Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Castricum

Referendumverordening gemeente Castricum 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCastricum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReferendumverordening gemeente Castricum 2024
CiteertitelReferendumverordening Castricum 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Referendumverordening van de gemeente Castricum 2016, laatstelijk gewijzigd in 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-07-2024nieuwe regeling

04-07-2024

gmb-2024-306635

Tekst van de regeling

Intitulé

Referendumverordening gemeente Castricum 2024

De raad van de gemeente Castricum:

 

gezien het advies van de commissie d.d. 20 juni 2024;

 

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening: Referendumverordening gemeente Castricum 2024.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    ontwerpraadsbesluit: een aan de raad voorgelegd besluit dat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering is opgenomen;

  • b.

    referendum: volksraadpleging waarbij de kiesgerechtigden zich raadgevend uitspreken over een ontwerpraadsbesluit;

  • c.

    kiesgerechtigden: diegenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad.

Artikel 2. Referendabele besluiten

  • 1.

    Er kan een referendum worden gehouden op initiatief van kiesgerechtigden.

  • 2.

    Onderwerp van een referendum is een ontwerpraadsbesluit, met uitzondering van moties en besluiten:

    • a.

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en, schenkingen;

    • b.

      over de vaststelling van de gemeentelijke begroting, jaarrekening en de Kadernota;

    • c.

      over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • d.

      over het aangaan, opheffen of wijzigen van gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • f.

      in het kader van deze verordening en andere verordeningen die betrekking hebben op het functioneren van de raad;

    • g.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • h.

      die betrekking hebben op een onderwerp waarvoor de primaire verantwoordelijkheid bij een andere overheid ligt;

    • i.

      die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover in de voorgaande tien jaren een referendum is gehouden; of

    • j.

      waarvan de raad van mening is dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

  • 1.

    De raad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in en benoemt haar leden.

  • 2.

    De referendumcommissie bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden en kiest uit haar midden een voorzitter.

  • 3.

    Voor de besluitvorming is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 4.

    De referendumcommissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 5.

    De voorzitter en de leden van de referendumcommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de bestuursorganen van een van de BUCH gemeenten (Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo) of de Werkorganisatie BUCH. De raad kan besluiten van het bepaalde in dit lid af te wijken voor zover de werkzaamheden geen betrekking hebben op de gemeente Castricum.

  • 6.

    De leden worden benoemd voor een periode van zes jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

  • 7.

    De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Bij een tussentijdse vacature kan de referendumcommissie een voordracht doen voor een nieuw lid.

  • 8.

    De leden ontvangen per vergadering een vergoeding die gelijk is aan de vergoeding die volgt uit art. 3.4.1 eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

  • 1.

    De referendumcommissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over:

      • 1.

        de toelaatbaarheid van een onderwerp waarover is verzocht om een referendum te houden,

      • 2.

        de vraagstelling van een referendum inclusief de antwoordmogelijkheden en stemprocedure,

      • 3.

        de verdeling van het subsidieplafond bedoeld in artikel 9, tweede lid,

      • 4.

        het papieren en digitale formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor een definitief referendumverzoek, en

      • 5.

        de evaluatie van gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot een referendum hebben geleid.

    • b.

      burgemeester en wethouders te adviseren over:

      • 1.

        inhoud en ontwerp van het stembiljet voor het referendum, en

      • 2.

        de te verstrekken voorlichting over referenda.

    • c.

      toezicht te houden op

      • 1.

        de uitvoering van deze verordening, en

      • 2.

        het neutrale karakter van de door de gemeente te verstrekken voorlichting over het referendum.

    • d.

      Geuite bezwaren, in het kader van de toezichttaak, genoemd onder c, mee te nemen in de evaluatie en daarover te adviseren aan de gemeenteraad.

  • 2.

    De referendumcommissie adviseert voorts gevraagd en op eigen initiatief over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen.

  • 3.

    De referendumcommissie vergadert in beslotenheid.

  • 4.

    De adviezen van de referendumcommissie zijn openbaar.

Artikel 5. Inleidend verzoek

  • 1.

    Een inleidend verzoek om een referendum te houden wordt uiterlijk één week voor de besluitvorming over het ontwerpraadsbesluit bij de raad aangekondigd. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk ontwerpraadsbesluit het gaat.

  • 2.

