemeente hiet gedoogplichtig is.

c. omroepnetwerkEen omroepnetwerk wordt in artikel 1, onder o, TW omschreven als technische inrichtingen, of onderdelen daarvan, die wordpn gebruikt om met gebruik vankabels of radioverbindingen tussen punten programma’s te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen of niet totwoning dienende gebouwen. In de meeste gevallen zal het gaan om het kabeltelevisienetwerk, met behulp waarvan radio- en televisieprogramma’sworden doorgegeven. De aanbieder van een omroepnetwerk kan via ditzelfde netwerk ook openbare telecommunicatiediensten aanbieden, dan wel hetnetwerk als openbaar telecommunicatienetwerk gebruiken. Voor beide activiteiten is een afzonderlijke registratie verplicht.

d kabelsOnder het begrip kabels vallen, overeenkomstig artikel 1.1, onder r, TW niet alleen de feitelijke kabels, maar ook de ondersteuninqswerken, beschermingswerken en signaalinrichtinqen. Tevens worden tot het begrip kabels gerekend: de inrichtingen bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds, dan wel tussen laatstgenoemde kabels onderling. Of een bepaald object dat eenTelecomaanbieder wil aanbrengen onder de omschrijving van het begrip kabels valt, is in de eerste plaats een technisch vraagstuk. Daarnaast moet ook worden bezien welke objecten gemeenten in het verleden hebben gedoogd. Materieel bezien moet onder de TW namelijk hetzelfde worden gedoogd als onder de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV). Formeel bezien valt op dat de letterlijke omschrijving van het begrip kabels in de TW is verruimd ten opzichte van de omschrijving uit de WTV. Dit komt doordat nu ook kabelwerken onder de omschrijving van kabels zijn gebracht, terwijl deze in de WTV afzonderlijk waren gedefinieerd. De kabelwerken uit de WTVmoesten echter ook worden gedoogd. De invoering van de TW betekent op dit punt dus geen verruiming van de mogelijkheden voor aanbieders om objectente plaatsen. Onder de TW vallen alleen openbare kabels. Werkzaamheden aan andere telecomkabels kunnen onder het vergunningenregime van de algemeneplaatselijke verordening (APV) vallen; zie bijvoorbeeld artikel 2.1.5.2 model-Apv van de VNG.

e openbare grondenIn artikel 1, onder s, TW wordt het begrip openbare gronden beschreven. Hiertoe worden gerekend openbare wegen, met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, alsmede wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor eenieder toegankelijk zijn. Onder het begrip openbare gronden wordt ook het begrip weg, zoals gebruikt wordt in de model-Apv van de VNG, begrepen.Het begrip openbare gronden is echter ruimer dan het begrip weg uit de model-Apv, aangezien hieronder ook de wateren met de daarbij behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn worden qerekend.

f aanbiederHet begrip aanbieder wordt gedefinieerd als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk. Voor deze aanbieders geldt deverplichting, zoals genoemd in artikel 5. 2, derde lid, TW om voorafgaand aan de aanvang van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar telecommunicatie of omroepnetwerk deze werkzaamheden te melden en vervolgens een instemmingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders af te wachten.

g werkzaamhedenWerkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden betreffen ook de werkzaamheden die verband houden met het medegebruik van voorzieningen. Bij het medegebruikvan voorzieningen moet onder andere gedacht worden aan het medegebruik van kabelgoten of geleidingen. Voor dergelijke werkzaamheden geldt ook demeldingsplicht en is eerst een instemmingsbesluit vereist voordat zij mogen worden uitgevoerd. Over het medegebruik van voorzieningen wordt naderingegaan bij de toelichting op artikel 4.

h gedoogplichteIn artikel 5.1, eerste lid, TW wordt bepaald dat eenieder verplicht is om de aanleg en instandhouding van kabels ten dienste van een openbaartelecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare qronden, alsmede de opruiming daarvan, te gedogen. De beheerder van openbaregronden moeten dus goedvinden (‘gedogen ') dat aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk kabels in hun grond leggen.Tot de beheerders van het openbare gebied behoren gemeenten, provincies, Waterschappen, het rijk en particulieren in het bezit van openbare grond.

