Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen van Gedeputeerde Staten en andere werkzaamheden (Reglement van orde voor de vergaderingen van Gedeputeerde Staten en andere werkzaamheden) |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen van Gedeputeerde Staten en andere werkzaamheden |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie, personeelsbeleid |
Geen
Provinciewet, art. 52
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2007 | Provincie blad 2007, nr. 51 - 2007-05-15 | 15-05-2007 Provinciaal blad, 2007, 51 | Onbekend. |
Eerste hoofdstuk: De orde van de vergadering en de commissies
1.De gewone vergadering wordt in de regel eenmaal per week gehouden.
2.De commissaris van de Koningin stelt, met inachtneming van hetgeen Gedeputeerde Staten hebben bepaald, dag en plaats van de vergadering van Gedeputeerde Staten en het tijdstip van opening vast.
3.De voorzittter leidt de vergadering en is belast met het doen naleven van dit reglement.
4.Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door het lid van Gedeputeerde Staten dat is aangewezen om de Commissaris van de Koningin te vervangen.
Indien na de beraadslaging geen hoofdelijke stemming wordt gevraagd, wordt het in behandeling zijnde voorstel geacht te zijn aangenomen. Vindt geen hoofdelijke stemming plaats, dan kan een lid, dat zich met het genomen besluit niet kan verenigen, daarvan aantekening in de desbetreffende stukken vragen. Deze aantekening geschiedt zonder enige toevoeging.
Tweede hoofdstuk De stemmingen
Indien een lid dit vraagt wordt hoofdelijk gestemd. De voorzitter brengt het laatst zijn stem uit. De verhouding van de voor en tegen een voorstel uitgebrachte stemmen wordt in de desbetreffende stukken aangetekend, met geen andere toevoeging dan van de namen van hen, die hebben voor- of tegengestemd.
1. Indien een lid schriftelijke stemming vraagt wordt bij het doen van keuzen of voordracht van personen de voorzitter met de stemopneming belast en houdt de secretaris aantekening van de uitgebrachte stemmen.
2. De voorzitter onderzoekt, of het getal van de briefjes gelijk is aan dat van de tegenwoordige leden.
3. De inhoud van elk briefje wordt door de voorzitter voorgelezen.
1. Er hebben zoveel stemmingen plaats als personen te benoemen of voor te dragen zijn.
2. Ingeval van twijfel, of een stembriefje al of niet behoorlijk is ingevuld, beslist de vergadering.
3. Een verkregen meerderheid van stemmen geldt niet, wanneer de vergadering beslist, dat het verschil tussen het getal van de briefjes en dat van de gestemd hebbende leden van invloed heeft kunnen zijn.
4. De stemming is nietig, indien het aantal behoorlijk ingevulde briefjes niet groter is dan de helft van dat van de leden van de vergadering.
1. Indien niemand bij een eerste vrije stemming de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een tweede vrije stemming plaats. Heeft ook bij deze stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt een herstemming gehouden overeenkomstig de volgende bepalingen.
2. De herstemming wordt gehouden, naar gelang van de uitslag van de tweede vrije stemming:
3. Zo nodig wordt eerst bij tussenstemming uitgemaakt:1. welke persoon voor de herstemming, als bedoeld onder a, in aanmerking komt, indien twee of meer personen een gelijk aantal stemmen, volgend op het hoogste aantal stemmen verkregen;2. tussen welke twee personen de herstemming als bedoeld onder b. zal gaan, indien meer dan twee personen een even hoog aantal stemmen - zijnde hoger dan het aantal stemmen op anderen uitgebracht - verwierven.
4. Wordt bij een tussenstemming geen beslissing verkregen, dan beslist terstond het lot.
Derde hoofdstuk Overige werkzaamheden en bepalingen
1. Een besluit dat buiten de vergadering tot stand komt door middel van een conceptbesluit waarop binnen een circulatietermijn van vijf werkdagen door geen van de leden van het college is aangegeven dat bespreking in een vergadering van het college gewenst is en waarop binnen een circulatietermijn van vijf werkdagen door tenminste een meerderheid van de leden van het college buiten de vergadering voor akkoord is geparafeerd, wordt als besluit beschouwd.
2. De besluitdatum van een besluit, als bedoeld in lid 1, is de datum waarop de laatste paraaf op de besluitnota is gezet.
3. De secretaris parafeert de besluitnota.
4. Gedeputeerde Staten maken de besluiten, als bedoel in lid 1, op de in de provincie gebruikelijke wijze openbaar, tenzij het aangelegenheden betreft ten aanzien waarop op grond van artikel 55 van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.