    Het verzoek wordt aangevuld met ten minste 300 handtekeningen van kiesgerechtigden uiterlijk een dag voor de besluitvorming. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de referendumcommissie vastgesteld formulier, waarop in ieder geval de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. Het formulier is beschikbaar via de website van de gemeente.

  • 4.

    Voor de hiervoor genoemde ondersteuningsverklaringen is een zogenaamde ‘natte’ handtekening niet vereist. Een digitaal gezette handtekening is ook toegelaten.

  • 5.

    In het verzoek wordt aangegeven welke groep van ten minste twee en ten hoogste vijf van de ondertekenaars voor het vervolg van de procedure zal fungeren als gesprekspartners namens de indieners.

  • 6.

    Wanneer het volledige inleidende verzoek een dag voor de besluitvorming is aangeleverd, wordt de besluitvorming over het ontwerpraadsbesluit aangehouden in ieder geval tot de raad het besluit heeft genomen de initiatiefnemers in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen. Met dien verstande dat het ontwerpraadsbesluit nog wel kan worden gewijzigd middels door de raad aan te nemen/aanvaarde amendementen.

  • 7.

    Zodra het volledige inleidende verzoek ontvangen is, adviseert de referendumcommissie de raad binnen twee weken over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Indien het college of een of meer leden van de raad van mening zijn dat het verzoek niet behoort te worden ingewilligd, stellen zij de referendumcommissie hiervan tijdig in kennis. Voorafgaand aan het uitbrengen van het advies stelt de referendumcommissie de gesprekpartners namens de indieners genoemd in het vijfde lid in de gelegenheid hun opvattingen hierover nader toe te lichten.

  • 8.

    Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het volledige inleidende verzoek, verzoekt de griffier de voorzitter van de raad te onderzoeken of het verzoek door een voldoende aantal kiesgerechtigden is gedaan. Daartoe controleert de voorzitter van de raad de ondersteuningsverklaringen op kiesgerechtigdheid als bedoeld in het tweede lid.

  • 9.

    Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund of niet binnen de gestelde termijn is ingediend, zal de raad het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

  • 10.

    Indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, wijst de raad het verzoek af. De raad kan het verzoek eveneens, met redenen omkleed, afwijzen indien de raad vaststelt dat hij onvoldoende mogelijkheden ziet, dan wel niet bereid is, te handelen conform de mogelijke uitslag van het referendum.

  • 11.

    Als de raad heeft besloten de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, wordt besluitvorming over het desbetreffende raadsvoorstel tot nader orde aangehouden. De raad wijst drie vertegenwoordigers aan die namens hem deelneemt aan het overleg zoals genoemd in het volgende lid. Deze drie vertegenwoordigers kunnen ook worden gehoord door de referendumcommissie bij de evaluatie zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a onder 5.

  • 12.

    Zo spoedig mogelijk na het besluit om de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, treedt de referendumcommissie in overleg met in ieder geval vertegenwoordigers van de raad, van de indieners en het college over de vraagstelling. Tenzij de raad instemt met een andere periode, brengt de referendumcommissie binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.

  • 13.

    De raad stelt met inachtneming van het advies in de eerstvolgende vergadering de vraagstelling vast.

Artikel 6. Definitief verzoek

  • 1.

    Een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend door ten minste 1.500 personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat de in het vierde lid van dit artikel bepaalde termijn van zes weken begint. Dit gebeurt door het plaatsen van een handtekening op een handtekeninglijst of via het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD. De handtekeninglijsten en de inhoud van de bij de digitale ondersteuning te gebruiken internetpagina worden na advies van de referendumcommissie vastgesteld door de raad en zijn voorzien van de door de raad vastgestelde vraagstelling.

  • 2.

    Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum. De voor het inleidende verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek.

  • 3.

    De handtekeningenlijsten zijn gedurende zes weken beschikbaar in het gemeentehuis. Het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD is in dezelfde periode van zes weken mogelijk.

  • 4.

    De in het vorige lid genoemde termijn van zes weken vangt aan en eindigt op een door het college bekend te maken dag en tijdstip. In de bekendmaking wordt aangegeven op welke locaties en gedurende welke tijdstippen de handtekeninglijsten beschikbaar zijn en via welke internetpagina digitale ondersteuning mogelijk is. Indien het benodigde aantal geldige handtekeningen of digitale ondersteuningen eerder dan na zes weken is verkregen, kan de mogelijkheid tot het plaatsen van een handtekening en het inzenden van een digitale ondersteuning worden beëindigd.

