Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Vaarwegenverordening Zuid-Holland (Vaarwegenverordening Zuid-Holland) |
Citeertitel | Vaarwegenverordening Zuid-Holland |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, water, wegen |
Op aanvragen om ontheffing ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening, blijft het voor dat tijdstip geldende recht van toepassing.
Scheepsvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement
Beleidsregel ontheffingen ligplaatsen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2013 | 26-01-2016 | wijzging artikelen: art. 1.2, art. 2.4.1, art. 4.1.1, art. 5.2.1. Toevoeging van artikelen : art. 2.4.4, art. 4.1.12, art. 4.1.4 lid 3, art. 5.1.4. | 30-01-2013 Provinciaal blad, 2013, 46 | dos | |
01-01-1988 | 29-03-2013 | Nieuwe regeling | 09-04-1987 Provinciaal blad, 1987, 150 | Onbekend. |
Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 9 april 1987, nr. 11, tot vaststelling van de Vaarwegenverordening Zuid-Holland (Prov. Blad 1987, nr. 149), gewijzigd bij besluit van 16 maart 1989, nr. 4c (Prov. Blad 1989, nr. 100), bij besluit van 18 februari 1994, nr. 5d (Prov. Blad 1994, nr. 32), bij besluit van 15 maart 1996, nr. 3a, bij besluit van 20 februari 1998, nr. 4a (Prov. Blad 1998, nr. 38) en bij besluit van 30 januari 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 46)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Doel van de verordening
Deze verordening beoogt de vrijheid en/of de veiligheid van de scheepvaart en de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg en de oever te beschermen en vormt een aanvullende regeling op het Binnenvaart-politiereglement.
Hoofdstuk 2 Provinciale vaarwegen
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1 Goed zeemanschap
1. In gevallen waarvoor in dit hoofdstuk geen voorschriften worden gegeven, moet de schipper alle maatregelen treffen die van een goede schipper mogen worden verwacht of geëist, teneinde belemmering van de scheepvaart of beschadiging van werken en van de varende of stilliggende schepen te voorkomen.
2. Ter voorkoming van ongevallen moet desnoods volgens de eisen van goed zeemanschap van de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften worden afgeweken, voorzover de omstandigheden dit vorderen.
Artikel 2.1.2 Toepasselijkheid
1. Hoofdstuk 2 is van toepassing op de in lid 2 te noemen vaarwegen, daaronder begrepen de oevers en de werken.
2. De in het voorgaande lid bedoelde vaarwegen zijn de volgende:
a. de vaarwegen in de verbinding tussen de Hollandse IJssel en de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, via de Julianasluis: de voorhaven van de Julianasluis, het Gouwekanaal, de Gouwe, de Rijn, van Gouwsluis tot de aansluiting met de Heimanswetering, de Heimanswetering, de Woudwetering, het Paddegat, de vaargeul door het Braassemermeer, de Oude Wetering;
e. de vaarwegen in de verbinding tussen Rotterdam en de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, vanaf de uitmonding van de Delfshavense Schie in de Delftse Schie te Overschie: de Delftse Schie, het Rijn-Schiekanaal, de Zijl, de vaargeul door de Kagerplassen, gaande door het Zweiland, het Norremeer, de Dieperpoel en het 's Gravenwater;
Artikel 2.1.3 Afmetingen en diepgang van schepen
1. Gedeputeerde Staten stellen de maximum toegestane afmetingen van een schip, met inbegrip van de lading en diepgang vast voor de in artikel 2.1.2, lid, 2, genoemde vaarwegen.
2. Het is de schipper verboden zich op een vaarweg te bevinden met een schip, dat met inbegrip van de lading, de toegestane afmetingen of diepgang overschrijdt.
Artikel 2.1.4 Lengte slepen en duwstellen en breedte gekoppelde samenstellen
1. Gedeputeerde Staten stellen de maximum toegestane lengte van slepen en duwstellen en de maximum toegestane breedte van gekoppelde samenstellen vast voor de in artikel 2.1.2, lid 2, genoemde vaarwegen.
2. Het is de schipper verboden zich op een vaarweg te bevinden met een sleep, duwstel of gekoppeld samenstel, dat met inbegrip van de lading, de toegestane lengte of breedte overschrijdt.