i colleqeTen behoeve van de leesbaarheid van de verordening wordt het college van burgemeiester en wethouders aangeduid met het college . Waar in hoofdstuk 5van de TW wordt gesproken over ‘het college' , wordt OPTA bedoeld, en niet het college van B&W.

j en k melding en instemmingsbesluitIn artikel 5.1, derde lid, TW staat dat een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk slechts overgaat tot hetverrichten van werkzaamheden indien deze:

  • a.

    het voornemen daartoe heeft gemeld bij burgemeester en wethouders van de

  • b.

    desbetreffende gemeente, en van burgemeester en wethouders instemminq heeft verkregen over tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van de werkzaamheden.Deze bepaling brengt met zich mee dat een aanbieder niet met de werkzaamheden mag beginnen voordat hij instemming daarvoor heeft gekregen van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Tijdstip van meldingIn artlkel 5.2: vierde lid, TW is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels stelt inzake het tijdstip: voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan. Artikel 2 van de verordening is hier een nadere uitwerking van. Gekozen is voor een termijn van acht weken. Deze termijn sluit aan bij determijn als genoemd in artikel 4 : 13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) . Dit staat het college van burgemeester en wethouders echter niet in de weg om eerder, bijvoorbeeld na drie weken, op een melding te besluiten.

Het staat de gemeente vrij om een andere termijn dan acht weken in de verordening op te nemen. Wordt gekozen om in de verordening een kortere termijn op te nemen, dan wordt aanbevolen om deze termijn en ook als beslistermijn te hanteren Het zou immers onlogisch zijn indien twee weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden een melding moet worden ingediend terwijl binnen die termijn nog geen uitsluitsel kan worden gegeven over de instemming..Het tijdstip van melding voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden zou ook afhankelijk gesteld kunnen worden van de plaats van de werkzaamheden. Het is voorstelbaar dat voor een graafwerkzaamheid in het centrum van de gemeente meer coördinatie van de zijde van de gemeente nodig is dan voor een graafwerkzaamheid in het buitengebied van de gemeente. Bij werkzaamheden in het centrum of op een hoofdroute door de gemeente moeten al dikwijls verkeersmaatregelen worden getroffen of andere voorzieningen.Om die reden heeft de gemeente voor de coördinatie van die werkzaamheden meer tijd nodig. Artikel 2 zou daarom kunnen worden uitgebreid met een lid luidende: Als werkzaamheden worden verricht op hoofdroutes en in het centrumgebied zoals omschreven op de bijgevoegde kaart, of als bij werkzaamheden meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken wordt de melding uiterlijk. . . . . .weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld bij het college.

Vanzelfsprekend dient in dat geval een kaart van de gemeente met daarop getekend de hoofdroutes of het centrumgebied tesamen met de verordening te worden vastgesteld.

Artikel 3 Melding

Artikel 5.2, vierde lid, TW bepaalt onder meer dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder een uitvoeringsplan. Artikel 3 van de verordening is hiervan een nadere uitwerking. Gegevens die op basis van artikel 4:2 van de Awb, zoals de dagtekening van de aanvraag, moeten worden vemeld, zijn niet nog eens opgenomen in de opsomming vap artikel 3. De verplichting om deze gegevens te verstrekken volgt immers rechtstreeksuit de Awb.

In artikel 3, eerste lid, is het gebruik van een aanmeldingsformulier voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe bestemd formulier.

In de opsomming uit het tweede lid van artikel 3 wordt allereerst de registratie, afgegeven door de Onafhankelijke Post en Telecomunicatie Autoriteit (OPTA) genoemd. De OPTA is per 1 augustus 1997 ingesteld in verband met de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt. De taken van de OPTA zijn: toezicht op de telecommunicatiemarkt, beslechting van geschillen, uitgifte van nummers en de registratie van marktpartijen. Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt genoemd in de opsomming van artikel 3. Indien getwijfeld wordt of de werkzaamheden gedoogd moeten worden, vormt de inschrijving bij de Kamer van Koophandel namelijk een aanwijzing voor het vermoeden dat het bedrijf in ieder geval openbare telecommunicatiediensten aanbiedt en daarmee dat hun werkzaamheden, werkzaamheden aan een te gedogen openbare kabel kunnen zijn.