  • 5.

    Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig legitimatiebewijs.

  • 6.

    De voorzitter van de raad maakt na drie weken bekend hoeveel geldige ondersteunende handtekeningen en ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigden zijn geplaatst, respectievelijk ingezonden.

  • 7.

    Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund, zal de raad het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

  • 8.

    Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek. Indien de raad van oordeel is dat er na het besluit over het inleidend verzoek sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden van substantiële aard, kan hij het verzoek, gehoord de referendumcommissie, alsnog afwijzen.

Artikel 7. Datum

  • 1.

    Tegelijk met het besluit om een referendum te houden of zo spoedig mogelijk daarna bepaalt de raad met inachtneming van een advies van het college van burgemeester en wethouders de datum van het referendum.

  • 2.

    Het referendum vindt plaats uiterlijk zes maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum met inachtneming van een voorbereidingstijd voor de organisatie van drie maanden. De raad kan deze termijn met ten hoogste vier maanden verlengen om het referendum te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat het referendum in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt.

Artikel 8. Vraagstelling

Tenzij de raad anders besluit wordt bij een referendum aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het ontwerpraadsbesluit zijn.

Artikel 9. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria

  • 1.

    Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stelt de raad een budget vast voor de organisatie van en de voorlichting over het referendum.

  • 2.

    Tevens stelt de raad het subsidieplafond vast voor activiteiten ter ondersteuning van het publieke debat en de meningsvorming over het ontwerpraadsbesluit waarop het referendum betrekking heeft, dat wordt onderverdeeld in deelplafonds voor activiteiten die tot doel hebben:

    • a.

      de kiesgerechtigden te laten stemmen voor het ontwerpraadsbesluit;

    • b.

      de kiesgerechtigden te laten stemmen tegen het ontwerpraadsbesluit;

    • c.

      het debat over het ontwerpraadsbesluit op neutrale wijze te bevorderen.

  • 3.

    Niet voor subsidie komen in aanmerking activiteiten die:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk plaatsvinden op of na de dag van het referendum;

    • b.

      met winstoogmerk worden ondernomen;

    • c.

      die zijn begonnen voordat over de subsidieaanvraag is beslist.

  • 4.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan activiteiten die:

    • a.

      voor het publiek toegankelijk zijn, en

    • b.

      die vooraf bij het publiek bekend zijn gemaakt.

  • 5.

    De subsidie bedraagt maximaal 100% van de redelijke kosten van de activiteiten, met uitzondering van loonkosten, en tot een maximum van € 1.500,-.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond (en de deelplafonds) en de begin- en einddatum van de aanvraagtermijn bekend.

  • 7.

    Op subsidies verstrekt op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Castricum 2016 niet van toepassing.

Artikel 10. Subsidieverlening en vaststelling

  • 1.

    Een week na afloop van de sluitingsdatum van de aanvraagtermijn beslissen burgemeester en wethouders over de subsidieverlening.

  • 2.

    Subsidieverlening vindt plaats op volgorde van binnenkomst, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 3.

    De subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot.

  • 4.

    Uiterlijk acht weken na het referendum dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag of bewijsstukken waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders besluiten uiterlijk acht weken na de datum van de aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 11. Uitvoering

Het college van burgemeester en wethouders is belast met de organisatie en de uitvoering van het referendum.

Artikel 12. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2, 3 en 4, J, L, N, paragraaf 1, Na en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 13. De geldigheid van een referendum

  • 1.

    Het gemeentelijk stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen de vraagstelling van het referendum zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het gemeentelijk stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerpraadsbesluit heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2.

    Het gemeentelijk stembureau brengt de uitslag over aan de raad, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 3.

    De raad doet op basis van het door het stembureau vastgestelde proces-verbaal en het advies van de Commissie Geloofsbrieven een uitspraak of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel 14. Besluitvorming na een referendum

Zo mogelijk in de eerste vergadering na het plaatsvinden van het referendum, maar niet later dan na twee maanden, besluit de raad over het aangehouden ontwerpraadsbesluit dat aan het referendum werd onderworpen.

