Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwkoop

Beleidsplan bomen 2024-2033 Toekomstgericht boombeleid Rentmeesterschap over ons groene kapitaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwkoop
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan bomen 2024-2033 Toekomstgericht boombeleid Rentmeesterschap over ons groene kapitaal
CiteertitelBeleidsplan bomen 2024-2033 Toekomstgericht boombeleid Rentmeesterschap over ons groene kapitaal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-2024nieuwe regeling

06-06-2024

gmb-2024-292088

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan bomen 2024-2033 Toekomstgericht boombeleid Rentmeesterschap over ons groene kapitaal

Besluit

  • 1.

    Het beleidsplan bomen 2024-2033 vast te stellen en het college opdracht te geven uitvoering te geven aan dit plan;

  • 2.

    De kwaliteit van het boombestand op langere termijn te verbeteren door het scenario ‘vervangen in 15 jaar’ te kiezen;

  • 3.

    Het college op te dragen de mogelijkheid te onderzoeken om het draagvlak voor beschermwaardige houtopstanden te vergroten en medio 2025 een voorstel voor te leggen aan de gemeenteraad.

Samenvatting

 

De gemeente Nieuwkoop heeft ongeveer 12.000 bomen in beheer en eigendom. De Gemeente Nieuwkoop heeft haar ambities met name gericht op leefomgeving, gezondheid, biodiversiteit en klimaat, het zogenaamde DNA van Nieuwkoop. Om deze doelstellingen te bereiken hebben we bomen (en groen) nodig. Met de invoering van de Omgevingswet wordt zichtbaar dat er alleen regels voor beschermwaardige bomen zijn en niet voor alle andere gemeentelijke bomen. Om het belang van bomen goed te borgen moeten we ook voor alle andere bomen duidelijke beleidsregels vaststellen. Alleen dan kunnen we deze ambities waarmaken. Dit beleidsplan bomen vormt de verbindende schakel.

 

Het huidige boombestand van de Gemeente Nieuwkoop vraagt aandacht. Het risico bestaat dat we onvoldoende een duurzaam bomenbestand behouden en opbouwen. Dit sluit niet aan bij de ambities in het vastgestelde beleid. Het ontbreekt aan eenduidige afspraken over het herplanten van bomen of vastgelegde eisen aan het nieuw aanplanten van bomen. Daarnaast zien we dat bij het onderhoud van bomen het begeleiden van jonge aanplant achterblijft.

 

In dit plan is boombeleid opgenomen in vijf vertakkingen, namelijk: kwaliteit boombestand, kwantiteit (aantal/omvang) boombestand, bomen en overlast, regels voor bescherming van bomen en Omgevingswet en bomen. Daarnaast zijn er vier beleidsklassen opgenomen, namelijk: (toekomstig) monumentale boom, structuurboom, overige boom en boom met verkorte omloop. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om voor elk type boom afspraken vast te leggen.

 

Bij kwaliteit boombestand leggen we afspraken vast over hoe lang we een boom duurzaam willen laten groeien als we deze aanplanten. Welke boomsoort we kiezen en hoe we ervoor zorgen dat ons bomenbestand meer divers van samenstelling wordt. We leggen onze ambitie voor het onderhoud van bomen vast, leggen vast hoe we beter schade aan bomen kunnen voorkomen en hoe we dit in het proces rond graafwerkzaamheden optimaliseren.

 

Bij kwantiteit van het boombestand spreken we af dat we bomen die uitvallen vervangen en hoe we dat doen. Daarnaast leggen we vast hoe we bomen die moeten wijken voor projecten of (bouw)ontwikkelingen compenseren. Het uitgangspunt is dat we bomen zoveel als mogelijk behouden. Daarnaast is het van belang voor de aanleg van nieuwe locaties een groennorm te gaan ontwikkelen. Daarnaast kunnen inwoners zelf ook zorgen voor meer bomen in de wijk. We gaan onderzoeken hoe we ze daarbij kunnen helpen.

 

We vervangen of snoeien geen bomen omwille van de opbrengst van zonnepanelen, maar houden er wel rekening mee bij nieuwe aanplant. Bovenmatige hinder of overlast kunnen we, afhankelijk van de beleidsklasse van een boom en eventueel een breder maatschappelijk belang beoordelen. Ook houden we bij aanplant rekening met (hooikoorsts)allergie in de bebouwde kom.

 

Deze afspraken leggen we uiteindelijk vast in gemeentelijk regels en borgen we via de Omgevingswet. Zo creëren we de mogelijkheden voor de ontwikkeling en het behoud van een toekomstbestendig boombestand en uitbreiding van het boombestand op plekken waar dit gewenst is. De invulling hiervan is gericht op het principe van goed rentmeesterschap. Zo kunnen we invulling geven aan onze ambities en doelstellingen op het gebied van aantrekkelijke- en gezonde leefomgeving, biodiversiteit en klimaatadaptatie.

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de dertien kernen en het grote buitengebied van gemeente Nieuwkoop zijn ongeveer 12.000 bomen te vinden. Nieuwkoop is een gemeente in het Groene Hart met open veen- en kleipolders, veel water en ruimte voor een mix van wonen, werken, natuur en recreatie.

 

Vooral in de woonkernen neemt de druk op de openbare ruimte toe. Er zijn meer woningen nodig, we zoeken vaak extra ruimte om te parkeren en vanwege de energietransitie komen er veel nieuwe kabels en leidingen. Kortom, de bomen en groenvoorzieningen in het algemeen staan flink onder druk.

 

Aan de andere kant wordt steeds duidelijker dat we groen en bomen nodig hebben. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaatverandering waarbij bomen ons helpen bij het voorkomen van hittestress en het opvangen van water bij extreme neerslag. Of het feit dat bomen ons helpen de biodiversiteit in onze leefomgeving te vergroten. Deze functies en voordelen van groen en bomen noemen we ‘ecosysteemdiensten’. In bijlage 1 ‘Ecosysteemdiensten’ is dit nader toegelicht.

 

Inmiddels is dit besef goed terug te vinden diverse gemeentelijke beleidsdocumenten. We kunnen stellen dat het belang van groen in het DNA van Nieuwkoop zit. In diverse beleidsdocumenten zijn ambities en doelstellingen voor leefomgeving, gezondheid, biodiversiteit en klimaat opgenomen. Daarbij is ook aangegeven hoe dit zich vertaalt in de openbare ruimte. Bomen (en groen) spelen daar een belangrijke rol in. Er ontbreekt verbinding tussen dit zogenaamde DNA en de daadwerkelijke mogelijkheden om dit uit te voeren. Er is sprake van een ontbrekende schakel.

 

Met de invoering van de Omgevingswet wordt zichtbaar dat er alleen regels voor beschermwaardige bomen zijn. Om het belang van bomen goed te borgen moeten we ook voor alle andere bomen duidelijke beleidsregels vaststellen. Zo voorkomen we dat alle overige bomen ‘vogelvrij’ zijn terwijl we ze zo hard nodig hebben. Ook hier is sprake van een ontbrekende schakel.

 

1.2 Doel

Met dit beleidsplan bomen legt de gemeente de verbindende schakels tussen het beheer van bomen en het beleid gericht op een aantrekkelijke- en gezonde leefomgeving, biodiversiteit, klimaatadaptatie en de Omgevingswet. Daarnaast kunnen we met dit beleidsdocument de voordelen en het belang van bomen in de (openbare) ruimte beter behartigen.

 

Dit resulteert in de volgende doelstelling:

Dit beleidsplan creëert mogelijkheden voor de ontwikkeling en het behoud van een toekomstbestendig boombestand en uitbreiding van het boombestand op plekken waar dit gewenst is zodat dit een bijdrage levert aan een aantrekkelijke- en gezonde leefomgeving, biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Om dit doel te verwezenlijken zijn beleidsuitgangspunten op het gebied van kwaliteit, kwantiteit (aantal), overlast, regelgeving en bomen in de Omgevingswet van belang.

 

De invulling hiervan is gericht op het principe van goed rentmeesterschap. Wat een rentmeester beheert is geleend en moet dus ongeschonden en liefst met toegevoegde waarde aan de eigenaar worden geretourneerd dan wel aan de toekomstige generatie worden overgedragen. Door de voordelen en het belang van bomen beter te positioneren in het beheer en de ontwikkeling van de openbare ruimte, met daarbij een duidelijke set aan afspraken, kan de gemeente regisseren in plaats van reageren. Door dit te borgen in dit beleidsplan bomen plukken we daar uiteindelijk de vruchten van.

 

1.3 Totstandkoming

Voor het opstellen van dit beleidsplan bomen is er informatie opgehaald uit de gemeentelijke organisatie. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Grondbedrijf, Bestuurlijk Juridische Zaken, Beheer Openbare Ruimte (de teams Werk en Uitvoering en Buitendienst). Zo is inzicht ontstaan in de verschillende aandachtspunten en belangen binnen de organisatie.

 

Op 31 oktober 2023 zijn de contouren van dit plan gepresenteerd aan een afvaardiging van de gemeenteraad in een zogenaamde raadspresentatie. In deze presentatie was er ruimte voor een onderling gesprek over diverse onderdelen van het plan en de verdere invulling daarvan.

 

Op basis van de gegevens uit het boombeheersysteem is een evaluatie gemaakt van de ontwikkeling van het huidige boombestand. Het bedrijf Cobra Groeninzicht heeft een analyse gemaakt van alle aanwezige bomen. Dit heeft gezorgd voor een verbetering van het boombeheersysteem en inzicht in de effecten van bomen op het gebied van klimaatadaptatie. Dit verbetert het inzicht in ons areaal en helpt ons om heldere beleidsdoelen te maken.

 

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de evaluatie opgenomen van de ontwikkeling van het huidige boombestand. Hoofdstuk 3 geeft de kaders en uitgangspunten weer. Dit geeft inzicht in de vastgestelde beleidskaders en de gevolgen van de invoering van de Omgevingswet en dient ook als belangrijke input. De conclusies die we uit beide hoofdstukken trekken en ontwikkelpunten die we signaleren zijn de input voor nieuwe beleidsafspraken en concrete acties in een werkplan. In hoofdstuk 4 ‘Visie, doel en beleidsuitgangspunten’ leggen we de resultaten van hoofdstuk 2 en 3 langs de meetlat en bepalen we de benodigde doelstellingen. In hoofdstuk 5 ‘Boombeleid’ spreken we af hoe we deze doelstellingen gaan bereiken en vastleggen.

Elke paragraaf sluiten we af met een blok waarin een samenvatting van de belangrijkste punten is weergegeven. Dit is verdeelt in ‘Conclusies’ en ‘Ontwikkeling’ (hoofdstuk 2 en 3) en ‘Beleidsafspraken’ en ‘Werkplan’ (hoofdstuk 5).

2 Evaluatie en ontwikkeling huidig boombestand

Dit hoofdstuk bevat een analyse van het beheer, de kwantiteit en de kwaliteit van het huidige boombestand. De conclusies en ontwikkelpunten zijn de basis voor het boombeleid 2024-2034, opgenomen in hoofdstuk 5 ‘Boombeleid’.

 

2.1 Evaluatie huidig boombestand

2.1.1 Ontwikkeling aantal bomen

Om een goede analyse te maken van het vervangen van uitgevallen bomen (inboet/vervanging) moeten we eerst een analyse maken van het aantal geregistreerde bomen.

 

Voor het opstellen van dit beleidsplan is er een datacontrole uitgevoerd. Hieruit zijn diverse nog niet geregistreerde bomen naar voren gekomen waardoor het totaal aantal bomen in werkelijkheid groter is dan in het boombeheersysteem staat. Het is belangrijk het werkelijk aantal te onderhouden bomen in beeld te hebben. Zo kunnen we de benodigde ureninzet (capaciteit) en het benodigde budget goed bepalen. Te weinig capaciteit en budget zorgt voor achterstanden in het onderhoud waardoor kwaliteitsverlies optreedt.

Analyse geregistreerde bomen

Tabel 1 ‘Vergelijk aantallen bomen’ laat de ontwikkeling in de aantallen geregistreerde bomen zien. In de tweede kolom is het aantal bomen uit het meest recente beheer- en beleidsplan Groen te vinden en in de derde kolom het aantal bomen uit boombeheersysteem GeoVisia voor de datacontrole (peildatum juni 2023). Dit is verdeeld in het aantal bomen per standplaats of type boom. Dit onderscheid maken we omdat er een verschil in onderhoudskosten is.

 

Arealen 2023 GeoVisia vs. Beheerplan 2020

Beheerplan groen 2020

GEOVISIA d.d. 2-6-2023

Verschil

Bomen in gras

4229

4347

118

Bomen in verharding

683

630

-53

Bomen in beplanting

3945

3658

-287

Lei- en vormbomen

321

314

-7

Knotbomen

2507

2326

-181

Bomen gekandelaberd

80

224

144

Totaal

11765

11499

-266

Tabel 1, Vergelijk aantallen bomen (peildatum juni 2023)

 

Het totale verschil is -266 bomen ten opzichte van het areaal in 2020. Dat komt omdat we een groot deel van de nieuw geplante bomen nog niet geregistreerd zijn in het boombeheersysteem. Ten opzichte van de aanwezige bomen in 2020 zijn er uiteindelijk 83 bomen te weinig herplant.