Van belang is verder of er sprake is van een huurlijn. Om die reden wordt bij de melding gevraagd aan te geven om wat voor soort kabel het gaat. Een huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moetdus worden gedoogd. Lijnen in eigen beheer of voor eigen exploitatie vormeneen niet-openbaar netwerk. De gemeente is voor deze lijnen nietgedoogplichtig op grond van de wet. Voor werkzaamheden aan deze lijnendient een vergunning op grond van de APV te worden verleend; zie bijvoorbeeld artikel 2.l.5.2 model-Apv van de VNG.

Tevens moet worden aangegeven wie vooraf in kennis worden gesteld van devoorgenomen werkzaamheden. Gedacht kan worden aan burgers of ondernemersdie overlast zullen ondervinden van de werkzaamheden. In sommige gevallenkan het ook noodzakelijk zijn dat de politie en de brandweer op de hoogteworden gesteld. Dit zal zich vooral voordoen wanneer de werkzaamheden metwegversperringen gepaard gaan.Uit het uitvoeringsplan moet voorts blijken op welke wijze de werkzaamhedenworden uitgevoerd. Van belang is onder andere dat de kabels zo wordenaangelegd dat de bereikbaarheid voor in de grond reeds aanwezige kabelsblijft behouden. Om die reden is het van belang waar de kabelsleuf preciesword gesitueerd.

Het derde lid ziet op de situatie dat de werkzaamheden ook betrekkinghebben op gronden van andere gedoogplichtigen. In dat geval dienen ook debelangen van deze gedoogplichtigen bij het instemmingsbesluit te wordenbetrokken. Uit artikel 5 .2, eerste en tweede lid, TW vloeit immers voortdat de gemeente met de coördinatie wordt belast van de werkzaamheden aantelecommunicatie- en omroepnetwerken binnen haar grondgebied en dat degemeente hierbij andere belangen moet betrekken. Gelet hierop is in hetderde lid van artikel 3 van de verordening opgenomen dat de uitkomst vanhet overleg tussen de aanbieders en de andere gedoogplichtigen uiterlijkvier weken na ontvangst van de melding aan het colleqe van burqemeester enwethouders wordt gemeld. De aanbieder kan op deze wijze tegelijkertijd metde melding aan het college van burgemeester en wethouders de anderegedoogplichtigen benaderen. Om geen discussie te krijgen over de aanvangvan de vier weken termijn is het aan te bevelen om na ontvangst van demelding een ontvangstbevestiging te sturen. Voordat tot instemming wordtbesloten, dient het resultaat van dit overleg bij de gemeente bekend tezijn. Deze procedure draagt bij aan een redelijke afdoeningstermijn doorhet college van burgemeester en wethouders. Indien de belangen van deandere gedoogplichtigen niet overeenkomen met de belangen van de gemeente,ligt het vervolgens op de weg van het college van burgemeester enwethouders om de belangen zo goed mogelijk tegen elkaar af te wegen.Daartoe zou bijvoorbeeld van de zijde van de gemeente een overleg kunnenworden geëntameerd met alle betrokkenen, waaronder in ieder geval deaanbieders en de andere gedoogplichtigen. Indien de partijen er niet inonderling overleg uitkomen, moet het college van burgemeester en wethoudersna afweging van alle belangen een beslissing nemen.

ln het vierde lid is opgenomen dat het college nadere regels kan stellenvoor de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Het is mogelijk dathet college bij werkzaamheden in het centrum andere eisen stelt aan hetuitvoeringsplan dan bij werkzaamheden in het buitengebied. Door het stellenvan nadere regels kan hierin onderscheid worden gemaakt . De bevoegdheidhet stellen van nadere regels is gebaseerd op artikel 156, derde lid, vande Gemeentewet. Indien het college bij een individuele melding meent dat eronvoldoende gegevens zijn overgelegd om een beslissing te nemen over deinstemming, kan het op basis van artikel 4:5 van de Awb nadere gegevensopvragen