Paragraaf 2.2 Bepalingen betreffende het gebruik en de instandhouding van de vaarwegen en de oevers
Artikel 2.2.3 Instandhouden vaarweg
2. Een werk of enig onderdeel daarvan, dat in een zodanige toestand is komen te verkeren dat daardoor, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, gevaar of hinder voor de scheepvaart bestaat of kan bestaan, moet op eerste aanzegging van Gedeputeerde Staten door de onderhouds-plichtige onverwijld worden hersteld of verwijderd, met inachtneming van de daarbij door of vanwege Gedeputeerde Staten te geven aanwijzingen.
3. Een werk, dat ten gevolge van het vervallen van zijn bestemming niet is voltooid of waarvan na zijn voltooiing het doel is vervallen, moet op eerste aanzegging van Gedeputeerde Staten door de onderhoudsplichtige of indien geen onderhoudsplichtige bekend is, door de laatstrechthebbende onverwijld worden opgeruimd.
Artikel 2.2.4 Bijdrage in kosten
1. Indien Gedeputeerde Staten aan een krachtens artikel 4.1.1 verleende ontheffing tot vernieuwing of vervanging van een bestaand werk voor-waarden stellen met het doel in het belang van de scheepvaart gunstiger afmetingen aan dat werk te geven, dan kunnen Gedeputeerde Staten een bijdrage in de meerkosten daarvan toekennen, indien deze meerkosten in redelijkheid niet of niet geheel ten laste van de verkrijger van de ontheffing behoren te komen.
2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijdrage wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld, gehoord de betreffende vaste commissie van advies en bijstand uit Provinciale Staten en zo nodig na daarover het advies van een of meer deskundigen te hebben ingewonnen. Deze deskundigen worden indien mogelijk in overleg met de verkrijger van de ontheffing benoemd.
Artikel 2.2.5 Onderhoud oevers
1. Het onderhoud van de oevers langs de vaarwegen berust bij degenen, die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening daarmede zijn belast en hun rechtverkrijgenden.
2. De onderhoudsplichtige van de oever is verplicht deze in goede staat te onderhouden.
Artikel 2.2.6 Toezicht op onderhoud oevers
Iedere eigenaar of gebruiker van gronden langs de vaarweg is verplicht de provinciale ambtenaren toegang te verlenen voor het controleren van de oever.
Artikel 2.2.7 Werkzaamheden aan bij de provincie in onderhoud zijnde oevers
De in artikel 2.2.6 genoemde verplichting strekt zich ook uit tot de onderhouds-, herstel- en verbeteringswerkzaamheden, die door de provincie of in opdracht van de provincie door derden worden uitgevoerd. In dit geval moeten de eigenaren of gebruikers ten minste 48 uur van tevoren daarvan in kennis worden gesteld, spoedeisende gevallen uitgezonderd.
Paragraaf 2.3 Sluizen en bruggen
Artikel 2.3.1 Bedieningstijden
1. Gedeputeerde Staten stellen, na het horen van de bedieningsplichtige, de dagen en tijden vast waarop een in, respectievelijk over een vaarweg gelegen sluis of brug - niet zijnde een spoorwegbrug - voor de scheepvaart wordt bediend.
2. De bedieningsplichtige van een brug of sluis is verplicht deze te bedienen overeenkomstig de door Gedeputeerde Staten op grond van lid 1 vastgestelde bedieningstijden.
1. Met de Julianasluis te Gouda wordt niet geschut bij een rivierstand ter plaatse van NAP + 2 m of hoger.
2.Met de Mallegatsluis te Gouda wordt niet geschut bij een rivierstand ter plaatse van NAP + 1,20 m of hoger.
Artikel 2.3.3 Gebruik marifoon
De schipper van een schip, niet zijnde een klein schip, dat met een marifooninstallatie is uitgerust, dient bij nadering van een beweegbare brug uit te luisteren op het voor het vaarweggedeelte vastgestelde kanaal, vanaf een afstand van 500 m voor die brug tot na de passage ervan.
Artikel 2.3.4 Toegang tot sluizen en bruggen
Eenieder, die zich op een sluis, een brug of de daartoe behorende werken of terreinen bevindt, is verplicht de aanwijzingen op te volgen, die hem in het belang van het veilig en ongehinderd gebruik daarvan, door een sluis of brugwachter of een provinciaal ambtenaar worden gegeven.
Artikel 2.3.5 Bediening door onbevoegden
Het is verboden een sluisdeur, een schuif of een brug geheel of gedeeltelijk te openen of te sluiten of andere werkzaamheden te verrichten die tot de bevoegdheden van het bedienend personeel behoren, tenzij daartoe door de sluis of brugwachter het verzoek is gedaan.