Artikel 15. Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, voorhanden heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • d.

    bij een referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • e.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Referendumverordening van de gemeente Castricum 2016, laatstelijk gewijzigd in 2018, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Castricum 2024.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Castricum in de openbare raadsvergadering van 4 juli 2024.

mevrouw R. Slootweg MSc

griffier

de heer B.A. Tap

burgemeester

Toelichting referendumverordening gemeente Castricum 2024

Algemeen

 

Een Referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerpraadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad.

In de Referendumverordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college), maar aan de raad of griffie(r) gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 1. Definitiebepalingen

  • a.

    Een ontwerpraadsbesluit is een aan de raad voorgelegd besluit dat op de voorlopige agenda, als bedoeld in artikel 9 van het Reglement van Orde gemeenteraad Castricum 2022, is opgenomen.

  • b.

    De Referendumverordening maakt het alleen mogelijk om op initiatief van inwoners een raadgevend referendum te houden. Een raadgevend referendum houdt in dat de raad de uitslag van het referendum kan volgen of om hem moverende redenen naast zich neer kan leggen.

  • c.

    Wat betreft de kiesgerechtigden is aangesloten bij degenen die gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.

Artikel 2. Referendabele besluiten

De raad beslist na het verzoek hiertoe of er een referendum kan worden gehouden. Onderwerp van een referendum is een ontwerpraadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, om die reden is het mogelijk daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerpraadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.

 

Alleen ontwerpbesluiten die op de voorlopige agenda van de raad staan kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, lenen zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de inwoner belangrijk dat vooraf zoveel mogelijk duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

 

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

In het geval dat de mogelijkheid tot het houden van een referendum bestaat, is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp dat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Inwoners zijn immers van mening dat een mogelijk besluit van de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum.

 

In het model is gekozen voor een permanente referendumcommissie met minstens drie en maximaal vijf leden. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Het streven is om te allen tijde te zorgen voor een ruime referendumcommissie van minstens vier en idealiter vijf leden. Door meer leden te benoemen dan nodig voor het quorum wordt een oplossing gegeven in het geval één van de leden afwezig is of zich wil onthouden van deelname in verband met mogelijke belangenverstrengeling.

 

Voor de benoemingstermijn van zes jaar is aangesloten bij de wettelijke termijn die gehanteerd wordt voor de leden van de rekenkamer. Er is niet langer bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden (bijv. in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan. Wanneer er sprake is van een tussentijdse vacature in de referendumcommissie, kan de referendumcommissie zelf een voordracht doen aan de raad voor de benoeming van een nieuw lid.

 

Artikel 4. Taken referendumcommissie

De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onafhankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven.

 

De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Daarnaast is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces. Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.

 

Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces is van een andere orde dan het klachtrecht dat is geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.

 

De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit. Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.

 

Artikel 5. Inleidend verzoek

Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een referendum. Hiertoe kunnen zij schriftelijk een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de inwoners de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als de politieke vertegenwoordigers een in hun ogen verkeerd besluit dreigen te nemen. Hieruit volgt dat inwoners dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is.

 

Het inleidend verzoek wordt een week voor de raadsvergadering aangekondigd bij de griffier. Dit verzoek wordt uiterlijk één dag voor de besluitvorming aangevuld met de benodigde 300 handtekeningen van kiesgerechtigden om het inleidende verzoek compleet te maken. Zijn de benodigde handtekeningen op tijd aangeleverd, dan wordt de besluitvorming uitgesteld. Vanaf dat moment heeft de referendumcommissie twee weken de tijd om met een advies te komen over de toelaatbaarheid van het onderwerp en heeft de burgemeester twee weken de tijd om na te gaan of het inleidende verzoek door genoeg kiesgerechtigden is gedaan. Voor deze procedure is gekozen om indieners van een inleidend voorstel, de burgemeester en de referendumcommissie voldoende tijd te geven om hun taken uit te voeren.

 

Het inleidend verzoek ziet op het ontwerpraadsbesluit. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig. De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2. De referendumcommissie adviseert hierbij. Daarnaast moet aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele mensen maar op enig draagvlak in de gemeente kan rekenen. Hiertoe worden 300 aantal handtekeningen overlegd. Dit aantal is gebaseerd op de VNG-richtlijn van 1% van het aantal kiesgerechtigden. Op korte termijn is het voor inwoners dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek.

 

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening alleen schriftelijk worden ingediend. Ondersteuningsverklaringen mogen wel digitaal ondertekend zijn, dus een ‘natte’ handtekening is niet vereist. In deze fase wordt ondertekening door middel van DigiD nog niet toegelaten. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de referendumcommissie zijn vastgesteld en verstrekt.