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemmingUit artikel 5.2, tweede lid, TW volgt dat de gemeente bij de coördinatieandere werkzaamheden en andere belangen waarin de TW niet voorziet, moetbetrekken. Gedacht kan worden aan de belangen zoals genoemd in het eerstelid van artikel 5 van de verordening. Bij de formulering van deze belangenis aansluiting gezocht bij de terminologie uit de model-APV van de VNG.De belangenafweging kan ertoe leiden dat aan het instemmingsbesluitvoorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften ofbeperkingen mogen niet zodanig belemmerend werken dat niet meer gesprokenzou kunnen worden van de gedoogplicht van de gemeente. Een dergelijkeaanpak zou in strijd zijn met de Telecommunicatiewet. Artikel 5.2, tweedelid, TW bepaalt immers dat de coördinatie niet mag leiden tot een zodanigevertraging van voorgenomen werkzaamheden dat redelijkerwijs niet meer kanworden gesproken van gedogen.

In het instemmingsbesluit kan het tijdstip van aanvang van de werkzaamhedenop enige tijd na het tijdstip van de melding van de voorgenomen aanvangworden gesteld. De gedoogplicht wordt hierdoor in beginsel niet geschonden.In de Nota naar aanleiding van het verslag van 29 december 1997 zegt deminister hierover: 'Of dit tijdstip één maand of zes maanden verder weg kanzijn gelegen is niet aan de wetgever om voor eens en altijd te bepalen. Vangemeente tot gemeente, maar zelfs binnen een gemeente kunnen deomstandigheden verschillen. Denk hierbij aan omstandigheden als:buitenwijk centrum, soort grond, wanneer meest recente opbreking. De wetgever heeft gelet op deze diversiteit geen termijn willen stellenwaarbinnen met de werkzaamheden moet zijn begonnen. Het colleqe vanburgemeester en wethouders zal daarom voor elke concrete situatie moetenafwegen of op de voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden ookdaadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.

De coördinatieplicht brengt met zich mee dat vanuit de gemeenten zo veelmogelijk onderzocht wordt of verschillende verzoeken tot werkzaamheden inde openbare grond niet kunnen worden gecoördineerd. Dit voorkomt dat een wegbijvoorbeeld om het half jaar wordt opengebroken. Voor bijvoorbeeld burgers,ondernemers et cetera kan dit veel overlast met zich meebrengen. Daarnaastkan het ook in het belang van de aanbieders zijn om gezamenlijk de kostenvan het openbreken van de grond te dragen.

Niet alleen beperkingen in de tijd kunnen aan het instemmingsbesluit wordenverbonden, maar ook voorschriften of beperkingen omtrent de wijze vanuitvoerinq. Een bepaald traject van de kabel kan, gelet op de belangen diegenoemd worden in het eerste lid, op grote bezwaren stuiten. Het is dan vanbelang om samen met de aanbieder te onderzoeken of de kabel ook via eenander traject kan worden aangelegd. De gemeente kan vervolgens instemminggeven voor een van de melding afwijkend traject.

Werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen komen dikwijls in eengemeente voor. Deze kleine werkzaamheden dienen op grond van de TW teworden gemeld aan de gemeente. Om te voorkomen dat de gemeente voor elkehuisaansluiting een apart instemmingsbesluit moet nemen, kan in hetinstemmingsbesluit voor het 'moedertraject ' worden opgenomen dat deinstemming ook geldt voor toekomstige huisaansluitingen. Door in eenvoorschrift te bepalen dat werkzaamheden hiervoor vooraf moeten wordengemeld aan het college van burgemeester en wethouders, blijft de gemeenteop de hoogte van waar en wanneer de openbare grond wordt opengebroken.