Artikel 2.4.1 Verbod op ligplaats innemen
1. Het is verboden ligplaats in te nemen, te ankeren met een vaartuig in provinciale vaarwegen, zoals genoemd in artikel 2.1 2 lid 2.
2. Het verbod genoemd in lid 1 van dit artikel geldt niet voor daartoe door of namens Gedeputeerde Staten middels een besluit bestemde en aangegeven ligplaatsen.
1. Het is de schipper verboden een schip, niet zijnde een klein schip, vast te leggen of te laten liggen aan de bij de provincie in onderhoud zijnde oevers door middel van daarin uitgezette ankers, dreggen, pennen of dergelijke voorwerpen.
2. De schipper is verplicht een schip vast te leggen of te laten liggen met de lengterichting evenwijdig aan en zo dicht mogelijk tegen de oever.
1. Het is verboden een schip te laden of te lossen anders dan bij een daartoe door middel van borden aangegeven ligplaats.2. Van het voornemen tot laden of lossen van een schip bij daartoe door middel van borden aangegeven ligplaatsen, die in beheer zijn bij de provincie, moet kennis worden gegeven aan een provinciaal ambtenaar, van wie de aanwijzingen dienen te worden opgevolgd.
Hoofdstuk 3 Niet-provinciale vaarwegen
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1 Toepasselijkheid
1. Hoofdstuk 3 is van toepassing op de vaarwegen genoemd in de bij deze verordening behorende lijsten A en B, daaronder begrepen de oevers en de werken.
2. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om, gehoord de betreffende gemeente- en waterschapsbesturen, andere vaarwegen in de in lid 1 van dit artikel genoemde lijsten op te nemen, of vaarwegen van de ene naar de andere lijst over te plaatsen of te schrappen, voorzover zij dat in het belang van de veiligheid en de vrijheid van het scheepvaartverkeer op die betreffende vaarwegen, of voor de instandhouding en bruikbaarheid van die vaarwegen voor het scheepvaartverkeer, nodig oordelen.
Paragraaf 3.2 Bepalingen betreffende het gebruik en de instandhouding van de vaarwegen
Artikel 3.2.2 Instandhouden vaarweg
2. Een werk of enig onderdeel daarvan, dat in een zodanige toestand is komen te verkeren dat daardoor, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, gevaar of hinder voor de scheepvaart bestaat of kan bestaan, moet op eerste aanzegging van Gedeputeerde Staten door de onderhouds-plichtige onverwijld worden hersteld of verwijderd, met inachtneming van de daarbij door of vanwege Gedeputeerde Staten te geven aanwijzingen.
3. Een werk, dat ten gevolge van het vervallen van zijn bestemming niet is voltooid of waarvan na zijn voltooiing het doel is vervallen, moet op eerste aanzegging van Gedeputeerde Staten door de onderhoudsplichtige of indien geen onderhoudsplichtige bekend is, door de laatstrechthebbende onverwijld worden opgeruimd.
Artikel 3.2.3 Bijdrage in kosten
1. Indien Gedeputeerde Staten aan een krachtens artikel 4.1.2, lid 1, verleende ontheffing tot vernieuwing of vervanging van een bestaand werk voorwaarden stellen met het doel in het belang van de scheepvaart gunstiger afmetingen aan dat werk te geven, dan kunnen Gedeputeerde Staten een bijdrage in de meerkosten daarvan toekennen, indien deze meerkosten in redelijkheid niet of niet geheel ten laste van de verkrijger van de ontheffing behoren te komen.
2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijdrage wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld, gehoord de betreffende vaste commissie van advies en bijstand uit Provinciale Staten en zo nodig na daarover het advies van een of meer deskundigen te hebben ingewonnen. Deze deskundigen worden indien mogelijk in overleg met de verkrijger van de ontheffing benoemd.
Artikel 3.2.4 Bedieningstijden
1. De onderhoudsplichtige van of indien geen onderhoudsplichtige bekend is de laatstrechthebbende op een in, respectievelijk over een vaarweg gelegen sluis of beweegbare brug is verplicht om die sluis of brug op voldoende wijze voor de scheepvaart te (doen) bedienen, zo nodig ter beoordeling van Gedeputeerde Staten.
2. Voor die sluizen en bruggen waarvoor zij dat in het belang van de doorgaande scheepvaart nodig oordelen, stellen Gedeputeerde Staten, gehoord de in lid 1 bedoelde bedieningsplichtige, de bedieningstijden vast.