 

Er zijn 181 minder knotwilgen ten opzicht van 2020. In de praktijk worden deze door de eigen buitendienst vervangen door een nieuwe wilgenstaak. Op deze wijze is een groot deel van deze knotwilgen inmiddels herplant, maar nog niet geregistreerd.

Er zijn ook locaties waar bewust geen nieuwe knotwilgen worden herplant. Een voorbeeld hiervan is de Molenkade in Nieuwveen. De knotwilgen staan hier te dicht op elkaar. Het opnieuw tussenplanten van een uitgevallen knotboom is dan niet zinvol. Het voornaamste doel is dat de rij knotbomen als volwaardig landschappelijk element in stand blijft. Daarom maken we een kritische afweging of het herplanten van een nieuw knotboom noodzakelijk is. Bij (wijk)reconstructies onderzoeken we of we ook andere bomen kunnen aanplanten, zoals is gebeurd in Broekveen Ter Aar.

 

Er zijn diverse nieuwe bomen aangeplant op uitbreidingslocaties. Tussentijds zijn de gewijzigde aantallen bomen via een budgetmutatie in de begroting verwerkt tijdens de planning en control cyclus. Dit proces wordt in het groenbeheer consequent gevolgd. Dat is van belang omdat het groen direct na aanleg onderhoud nodig heeft.

 

Analyse recente uitbreiding

In afbeelding 2 ‘Overzicht nieuwe bomen in nieuwbouw- en uitbreidingslocaties’ zijn de diverse uitbreidingslocaties weergegeven die nog niet zijn verwerkt in de begroting. Dit zijn er in totaal 265 stuks.

 

Afbeelding 2, Overzicht nieuwe bomen in nieuwbouw- en uitbreidingslocaties

 

Van dit aantal zijn er 141 bomen aangeplant langs de Milandweg (80), in het Meijepark (26) en in Nieuw Amstel West (33) als compensatie van bomen die verloren zijn gegaan bij werkzaamheden van het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. De bomen langs de Milandweg zijn inmiddels geregistreerd in GeoVisia (peildatum 25-1-2024). De overige locaties nog niet. Dit wordt bij ‘Controle niet geregistreerde bomen’ verder toegelicht.

 

Controle niet geregistreerde bomen

Voor het opstellen van dit beleidsplan heeft er een datacontrole plaatsgevonden. Hieruit zijn diverse nog niet geregistreerde bomen naar voren gekomen die in de meeste gevallen wel worden onderhouden. Deze bomen zijn inmiddels voor een groot deel geregistreerd en gecontroleerd. Tabel 2 ‘Vergelijk aantallen bomen (peildatum januari 2024)’ laat de ontwikkeling in de aantallen geregistreerde bomen uit het meest recente beheer- en beleidsplan Groen en de situatie na de meest recente boomcontrole zien. We zien een toename van ca. 500 bomen t.o.v. de aantallen uit het groenbeheerplan (peildatum januari 2024).

 

Arealen 2023 GeoVisia vs.

2024 GeoVisia

Beheerplan groen 2020

GEOVISIA d.d. 10-4-2024

Verschil

Bomen in gras

4229

4753

524

Bomen in verharding

683

629

-54

Bomen in beplanting

3945

3888

-57

Lei- en vormbomen

321

320

-1

Knotbomen

2507

2416

-91

Bomen gekandelaberd

80

197

117

Totaal

11765

12103

483

Tabel 2, Vergelijk aantallen bomen (peildatum januari 2024)

 

Conclusie

Het proces van datacontrole loopt nog waardoor het totaal aantal bomen nog verder zal toenemen. Gewijzigde aantallen en de financiële consequenties daarvan moeten worden verwerkt in de begroting tijdens de planning en control cyclus. Het is van belang dat we ook deze laatste wijzigingen verwerken in de begroting 2025 en verder om kwaliteitsverlies van onze bomen door gebrek aan budget en capaciteit te voorkomen.

2.1.2 Ontwikkeling van leeftijd en kwaliteit bomen

Boombeleid stellen we op met oog op de toekomst. De jonge bomen van nu zijn de grotere bomen van de toekomst. Oudere en grotere bomen hebben doorgaans meer positieve invloed op de omgeving dan jongere en kleinere bomen. Hetzelfde geldt voor gezonde bomen. Tijdens de inspectie van bomen worden de bomen in hoogteklassen ingedeeld. Tegelijkertijd wordt er een inschatting van de levensverwachting gemaakt waarmee inzicht in de kwaliteit wordt verkregen. De peildatum voor onderstaande evaluatie is juni 2023.

 

Leeftijd

Zoals aangegeven is van de meeste bomen in onze gemeente het plantjaar niet genoteerd. Een inschatting van de leeftijdsopbouw van bomen is alleen te maken op basis van een inschatting van de boomhoogte waarbij meespeelt dat daarin ook knotbomen en kleinere boomsoorten zijn opgenomen. In figuur 1 ‘Verhouding boomhoogtes verdeeld in klassen’ op de volgende pagina is de verdeling in boomhoogtes per klasse weergegeven.

 

Er is een relatief hoog aantal kleine bomen (< 6 meter), namelijk 44%. Dit zijn ongeveer 5000 van de circa 11.500 aanwezige gemeentelijke bomen. Iets minder dan de helft van deze bomen bestaat uit knotbomen. Samengevat bestaat 23% van het areaal uit bomen van 12 meter of hoger waarvan 0,3% hoger dan 24 meter is ingeschat. Dit houdt in dat ongeveer driekwart bestaat uit jonge of halfvolwassen bomen en kleinere boomsoorten. Dat kan gunstig zijn voor de toekomst als de boomsoorten die uiteindelijk groter worden ook de kans krijgen om duurzaam volwassen te worden. Daarvoor is inzicht in de toekomstverwachting nodig.

 

Figuur 1, Verhouding boomhoogtes verdeeld in klassen (peildatum juni 2023)

 

Toekomstverwachting

Tijdens de inspectie wordt ook de toekomstverwachting van bomen ingeschat. Dit is een inschatting van de technische levensduur van een boom op basis van de actuele conditie, groeiontwikkeling, ziekten, aantastingen of boomtechnische gebreken. In figuur 2 ‘Verhouding toekomstverwachting verdeeld in klassen’ op de volgende pagina is dit samengevat in een klassenindeling.

 

Van een klein percentage zijn onvoldoende kenmerken opgenomen. Het is zichtbaar dat ongeveer 68% van de bomen een lange levensverwachting heeft. Maar van ongeveer 32% van de bomen is een inschatting gemaakt van een eindige levensduur. Daar is dus toch iets mee aan de hand. Een klein percentage is er zeer slecht aan toe, maar het grootste deel heeft een toekomstverwachting van 10-15 jaar. Uiteraard kan er in die periode van 10-15 jaar veel veranderen, maar in veel gevallen is het zo dat als een boom gebreken begint te vertonen er bijna nooit een volledig herstel optreedt en de levensverwachting over het algemeen alleen maar afneemt.

 

Figuur 2, Verhouding toekomstverwachting verdeeld in klassen (peildatum juni 2023)

 

Kruisen we de gegevens boomhoogte en toekomstverwachting dan ontstaat er een beeld van de toekomstige ontwikkeling van het boomareaal. In tabel 3 is dit nader uitgewerkt.

 

 

Hoogte

 

 

 

 

 

 

 

Toekomstverwachting

< 6 m

> 24 m

12 tot 18 m

18 tot 24 m

6 tot

12 m

Niet te beoordelen

(Leeg)

Totaal

< 1 jaar (vervangen)

35

 

1

1

11

 

 

48

1 tot 5 jaar (slecht)

106

 

28

 

62

 

 

196

5 tot 10 jaar (onvoldoende)

431

 

258

24

263

1

 

977

10 tot 15 jaar (voldoende)

799

4

693

89

859

 

 

2444

> 15 jaar (goed)

3695

33

1301

219

2511

 

 

7759

Niet (volledig) te beoordelen

24

 

 

 

 

2

 

26

Slecht

1

 

 

 

 

 

 

1

(Leeg)

 

 

 

 

 

 

47

47

Eindtotaal

5091

37

2281

333

3706

3

47

11498

Waarvan (rood, oranje, geel):

 

 

 

 

 

 

 

 

Aantal bomen in toekomstverwachting 1-15 jr.

1336

4

979

113

1184

1

0

3617

Percentage bomen in toekomstverwachting 1-15 jr.

26,3%

10,8%

42,9%

33,9%

31,9%

33,3%

0 %

31,5%

Tabel 3, Vergelijk toekomstverwachting en boomhoogte (peildatum juni 2023)

 

Samengevat is zichtbaar dat bij 31,5% van de bomen de inschatting is gemaakt van een eindige levensduur. Dit is een gemiddelde over het totaal. In zijn algemeenheid is zichtbaar dat bij kleine bomen (< 6 meter hoog) en bomen van 6 – 12 meter hoog een kwart tot een derde het label krijgt ‘eindige levensduur’ en bij grotere bomen loopt dit nog verder op.

 

Het grootste deel van het boomareaal groeit goed, maar toch is het percentage met een ingeschatte eindige levensduur hoog. Het is bekend dat met name grotere, goed functionerende bomen meer ‘ecosysteemdiensten’ leveren.

 

Over de gehele linie is één van de belangrijkste externe oorzaken voor het teruglopen van de toekomstverwachting het ontstaan van graafschade door bijvoorbeeld werkzaamheden aan kabels en leidingen en bouw- en reconstructiewerkzaamheden. De openbare ruimte veranderd continu. Het stellen van duidelijke richtlijnen en het toezicht hierop vraagt extra aandacht. Het is van belang eerder te kiezen bestaande bomen te behouden en goed in die veranderingen in te passen.

 

Maar er zijn ook andere oorzaken. Om hier een beter inzicht in te krijgen kijken we op welke plek de bomen staan, de standplaats.

 

Nadere specificatie per standplaats

In tabel 4 is de toekomstverwachting in relatie tot de standplaats inzichtelijk gemaakt.

 

 

Standplaats

 

 

 

 

 

 

Toekomstverwachting

Beplanting

Elementen-verharding

Gesloten verharding

Gras

Half-verharding

Open grond (onbeplant)

Totaal

< 1 jaar (vervangen)

21

2

 

25

 

 

48

1 tot 5 jaar (slecht)

62

16

 

115

1

2

196

5 tot 10 jaar (onvoldoende)

433

102

 

421

16

5

977

10 tot 15 jaar (voldoende)

974

184

 

1248

22

16

2444

> 15 jaar (goed)

2857

356

2

4433

40

71

7759

Niet (volledig) te beoordelen

19

1

 

6

 

 

26

Slecht

 

 

 

1

 

 

1

(Leeg)

9

 

 

38

 

 

47

Eindtotaal

4375

661

2

6287

79

94

11498

Waarvan (rood, oranje, geel):

 

 

 

 

 

 

 

Aantal bomen in toekomstverwachting

1-15 jr.

1469

302

0

1784

39

23

3617

Percentage bomen in toekomstverwachting

1-15 jr.

33,6%

45,7%

0,0%

28,4%

49,4%

42,5%

31,5%

Tabel 4, Vergelijk toekomstverwachting en standplaats (peildatum juni 2023)

 

Bomen in verhardingen

Uit tabel 4 komt naar voren dat ongeveer 45 % van de bomen in verhardingen en halfverhardingen een ingeschatte eindige levensduur heeft. Bij bomen in verhardingen is een belangrijke oorzaak dat deze bomen bij aanplant in de ondergrond geen goede groeiplaats hebben meegekregen. Voorbeelden hiervan zijn bomen in winkelcentra zoals het Lindenplein Ter Aar, Strooplikker Langeraar en Kennedyplein Nieuwkoop. De bomen zijn daar geplant met als doel een beschutte en schaduwrijke omgeving te creëren waar het prettig winkelen is. Door de beperkte groeiplaats is het uitgroeien tot een volwaardige boom niet mogelijk.

 

Lindenplein Ter Aar, linde in verharding

 

De afbeelding hiernaast is het voorbeeld van een zuilvormige haagbeuk in de verharding op het Kennedyplein in Nieuwkoop. Deze boom heeft groeiachterstanden en ontwikkeld zich niet goed. De boom levert weinig schaduw en extra kwaliteit aan de openbare ruimte. Voor een dergelijke boom is voor een goede groeiplaatsinrichting ca. 25 m3 ondergrondse groeiruimte nodig (Uitgangspunt optimale groei en levensverwachting 60 jaar. *). Een dergelijke groeiplaats is in het verleden niet aangelegd.

 

Kennedyplein in Nieuwkoop, haagbeuk in verharding

 

Bomen in gras en beplantingen

Uit tabel 4 ‘Vergelijk toekomstverwachting en standplaats’ komt naar voren dat circa 28-33% van de bomen in gras en beplantingen een ingeschatte eindige levensduur heeft. Bomen in gras en beplantingen vormen de grootste groep binnen de gemeente. Hieronder vallen de boombeplantingen in gazons en plantvakken in de woonwijken, maar ook bomen in bermen langs doorgaande wegen. Deze bomen vormen veelal de belangrijke laanstructuren in onze gemeente. In afbeelding 3 zijn de grotere laanstructuren met de hoofdboomsoort (geslacht) weergegeven.