 

Bij het controleren van de geldigheid van de ondersteuningsverklaringen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring ondertekend hebben kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment dat de voorzitter van de raad het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum.

Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de voorzitter van de raad.

 

De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, tweede lid, vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol. Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

 

Als de raad het ontwerpraadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden. Over amendementen worden dus wel gestemd. Het ontwerpraadsbesluit zoals het er na amendementen ligt is het ontwerpraadsbesluit waarover het referendum kan worden gehouden.

 

Artikel 6. Definitief verzoek

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de burgemeester controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Voor het aantal ondersteuningsverklaringen wordt de VNG-richtlijn van 5% van het aantal kiesgerechtigden gehanteerd.

 

In de procedure voor het definitief verzoek wordt ook de digitale mogelijkheid via DigiD opengesteld.

Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden: tijdens het inleidend verzoek is het ontwerpraadsbesluit nog niet besproken door de raad; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerpraadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden. Behoudens de situatie dat er naar oordeel van de raad sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden van substantiële aard. In die situatie kan de raad het verzoek, gehoord de referendumcommissie, alsnog afwijzen.

 

Artikel 7. Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.). Om die reden wordt een voorbereidingstermijn van drie maanden in acht genomen (de aanzegtermijn voor reguliere verkiezingen is ook minstens drie maanden). Wanneer er reguliere verkiezingen gepland staan die plaatsvinden op een termijn van twee maanden kan in overleg met de organisatie worden gekeken of voor het referendum nog kan worden aangesloten bij de verkiezingen.

 

Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet tweemaal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.

 

Artikel 8. Vraagstelling

De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Het meest voor de hand ligt een vraagstelling die gekoppeld is aan het voorgenomen besluit. Met het voorgenomen besluit wordt bedoeld het ontwerpbesluit mét eventuele aangenomen amendementen erin verwerkt. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of hij vóór of tegen het ontwerpraadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, is. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover te adviseren. Het is mogelijk om de vraagstelling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart.

 

Artikel 9. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria

Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerpraadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.

 

Daarnaast wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die inwoners en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen. Naast een totaal budget stelt de raad vast hoe de verdeling over de verschillende categorieën (voor, tegen en neutraal) is. Vaak wordt gekozen voor een gelijke verdeling over de drie groepen. Naast initiatieven van voor- en tegenstanders zijn er ook vaak aanvragen voor neutrale activiteiten zoals een debatavond waar verschillende partijen aan het woord komen.

Een subsidieplafond is belangrijk omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond [en de deelplafonds] door de raad. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval door het college en de bekendmaking van de verdeelsleutel gebeurt in dit geval via de verordening.

 

In de leden drie en vier is een inhoudelijke toets van de aanvragen om subsidie opgenomen. De aanvragen die niet worden geweigerd worden vervolgens beoordeeld op de manier die is beschreven in artikel 10.

 

Het doel van de subsidieverstrekking is bijdragen aan de meningsvorming en aan het voeren van het publieke debat over het ontwerpraadsbesluit dat onderwerp is van het referendum onder de inwoners in de gemeente. Wanneer inwoners subsidie aanvragen voor het stimuleren van het publieke debat en meningsvorming wordt gesproken van een collectief van kiesgerechtigden. Daarnaast kunnen verenigingen, wijkorganen, stichtingen en dergelijke subsidie aanvragen. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning.

 

Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie zoals vermeld in het tweede lid, komen in aanmerking. Loonkosten van bijvoorbeeld personen die bij een subsidieontvanger in dienst zijn, zijn expliciet uitgezonderd. Onder omstandigheden kan wel de (redelijke) vergoeding voor een speciaal aangetrokken deskundige voor subsidie in aanmerking komen. De subsidie per activiteit bedraagt maximaal € 1.500,-. Dit bedrag wordt voldoende geacht om bijvoorbeeld een debatavond mee te organiseren.

 

De subsidie wordt verstrekt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, mits de aanvragen voldoen aan de in artikel 9 gestelde eisen. Aanvragen moeten binnen een bepaalde periode worden ingediend. Omdat de planning strak is, zullen de termijnen kort moeten zijn. Het is van belang om te zorgen voor een snelle en heldere bekendmaking via diverse kanalen, zodat zoveel mogelijk betrokkenen bereikt worden.

