Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Montfoort

Financiële verordening gemeente Montfoort 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMontfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Montfoort 2024
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Montfoort 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciële verordening gemeente Montfoort 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202301-01-2023Nieuwe regeling

22-04-2024

gmb-2024-293972

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Montfoort 2024

De raad van de gemeente Montfoort;

 

gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 22 april 2024, zaaknummer 287530

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de financiële verordening gemeente Montfoort 2024

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

- overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

- rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en inrichting begroting en jaarstukken

1. De raad stelt de programma-indeling bij de betreffende begroting vast.

2. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf Subsidies met daarin een overzicht van de subsidieplafonds per programma, respectievelijk de werkelijk verstrekte subsidies.

3. In de begroting wordt van alle voorgenomen nieuwe investeringen het totaal benodigde budget, de verwachte besteding per jaar en het jaar waarin de investering afgerond wordt opgenomen.

4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringsbudgetten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten en het verwachte jaar van afronding weergegeven.

5. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000,- en hoger afzonderlijk gespecificeerd.

 

Artikel 3. Kaders begroting

1. Burgemeester en wethouders bieden voor 15 juni aan de raad een kaderbrief danwel een kader in een tussentijdse rapportage of een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze voor 15 juli vast.

 

Artikel 4. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het krediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Burgemeester en wethouders informeren de raad vooraf als zij verwachten dat de geautoriseerde baten of lasten op programmaniveau dreigen te worden overschreden met minimaal € 25.000 in de eerstvolgende tussentijdse rapportage of via een afzonderlijk voorstel.

4. Burgemeester en wethouders informeren de raad vooraf als zij verwachten dat een krediet met minimaal 10% van het krediet, met een minimum van € 25.000, dreigt te worden overschreden in de eerstvolgende tussentijdse rapportage of via een afzonderlijk voorstel. De raad wordt altijd geïnformeerd als een overschrijding meer dan 20% van het krediet wordt verwacht, met een minimum van € 50.000 in de eerstvolgende tussentijdse rapportage of via een afzonderlijk voorstel.

5. Voor een investering waarvan het krediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een krediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente in de eerstvolgende tussentijdse rapportage of via een afzonderlijk voorstel.

6. Burgemeester en wethouders mogen, voordat de raad een krediet gevoteerd heeft, € 25.000 besteden ter voorbereiding aan het opstellen van een projectplan of een grondexploitatie. De kosten van dit voorbereidingsbudget worden verwerkt in de aanvraag van het budget voor een project of een grondexploitatie.

 

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van tussentijdse rapportages (ookwel Bestuursrapportage genaamd) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar.

2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de financiële bijstellingen van:

a. de baten en de lasten per programma;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

g. indien wenselijk bevat één van de twee tussentijdse rapportages de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

3. In de tussentijdse rapportages worden, indien gewenst, afwijkingen op de vastgestelde ramingen van de baten en lasten op productniveau en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000,- toegelicht en/of indien ingeschat wordt dat de afwijking van politiek gevoelige aard is.

 

Artikel 6. Informatieplicht

In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 1.000.000,-;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 1.000.000,-, en

c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

 

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat conform de Wet houdbare overheidsfinanciën alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig acht, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 8. Verantwoordings – en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

1. Het college neemt rechtmatigheidsfouten in de rechtmatigheidsverantwoording op, wanneer het totaal van de fouten groter is dan 1% van de begrote lasten van de gemeente. Dit noemen we de verantwoordingsgrens. De toevoegingen aan de reserves, voor zover ze verschillende programma’s betreffen, behoren ook tot de begrote lasten. Fouten en onduidelijkheden worden niet bij elkaar opgeteld en moeten afzonderlijk boven de verantwoordingsgrens uitkomen.

2. Het college licht rechtmatigheidsfouten en/of onduidelijkheden lager dan de verantwoordingsgrens, maar boven de rapportagegrens toe in de paragraaf Bedrijfsvoering van de jaarstukken. De rapportagegrens bedraagt € 25.000,-.

3. Begrotingsafwijkingen zijn rechtmatigheidsfouten, tenzij deze betrekking hebben op:

a. hogere uitgaven, waarbij sprake is van direct compenserende inkomsten;

b. hogere en lagere uitgaven binnen bestaand beleid voor open-einderegelingen;

c. hogere uitgaven in de jaarschijf van een meerjarig-investeringsplan of beheerplan die niet leiden tot een overschrijding van de totale uitgaven van het investeringsplan of beheerplan;

d. Er is sprake van een overschrijding van lasten welke past binnen het bestaande beleid maar wordt veroorzaakt door een feit/gebeurtenis dat zich voordoet op een moment dat er geen begrotingswijziging meer door de raad kan worden vastgesteld;

e. hogere en lagere inkomsten;

f. onderschrijding van de uitgaven. (BADO ernaast leggen)

 

Indien van toepassing kunnen lastenonderschrijdingen, batenonderschrijdingen en batenoverschrijdingen uitgesloten worden als onrechtmatigheden, mits deze tijdig zijn gemeld aan de raad en dat kan ook bij de jaarrekening zijn.