 

Afbeelding 3, locaties grotere laanstructuren met de hoofdboomsoort

 

*Bron: Boommonitor, Norminstituut bomen

 

De gemeente Nieuwkoop heeft kenmerkende laanstructuren van met name essen, maar ook eiken, iepen en elzen komen veel in laanstructuren voor. Op de meeste plaatsen zijn er laanstructuren met één enkele boomsoort aangeplant, zogenaamde monoculturen. Dat maakt deze bomen gevoeliger voor ziekten en plagen. De bekendste boomziekte op dit moment is waarschijnlijk de essentaksterfte. Door bij het vervangen van bomen te kiezen voor andere boomsoorten neemt de kans op verspreiding af, en wordt de laanstructuur als geheel ook minder kwetsbaar. Het beeld van de laanstructuur zal hierdoor wel veranderen door een verschil in hoogte en kroonvorm van bomen.

 

Een andere belangrijke oorzaak voor een verminderde toekomstverwachting is het ontstaan van maaischade aan de stamvoet. Dit verzwakt de boom en maakt de boom vatbaar voor het ontstaan van vraatschade in de stam. Het bekendste voorbeeld hiervan is de wilgenhoutrups. De rupsen van deze nachtvlinder tasten onder andere wilgen, essen en elzen aan.

Maaischade ontstaat vooral door het uitmaaien met een bosmaaier van bomen in bermen en gazons. Het uitmaaien van bomen in het buitengebied is in het verleden al gestaakt. Voor bomen in gazons is dit ook een optie.

Ook hier speelt mee dat als er verschillende bomen in een bomenrij staan dit de verspreiding van de plaag bemoeilijkt of zorgt voor minder sterke overlast, zoals bij eikenprocessierups.

 

Verbetering kwaliteit boombestand

Om de kwaliteit van het boombestand structureel te verbeteren faseren we dode, zieke en slecht bomen uit. Het actief vervangen van bomen is nodig om voor de toekomst een goed functionerend en gezond bomenbestand te behouden. Via het reguliere vervangingsproces (inboet) duurt dit naar verwachting 18 jaar. Het is mogelijk dit proces te versnellen zodat we eerder volgroeide en gezonde bomen hebben. Gelijktijdig met het besluitvormingsproces van dit beleidsplan leggen we de gemeenteraad een scenario voor het versneld vervangen van bomen voor.

2.1.3 Snoeionderhoud bomen

Bomen in lanen en stedelijke omgeving hebben veelal onderhoud nodig om veilig voor de omgeving en gezond op te kunnen groeien. Snoeiachterstanden kunnen leiden tot snellere aftakeling van een boom en is daarmee van invloed op de kwaliteit. Tijdens de BVC-inspectie wordt de staat van onderhoud opgenomen en ingedeeld in de classificatie Boombeeld. Een analyse van de bomen, exclusief knot- vorm-, leibomen en gekandelaberde bomen, levert het volgende resultaat:

  • 88% aanvaard en regulier boombeeld;

  • 11,5 % achterstallig boombeeld, waarvan ca. 95% begeleidingssnoei jonge bomen;

  • > 0,1 % verwaarloosd boombeeld.

Toelichting:

Indeling toestand snoeionderhoud bomen (Handboek Bomen 2022, vereenvoudigde weergave).

  • Aanvaard boombeeld: geen snoeiwerkzaamheden noodzakelijk

  • Regulier boombeeld: geen achterstand, met één reguliere snoeibeurt op beeld

  • Achterstallig boombeeld: er is een verzwaarde snoeiingreep nodig om achterstand te herstellen;

  • Verwaarloosd boombeeld: er zijn meerder snoeibeurten nodig om achterstand te herstellen.

 

Bij deel van de bomen is het snoeionderhoud op orde. Bij 11,5% is er sprake van een achterstand, vooral in de begeleidingssnoei van jonge bomen. Een belangrijke conclusie is dat het snoeien van bomen in de jeugd- en halfwas fase aandacht vraagt.

 

Snoeiachterstanden leiden uiteindelijk tot zwaardere ingrepen per boom wat een boom kan verzwakken en bevattelijk maken voor ziekten en/of plagen.

2.1.4 Ontwikkeling beschermwaardige bomen

Op de lijst beschermaardige houtopstanden, vastgesteld in 2015, staan 1465 bomen die aangewezen zijn als beschermwaardige houtopstanden. Dit zijn veelal de oudere en grotere bomen in onze gemeente. De parels in de openbare ruimte. Ongeveer 50% van deze bomen zijn in eigendom van de Gemeente. De overige bomen zijn van particulieren, provincie, waterschap of woningstichting. Sinds 2015 heeft het areaal beschermwaardige bomen de volgende ontwikkeling doorgemaakt (zie tabel 5 ‘ontwikkeling aantal beschermwaardige bomen’).

 

Verwijderd (per eigenaar)

 

Herplant

 

Verschil

Gemeente

67

19

 

-48

Particulier

67

11

 

-56

Provincie Zuid-Holland

59

6

 

-53

Hoogheemraadschap Rijnland

1

0

 

-1

Woningstichting Nieuwkoop

2

0

 

-2

Woningstichting Vestia

1

0

 

-1

Stichting De Bruggen

2

0

 

-2

Totaal

199

36

 

-163

Tabel 5, Ontwikkeling aantallen beschermwaardige bomen (peildatum juni 2023)

 

Tussen de periode 2015-2023 is het aantal beschermwaardige bomen gemiddeld met vijfentwintig stuks per jaar afgenomen. Dit is ca. 1,7% per jaar. Dit percentage valt binnen d acceptabele marge van uitval. Het sluit aan bij de normcijfers die we hiervoor in het beleids- en beheerplan openbaar groen hanteren (ca. 2%).

 

Nieuwe beschermwaardige bomen

Bij het verlenen kapontheffing kunnen we opnemen dat de initiatiefnemer een nieuwe beschermwaardige boom plant. Deze boom (of bomen) registreren als nieuwe beschermwaardige boom (Onderdeel: monumentaal, Criterium: toekomstwaarde). Bij de eerstvolgende actualisatie van de lijst beschermwaardige houtopstanden nemen we deze bomen in de lijst op. Tot die tijd zijn ze beschermd door de afspraken die we in de ontheffing vastleggen.

 

We streven ernaar zo veel als mogelijk een herplantplicht voor te schrijven bij de beoordeling van een kapontheffing. Niet in alle gevallen is herplant mogelijk, met name bij particuliere eigenaren. Dit komt veelal doordat de ruimte op het erf ontbreekt.

 

Draagvlak beschermwaardige bomen

Het vergroten van het draagvlak voor beschermwaardige houtopstanden draagt bij het duurzaam in stand houden van een beschermwaardige bomen. Oudere en veelal grotere bomen voegen veel kwaliteit toe aan onze leefomgeving en leveren ons meer ‘ecosysteemdiensten’. Met name het betalen van leges voor een benodigde omgevingsvergunning (bij kap) of een herplantplicht levert weerstand op als we een boom nieuw op de lijst beschermwaardige houtopstanden plaatsen. Daarom gaan we onderzoeken hoe we het draagvlak voor beschermwaardige bomen kunnen vergroten.

 

Voorbeelden

Een voorbeeld van een maatregel is het instellen van een zogenaamd bomenfonds voor herplant van beschermwaardige bomen. We vinden het belangrijk dat er in de toekomst beschermwaardige bomen zijn en dat er nieuwe beschermwaardige bomen bij komen. Een manier om dit te borgen is de bevoegdheid van het college om een herplantplicht op te leggen bij de kap van een beschermwaardige boom. Maar het komt voor dat herplant voor de aanvrager niet mogelijk is, vaak omdat de ruimte op het terrein ontbreekt. In die gevallen kan een bijdrage in een bomenfonds een goed alternatief zijn. Met dat geld kan de gemeente zelf een nieuwe toekomstige beschermwaardige boom aanplanten op een locatie in de openbare ruimte.

 

Een andere voorbeeld van een maatregel is om geen leges meer in rekening te brengen bij de kap van een beschermwaardige boom. Voor het kappen van een beschermwaardige boom is een omgevingsvergunning nodig. Diverse boomeigenaren, met name particulieren, hebben aangegeven het betalen van leges voor deze vergunning onredelijk te vinden. Zeker ook omdat men in de eindfase van een boom, als deze aftakelt, veelal extra kosten maakt voor bijvoorbeeld snoeionderhoud om de boom veilig te houden. De verlichting om naast kosten voor onderhoud ook leges te betalen als de boom uiteindelijk toch weg moet maakt de drempel om de aanwijzing van een beschermwaardige boom te accepteren groter. Het laten vervallen van de legeskosten voor de benodigde omgevingsvergunning voor het kappen van een beschermwaardige boom kan dus een goede tegemoetkoming zijn.

Een vergelijkbare situatie doet zich bij monumentale panden voor. De aanwijzing brengt restricties en verplichtingen met zich mee en het aanvragen van een omgevingsvergunning is voor veel bouwwerkzaamheden aan het pand noodzakelijk. In het verleden is er ook hier voor gekozen geen leges in rekening te brengen.

 

Structuurbomen

Diverse beschermwaardige bomen van de gemeente die zijn gekapt maakten onderdeel uit van (laan)structuren. Deze structuurbomen zijn niet direct monumentaal vanwege hoge leeftijd, bijzondere boomsoort of boomvorm. Ze zijn drager van de groene hoofdstructuren, veelal langs wegen, maar ook in hoofdstructuren binnen woonwijken. Op diverse locaties ervaren inwoners een mate van overlast die zij niet acceptabel vinden. Bij bomen met een beschermwaardige status kunnen we niet handelen en inwoners nauwelijks tegemoetkomen. Daarnaast zijn er situaties waarbij snel ingrijpen langs grotere doorgaande wegen noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij een storm. Ook beschermwaardige bomen worden in dergelijke situaties toch gekapt om letsel en schade te voorkomen. Het doorlopen van een procedure met ontheffingsaanvraag is dan eenvoudigweg niet mogelijk en wordt veelal achteraf doorlopen.

 

Het zou het wenselijk zijn dit type gemeentelijk beschermwaardige bomen niet meer beschermwaardig te laten zijn. Zo voorkomen we regeldruk en is het eenvoudiger grotere laanstructuren te beheren. Daarnaast kunnen we eenvoudiger handelen in acute situaties en eventueel maatregelen nemen bij bovenmatige overlastsituaties. We moeten er wel voor zorgen dat deze belangrijke bomen op een andere manier toch worden beschermd en goed vastleggen hoe we met dit type bomen omgaan.

Dit nieuwe boombeleid biedt de mogelijkheid dergelijke gemeentelijk beschermwaardige bomen van de lijst te halen en toch te beschermen. Dit is in hoofdstuk 5 ‘Boombeleid’ uitgewerkt door bomen in te delen in zogenaamde beleidsklassen.

 

Ontwikkeling:

Het inspecteren van bomen (2.1.1)

  • Registreren uitgevoerde werkzaamheden BVC en onderhoud in het boombeheersysteem.

  • Registreren van het plantjaar in het boombeheersysteem.

Ontwikkeling aantal bomen (2.1.2.)

  • Consequent bomen die uitvallen vervangen voor nieuwe bomen, indien nodig op een alternatieve locatie. Zo voorkomen we dat het areaal afneemt.

  • Kritisch blijven bij het vervangen van knotbomen. Het functie van het landschappelijk element is belangrijker dan het aantal knotbomen.

  • Ontbrekende bomen in het boombeheersysteem registreren en in de planning en control cyclus gewijzigde aantallen bomen (areaaluitbreiding) in de begroting verwerken.

Ontwikkeling van leeftijd en kwaliteit bomen (2.1.3)

  • Schade aan bomen (zowel boven- als ondergronds) die de ontwikkeling en gezondheid beperkt voorkomen.

  • Vaker kiezen voor inpassing bestaande bomen bij veranderingen in de

openbare ruimte.

  • Inrichting van groeiplaatsen verbeteren, met name in verhardingen.

  • Bij het vervangen van bomen in laanstructuren boomsoorten variëren.

  • Bomen in bermen niet meer uitmaaien en in gazon testen waar dit mogelijk is. Het niet uitmaaien van bomen in bermen in het buitengebied handhaven.

  • Uitwerken scenario’s versneld vervangen van bomen en ter besluitvorming aan gemeenteraad voorleggen.

Snoeionderhoud bomen (2.1.4)

  • Het aantal (jonge) bomen met een achterstallig boombeeld verminderen (snoeionderhoud).

Ontwikkeling beschermwaardige bomen (2.1.5)

  • Bij het verlenen van een kapontheffing schrijven we zoveel als mogelijk een herplantplicht van een nieuwe beschermwaardige boom voor en nemen deze bij de eerste herziening van de lijst beschermwaardige houtopstanden in de lijst op.

  • We onderzoeken de mogelijkheden om het draagvlak voor beschermwaardige bomen kunnen vergroten.

