Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2011
CiteertitelVerordening onroerende-zaakbelastingen Zwijndrecht 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikelen 220 t/m 220h

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201001-01-2013Onbekend

09-11-2010

Stadsnieuws, 2010-12-22

2010-9279

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2011

 

 

Artikel 1 Belastingplicht

 

  • 1.

    Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

    • a.

      een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    • b.

      een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2.

    Bij de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak te beschikking is gesteld.

  • 3.

    Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit op beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit op beperkt recht is.

 

Artikel 2 Belastingobject

 

  • 1.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

 

  • 1.

    De heffingmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

 

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de onder onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanig werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven onderwijs;

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

    • l.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • m.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

  • 2.

    De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j. van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van de zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 5 Belastingtarieven

 

  • 1.

    Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

    • a.

      de gebruikersbelasting                                             0,1826%;

    • b.

      bij de eigenarenbelasting

      • 1.

        voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning

        dienen                  0,1127%;

      • 2.

        voor onroerende zaken diet in hoofdzaak tot woning

        dienen         0,2277%.

    • 3.

      Geen belasting wordt geheven indien de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak beneden de € 12.000,00 blijft.

    • 4.

      Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 6 Wijze van heffing

 

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

 

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in gelijke termijnen van minimaal € 5,00, waarbij de laatste termijn vervalt op de laatste dag van de tiende maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de eerdere termijnen telkens een maand eerder.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

Artikel 9 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen Zwijndrecht 2010’ van 15 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening onroerende-zaakbelastingen Zwijndrecht 2011’.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 9 november 2010                                          

 

De griffier,                                                      De voorzitter,

Nota-toelichting  

 

 

Inleiding

Gehoord de discussie tijdens de behandeling van de Perspectiefnota 2010 hebben wij besloten u voor te stellen voor 2011 de tarieven voor de onroerende-zaakbelastingen (OZB) met de te verwachten inflatie van 2% te verhogen, uitgaande van gelijkblijvende WOZwaarden.

 

Naast het doorberekenen van de inflatie in de tarieven is de WOZwaardeontwikkeling gedurende de periode 1 januari 2009 tot 1 januari 2010 van groot belang. Dit omdat we voor de gevolgen hiervan immers het principe van de communicerende vaten hanteren. Dit wil zeggen, als de WOZwaarde stijgt dan daalt het tarief en als de WOZwaarde daalt dan stijgt het tarief. De totale opbrengst blijft daarmee gelijk, ook al kunnen er per belastingplichtige uiteraard wel verschillen ontstaan, indien de waarde meer of minder dan gemiddeld stijgt of daalt.

 

Voor het belastingjaar 2011 geldt als peildatum de WOZwaarde op 1 januari 2010. Inmiddels is de WOZwaardeontwikkeling over de periode 1 januari 2009 tot 1 januari 2010 bekend geworden. Voor woningen is de uitkomst een daling van 3,8%. Voor de niet-woningen is de daling lager uitgevallen, namelijk min 1,2%. Dit betekent voor de eigenaren van woningen een tariefstijging van 5,8% (2% inflatie + 3,8% voor correctie waardedaling). Voor de eigenaren/gebruikers van niet-woningen komt de tariefstijging dan uit op 3,2% (2% inflatie + 1,2% voor correctie waardedaling). Dit leidt dan tot het volgende overzicht:

 

 

2010

Waardeontwikkeling

2011

 

Percentage

1-1-2009/1-1-2010

Stijging

inflatie

Percentage

eigenaren woningen

0,1065

-3,8%

2%

0,1127

eigenaren niet-woningen

0,2206

-1,2%

2%

0,2277

gebruikers niet-woningen

0,1769

-1,2%

2%

0,1826

Naast de benodigde tariefsaanpassingen stellen wij u voor om een aantal wijzigingen in de betaaltermijnen van de jaarlijkse gecombineerde aanslag, waarvan de OZB deel uitmaakt, aan te brengen. Dit naar aanleiding van het verzoek van Gemeentebelastingen Drechtsteden in het kader van het synchroniseren van werkprocessen binnen de Regio om doelmatigheidsvoordelen en besparingen te kunnen realiseren.

Het gaat om de volgende bepalingen in artikel 7:

  • -

    De reguliere betaaltermijn te stellen op één termijn van twee maanden na dagtekening (thans de eerste na één maand en de tweede weer twee maanden daarna);

  • -

    Het aantal termijnen bij gebruik van automatische incasso te stellen op tien maanden (nu acht maanden);

  • -

    Het maximum aanslagbedrag om voor automatische incasso in aanmerking te kunnen komen te stellen op € 3.500,00 (nu € 4.000,00) en

  • -

    Het minimum automatisch te incasseren bedrag per maand te stellen op € 5,00 (nu € 150,00 per jaar).

 

Tenslotte stellen wij u voor om in lid 2 van artikel 5, om dezelfde reden als hierboven een efficiencyvrijstelling voor de OZB op te nemen, om geen belasting te heffen indien de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak beneden de € 12.000,00 blijft.

 

Beoogd resultaat

Het vaststellen van de percentages 2011 op basis van de WOZwaarden 2010, alsmede het doorvoeren van een aantal wijzigingen in het kader van het synchroniseren van werkprocessen binnen de Regio om doelmatigheidsvoordelen en besparingen te realiseren.

 

Argumenten

Zie beoogd resultaat.

 

(Extern) draagvlak

De verordening is getoetst door Gemeentebelastingen Drechtsteden en in overeenstemming met de modelverordening van de VNG.

 

Kanttekeningen

Niet van toepassing.

 

Aanpak/uitvoering

Niet van toepassing.

 

Communicatie

Deze verordening zal na vaststelling op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend worden gemaakt.

 

Evaluatie en verantwoording

Niet van toepassing.

 

Financiën

Met het vaststellen van de tarieven 2011 zal de in de begroting geraamde opbrengst  gerealiseerd kunnen worden.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht,

 

 

De secretaris,                                                 De burgemeester,