 

De Algemene subsidieverordening geeft diverse standaardbepalingen, bijvoorbeeld voor aanvraag- en beslistermijnen, die voor de hier bedoelde subsidies niet toepasbaar zijn en waarvan dus moet worden afgeweken. Ook bevat de Algemene subsidieverordening een bepaling waarin de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan het college wordt gedelegeerd. Dat is bij een referendum niet wenselijk; het gaat immers om een instrument van de raad.

 

Artikel 10. Subsidieverlening en vaststelling

Het is aan het college van burgemeester en wethouders om over de subsidieaanvragen te beslissen, met inachtneming van de voorwaarden die hierover gesteld zijn in artikel 9. Hierbij kan het college van burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de referendumcommissie. Burgemeester en wethouders beslissen op volgorde van binnenkomst.

 

De verleende subsidie wordt in eerste instantie als een voorschot uitgekeerd. Na het referendum heeft de subsidieontvanger acht weken de tijd om een aanvraag tot vaststelling in te dienen compleet met een inhoudelijk verslag of bewijsstukken waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Als uit de overgelegde stukken (of op een andere manier) blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan de subsidie lager worden vastgesteld dan was verleend, of zelfs worden ingetrokken. Hierbij kan het versterkte voorschot – deels – worden teruggevorderd (artikelen 4:48, eerste lid, en 4:57 van de Awb).

 

Artikel 11. Uitvoering

Het feit dat het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b). Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet als de organisatie van de te houden verkiezingen.

 

Artikel 12. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college;

  • hoofdstuk E, paragraaf 3: de instelling van het gemeentelijk stembureau;

  • hoofdstuk E, paragraaf 5: de instelling van het centraal stembureau (bij een lokaal referendum is er geen taak voor een hoofdstembureau; paragraaf 4 van hoofdstuk E is hier daarom niet vermeld);

  • hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);

  • hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;

  • hoofdstuk N, paragraaf 1: bepaling betreffende stembureaus;

  • hoofdstuk Na: de taak van het gemeentelijk stembureau bij de totstandkoming van de verkiezingsuitslag;

  • hoofdstuk P, paragraaf 1: de vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau;

  • hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 13.

Artikel 13. De geldigheid van een referendum

In artikel 12 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het gemeentelijk stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 11.

Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het gemeentelijk stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. Dat laatste is op het moment van verschijnen van deze verordening nog niet gebeurd.

In het tweede lid van artikel 12 is verder bepaald dat het gemeentelijk stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het derde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.

 

Artikel 14. Besluitvorming na een referendum

Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, wordt het ontwerpraadsbesluit in de eerstvolgende raadsvergadering in stemming gebracht. Dit dient in ieder geval te gebeuren binnen twee maanden na de datum van het gehouden referendum.

 

Artikel 15. Strafbepalingen

Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.350,- in 2024). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.

 

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Inleidend verzoek referendum

 

Met dit formulier dient u een inleidend verzoek in voor een referendum.

 

Een inleidend verzoek voor een referendum dient uiterlijk een week voor de besluitvorming over het ontwerpraadsbesluit op de agenda van de raad staat te worden aangekondigd bij de griffie. U heeft daarna tot één dag voor de besluitvorming om het complete inleidende verzoek aan te leveren inclusief bijbehorende handtekeningenlijst en/of ingevulde ondersteuningsverklaringen. Voor een inleidend verzoek zijn 300 handtekeningen nodig van kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Castricum.

 

U kunt het complete inleidende verzoek aanleveren bij de griffie via raadsgriffie@castricum.nl of via de post naar Griffie Castricum, Raadhuisplein 1, 1902 CA Castricum. U kunt ook op het gemeentehuis langskomen om het inleidende verzoek inclusief handtekeningenlijst en/of ingevulde ondersteuningsverklaringen af te geven.

 

De persoonsgegevens op dit formulier worden door de gemeenteraad van Castricum en de referendumcommissie Castricum gebruikt om op basis van de Referendumverordening Castricum te bepalen wie van de ondertekenaars voor het vervolg van de procedure optreden als gesprekspartners namens de indieners (minstens twee en maximaal vijf personen).

 

Meer informatie kunt u vinden op de website ##.

 

Datum van indiening: …………………………………………………………………………………

 

Onderwerp (naam raadsvoorstel): ………………………………………………………...………...

………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………….