Gemeentelijke beschermwaardige bomen met voornamelijk een structuurfunctie (en niet specifiek een monumentale functie) delen we in een beleidsklasse structuurboom in en halen we van de lijst beschermaardige houtopstanden af.

 

Conclusie:

Ontwikkeling aantal bomen (2.1.2)

  • Doordat data continu veranderen is het niet eenvoudig een goed en betrouwbaar vergelijk te maken. Duidelijk is wel dat er een achterstand is ontstaan bij het vervangen van 83 bomen in het huidige geregistreerde areaal.

  • Het areaal bomen wijzigt continu. De areaalwijzigingen door uitbreidingslocaties en nieuwbouwontwikkelingen voeren we consequent door in de begroting om kwaliteitsverlies van bomen te voorkomen.

  • Uit datacontrole blijkt dat er nog ca. 600 bomen zijn die we wel onderhouden, maar waar geen budget en capaciteit voor is geraamd (peildatum januari 2024). Na afronding van de datacontrole voeren we de areaalwijziging in de begroting 2025 door.

Ontwikkeling leeftijd en kwaliteit bomen (2.1.3)

  • Het risico bestaat dat we bij ongewijzigde aanpak voor de toekomst geen voldoende volwassen en duurzaam bomenbestand behouden. Als een kwart tot een derde van de nieuwe aanplant niet de kans krijgt om kwalitatief goed (en groot) op te groeien dan is het behouden en verder ontwikkelen van een duurzaam boombestand zeer moeizaam.

3 Kaders en uitgangspunten

Het boombeleidsplan sluit aan bij de huidige wetgeving (kaders) en uitgangspunten (beleid) Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke wetgeving en beleidsuitgangspunten op landelijk-, provinciaal- en gemeentelijk niveau het meest relevant zijn. Hoe dit doorwerkt in gemeentelijk beleid, het zogenaamde DNA van de Gemeente Nieuwkoop. De conclusies en ontwikkelpunten zijn de basis voor het boombeleid 2024-2034, opgenomen in hoofdstuk 5 ‘Boombeleid’.

3.1.1 Het inspecteren van bomen

Voor een goede analyse en monitoring van het boombestand is een actueel boombeheersysteem belangrijk. De gemeente Nieuwkoop werkt op dit moment met het programma GeoVisia. Dit is een integraal digitaal beheersysteem voor (bijna) alle onderdelen van de openbare ruimte. Met behulp van datapaspoorten bepalen we welke informatie per boom wordt ingewonnen. Veel informatie die we verzamelen vindt zijn oorsprong in de richtlijnen van het Norminstituut Bomen, vastgelegd in het Handboek Bomen.

 

In de openbare ruimte is de gemeente in de meeste gevallen eigenaar en beheerder van de bomen. Waar de gemeente eigenaar en beheerder is heeft de gemeente een zorgplicht. Dit betekent dat de gemeente het onderhoud van de bomen op deugdelijke wijze en aantoonbaar moet organiseren. Doet de gemeente dit niet, dan kan zij verantwoordelijk worden gehouden bij schades en/of ongelukken. Samengevat houdt dit in dat we de bomen periodiek inspecteren en de acties die uit deze inspectie voortkomen uitvoeren en een registratie bijhouden in ons boombeheersysteem.

 

Minimaal eens per drie jaar wordt een boom geïnspecteerd door middel van een zogenaamde Boom Veiligheids Controle (BVC). Een minimale frequentie van eens per drie jaar is inmiddels maatschappelijk aanvaard als reguliere controlefrequentie om te voldoen aan de zorgplicht. Er zijn bomen waarbij er een grote kans op schade is. Dit kan komen door de locatie van de boom (standplaats), maar veelal omdat er tijdens de controle gebreken zijn geconstateerd. Deze bomen vallen onder de verhoogde zorgplicht en worden jaarlijks gecontroleerd. Is het niet mogelijk het risico van een gebrek in te schatten tijdens de BVC, dan is er sprake van een onderzoeksplicht.

 

Deze BVC combineren we met de opname van het benodigde onderhoud aan de boom. Hierdoor is per boom inzichtelijk wat voor maatregelen nodig zijn in het kader van de veiligheid van de boom en het onderhoud. Door ook de conditie en levensverwachting tijdens de inspectie in te schatten ontstaat een beeld van de kwaliteit van onze bomen.

 

Het inspecteren van bomen is een terugkerend proces. Het gebied is momenteel in drie rayons verdeeld, namelijk:

  • Ter Aar, Korteraar, Langeraar, Papenveer, Noordse Buurt, Noordse Dorp, Kerklaan (Noorden) (circa. 5000 bomen).

  • Nieuwkoop, Woerdense Verlaat, Noorden (excl. Kerklaan), De Meije (circa 4000 bomen).

  • Nieuwveen, Vrouwenakker, Zevenhoven (circa 3000 bomen).

In afbeelding 1 is de huidige rayonverdeling te zien.

 

Afbeelding 1, Globaal overzicht rayonindeling boominspectie

 

Er vindt nog geen structurele registratie van uitgevoerde werkzaamheden plaats. Bij het wegnemen van risico’s uit de BVC-controle is dit wel noodzakelijk om aan de zorgplicht te voldoen. Ook geeft de registratie van het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden grip op de kwaliteit van bomen en het boombeheer. De registratie van uitgevoerde werkzaamheden in ons boombeheersysteem is nog in ontwikkeling.

 

Ook de registratie van het plantjaar ontbreekt, op de beschermwaardige bomen na. Momenteel zijn we gestart met het bijwerken en bijhouden van deze gegevens. Registratie van het plantjaar geeft inzicht in de leeftijdsopbouw van het boombestand, maar helpt bijvoorbeeld ook bij het bepalen welke bomen na aanplant een watergift nodig hebben.

 

3.1 Landelijk beleid en wetgeving

3.1.2 Omgevingswet

Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. Deze wet vervangt 26 Nederlandse wetten en aanvullende regelgeving. Met de Omgevingswet is dit samengevoegd, vereenvoudigd en gemoderniseerd voor ruimtelijke projecten. De Omgevingswet werkt met een aantal kerninstrumenten:

  • Omgevingsvisie (Rijk, provincie, gemeente),

  • Omgevingsplan (gemeente)

  • Omgevingsprogramma’s (Rijk, provincie, waterschap, gemeente)

  • Instructieregels, omgevingsverordening en waterschapsverordening (Rijk, provincie, waterschap)

De regelgeving wordt in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) geplaatst en op die manier voor initiatiefnemers ontsloten. Om de regelgeving voor bomen goed en locatie gebonden te borgen is het opnemen van bomen in het DSO van belang.

 

Opmerking: Bestaande regelgeving over de fysieke leefomgeving wordt vanaf van 1 januari 2024 in eerste instantie overgenomen in een tijdelijk deel van het gemeentelijk omgevingsplan. Voor 1 januari 2032 (overgangsperiode) moeten gemeenten de regelgeving aanpassen aan de eisen van de Omgevingswet en opnemen in het zogenaamde nieuwe deel van het omgevingsplan.

3.1.3 Nationale omgevingsvisie

In de nationale omgevingsvisie zijn vier prioriteiten benoemd waarin groen, en specifiek bomen, een belangrijke bijdrage kunnen leveren*:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie: vasthouden van water, klimaatbestendige inrichting, aanpassing energie-infrastructuur met aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving.

  • Duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel: duurzaam en circulair maken van onze economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving.

  • Sterke en gezonde steden en regio’s: de nadruk ligt op klimaatbestendig en natuur- inclusief bouwen, waarbij grote open ruimten tussen steden hun groene karakter behouden en het aanbod en de kwaliteit van groen in de stad worden versterkt en aangesloten op groen buiten de stad.

  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied: verbetering van de biodiversiteit wordt én als ecologische én als economische uitdaging benoemd.

Deze prioriteiten werken door in de programma’s, visies en plannen van provincies waterschappen en gemeenten.

 

*Bron: Handreiking omgevingswet en bomen 2021 (Norminstituut bomen/ Bomenstichting)

3.1.4 Besluit activiteiten leefomgeving

Ook de Natuurbeschermingswet maakt nu onderdeel uit van de Omgevingswet. De voorschriften zijn vastgelegd in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal). Dat is één van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) die vallen onder de Omgevingswet.

 

Deze regelgeving heeft betrekking op bomen en bosschages in het buitengebied. Vergelijkbaar met de regelgeving uit de Natuurbeschermingswet geldt een meldplicht en een herplantplicht voor het kappen van bomen uit houtopstanden die bestaan uit rijen van 21 of meer bomen (exclusief wilgen en populieren) of het kappen van bomen uit houtopstanden groter dan 10 are (exclusief erf- en tuinbeplantingen).

 

Figuur 3, Voorbeeld meld- en herplantplicht*

 

De regels zijn toen ter tijd aangescherpt ten opzichte van de oude Boswet doordat voor de kap van één enkele boom uit een rij of houtopstand meld- en herplantplicht geldt. Omgevingsdienst Haaglanden is in het geval van Nieuwkoop bevoegd gezag en ziet toe op de meldplicht en herplantplicht. Het vervangen van bomen in bomenrijen (lanen) is een continu proces. Het is van belang afstemming te zoeken met het bevoegd gezag om praktische afspraken te maken over deze verplichtingen om een werkbare situatie te creëren en onnodige handhaving van bevoegd gezag te voorkomen.

 

In de Omgevingswet is vastgelegd dat gemeenten een bebouwingscontour houtkap moeten vastleggen in het omgevingsplan. Dit is vergelijkbaar met de voormalige komgrenzen Boswet/Wet Natuurbescherming. De gemeente Nieuwkoop heeft deze grenzen nooit vastgelegd. In praktische zin zijn hiervoor de grenzen van de bebouwde kom aangehouden, maar dit heeft geen officiële status. Het is dus zaak om een nieuwe bebouwingscontour houtkap bestuurlijk vast te laten stellen om te voorkomen dat alle houtopstanden binnen de gemeente onder het Besluit Activiteiten Leefomgeving vallen. Deze grenzen worden vervolgens in het omgevingsplan opgenomen.

 

*Bron: https://iplo.nl/regelgeving/regels-voor-activiteiten/activiteiten-natuur/vellen-houtopstand-herbeplanten (Rijksregels)

 

Ontwikkeling:

Omgevingswet (3.1.1)

  • Bomen (met bijbehorende regelgeving) opnemen in het DSO.

Besluit activiteiten leefomgeving (3.1.3 )

  • Praktische afspraken maken met bevoegd gezag over meld- en herplantplicht (Bal).

  • Bestuurlijk vastleggen bebouwingscontour houtkap (Bal).

 

3.2 Provinciaal beleid

In de omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland zijn diverse beleidsvlakken opgenomen, verwerkt in thema’s, die raakvlak hebben met bomen en groen. De thema’s zijn:

  • Klimaatbestendig Zuid-Holland

  • Gezonde en veilige leefomgeving

  • Bos en bomen

Doelstellingen uit de provinciale omgevingsvisie komen voort uit de nationale omgevingsvisie en werken door in gemeentelijk beleid (omgevingsvisie en omgevingsplan).

3.2.1 Klimaatbestendig Zuid-Holland

De doelstelling is dat de fysieke leefomgeving de komende decennia zodanig ingericht wordt dat deze de gevolgen van klimaatverandering doelmatig kan opvangen, de zogenaamde klimaatadaptatie. Dit geldt voor zowel nieuwbouwontwikkelingen, als de fysieke leefomgeving van bestaand bebouwd gebied.

 

Het werken aan klimaatadaptatie heeft de provincie Zuid-Holland uitgewerkt in de strategie ‘Weerkrachtig Zuid-Holland’. Het raakvlak met bomen en groen komt vooral terug in de thema’s ‘Toekomstbestendige bebouwing’ en ‘Groene leefomgeving’.

In bijlage 2 ‘Provinciaal beleid, uitwerking groene speerpunten’ is een samenvatting opgenomen van de belangrijkste raakvlakken met dit boombeleid.

3.2.2 Gezonde en veilige leefomgeving

De provincie wil zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving. Een omgeving die inwoners als prettig ervaren, uitnodigt tot gezond gedrag en beschermt tegen negatieve invloeden, zoals luchtvervuiling, bodemverontreiniging, veiligheidsrisico’s, geluid, wateroverlast en hittestress. Naast het beschermen wil de provincie een duidelijke verbetering van de huidige leefomgeving bevorderen door de leefomgeving ook op gezond gedrag in te richten. In al ons beleid geven we aandacht aan gezondheid en veiligheid. De provincie verbindt daarbij het fysieke en sociale domein.

In bijlage 2 ‘Provinciaal beleid, uitwerking groene speerpunten’ is een samenvatting opgenomen van de belangrijkste raakvlakken met dit boombeleid.

 

3.2.3 Bos- en bomenbeleid

Het Rijk heeft in overleg met de provincies een nationale bossenstrategie ontwikkeld. Hierin is afgesproken dat de provincies, gezien hun wettelijke taken op het vlak van natuur, een actieve rol op zich nemen in de uitwerking. De provincie Zuid-Holland heeft dit vertaald in bos- en bomenbeleid met daarin drie belangrijke pijlers*:

  • 1.