Er kan ook een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbondenwaarin wordt geregeld hoe te handelen bij storingen aan hettelecommunicatie- of omroepnetwerk. lndien zich een storing voordoet, dientdeze immers dikwijls direct verholpen te worden. Het Vooraf melden en hetwachten op voorafgaande instemming is dan niet in alle gevallen mogelijk.Denk bijvoorbeeld aan een storing die zich in het weekend voordoet. Indiende storing direct verholpen moet worden, is het van belang dat wel achterafmelding wordt gemaakt van de werkzaamheden. Met het oog daarop kan eenvoorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden dat bepaalt datindien bij storingen de daarvoor uit te voeren werkzaamheden niet voorafgemeld kunnen worden en het college van burgemeester en wethouders nietvooraf gevraagd kan worden om instemming, binnen 48 uur na de werkzaamhedenhet college alsnog hiervan in kennis wordt gesteld.

Bij de kamerbehandeling van de TW heeft de minister gesteld dat de gemeenteeen marktpartij kan verplichten om kabelgoten te gebruiken die voor anderetelecomaanbieders toegankelijk zijn. In de verordening wordt uitdrukkelijkbepaald dat een voorschrift hierover aan het instemmingsbesluit kan wordenverbonden. Dit betekent niet alleen dat een marktpartij door het collegevan burgemeester en wethouders kan worden verplicht om van bestaandekabelgoten gebruik te maken, maar ook dat een marktpartij kan wordenverplicht om nog niet aanwezige kabelgoten te realiseren. Omdat dit grotekosten met zich mee kan brengen voor een aanbieder, moet de gemeente zicher terdege van bewust zijn dat het verbinden van een dergelijk voorschriftaan het instemmingsbesluit op een daadkrachtige motivering moet berusten.Overigens zijn de aanbieders van telecommunicatienetwerken verplicht, opbasis van artikel 5.10 TW, om elkaar medegebruik van voorzieningen(waaronder kabelgoten) te verlenen, mits daar een redelijke vergoedingtegenover staat. Dit is echter een zaak waar de gemeente buiten staat.

Ook kan de gemeente een voorschrift of beperking aan het instemmingsbesluitverbinden waarbij een zekerheid wordt verlangd over de nakoming vanbepaalde verplichtingen. In het bestuursrecht is het verbinden van eenfinanciële voorwaarde aan een besluit in beginsel toegestaan als daarmee demet het besluit meespelende belangen worden gediend. Als voorbeeld kangenoemd worden het verbinden van een voorschrift aan het instemmingsbesluitinhoudende dat een waarborgsom moet worden gestort om het weg oppervlakweer in de oude staat terug te brengen.

Artikel 5.2, vierde lid, onder c, TW bepaalt dat de gemeenteraad bijverordening in ieder geval regels vaststelt over de wijze van uitvoeringbij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming en van medegebruik vanvoorzieningen. Gelet hierop moet in het derde lid van artikel 4 eenverwijzing naar de in de gemeente gebruikte technische vereisten wordenopgenomen. Veel gemeenten gebruiken in de praktijk een handboek mettechnische gegevens waaraan graafwerkzaamheden moeten voldoen. Eenverwijzing hiernaar in artikel 4 zorgt ervoor dat de wijze van uitvoeringbij aanleg, onderhoud en verplaatsing, alsmede de opruiming van kabels enhet medegebruik van voorzieningen, dient te geschieden conform dezetechnische vereisten.

De TW laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente en andereoverheden die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen onverlet.Dat wil zeggen dat de aanbieder van een telecommunicatie- of omroepnetwerkbij deze overheden de benodigde vergunningen, ontheffingen etc. dient aante vragen (bijvoorbeeld een vergunning op basis van de keur van hetwaterschap als de kabel in een dijklichaam wordt aangelegd) . Het ontbrekenvan dergelijke vergunningen of ontheffingen kan echter geen reden zijn omhet instemmingsbesluit te weigeren.