 

Initiatiefnemer 1 (contactpersoon; verplicht)

Voorletters : ………………………………………………………………………………………..

Naam : ………………………………………………………………………………………..

Geboortedatum : ………………………………..………………………………………………………

Adres : ………………………………………………………………………………………..

Postcode/woonplaats: …………………….…………………………………………….………..………..

E-mail : ………………………………………………………………………………………..

Telefoonnummer : ………………………………………………………………………………………..

 

Handtekening : ………………………………………………………………………………………..

 

Initiatiefnemer 2 (contactpersoon; verplicht)

Voorletters : ………………………………………………………………………………………..

Naam : ………………………………………………………………………………………..

Geboortedatum : ………………………………..………………………………………………………

Adres : ………………………………………………………………………………………..

Postcode/woonplaats: …………………….…………………………………………….………..………..

E-mail : ………………………………………………………………………………………..

Telefoonnummer : ………………………………………………………………………………………..

 

Handtekening : ………………………………………………………………………………………..

 

Initiatiefnemer 3 (contactpersoon; niet verplicht)

Voorletters : ………………………………………………………………………………………..

Naam : ………………………………………………………………………………………..

Geboortedatum : ………………………………..………………………………………………………

Adres : ………………………………………………………………………………………..

Postcode/woonplaats: …………………….………………………………………….………..…………..

E-mail : ………………………………………………………………………………………..

Telefoonnummer : ………………………………………………………………………………………..

 

Handtekening : ………………………………………………………………………………………..

 

Initiatiefnemer 4 (contactpersoon; niet verplicht)

Voorletters : ………………………………………………………………………………………..

Naam : ………………………………………………………………………………………..

Geboortedatum : ………………………………..………………………………………………………

Adres : ………………………………………………………………………………………..

Postcode/woonplaats: …………………….………………………………………….………..…………..

E-mail : ………………………………………………………………………………………..

Telefoonnummer : ………………………………………………………………………………………..

 

Handtekening : ………………………………………………………………………………………..

 

Initiatiefnemer 5 (contactpersoon; niet verplicht)

Voorletters : ………………………………………………………………………………………..

Naam : ………………………………………………………………………………………..

Geboortedatum : ………………………………..………………………………………………………

Adres : ………………………………………………………………………………………..

Postcode/woonplaats: ………………….…………………………………………….………..…………..

E-mail : ………………………………………………………………………………………..

Telefoonnummer : ……………………………………………………………………………………….: ………………………………………………………………………………………..

 

Ondersteuningsverklaring inleidend verzoek tot houden referendum

 

Het verzoek tot het houden van een referendum bestaat uit twee delen: een inleidend en een definitief verzoek. Voor het inleidend verzoek zijn 300 handtekeningen nodig van kiesgerechtigde inwoners uit de gemeente Castricum. Door middel van het ondertekenen van dit formulier óf het tekenen van de fysieke handtekeningenlijst ondersteunt u het inleidende verzoek.

 

Houd er rekening mee dat niet volledig ingevulde verklaringen niet geldig zijn en dat er per kiesgerechtigde inwoner slechts één ondersteuningsverklaring kan worden aangeleverd.

 

Deze ondersteuningsverklaring is niet geldig voor het definitieve verzoek.

 

Voor meer informatie verwijzen we graag naar de website ##. Bij vragen kunt u contact opnemen via 088-9097458 of raadsgriffie@castricum.nl.

 

Uw persoonsgegevens worden door initiatiefnemers, de gemeenteraad van Castricum en de referendumcommissie gebruikt om te bepalen of er voldoende steun is voor een inleidend referendumverzoek.

 

Bij deze verklaar ik het inleidende verzoek tot het houden van een referendum te ondersteunen

 

Onderwerp ontwerpraadsbesluit: ……………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………………………

 

Naam: …………………………………………………………………………………………………...

……………………………………………………………………………………………………………

Geboortedatum: ………………………………………………………………………………………..

Straat en huisnummer: ………………………………………………………………………………...

……………………………………………………………………………………………………………

Woonplaats: …………………………………………………………………………………………….

 

 

Handtekening: ………………………………………………………………………………………….

 

Handtekeningenlijst ondersteuning inleidend verzoek referendum

 

Onderwerp (naam raadsvoorstel):

 

Nummer

Naam

Adres (straat, huisnummer, woonplaats)

Geboortedatum

Handtekening