    Bescherming

  • 2.

    Uitbreiding bos en bomen

  • 3.

    Vitaliteit bos en bomen

De pijler ‘Uitbreiding bos en bomen’ heeft de meeste raakvlakken met dit beleidsplan bomen. In deze pijler is er veel aandacht voor de Ruimtelijke strategie Bos en Bomen, opgesteld samen met diverse gemeenten en gebiedspartners. De Ruimtelijke strategie Bos en Bomen geeft per landschapstype de handvatten om uitbreiding van bos en bomen een plek te geven in de karakteristieke landschappen van Zuid-Holland. Daarnaast is er is veel aandacht voor het stimuleren van nieuwe aanplant van bos en bomen.

In bijlage 2 ‘Provinciaal beleid, uitwerking groene speerpunten’ is een samenvatting opgenomen van de belangrijkste raakvlakken met dit boombeleid.

 

Conclusie:

Klimaatbestendig Zuid-Holland en Gezonde en veilige woonomgeving (3.2.1 en 3.2.2)

  • De provincie zet in op een groene- en gezonde leefomgeving, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Klimaatadaptief bouwen is de norm in Zuid-Holland.

Bos- en bomenbeleid (3.2.3)

  • De provincie hecht waarde aan cultuurhistorische- en landschappelijke beplantingen, o.a. in het kader van biodiversiteit. Zij ondersteunen (particuliere) initiatieven voor de aanplant van nieuwe bomen en struiken en de aanleg van nieuw bos in de provincie.

 

3.3 Gemeentelijke regelgeving en beleid

Hoe we in de gemeente Nieuwkoop omgaan met bomen is vastgelegd in gemeentelijke regelgeving en beleid. Regelgeving ligt vast in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) waarin de bescherming van beschermwaardige bomen is vastgelegd en de bijbehorende uitvoeringsregeling.

 

In navolging van het landelijk beleid heeft de gemeente een omgevingsvisie opgesteld. Deze visie wordt nader uitgewerkt in het omgevingsplan. Dit proces loopt gelijktijdig met het opstellen van dit beleidsdocument.

 

Daarnaast is ander gemeentelijk beleid van belang, namelijk het duurzaamheidsprogramma, het beleidskader duurzaamheid, het coalitieakkoord en het collegeprogramma.

 

Samengevat ligt de focus in het gemeentelijk beleid op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving, een klimaatbestendige buitenruimte en biodiversiteit. Groen en bomen leveren een belangrijke bijdrage hieraan. Dit in navolging van landelijk- en provinciaal beleid. Het is als het ware opgenomen in het DNA van de gemeente Nieuwkoop.

 

*Bron: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/natuur-landschap/natuurrijk-zuid/bos-bomenbeleid/)

3.3.1 Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Nieuwkoop

In afdeling 3 ‘Het bewaren van houtopstanden’ van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de gemeentelijke regelgeving voor bomen en houtopstanden te vinden. Het is regelgeving voor de fysieke leefomgeving. Vanaf januari 2024 wordt dit onderdeel

overgeheveld naar de Omgevingswet en maakt het deel uit van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan. Inhoudelijk verandert er niets.

 

De APV regelt dat het “verboden is zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te (doen) vellen die staan vermeld op de lijst beschermwaardige houtopstanden”. Het periodiek vaststellen van deze lijst is gemandateerd aan het college via een zogenaamde uitvoeringsregeling. Het uitgangspunt hierbij is om de lijst eens in de vijf jaar te actualiseren.

 

De eerste lijstbeschermwaardige houtopstanden is in 2008 vastgesteld en in 2015 geactualiseerd. Actualisatie is nodig, maar ook noodzakelijk, gezien het uitgangspunt van de uitvoeringsregeling. Nieuwe beleidsuitgangspunten uit dit beleidsplan kunnen we dan direct verwerken.

 

Tot op heden zijn alleen individuele bomen als beschermwaardig aangewezen en geen bosschages zoals pestbosjes, geriefbosjes en windsingels terwijl dit wel wenselijk en ook mogelijk is. Dergelijke houtopstanden zijn belangrijk als cultuurhistorisch element, leveren een belangrijke bijdrage aan biodiversiteit of hebben een landschappelijke waarde. In 2020 zijn de bosschages geïnventariseerd, maar nog niet in de lijst beschermwaardige houtopstanden opgenomen. Bij het opnieuw vaststellen van de lijst beschermwaardige houtsopstanden nemen we ook de beschermwaardigheid van diverse bosschages op. Overigens is bij deze bosschages periodiek onderhoud, zoals hakhoutbeheer of snoei zonder ontheffing gewoon mogelijk. Dit met oog op het behoud van de houtopstand.

 

Toelichting:

Geriefbosjes werden in het verleden door boeren aangeplant als brandhout, windkering, hout voor bezems, rasters en hekken. Bomen die in een geriefhoutbosje voorkomen zijn eik, berk, zwart els, wilg, hazelaar en gewone es.

 

Een pestbosje is een klein, met bomen begroeid stukje land waarin vroeger dieren zijn begraven die aan een besmettelijke ziekte zijn bezweken. Soms zijn pestbosjes door sloten omringd. Om afstand tot het gewone vee te bewaren werden ze veelal midden in het land aangelegd.

 

Een windsingel is een rijvormige beplanting die wind vangt. Bomenrijen worden vaak bewust als windsingel aangelegd om wind te vangen, zoals aan de windzijde van erven, akkers en laagstamboomgaarden ter bescherming van de daar groeiende cultuurgewassen.

 

In Artikel 4:12a in de APV is in het algemeen de bescherming openbare houtopstanden geregeld. Zo is het verboden om houtopstanden die openbaar zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of zelf snoeiwerk aan te verrichten. Ook mag iemand niet zomaar iets aan een boom bevestigen. In de praktijk betekent dit dat bomen niet veel bescherming hebben. Het verdient de aanbeveling dit artikel verder aan te scherpen om het vellen, beschadigen of inperken (waardoor duurzame instandhouding in gevaar komt) zowel onder- als bovengronds te voorkomen.

 

Alle regelgeving uit de APV die betrekking heeft op de fysieke leefomgeving wordt straks overgenomen in het nieuwe omgevingsplan dat onderdeel uitmaakt van de Omgevingswet. Het is van belang te voorkomen dat alleen beschermwaardige bomen goed beschermd zijn bij initiatieven in de openbare ruimte. Door alle bomen in te delen in een beleidsklasse en per beleidsklasse beleidsregels op te nemen kunnen we ook alle andere bomen de benodigde bescherming bieden. Ook is vooraf duidelijk hoe de compensatie van een boom eruitziet, mocht kappen toch noodzakelijk zijn.

3.3.2 Beleids- en beheerplan openbaar groen 2021-2025

In april 2021 heeft de gemeenteraad het Beleids- en beheerplan openbaar groen 2021-2025

'Gezond Groen’ vastgesteld. Voor deze periode heeft de gemeenteraad het beheerbudget vastgesteld met als uitgangspunt het natuurlijk en ecologisch inrichten en onderhouden van het openbare groen. In dit beleids- en beheerplan is de waarde van groen omschreven en hoe de werkwijze hierop is aangepast. De ondertitel van het plan is ‘Gezond Groen’. In het plan is een directe relatie gelegd tussen het feit dat al het (openbaar)groen een positief effect heeft op de gezondheid van mens, dier en natuur en dat dit bijdraagt aan een duurzame, prettige en gezonde (leef)omgeving in de gemeente Nieuwkoop.

 

3.3.3 Omgevingsvisie Gemeente Nieuwkoop

In 2021 is de Omgevingsvisie Gemeente Nieuwkoop vastgesteld. Voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie hebben veel Nieuwkopers meegewerkt en meegedacht. Verschillende inwoners, ondernemers, verenigingen, organisaties, belangengroepen, dorpsraden, ketenpartners en gemeentelijke afdelingen hebben op verschillende manieren hun input gegeven. Hieruit zijn zeven Nieuwkoopse drijfveren gekomen waaraan een kwalitatief hoogwaardige en groene openbare ruimte een belangrijke bijdrage levert.

 

 

Deze drijfveren zijn vertaald naar drie thema’s:

  • Gelukkige mensen

  • Sterke dorpen

  • Groene toekomst

Bomen spelen een belangrijke rol bij het bereiken van deze ambities. In bijlage 3 ‘Gemeentelijk beleid, groene speerpunten omgevingsvisie en duurzaamheid’ is een samenvatting van de belangrijkste ambities per thema opgenomen die van invloed zijn op dit boombeleid.

3.3.4 Beleidskader Duurzaamheid en Duurzaamheids- programma Nieuwkoop

In 2019 is het Beleidskader Duurzaamheid Gemeente Nieuwkoop 2020 vastgesteld. Dit beleidskader bevat de duurzaamheidsambities van de gemeente op zes thema’s: Energietransitie, Klimaatadaptatie, Circulaire Economie, Biodiversiteit, Mobiliteit en Gemeentelijke Organisatie.

Deze thema’s zijn nader uitgewerkt in opgaven per thema. Het raakvlak met bomen komt vooral naar voren in de thema’s Klimaatadaptatie en Biodiversiteit.

 

Het Duurzaamheidsprogramma 2021-2024 is het uitvoeringsprogramma dat hoort bij het Beleidskader Duurzaamheid. Het bevat het overzicht van de projecten en activiteiten, waarmee de gemeente de komende jaren de beleidsdoelen wil bereiken. Het raakvlak met bomen komt vooral naar voren in de thema’s Klimaatadaptatie en Biodiversiteit.

In bijlage 3 ‘Gemeentelijk beleid, groene speerpunten omgevingsvisie en duurzaamheid’ is een samenvatting opgenomen van de belangrijkste raakvlakken met dit boombeleid.

3.3.5 Coalitieakkoord 2022-2026

In het coalitieakkoord 2022-2026 komt het belang van bomen vooral terug in de onderdelen Sterke vitale dorpen, Bloeiende economie en Duurzaamheid en energietransitie.

 

Sterke, vitale dorpen

De nieuwe woonwijken richten we toekomstbestendig in: energieneutraal, natuur inclusief en biodivers, klimaatbestendig, met een goed ingerichte infrastructuur en openbare ruimte die uitnodigt tot bewegen en ontmoeten. Dit betekent een goede verdeling van de beschikbare ruimte. Omdat we onze weidse polders willen behouden, is het nodig om meer ‘gestapeld’ te gaan bouwen. Hierbij kijken we waar dit het beste past en houden we rekening met de dorpse karakters. Door de wijken met behulp van landschapsplannen in te richten, trekken we de natuur de wijk in. Zo ontstaat een mooie, natuurlijke overgang naar het groene open landschap.

 

Bloeiende economie

We zorgen voor aantrekkelijke, groene, slim ingerichte openbare ruimten in en rond de dorpscentra.

 

Duurzaamheid en energietransitie

De aanleg van extra groen helpt hittestress voorkomen. We planten daarom extra bomen in (nieuwe) woonwijken en daarbuiten en zetten de actie ‘Steenbreek’ door.

3.3.6 Collegeprogramma 2022-2026

De kernboodschap van het huidige collegeprogramma is dat het college actief aan de slag gaat vanuit bestaand beleid. De gemeente geeft prioriteit aan het versnellen van (duurzame) woningbouw met bijbehorende mobiliteitsopgaven en een klimaatbestendige openbare ruimte en zet in op sterke en aantrekkelijke dorpscentra.

 

Tiny Forest Ter Aar direct na aanleg

 

Benoemde acties waarbij bomen een belangrijke bijdrage kunnen leveren zijn:

  • We zorgen voor aantrekkelijke, groene, slim ingerichte openbare ruimten in en rond de dorpscentra. (Planning: 2024 – 2025);

  • We plaatsen extra bomen en planten in (nieuwe) wijken en openbare ruimten om hittestress te verlagen (Planning: doorlopend);

  • We leggen Tiny Forests aan (Planning; 2023 – 2026);

  • We continueren de inzet van operatie steenbreek voor particuliere tuinen en verbinden dit waar mogelijk aan het grootonderhoud van openbare ruimte en nieuwbouwontwikkelingen (planning: 2022-2026).

 

Ontwikkeling:

Algemene plaatselijke verordening (3.1.1)

  • Lijst beschermwaardige houtopstanden actualiseren. Beschermwaardige bosschages ook opnemen. Eventuele aanpassingen volgend uit dit beleidsplan verwerken.

  • De Algemene Plaatselijke Verordening aanscherpen om de bescherming van openbare houtopstanden te verbeteren.

  • Bomen indelen in een beleidsklasse en per beleidsklasse regels vastleggen en opnemen in het omgevingsplan.

 

Conclusie:

Beleids- en beheerplan Groen en Omgevingsvisie (3.2.2 en 3.2.3)

  • Het beleids- en beheerplan groen en de omgevingsvisie leggen de focus op een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving, een bijdrage aan klimaatadaptie en biodiversiteit en inpassing van dorpskernen en bedrijventerreinen in het landschap. Tegelijkertijd is de gemeente ‘zuinig’ op de waarde en het open karakter van het omliggende landschap. Waar mogelijk halen we dit landschap ‘naar binnen’.