HandhavingIndien de aanbieder zonder voorafgaande melding of zonder instemming vanhet college van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht, wordt instrijd gehandeld met artikel 5.2, derde lid, TW. Dit vormt een economischdelict in de zin van de Wet op de economische delicten (WED). Ook hethandelen in strijd met artikel 5.2, derde lid, inhoudende het handelen instrijd met het in het instemmingsbesluit opgenomen tijdstip van aanvang ofvoltooiing en de wijze van uitvoering is onder de werking van de WEDgebracht. Handhaving van deze artikelen vindt plaats door de daarvoor inartikel 17 WED aangewezen ambtenaren.

Naast deze strafrechtelijke handhaving is bestuursrechtelijke handhavingmogelijk. Het college van burgemeester en wethouders kan via eenbestuursdwang procedure ex artikel 125 Gemeentewet of een dwangsomprocedureex axtikel 125 Gemeentewet juncto 5:32 Awb naleving van de bepalingen uitde verordeningen afdwingen.

Artikel 5 zakelijk karakter instemmingsbesluitHet verdient aanbeveling om aan het instemmingsbesluit een zakelijkkarakter mee te geven. In de situatie dat een nieuwe aanbieder van de kabelgebruikmaakt, is het gewenst dat ook voor hem de voorschriften enbeperkingen gelden die aan het instemmingsbesluit zijn verbonden. Het isbijvoorbeeld van belang dat ook een nieuwe aanbieder zich houdt aan hetvoorschrif t over het ruimen van de kabel indien deze niet meer ten dienstestaat van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk.

Artikel 6 Melding wijzigingVoor de gemeente is het van belang om een actueel overzicht te hebben en tehouden van de ondergrondse infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen omwaar welke kabels liggen maar ook wie de eigenaar is, de beheerder of deexploitant. Om deze reden is in de verordening een verplichting opgenomenom de wijziging van het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabelte melden. Het eigendom, de exploitatie of het beheer kunnen inverschillende handen liggen . Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de aanbiederniet alleen degene is die gebruikmaakt van de kabel, de exploitant, maarook het eigendom van de kabel heeft, terwijl het beheer van de kabel isuitbesteed aan een aannemer die alle onderhoudswerkzaamheden uitvoert.Tevens is het van belang voor de gemeente om te weten of de kabels nogsteeds ten dienste staan van een openbaar telecommunicatie- ofomroepnetwerk. Zijn de kabels niet meer openbaar, dan zijn ze niet meergedoogplichtig. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de precarioheffing. Deheffing van precariobelasting is namelijk niet toegestaan over openbarekabels, maar wel over niet-openbare kabels.

Artikel 7 OvergangsbepalingHet is wenselijk dat de gemeente binnen af zienbare tijd een volledigoverzicht heeft van de kabels die in het verleden in de grond zijn gelegd.Sommige gemeenten zijn aangesloten bij KLIC, een stichting die registreert

waar kabels zijn gelegen. Voor deze gemeenten en de gemeenten die zelf allekabels hebben geregistreerd is artikel 7 wellicht overbodig. Voor gemeentendie een actueel overzicht ontberen, is in artikel 7 opgenomen dat deaanbieders van de kabels en kabelwerken die in het verleden zijn gelegde deaanwezigheid daarvan moeten melden bij het college met het daartoe bestemdeaanmeldingsformulier. Voor toekomstige werkzaamheden aan kabels enkabelwerken die voor de inwerkingtreding van de TW zijn aanqebracht, geldthet regime van de TW. Dit is bepaald in artikel 20.5, eerste lid, TW.

Artikel 8 InwerkingtredingIn artikel 5.2, vierde lid, TW is de verplichting vastgelegd om eenverordening vast te stellen. Dit artikel treedt op 1 juni 1999 in werking.Voor werkzaamheden die na het tijdstip van inwerkingtreding van de TW,zijnde 15 december 1998, moeten worden uitgevoerd maar voor hetinwerkingtreding van de verordening geldt wel de melding en het vereistevan een instemmingsbesluit. Aanbevolen wordt om deze meldingen op eengelijke wijze te behandelen als voor de inwerkkingtreding van de TW.

Artikel 9 CiteertitelDoor toevoeging van de naam van de gemeente aan de citeertitel is het vooreen ieder die de verordening opvraagt duidelijk dat dit de verordeningbetreft van die met name genoemde gemeente.

