Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 24 juni 2024 tot vaststelling van de “Richtlijn Vrijlating giften en (im)materiële schadevergoeding (B024)” |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2024 | nieuwe regeling | 24-06-2024 |
Andere dan de in artikel 31, lid 2, onderdeel l, Participatiewet, bedoelde uitkeringen en vergoedingen voor immateriële schade worden niet als middelen (inkomen of vermogen) in aanmerking genomen.
Het komt voor dat in een dergelijke vergoeding een component is opgenomen voor loonderving. Het loondervingsdeel wordt wel bij de middelentoets betrokken. Periodieke vergoedingen worden als inkomen gezien en een eenmalige vergoeding geldt als vermogen.
Andere dan de in artikel 31, lid 2, onderdeel l Participatiewet, bedoelde uitkeringen en vergoedingen voor materiële schade worden niet als middelen (inkomen of vermogen) in aanmerking genomen, tenzij:
Giften worden beschouwd als middelen. Met deze giften wordt geen rekening gehouden als het totaal van de giften niet meer dan € 1.800 op jaarbasis (per kalenderjaar) bedraagt. Voor zover de giften hoger zijn dan de genoemde vrijlating van € 1.800 wordt dat deel als middelen aangemerkt.
Structureel ontvangen boodschappen zijn geen middelen. Boodschappen kunnen namelijk niet te gelde worden gemaakt om daarvan te leven. Omdat boodschappen geen middelen zijn, hoeft de waarde hiervan in beginsel niet verrekend te worden met de uitkering. Wel zou het periodiek ontvangen van boodschappen (behalve die van een voedselbank) een substantiële kostenbesparing kunnen opleveren, omdat belanghebbende deze kosten niet meer zelf behoeft te voldoen uit de bijstandsnorm. In dat geval kan de bijstand hierop worden afgestemd met toepassing van artikel 18, lid 1, Participatiewet (zie CRvB 23-8-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1918).