Beleidskader Duurzaamheid en Duurzaamheidsprogramma Nieuwkoop (3.3.4)

  • Het beleid op het gebied van duurzaamheid sluit aan bij de omgevingsvisie met een focus op een gezonde- en aantrekkelijke (groene) leefomgeving, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Daarbij ligt de nadruk op het voorkomen van wateroverlast en hittestress o.a. door de aanleg van groen zoals een Tiny Forest. Bij het thema biodiversiteit ligt de nadruk op de aanleg van meer en diverser groen en het laten toenemen van het aantal- en de diversiteit van bomen

Coalitieakkoord 2022-2026 en Collegeprogramma 2022-2026 (3.3.5 en 3.3.6)

  • In het college- en coalitieprogramma spelen groen en bomen ook een belangrijke rol. Er is de wens voor de aanplant van extra bomen en struiken in hittestress te verlagen, waaronder Tiny Forests. Groen en bomen spelen ook een rol om winkelgebieden aantrekkelijk te houden.

 

4 Doel, visie en beleidsuitgangspunten

Voorgaande hoofdstukken geven inzicht in de staat van de huidige boombeplanting in de gemeente Nieuwkoop. Het hoofdstuk ‘Kaders en uitgangspunten’ geeft inzicht in welke wet- en regelgeving voor bomen het meest relevant is en wat er beleidsmatig over bomen is vastgelegd en verwerkt in gemeentelijk beleid (DNA).

 

Linde centrum Langeraar nabij begraafplaats

 

In dit hoofdstuk maken we de vertaalslag van dit ‘DNA van de Gemeente Nieuwkoop’ naar een doel, een visie, en de (beleids-)uitgangspunten die daaruit volgen. Op basis daarvan spreken we af welke afspraken we over onze boombeplanting maken en wat we gaan doen om dit waar te maken.

 

4.1 Doel

Het doel van het boombeleid is het creëren van mogelijkheden voor de ontwikkeling en het behoud van een toekomstbestendig boombestand en uitbreiding van het boombestand op plekken waar dit gewenst is zodat bomen een positieve bijdrage leveren aan een aantrekkelijke- en gezonde leefomgeving, biodiversiteit en klimaatadaptatie in de gemeente Nieuwkoop.

 

 

Met dit bomenbeleidsplan legt de gemeente de verbindende schakels tussen het beheer van bomen en het beleid gericht op duurzaamheid, klimaat en gezondheid en de Omgevingswet. Daarnaast kunnen we met dit beleidsdocument de voordelen en het belang van bomen in de (openbare) ruimte beter behartigen.

 

4.2 Visie

Met welke visie we invulling aan dit doel geven wordt in ‘DNA Nieuwkoop’ en ‘Rentmeesterschap’ nader toegelicht.

4.2.1 DNA Nieuwkoop

Bomen dragen bij aan een klimaatbestendige buitenruimte en aan het behoud en toename van biodiversiteit. Bomen helpen bij het aantrekkelijker en gezonder maken van de leefomgeving. Om dit waar te maken hebben we nu en in de toekomst gezonde en goed functionerende bomen nodig. De bomen zijn van diverse samenstelling en afgestemd op de standplaats. Dat zijn de bomen die ons ‘ecosysteemdiensten’ leveren. Waar nodig breiden we het aantal bomen en bosschages uit. Natuurlijk doen we dit met aandacht voor de omgeving en de mensen die daar al wonen, werken en recreëren. Want ook zij hebben wensen rondom bomen in hun leefomgeving en hier houden we rekening mee.

4.2.2 Rentmeesterschap

Wij beheren de bomen voor de toekomst en zijn verantwoordelijk voor de bomen die nodig zijn in de toekomst. Daarom hanteren we het principe van goed rentmeesterschap. Wat een rentmeester beheert is geleend en moet dus ongeschonden en liefst met toegevoegde waarde aan de eigenaar worden geretourneerd dan wel aan de toekomstige generatie worden overgedragen.

 

 

Door de voordelen en het belang van bomen beter te behartigen in het beheer en de ontwikkeling van de openbare ruimte plukken we daar uiteindelijk de vruchten van en geven we invulling aan de visie ‘Rentmeesterschap’. Uitgangspunten die we formuleren zijn:

  • gericht op het behoud van kwaliteit en/of het areaal van onze bomen;

  • en

  • gericht op de toename van kwaliteit en/of het areaal van onze bomen.

4.3 Beleidsuitgangspunten

Om invulling te even aan het doel en de visie hanteren we onderstaande uitgangspunten, verdeeld in vijf vertakkingen, namelijk:

  • 1.

    Kwaliteit boombestand;

  • 2.

    Kwantiteit boombestand;

  • 3.

    Bomen en overlast;

  • 4.

    Regels voor bescherming van bomen;

  • 5.

    Omgevingswet en bomen.

     

  • 1.

    Kwaliteit boombestand

    • De bomen die ons de meeste 'ecosysteemdiensten' leveren zijn gezonde goed functionerende bomen van diverse samenstelling afgestemd op de standplaats.

    • Kwaliteit gaat boven kwantiteit. We maken een bewuste keuze hoe en waar we een nieuwe boom aanplanten, hoe lang we willen dat de boom kwalitatief goed kan groeien en welke boomsoort passend is bij de bodemgesteldheid.

    • Op basis hiervan bepalen we welke groeiplaatsinrichting daarbij hoort op basis van de richtlijnen uit het meest recente Handboek Bomen (Norminstituut bomen).

    • Bij keuze voor een nieuwe boom houden we rekening met klimaatadaptatie, gezonde- en aantrekkelijke leefomgeving en biodiversiteit en streven ernaar toekomstige overlastsituaties te voorkomen.

    • Om het boombestand minder gevoelig te maken voor ziekten en plagen passen we meerdere boomsoorten in laanstructuren toe. We streven naar een divers boombestand in heel de gemeente.

    • Het onderhoud van bomen is gericht op behoud van de kwaliteit van de boom en een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving op basis van de richtlijnen uit het meest recente Handboek Bomen (Norminstituut bomen).

    • We voorkomen kwaliteitsverlies door schade aan bomen, zowel bovengronds als ondergronds. We hanteren voor werkzaamheden nabij bomen de richtlijnen uit het meest recente Handboek Bomen (Norminstituut bomen). Voor graafwerkzaamheden nabij bomen leggen we specifieke afspraken vast.

  • 2.

    Kwantiteit boombestand

    • We behouden bestaande bomen zoveel als mogelijk. Als een boom uitvalt of gedwongen weg moet vervangen we de boom of compenseren we de boom op een andere plek.

    • Waar dit voor doelstellingen uit gemeentelijk beleid noodzakelijk is planten we meer bomen of bosschages met bomen aan.

    • Voorafgaand aan de ontwikkeling van woon- en werklocaties leggen we vast welke bijdrage bomen leveren aan de aantrekkelijke leef- en woonomgeving, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

    • We stimuleren onze inwoners om ook zelf bomen en bosschages aan te planten.

  • 3.

    Bomen en overlast

    • Overlast van bomen is nooit geheel te voorkomen. We accepteren een zekere mate van overlast omdat het algemeen belang van bomen hiertegen opweegt.

    • Bij de aanplant van een nieuwe boom houden we rekening met het voorkomen van bovenmatige vormen van overlast.

    • In extreme overlastsituaties komen we inwoners tegemoet, afhankelijk van de mate van overlast, het (maatschappelijk) belang en de beleidsstatus van een boom.

  • 4.

    Regels voor bescherming van bomen

    • Om de regels over bomen en houtopstanden duidelijk en overzichtelijk te houden streven we naar het beperkt houden van regelgeving en het verkleinen van de lijst beschermwaardige houtopstanden (structuurbomen).

    • De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) passen we aan met als doel een betere bescherming voor alle bomen, niet alleen voor beschermwaardige bomen.

    • We erkennen de waarde van houtopstanden zoals windsingels, pestbosjes en landschappelijk waardevolle beplantingen. Waardevolle houtopstanden nemen we op in de lijst beschermwaardige houtopstanden. Zij worden beter beschermd.

  • 5.

    Omgevingswet en bomen

    • Bomen maken onderdeel uit van het omgevingsplan van Nieuwkoop. We nemen onze bomen op in het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

    • Bomen zijn ingedeeld in verschillende beleidsklassen waarbij duidelijk is welke regels er per beleidsklasse gelden.

    • Laanbeplantingen en grote houtopstanden in het buitengebied beschermen we door strategisch de bebouwingscontour houtkap (voorheen Wet Natuurbescherming) vast te stellen.

In hoofdstuk 5 Boombeleid zijn deze beleidsuitgangspunten uitgewerkt. Het resultaat hiervan is er onderdeel openomen in beleidsafspraken en waar nodig in een werkplan.

 

5 Boombeleid

In hoofdstuk 4 Visie, doel en beleidsuitgangspunten hebben we vastgesteld wat we belangrijk vinden bij nieuw boombeleid. In dit hoofdstuk werken we uit hoe we dit gaan bereiken. Dit doen we op basis van de vijf verschillende vertakkingen van de beleidsuitgangspunten, namelijk:

  • 1.

    Kwaliteit boombestand (5.1)

  • 2.

    Kwantiteit boombestand (5.2

  • 3.

    Bomen en overlast (5.3)

  • 4.

    Regels voor bescherming van bomen 5.4)

  • 5.

    Omgevingswet en bomen (5.5)

Platanen Albrechtshof Zevenhoven (structuurbomen)

 

Beleidsklasse bomen

Om een goede invulling te geven aan de verschillende vertakkingen verdelen we alle bomen in verschillende beleidsklassen. Hierdoor kunnen we ook voor bomen die niet op de lijst beschermwaardige houtopstanden staan beleidsregels vast stellen en uiteindelijk opnemen in het omgevingsplan en Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Dit wordt verder uitgewerkt onder vertakking 5 ’Omgevingswet en bomen’. In tabel 6 is een uitleg te vinden van de verschillende beleidsklassen.

 

Beleidsklasse boom

 

Beoogde omloop

Vergelijkbaar met:

I: (toekomstig)

Monumentale boom

60-100 jaar

  • Beschermwaardige bomen met een monumentale status, inclusief toekomstig monumentale bomen.

  • (Lijst beschermwaardige houtopstanden.)

II: Structuurboom

40-60 jaar

  • Bomen in de grotere laanstructuren met name langs hoofd- en wijkontsluitingswegen.

  • Bomen in grotere parken en groengebieden met een functie voor wijk of kern, landschappelijk beplantingen rond bedrijventerreinen etc.

  • Belangrijke bomen in centrumgebieden en andere publiek belangrijke plaatsen zoals begraafplaatsen en parken, waaronder ook leibomen.

III: Overige boom

40 jaar

  • Verspreide bomen veelal in de woonwijken en op industrieterreinen en grotere groenobjecten in wijken en op industrieterreinen. Ook verspreide bomen in plantsoenen, op meer centrale locaties in een wijk vallen onder overig boom.

  • Bomen in het buitengebied voor zover ze geen onderdeel uitmaken van grotere laanstructuren een prominente landschappelijke functie of een monumentale status hebben.

IV: Boom met verkorte omloop

20 jaar

  • Veelal kleinere bomen als aankleding van een specifieke locatie zoals een parkeerplaats.

  • Knotwilgen, bol- en vormbomen.

Tabel 6, beleidsklasse bomen

 

De indeling uit tabel 6 ‘beleidsklasse bomen’ is gebaseerd op de uitgave ‘Handreiking omgevingswet en bomen 2021’ van het Norminstituut Bomen* en aangescherpt naar de situatie in de Gemeente Nieuwkoop. Uiteraard is de beoogde omloop een streven waarbij de inzet is bomen langer ‘goed functionerend’ in stand te houden. Door een beoogde omlooptijd op te nemen kunnen we bij de verschillende richtlijnen op basis hiervan keuzes maken.

 

5.1 Kwaliteit boombestand

Het verbeteren van de kwaliteit van ons boombestand past in de visie van het rentmeesterschap. De bomen die ons de meeste ‘ecosysteemdiensten’ leveren zijn gezonde goed functionerende bomen. Met name oudere en grotere bomen dragen meer bij. Dit maakt het van belang zorgvuldig om te gaan met het huidige areaal en in te zetten op de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig en toekomstbestendig areaal.

 

Om de kwaliteit van het boombestand te verbeteren stellen we een aantal richtlijnen vast. Dit zijn richtlijnen gericht op:

  • de aanplant van bomen;

  • de soortkeuze van bomen;

  • gevarieerde aanplant;

  • het onderhoud van bomen;

  • het voorkomen van schade aan bomen.

Aanplant bomen Aarweide Ter Aar

 

Naar aanleiding van de evaluatie en ontwikkeling van het boombestand (hoofdstuk 2) is een aanpak in scenario’s opgesteld om de kwaliteit en toekomstverwachting van het huidige boombestand te verbeteren. Afhankelijk van het gekozen scenario in het bestuurlijk besluitvormingsproces wordt dit in een jaarlijks op te stellen jaarplan verder uitgewerkt.