 

4. Indien van toepassing gaat het college in de paragraaf Bedrijfsvoering van het jaarverslag in ieder geval in op:

a. bevindingen die boven de afgesproken verantwoordingsgrens vallen;

b. bevindingen die onder de verantwoordingsgrens blijven, maar boven de rapportagegrens vallen;

c. de te nemen beheersmaatregelen bij onrechtmatigheden en/of onduidelijkheden die vaker dan één jaar voorkomen;

d. geconstateerde fraude door eigen medewerkers;

e. niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en onderliggende regelingen;

f. bewuste afwijkingen van wet- en regelgeving door bijzondere omstandigheden;

g. overige zaken die relevant zijn om de gemeenteraad over te informeren.

 

Artikel 9. Voorwaardencriterium

1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 10. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

 

Artikel 12. Waardering en afschrijving vaste activa

Beleid behorend bij dit artikel is vastgelegd in het dan vigerende Nota Activabeleid.

 

Artikel 13. Voorziening voor oninbare verordeningen

1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

2. Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en heffingen (zoals onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing) en bijstandsverstrekking wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

 

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

 

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen;

c. mandaat ten aanzien van het muteren van reserves.

 

3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve; en

d. de maximale looptijd.

 

Artikel 15. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en eventueel de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, kunnen daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging worden betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van het aandeel in de totale geraamde overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten die met de betreffende heffing maximaal in rekening kunnen worden gebracht, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de taakvelden.

6. Het percentage van de omslagrente (interne rekenrente) voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa wordt jaarlijks met de kaderbrief (zoals bedoeld in artikel 3) of in de begroting vastgesteld.

 

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet

 

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de lijkbezorgingsrechten en de leges.

 

Artikel 18. Financieringsfunctie

1. Burgemeester en wethouders zorgen bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

a. het beschikbaar hebben van voldoende financiële middelen om de programma's en de investeringen binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

b. het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico's;

c. het beperken van de kosten van leningen; en

d. het beperken van de interne en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

2. Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

3. Burgemeester en wethouders informeren de raad vooraf als:

a. het kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden en legt een plan voor om binnen de kasgeldlimiet te blijven; en

b. de wettelijke renterisiconorm wordt overschreden.

4. Bij het verstrekken van leningen en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingen burgemeester en wethouders, indien mogelijk, zekerheden.

 

Artikel 19. Gemeentegaranties

1. Burgemeester en wethouders kunnen een gemeentegarantie verstrekken aan een financiële instelling. De investering van de aanvrager van een gemeentegarantie dient te passen binnen de doelstellingen zoals gedefinieerd in de programmabegroting van de gemeente. De investering moet bovendien zijn voor aankoop, nieuwbouw, verbouw en/of (her)inrichting van een gebouw of terrein.

2. Een investering door een sportvereniging wordt uitsluitend gegarandeerd indien de Stichting Waarborgfonds Sport (hierna S.W.S.) zich garant stelt voor het op basis van hun voorwaarden maximale aandeel.

3. Er wordt uitsluitend een aanvraag tot garantieverstrekking in behandeling genomen indien er voor de betreffende aanvrager geen waarborgfonds beschikbaar is. Een uitzondering hierop vormt de S.W.S.

4. Indien de aanvrager beschikt over eigen gronden en/of opstallen zal het recht van eerste hypotheek hierop gevestigd worden ter verkrijging van zekerheid van de rechten van de gemeente. De opstal of de grond hoeft niet in relatie te staan tot de financiering van de investering waarvoor de gemeentegarantie wordt gevraagd.

5. De aanvrager dient voldoende aannemelijk te maken dat aan de verplichtingen voortvloeiende uit de te garanderen geldlening kan worden voldaan.

 

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 20. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

b. de mate van kostendekkendheid van de verschillende lokale heffingen en, voor zover van toepassing, de begrote onttrekking aan de daarvoor gevormde voorzieningen.

 

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen in ieder geval op:

a. een waardering van het weerstandsvermogen aan de hand van de factor weerstandsvermogen;

b. de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten.

 

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

1. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

3. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

 

Artikel 23. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen in ieder geval op:

a. de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

b. de kosten van inhuur derden;

c. de huisvestingskosten;

d. de automatiseringskosten;

e. een overzicht van en toelichting op (niet-)financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen en indien deze boven de verantwoordingstolerantie zijn.

f. rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

g. geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

 

Artikel 24. Grondbeleid

1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders, naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op basis van een vastgesteld grondbeleid, in ieder geval op:

a. de uitvoering van het grondbeleid;

b. de verwerving van gronden;

c. de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. de verwerving en uitgifte van gronden;

d. de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden.

3. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks, middels een raadsinformatiebrief, een grondprijzenbrief aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond.

 

Artikel 25. Financiering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op: 

a. de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 15, zesde lid.

 

Artikel 26. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 27. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatieonderdelen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

 

Artikel 28. Interne controle

1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 26 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

2. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Montfoort 2023 wordt ingetrokken.

 

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking per 1 januari 2023.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Montfoort 2024.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Montfoort, gehouden op 22 april 2024.

 

de griffier, mr S.G. Meijer

 

de voorzitter, mr. P.J. van Hartskamp-de Jong