Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamer Arnhem 2011 |
Citeertitel | Verordening op de rekenkamer Arnhem 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de verordening op de rekenkamercommissie 2007.
Artikel 81a Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2011 | 01-04-2016 | Nieuwe regeling | 13-12-2010 Arnhemse Koerier 22 december 2010. | Agendacie 07-12-2010, nr 2010.0.090.952 |
Artikel 8 Rapportage Rekenkamer
Na de in het tweede lid bedoelde termijn stelt de rekenkamer een bestuurlijk rapport op met conclusies en aanbevelingen en stelt het college in de gelegenheid tot bestuurlijk wederhoor. Het college kan binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn schriftelijk reageren op de conclusies en aanbevelingen.
Artikel 13 Inwerkingtreding en intrekking oude regeling
Deze verordening treedt in werking per 1 april 2011. Op 1 april 2011 wordt de Verordening op de Rekenkamercommissie 2007 ingetrokken.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op de rekenkamer Arnhem 2011.
Toelichting bij de Verordening op de rekenkamer Arnhem 2011
·Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
De gemeenteraad bepaalt of er in een gemeente een rekenkamer of een rekenkamerfunctie is. De raad bepaalt verder het aantal leden van dit orgaan. In Arnhem is er een rekenkamer met 3 leden. Krachtens artikel 182 van de gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Dit wetsartikel stelt expliciet dat een onderzoek van de rekenkamer naar rechtmatigheid géén controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid Gemeentewet omvat. Dit is een taak van de accountant. Aangezien andere onderzoeken van oa de accountant en van het college op grond van artikel 213a Gemeentewet met name gericht zijn op rechtmatigheid en bedrijfsvoeringsvraagstukken, zal in onderzoeken van de rekenkamer het accent liggen op doeltreffendheid.
De auditcommissie bereidt een aantal beslissingen van de raad voor, waaronder benoeming en ontslag van de voorzitter en de rekenkamerleden en eventueel herbenoemingen. Die voorbereidingen monden uit in een gemotiveerde aanbeveling aan de raad, waarin in het geval van benoemingen ook een beknopt CV van de voorgedragen personen kunnen zijn opgenomen. De wijze waarop de auditcommissie dit doet, is vastgelegd in de verordening op de auditcommissie. Voorafgaand aan een voordracht pleegt de auditcommissie overleg met de rekenkamer
Naast de in artikel 81f genoemde zogeheten incompatabiliteiten zijn ook mensen van het lidmaatschap van de rekenkamer uitgesloten die verbonden zijn aan een instelling of organisatie die financieel of bestuurlijk aan Arnhem gelieerd is. Als criterium geldt of de betreffende instelling of organisatie onderwerp van onderzoek kan zijn van de rekenkamer.
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen de rekenkamer hierin een initiërende rol te laten vervullen. De auditcommissie bereidt eventuele besluitvorming van de raad hierover voor.
Openbaarheid en beslotenheid worden in de verordening geregeld. De vergaderingen van de rekenkamer zijn in beginsel besloten, maar de rekenkamer kan besluiten daarvan af te wijken.
In artikel 81i van de wet is bepaald dat de rekenkamer voor haar werkzaamheden een reglement van orde voor haar vergaderingen vaststelt en dit vervolgens ter kennisneming aan de raad stuurt. In het reglement van orde regelt de rekenkamer de praktische interne gang van zaken. In dit artikel van de verordening is bepaald dat de rekenkamer ook een onderzoeksprotocol opstelt, waarin is vastgelegd welke procedure wordt gevolgd bij onderzoeken en hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten. Tevens moet er een gedragscode worden opgesteld die direct aansluit op de gedragscode voor raadsleden.
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen. De mogelijkheid tot het doen van een verzoek door de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Om te markeren dat het een verzoek van de raad is en om een heldere eerste afbakening van het gevraagde onderzoek te verkrijgen, dient een onderzoeksverzoek in een door de raad aangenomen motie te zijn vastgelegd. De auditcommissie is het overlegplatform om zo’n verzoek te bespreken en te bezien wat er mogelijk is of wat eventueel alternatieven zijn. Uiteindelijk beslist de rekenkamer en stuurt officieel bericht hierover aan de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid krijgen de onderzochte partijen (raad, college of verbonden partijen) de kans om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt eerst ambtelijk wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden eruit te halen en te corrigeren. De rekenkamer stelt hierna een bestuurlijk rapport op met conclusies en aanbevelingen. Via het bestuurlijk wederhoor wordt het college gevraagd te reageren op de conclusies en aanbevelingen. Het definitieve rapport bestaat uit de bevindingen, conclusies en aanbevelingen, de bestuurlijke reactie van het college en het nawoord van de rekenkamer.
Op grond van artikel 185, tweede lid, van de Gemeentewet heeft de rekenkamer de bevoegdheid de raad naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek voorstellen te doen. Een raadsvoorstel bevordert de doorwerking van het rapport. De procedurele afhandeling verloopt via de auditcommissie.
De raad dient een rapport met bijbehorend voorstel binnen 4 maanden na ontvangst door de auditcommissie in behandeling te nemen. Ook deze bepaling is bedoeld om de doorwerking van rapporten te bevorderen.
Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet dient de raad de vergoedingen voor de leden van de rekenkamer bij verordening vast te leggen. Er wordt een vaste vergoeding per maand uitgekeerd. Hiervoor is uitgegaan van een veronderstelde gemiddelde tijdsinvestering van twee dagdelen per week voor de voorzitter en een dagdeel per week voor de leden. Behoudens zakelijke kosten als reiskosten worden geen extra vergoedingen uitgekeerd, ook niet als een of meer van de leden aan een project aanmerkelijk meer tijd heeft besteed.
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad en het college is een waarborg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad en legt deze af in haar jaarverslag.
De positie van de ambtelijke ondersteuning is in dit artikel geregeld. Wettelijk is bepaald (art 81j) dat het college op voordracht van de rekenkamervoorzitter ambtenaren benoemt ter ondersteuning van de rekenkamer. Deze ambtenaren zijn voor hun werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de rekenkamer. Rechtspositionele besluiten kan het college alleen nemen na overleg met de rekenkamer.
De rekenkamer is door de wetgever in het leven geroepen om de controlerende rol van de raad te versterken. Periodiek bezien in hoeverre de door de raad gekozen invulling daarin voorziet, helpt om aan te blijven sluiten op de verwachtingen binnen de raad. Jaarlijks wordt daartoe een voortgangsgesprek gehouden tussen de rekenkamer en de auditcommissie en eens per 4 jaar vindt een evaluatie plaats. De raad is de opdrachtgever van deze evaluatie, voert deze wellicht ook zelf uit en zorgt voor budget. De rekenkamer moet de tijd en gelegenheid hebben een eigen werkwijze te ontwikkelen, de raad moet voldoende ervaring met de rekenkamer hebben om zich een oordeel erover te kunnen vormen. Daarom is de evaluatieperiode op 4 jaar gesteld. De eerste keer is dan in 2014 (het vierde jaar van de nieuwe rekenkamer die in 2011 start). Dit is tevens een verkiezingsjaar. Ervan uit gaan de dat de evaluatie in de tweede helft van dat jaar plaatsvindt, kan de dan nieuwe raad aan het eind van dat jaar over de resultaten beschikken.