 

*Bron: Handreiking omgevingswet en bomen 2021, Norminstituut Bomen 2021

5.1.1 Aanplant van bomen

Kwaliteit gaat boven kwantiteit. We maken een bewuste keuze hoe en waar we een nieuwe boom aanplanten, hoe lang we willen dat de boom kwalitatief goed kan groeien en welke boomsoort bij de bodemgesteldheid passend is. Op basis hiervan bepalen we welke groeiplaatsinrichting daarbij hoort en richten deze in op basis van de richtlijnen uit het meest recente Handboek Bomen (Norminstituut bomen). Deze richtlijnen zijn door het Norminstituut Bomen verwerkt in het rekenprogramma Boommonitor. Dit programma gebruikt verschillende parameters, zoals de boomsoort en het type ondergrond, om te bepalen hoe de groeiplaats wordt ingericht. De omvang van de groeiplaats is ingedeeld in verschillende ambitieniveaus (optimaal, redelijk, marginaal) en afhankelijk van hoe lang de boom daar theoretisch kan groeien (beoogde omloop). Wij gebruiken de Boommonitor bij het bepalen van de grootte en inrichting van de groeiplaats.

 

Voorafgaand bepalen we ook welke beleidsklasse een nieuwe boom krijgt. Het overzicht uit tabel 7 (‘Instellingen boommonitor per beleidsklasse boom’) hanteren we als uitgangspunt bij het bepalen van het gewenste ambitieniveau en omlooptijd van een boom en daarmee de grootte van de uiteindelijke groeiplaats.

 

Beleidsklasse boom

Beoogde omloop

Keuze inrichting groeiplaats Boommonitor

I: (toekomstig)

Monumentale boom

jaar

Ambitieniveau: Optimaal

Omloop: 60 jaar (minimaal)

II: Structuurboom

40-60 jaar

Ambitieniveau: Optimaal

Omloop: 40 jaar

III: Overige boom

40 jaar

Ambitieniveau: Redelijk

Omloop: 40 jaar

IV: Boom met verkorte omloop

20 jaar

Ambitieniveau: Redelijk tot marginaal

Omloop: 20 jaar

Tabel 7, instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom

 

Ook bij (bouw)ontwikkelingen en projecten voor bijvoorbeeld de nieuwe inrichting van openbare ruimte bepalen we vooraf welke beleidsklasse toekomstige bomen krijgen. De bijpassende groeiplaatsinrichting volgens de Boommonitor zoals weergegeven in tabel 7, wordt meegenomen in de verdere planontwikkeling.

 

Opmerking:

Deze richtlijnen uit het Handboek Bomen gelden ook voor de al aanwezige bomen in een plangebied. Als uit onderzoek blijkt dat behoud mogelijk is en we kiezen hiervoor dan bepaalt de indeling in een beleidsklasse de hoeveelheid te reserveren ruimte voor de groeiplaats. Het aantal benodigde m3’s voor deze groeiplaats wordt ook opgewaardeerd tot een geschikte groeiplaats. Bij een verplanting van een boom bepaalt de beleidsklasse ook de eisen aan de nieuwe groeiplaats van de te verplanten boom.

5.1.2 Soortkeuze van bomen

Algemeen

Bij de keuze voor een nieuwe boom houden we rekening met de functie die bomen kunnen vervullen op de thema’s klimaatadaptatie en biodiversiteit en een aantrekkelijke- en gezonde leefomgeving. Onder het laatste punt valt bijvoorbeeld ook ons streven toekomstige overlastsituaties te voorkomen die mogelijk vooraf zijn te voorzien.

 

Niet elke boom past even goed bij een thema. Daarom is het van belang te bepalen welk thema de meeste aandacht krijgt. Dit is vooral afhankelijk van de locatie. In tabel 8 ‘Prioriteit thema per locatie’ is per type locatie de prioriteit voor een thema aangegeven, verdeeld in een eerste en een tweede prioriteit. We gebruiken deze tabel als afwegingskader bij de soortkeuze van nieuwe bomen.

 

Opmerking: Ligt de prioriteit bijvoorbeeld bij aantrekkelijke woonomgeving dan kan de soortkeuze van een boom nog steeds bijdragen aan bijvoorbeeld biodiversiteit. Het één sluit het ander dus niet uit. In de praktijk zal dit elkaar eerder versterken dan tegenwerken.

 

Locatie boom

Thema:

prioriteit 1

prioriteit 2

Woonstraat 1

aantrekkelijke leefomgeving

klimaatadaptatie

(Wijk)ontsluitingsweg binnen bebouwde kom2

gezonde leefomgeving

biodiversiteit

Ontsluitingsweg

buiten bebouwde kom3

biodiversiteit

aantrekkelijke leefomgeving*

Dorpsentree

aantrekkelijke leefomgeving

gezonde leefomgeving

Speelplaats

klimaatadaptatie

biodiversiteit

Buurtpark en plantsoen > 100 m2

klimaatadaptatie

biodiversiteit

Wijkpark

gezonde leefomgeving

biodiversiteit

Winkelcentrum

aantrekkelijke leefomgeving

klimaatadaptatie

Begraafplaatsen

aantrekkelijke leefomgeving

biodiversiteit

Bedrijfsterreinen

klimaatadaptatie

biodiversiteit

Sportvelden

gezonde leefomgeving

biodiversiteit

Landschappelijke inpassing (o.a. bedrijfsterreinen)

biodiversiteit

aantrekkelijke leefomgeving*

 

Toelichting

1 bijvoorbeeld een erftoegangsweg binnen bebouwde kom 30 km en woonerf

2 bijvoorbeeld een gebiedsontsluitingsweg binnen bebouwde kom 50 km

3 bijvoorbeeld een erftoegangsweg buiten bebouwde kom 60 km en gebiedsontsluitingsweg buiten bebouwde kom 80 km.

* met name gericht op de landschappelijke functie van beplantingen

Tabel 8, prioriteit thema per locatie

 

Als het belangrijkste thema bekend is gebruiken we als leidraad bij de soortkeuze de soortentabel ‘Groen in de Stad’ (Jelle Hiemstra, Wageningen University). In deze tabel is op basis van wetenschappelijk onderzoek de bijdrage van verschillende boomsoorten aan deze thema’s weergegeven in de vorm van een score. De soortentabel met scores is in bijlage 4 ‘Soortentabel Groen in de Stad’ opgenomen. Daarnaast geeft de rekentool Boommonitor (Norminstituut Bomen) van elke beschikbare boomsoort in de database soortgelijke informatie op basis van hetzelfde onderzoek.

 

In de soortentabel Groen in de Stad en de rekentool Boommonitor zijn de thema’s bij de volgende onderdelen weergegeven:

  • Thema klimaatadaptatie

    • o

      beperken opwarmen

    • o

      interceptie neerslag (afvangen en geleiden)

  • Thema gezonde leefomgeving

    • o

      wegvangen van fijnstof

    • o

      wegvangen van NOx/O3

    • o

      vastleggen van CO2

  • Thema biodiversiteit

    • o

      nectarbron en stuifmeelbron voor insecten

    • o

      voedselbron voor vogels

Hierbij is de score weergegeven in een aantal sterren. We streven ernaar een score van twee of meer sterren te behalen bij één van de onderdelen die bij het thema hoort. Daarbij heeft een onderdeel van thema ‘prioriteit 1’ bij voorkeur de hoogste score.

 

Bij het thema ‘Gezonde leefomgeving’ gaat het ook om het uitnodigen tot sporten of bewegen. Dit is niet in de soortentabel opgenomen maar een algemeen ontwerpuitgangspunt. Een aantrekkelijke leefomgeving is niet direct meetbaar. Wel kunnen we stellen dat we in die gevallen kiezen voor de mooiste- of beste passende boom voor die locatie en dat daarbij overige baten van bomen niet direct doorslaggevend zijn.

 

Op deze manier maken we een bewuste keuze voor een boomsoort en geven we concreet invulling aan onze doelstelling.

 

Ondergrond

Bij de uiteindelijke soortkeuze speelt ook de ondergrond een rol. In de gemeente Nieuwkoop zijn verschillende ondergronden aanwezig. Dit wordt bepaald door zowel de grondwaterstand als het type bodem (bijvoorbeeld klei- of veengrond). In bijlage 5 ‘Bodemgesteldheid en grondwater’ is een verkorte analyse van de situatie in Nieuwkoop opgenomen. We hebben veelal te maken met ofwel zwaardere kleigronden of hogere grondwaterstanden in combinatie met voedselrijk veen. Dat vraagt een zorgvuldige groeiplaatsinrichting bij nieuwe aanplant en/of het afstemmen van de soortkeuze op deze specifieke standplaatsen. Wij houden bij de inrichting van de groeiplaats en de keuze van de boomsoort rekening met de plaatselijke omstandigheden van de ondergrond.

5.1.3 Gevarieerde aanplant

Algehele boombestand

We streven naar een divers boombestand in heel de gemeente. Deze doelstelling komt uit het Duurzaamheidsprogramma 2020-2024. Hierin is opgenomen dat we ons inzetten om het aantal en de diversiteit van bomen te laten toenemen met als doel om biodiversiteit te laten toenemen. Op dit moment zijn er 307 verschillende boomsoorten en cultivars van boomsoorten in het areaal te vinden. We streven er naar deze beleidsperiode (2024-2034) per jaar 5 nieuwe boomsoorten te introduceren (geen cultivars).

 

Een meer divers boombestand heeft als voordeel dat het boombestand in totaliteit minder gevoelig is voor ziekten en plagen. Ook zijn er meer kansen voor een positieve bijdrage aan biodiversiteit. Een graadmeter om te toetsen voor diversiteit in het areaal bomen is de Santamour 10-20-30 regel.

 

Toelichting:

Een wetenschappelijk onderbouwde leidraad om diversiteit in het boombestand aan te brengen is de verdeling volgens Santamour*. Frank Santamour is een genetisch deskundige die richtlijnen heeft opgesteld voor gewenste genetische variatie bij bomen. Santamour geeft handvatten voor een gezonde soortendiversiteit met de ‘10-20-30 regel’. Dit houdt in dat het boombestand uiteindelijk bestaat uit maximaal: 10 % van 1 soort – 20% van 1 geslacht – 30% van 1 familie, bijvoorbeeld:

  • soort: 10 % zwarte els (of cultivars van zwarte els),

  • geslacht: 20% els (zoals witte els, zwarte els)

  • familie: 30 % berkenfamilie (berk en els)

Dit kan per locatie of over een geheel boombestand gelden.

*Santamour F (1990) Trees for urban planting: diversity, uniformity and common sense. In: Proceedings of the 7th Conference of the Metropolitan Tree Improvement Alliance 7: 57–65.

 

Figuur 4 geeft de drie meest voorkomende boomsoorten weer.

 

Naar de maatstaven van de Santamour is het aandeel gewone es (Fraxinus excelsior) te hoog (16% ipv 10%). Het aandeel zwarte els (Alnus glutinosa) is de afgelopen jaren sterk gestegen, maar nog niet boven de 10%. Het aandeel schietwilg (Salix alba) is ruim boven het streefpercentage van 10%, maar bestaat voor het grootste deel uit knotwilgen.

 

We streven naar een verdeling van boomsoorten in de gemeente (familie, geslacht, soort) die past in de Santamour 10-20-30 regel. Dit doen we bij het vervangen van bomen of bij nieuwe aanplant op uitbreidingslocaties. We gaan hiervoor niet actief bomen vernieuwen.

 

In bijlage 6 ‘Analyse en advies boombestand’ is een analyse van deze regel over de tien meest voorkomende bomen opgenomen. Op basis hiervan stellen we het volgende:

  • De meeste wilgen zijn knotwilgen (18,5 van de 21%). We kunnen vrij uitgroeiende wilgen planten, maar bij voorkeur op locaties waar geen tot weinig knotwilgen staan.

  • We zijn terughoudend met de aanplant van bomen uit het geslacht Fraxinus en met name de soort excelsior of cultivars daarvan.

  • We laten het aantal bomen van de soort zwarte els niet te veel toenemen. We kiezen vaker voor andere inheemse boomsoorten.

Bij het opstellen van een nieuwe beleids- en beheerplan openbaar groen maken we een nieuwe analyse om de voortgang te kunnen monitoren.

 

Laanstructuren

Met name monotone laanstructuren zijn gevoelig voor ziekten en plagen, omdat deze makkelijk binnen een laanstructuur kunnen verspreiden (zie figuur 5 ‘laanstructuren’).

 

Figuur 5, grotere laanstructuren met monotone aanplant boomsoorten

 

De gevoeligheid voor plagen komt onder andere door het ontbreken van natuurlijke vijanden. Bekende voorbeelden hiervan zijn de verspreiding van de eikenprocessierups en de wilgenhoutrups. De gemeente Nieuwkoop heeft kenmerkende laanstructuren van met name essen, maar ook eiken, iepen en elzen. Momenteel vervangen we essen voor nieuwe essen wat de weerbaarheid tegen ziekten en plagen niet verbetert. Door andere boomsoorten in de rij terug te planten maken we de rij meer divers en minder kwetsbaar. Daarbij voegen we waarde voor biodiversiteit toe.