BekendmakingHet instemmingsbesluit zal bekendgemaakt moeten worden overeenkomstigartikel 3: 41 Awb . Toezending van het instemmigsbesluit aan de aanvragerwelke meestal de aanbieder zal zijn, ligt dan ook in de rede. De Awb vereistniet dat besluiten die, ingevolge artikel 3:41, aan een of meerbelanghebbenden zijn gericht openbaar bekendgemaakt worden. Indien hetgemeentelijk gebruik is dat dergelijke besluiten toch worden gepubliceerd,zijn ook anderen tijdig op de hoogte van de verlening.

Bezwaar, beroep en schadevergoedingTegen het instemmingsbesluit kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen bijhet college van burgemeester en wethouders. Vervolgens staat ingevolgeartikel 17.1, TW beroep open op de arrondissementsrechtbank te Rotterdam eningevolge artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatiehoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) . Is erschade veroorzaakt die verband houdt met de gedoogplicht, dan beperkt hetrecht op schadevergoeding, ingevolge artikel 5.4,. TW, zich voor eigenarenen beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten van devoorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud. Artikel 5.9, TWbepaalt dat een eis tot schadevergoeding aanhangig gemaakt dient te wordenbij de kantonrechter in wiens ambtsgebied de onroerende zaak is gelegenwaaraan schade wordt toegebracht. Hoger beroep tegen de uitspraak van dekantonrechter is voorts toegestaan.

Artikel 5.7, TW regelt de kostenvergoeding in het geval dat de kabelsverplaatst moeten worden. Indien de gemeente als gedoogplichtige wil datkabels worden verplaatst in verband met de oprichting van een qebouw of deuitvoering van werken, dan dient de aanbieder dit op eigen kosten te doen.In andere gevallen moeten de kosten van het verplaatsen worden vergoed aande aanbieder. Ontstaat een geschil over de kosten, dan kan de OPTA om eenbeschikking worden gevraagd, waartegen beroep openstaat bij debovengenoemde arrondissementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB.

Artikel 5. 8, TW geef t een regeling voor bomen en beplanting die hinderlijkzijn voor de telecommunicatie- of omroepnetwerken. Rechthebbenden van bomenof beplantingen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de aanbiedervan een openbaar telecommunicatie of omroepnetwerk om deze te snoeien ofin te korten indien deze hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van deze nekwerken. De OPTA is bevoegd om bestuursdwang toe te passen indien de rechthebbende niet voldoet aan een dergelijk verzoek van de aanbieder. De aanbieders kunnen, ingevolge het derde lid van artikel 5.8., TW, ook zelf tot het opsnoeien of inkorten van wortels of takken overgaan. Er moet dan wel sprake zijn van ernstigebelemmering of storing van de telecommunicatie. Artikel 5.9, TW bepaaltverder dat de rechthebbenden ten aanzien van de bomen of beplantingen hetrecht op schadevergoeding aanhangig kunnen maken bij de kantonrechter.Hoger beroep hiervan is toegelaten.

Ontstaat er een geschil over de gedoogplicht ex artikel 5.1, tweede lid, TWvan interlokale en internationale kabels in niet-openbare gronden, metuitzondering van huizen en aangrenzende tuinen, dan kan op basis vanartikel 5.3, tweede lid, TW de OPTA als geschillenbeslechter optreden. DeOPTA kan vervolgens een beschikking afgeven waartegen beroep openstaat bijde Rotterdamse arrondissementsrechtbank en hoqer beroep bij het CBB. De wetkent ten aanzien van deze gedoogplicht geen beperking toe aan de omvang vanhet verzoek tot schadevergoeding. Alle schade kan opgevoerd worden in eenprocedure voor de kantonrechter. Hoger beroep is hierop mogelijk.

Worden kabels boven de grond aangebracht zonder dat deze de grond raken of in en aan gebouwen bijbehorende gronden, dan is eenieder verplicht om deze te gedogen. Is er schade geleden, dan kan deze via de bovengenoemde procedure bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt. In de artikelen 5.5 en 5.9, TW is dit nader geregeld.