3. De in lid 1 bedoelde bedieningsplichtige dient zorg te dragen voor het openbaar bekendmaken van de in lid 2 van dit artikel bedoelde bedieningstijden.
1. Door of namens Gedeputeerde Staten kan ontheffing worden verleend van de verboden, vervat in de artikelen 2.1.3, lid 2, 2.1.4, lid 2, 2.2.1, onder a, 2.2.3, lid 1, 2.2.8 en 2.4.1, lid 1, 2.4.3, lid 1 en 2.4.4.
2. Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
Artikel 4.1.2 Ontheffing verbodsbepalingen niet-provinciale vaarwegen
Door of namens Gedeputeerde Staten kan ontheffing worden verleend van de verboden vervat in artikel 3.2.2, lid 1.
Artikel 4.1.4 Aanvragen om ontheffing
1. Van de ontvangst van een aanvraag om ontheffing ingevolge deze verordening wordt de aanvrager zo spoedig mogelijk mededeling gedaan.
2. Bij een aanvraag om ontheffing voor het sneller varen dan maximaal is toegestaan met snelle motorboten moeten worden overgelegd:
b. het bewijs van een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid, ten bedrage van het voor het desbetreffende schip geldende maximum van de wettelijke aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 944 van het Wetboek van Koophandel, juncto artikel 2, sub n, van het ter uitvoering van eerstvermeld artikel vastgestelde Koninklijk Besluit van 7 februari 1952, Staatsblad nr. 64, met inachtneming van de daarin aangebrachte en van de daarin nog aan te brengen wijzigingen;
3. Een nieuwe ontheffing voor een ligplaats ten behoeve van een woonboot die van rechtswege is komen te vervallen moet worden aangevraagd binnen 12 maanden na het vervallen van deze ontheffing.
Artikel 4.1.8 Beoordeling van aanvragen om ontheffing
1. Een ontheffing mag alleen worden geweigerd in het belang van de vrijheid en/of de veiligheid van de scheepvaart en van de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg en de oever.
2.De aan een ontheffing verbonden voorwaarden mogen uitsluitend strekken tot bescherming van de in het vorige lid genoemde belangen.
Artikel 4.1.9 Besluiten inzake ontheffingen
1. Bij een beschikking ingevolge deze verordening kan:
2. In alle in het tweede lid bedoelde gevallen is, behalve in het geval dat de ontheffing geheel wordt verleend, het besluit met redenen omkleed.
3.Een ontheffing geldt, indien en voorzover niet anders is bepaald, voor degene op wiens naam zij is gesteld.
Artikel 4.1.11 Uitvoeren werken door of in opdracht van Gedeputeerde Staten
1.Ontheffing wordt geacht te zijn verleend zonder dat daaromtrent een besluit moet worden genomen, voor een werk c.q. handeling uitgevoerd door of in opdracht van Gedeputeerde Staten.
2. Het voorgaande lid is niet van toepassing indien uitvoering is gegeven aan artikel 4.1.6 en tegen het voornemen tot uitvoering van het werk c.q. de handeling bezwaren zijn ingediend.
Hoofdstuk 5. Straf , slot en overgangsbepalingen
Paragraaf 5.1 Handhaving van de verordening
Artikel 5.1.1 Verordening aan boord
Aan boord van een schip, niet zijnde een klein schip, moet een bijgewerkt exemplaar van deze verordening aanwezig zijn.
Overtreding van enige bepaling van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 5.1.3 Opsporing van overtredingen
Met de opsporing van overtredingen als bedoeld in artikel 5.1.2 zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, belast de door Gedeputeerde Staten aangewezen provinciale ambtenaren en bovendien voor het in artikel 3.1.2, lid 2, en artikel 4.1.3, lid 2, bepaalde de door het waterschapsbestuur aangewezen ambtenaren en voor het in artikel 4.1.3, lid 1, bepaalde de door het gemeentebestuur aangewezen ambtenaren.
Artikel 5.1.4 Toezicht op naleving
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.
Paragraaf 5.2 Overgangs en slotbepalingen
Artikel 5.2.1 Bestaande ontheffingen
1. Ontheffingen verleend voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening door een daartoe bevoegd bestuursorgaan, worden voor de toepassing van deze verordening beschouwd als ontheffingen ingevolge de artikelen 4.1.1 en 4.1.2.
2. De op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van enige wijziging van deze verordening geldende besluiten die op grond van de Vaarwegenverordening Zuid-Holland zijn genomen blijven van kracht zolang niet anders is beslist.