 

Klimaat en leefomgeving als thema

Op diverse locaties zijn klimaatadaptatie en een gezonde- of aantrekkelijke leefomgeving de thema’s met de hoogst prioriteit (zie tabel 8, ‘Prioriteit thema per locatie’).

 

In veel gevallen planten we gelijktijdig met een reconstructie van de openbare ruimte nieuwe bomen. Het kan voorkomen dat een bepaalde boomsoort dominant is in een wijk of buurt. Zo zijn er in het verleden bijvoorbeeld veel essen aangeplant in woonwijken. We streven naar meer diversiteit bij de aanplant van nieuwe bomen in een wijk. Op locaties waar biodiversiteit één van de thema’s is, zoals (wijk)ontsluitingsweg binnen de bebouwde kom en beplanting met als functie landschappelijke inpassing, passen we bij aanplant meerdere boomsoorten toe (zie tabel 8, ‘Prioriteit thema per locatie’). Zo maken we het boombestand ter plaatse minder gevoelig voor ziekten en plagen en stimuleren we de waarde voor biodiversiteit.

 

In beide situaties passen we echter niet de Santamour 10-20-30 regel toe. Dit omdat hier uiteindelijk de juiste boom op de juiste plaats het belangrijkste is (kwaliteit) en de prioriteit veelal op een aantrekkelijke woonomgeving ligt. Wel houden we het verhogen van de totale diversiteit van het algehele boombestand in het oog.

 

Biodiversiteit belangrijkste thema

Op locaties waar biodiversiteit het belangrijkste thema is, namelijk ontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en landschappelijke inpassing, hanteren we de Santamour 10-20-30 regel wel als leidraad voor het vervangen van bomen (zie tabel 8, ‘Prioriteit thema per locatie’). Dit houdt in dat we ernaar streven dat het boombestand in deze specifieke laanstructuur of beplanting uiteindelijk bestaat uit maximaal: 10 % van 1 soort – 20% van 1 geslacht – 30% van 1 familie. Dit doen we omdat in deze specifieke beplantingen de hoogste prioriteit biodiversiteit is.

 

Om de functie voor biodiversiteit te versterken passen we op deze locaties bij voorkeur inheemse boomsoorten of cultivars van inheemse boomsoorten toe. Dit zijn boomsoorten die hier van nature voorkomen en zijn aangepast aan de omgeving. Naast aanpassing aan lokale groeiomstandigheden zijn met name inheemse boomsoorten ook aangepast aan de van nature voorkomende fauna. Een bijkomend voordeel op het gebied van biodiversiteit.

 

In de normale cyclus van het inboeten van bomen zal dit proces langzaam verlopen (enkele bomen per keer). Vervangen we deze structuren en landschappelijke beplantingen of leggen we deze nieuw aan dan passen we bij de soortkeuze direct deze regel toe.

5.1.4 Onderhoud bomen

Een boom is een levend organisme en in een stedelijke omgeving is onderhoud noodzakelijk om de boom duurzaam in stand te houden. Zo voorkomen we problemen na aanplant en tijdens de diverse levensfases van een boom. Een boom heeft na aanplant veelal hulp nodig in de vorm van verankering en watergeven. We snoeien bomen voor een evenwichtige kroonopbouw, een voldoende wettelijke takvrije ruimte voor voetgangers en verkeer en voorkomen letsel en schade door het verwijderen van dood hout. In het uiterste geval verwijderen we een boom als deze is afgestorven of om een andere reden een gevaar vormt voor de omgeving.

 

We voldoen aan onze zorgplicht door bij elke boom minimaal een keer per drie jaar een BVC-inspectie uit te voeren of vaker indien nodig en door de adviezen uit deze inspectie op te volgen. Bij deze inspectie nemen we ook het benodigd boomonderhoud op volgens de richtlijnen van het meest recente Handboek Bomen (Norminstituut bomen). We stellen hierbij de volgende doelen:

  • We onderhouden bomen gericht op behoud van kwaliteit van de boom, die aansluit bij de functie van de boom op basis van de richtlijnen uit het meest recente Handboek Bomen.

  • We voorkomen snoeiachterstanden. In het areaal vrij- en niet vrij uitgroeiende bomen komt en verwaarloosd boombeeld komt niet voor en blijft het percentage achterstallig boombeeld onder de 10%.

Zoals in hoofdstuk 2 ‘Evaluatie en ontwikkeling huidig boombestand’ is aangegeven is het van belang uitgevoerde werkzaamheden in het boombeheersysteem te registreren om volledig aan de zorgplicht bomen te voldoen. Door ook het plantjaar van bomen te registreren ontstaat er een volledig beeld van de leeftijdsopbouw van het boombestand.

5.1.5 Voorkomen van schade aan bomen

De openbare ruimte verandert continu. Het stellen van duidelijke richtlijnen en het toezicht hierop is van belang. We voorkomen kwaliteitsverlies door schade aan bomen, zowel bovengronds als ondergronds. Dit betekent niet dat er nabij bomen niet meer gewerkt of gebouwd kan worden of dat er nooit beperkt schade mag ontstaan. Dat zou een onrealistische doelstelling zijn. Maar werkzaamheden rond bomen wordt op verantwoorde wijze uitgevoerd.

 

Voorbeelden van werken zijn:

  • Graafwerkzaamheden (bijvoorbeeld voor kabels en leidingen).

  • Het vervangen en mogelijk ophogen van wegen en paden (infrastructuur).

  • Overige werkzaamheden waarbij tijdelijk opstel- of opslagruimte nodig is voor de uitvoering.

Voorbeelden van bouwen zijn:

  • Sloop en nieuwbouw van opstallen.

  • Verbouw van opstallen.

  • Aanleggen van nieuwe (openbare) ruimte.

Het Norminstituut Bomen heeft richtlijnen opgesteld voor het verantwoord uitvoeren van werkzaamheden en bouwen nabij bomen. Om bomen goed te beschermen hanteren we de richtlijnen ‘Werken rond bomen’ uit het meest recente Handboek Bomen (Norminstituut bomen).

 

Graven bij bomen

Over het algemeen ontstaat de meeste schade aan bomen door graafwerkzaamheden. Daarom is het van belang om specifiek voor dit onderwerp aan te geven hoe we de richtlijnen uit het Handboek Bomen hanteren. Dit is afhankelijk van de beleidsklasse van de betreffende boom. We hanteren bij het beoordelen en toestemming verlenen voor graafwerkzaamheden de uitgangspunten uit tabel 9 ‘Beoordeling verzoek graafwerkzaamheden bij bomen’.

 

Beleidsklasse bomen

Beoordeling verzoek graafwerkzaamheden bij bomen

I: (toekomstig)

Monumentale boom

Werken binnen de kwetsbare boomzone is niet toegestaan tenzij er vooraf een Boom Effect Analyse is uitgevoerd en er een goedgekeurd werkplan conform deze Boom Effect Analyse is.

Werkzaamheden worden onder toezicht en begeleiding van een European Tree Technician,

II: Structuurboom

Werken binnen de kwetsbare boomzone is niet toegestaan tenzij er vooraf een goedgekeurd werkplan is conform de richtlijnen uit het Handboek Bomen.

Werkzaamheden worden onder toezicht en begeleiding van een European Tree Worker,

III: Overige boom

Werken binnen kwetsbare boomzone mag als er vooraf een goedgekeurd werkplan conform de richtlijnen uit het Handboek Bomen is.

IV: Boom met verkorte omloop

Werken binnen kwetsbare boomzone mag, tot aan de minimale graafafstand (op basis van stamdiameter).

 

Algemeen:

Voor alle graafwerkzaamheden geldt (ook buiten de kwetsbare boomzone):

boomwortels dikker dan 2,5 cm doorsnede doorknippen of -zagen (haaks op de groeirichting) en niet stuktrekken.

Boomwortels dikker van 5 cm doorsnede sparen.

Tabel 9, beoordeling verzoek graafwerkzaamheden bij bomen per beleidsklasse

 

De kosten voor het uitvoeren van de benodigde onderzoeken, inhuur van benodigde expertise of het opstellen van een werkplan zijn voor de initiatiefnemer. Veel graafwerkzaamheden worden uitgevoerd door nuts- en telecompartijen. Zij vragen ons toestemming via een vergunning of melding. Deze voorwaarden zullen we hieraan verbinden.

 

Voorbeeld destructief graafwerk bij een boom

 

Om deze bedrijven te ontzorgen ontwikkelen wij een standaard werkplan dat bedrijven kunnen aanpassen aan de betreffende situatie. Ook onderzoeken we de mogelijkheden het uitvoeren van een Boom Effect Analyse en bijbehorend werkplan te stroomlijnen om onnodige obstructie van graafwerkzaamheden te voorkomen.

 

Beleidsafspraken :

Aanplant van bomen (5.1.1)

  • We bepalen voorafgaand aan de aanplant van een boom welke beleidsklasse deze boom krijgt.

  • Ook bij projecten en (bouw)ontwikkelingen bepalen we vooraf welke beleidsklasse toekomstige bomen krijgen.

  • We gebruiken de Boommonitor bij het bepalen van de grootte en inrichting van de groeiplaats.

  • We hanteren het overzicht uit tabel 7 ‘Instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’ als uitgangspunt bij het bepalen van het gewenste ambitieniveau en omlooptijd van een boom en daarmee de grootte van de uiteindelijke groeiplaats.

Soortkeuze bomen (5.1.2)

  • We hanteren het overzicht uit tabel 8 ‘prioriteit thema per locatie’ bij het bepalen van de belangrijkste thema’s voor de boomsoortkeuze.

  • We hanteren de score per thema uit soortentabel Groen in de Stad en de rekentool Boommonitor als leidraad bij de boomsoortkeuze.

  • Bij de inrichting van de groeiplaats en de keuze van de boomsoort houden we rekening met de plaatselijke omstandigheden van de ondergrond.

Gevarieerde aanplant (5.1.3)

  • We streven er naar deze beleidsperiode (2024-2034) per jaar 5 nieuwe boomsoorten te introduceren (geen cultivars).

  • We streven naar een verdeling van boomsoorten in de gemeente (familie, geslacht, soort) die past in de Santamour 10-20-30 regel. Dit doen we bij het vervangen van bomen of bij nieuwe aanplant op uitbreidingslocaties. We gaan hiervoor niet actief bomen vernieuwen.

  • We zijn terughoudend met de aanplant van bomen uit het geslacht Fraxinus en met name de soort excelsior (gewone es) en de soort Alnus glutinosa (zwarte els).

  • Op locaties waar biodiversiteit het belangrijkste thema is passen we de Santamour 10-20-30 regel toe.

Onderhoud bomen (5.1.4)

  • We onderhouden bomen gericht op behoud van kwaliteit van de boom, die aansluit bij de functie van de boom op basis van de richtlijnen uit het meest recente Handboek Bomen.

  • We voorkomen snoeiachterstanden. In het areaal vrij- en niet vrij uitgroeiende bomen komt en verwaarloosd boombeeld komt niet voor en blijft het percentage achterstallig boombeeld onder de 10%.

Voorkomen van schade aan bomen (5.1.4)

  • Bij werkzaamheden nabij bomen hanteren we de richtlijnen “Werken rond bomen” uit het meest recente Handboek Bomen. Bij werkzaamheden nabij bomen hanteren we de richtlijnen ‘Werken rond bomen’ uit het meest recente Handboek Bomen.

 

vervolg… 

  • Voor het beoordelen van graafwerkzaamheden nabij bomen hanteren we de uitgangspunten uit tabel 9 ‘Beoordeling verzoek graafwerkzaamheden bij bomen’.

 

Werkplan:

Algemeen 

  • Opstellen werkplan verbetering kwaliteit en toekomstverwachting boombestand. (jaarlijks Q3)

Aanplant van bomen (5.1.1)

  • We bepalen voorafgaand aan de aanplant van een boom welke beleidsklasse deze boom krijgt. (doorlopend)

Gevarieerde aanplant (5.1.2)

  • Bij het opstellen van een nieuwe beleids- en beheerplan openbaar groen maken we een nieuwe analyse van de samenstelling van het boombestand om te monitoren of het aan de Santamour regel voldoet. (2025)

Onderhoud bomen (5.1.3)

  • We registreren uitgevoerde werkzaamheden in het boombeheersysteem. (doorlopend)

  • We registreren het jaar van aanplant in het boombeheersysteem. (doorlopend)

Voorkomen van schade aan bomen (5.1.4)

  • Om nuts- en telecompartijen te ontzorgen ontwikkelen we een standaard werkplan voor het graven nabij bomen en we onderzoeken de mogelijkheden om het uitvoeren van een e.v.t. benodigde Boom Effect Analyse te stroomlijnen. (Q4 2024)

 

5.2 Kwantiteit boombestand

We zijn zuinig op ons huidige boombestand en streven ernaar het huidig areaal bomen in onze gemeente te behouden en waar mogelijk zelfs uit te breiden. Daarbij gaat kwaliteit uiteindelijk voor kwantiteit (aantal). Dit past in de visie van het rentmeesterschap. De bomen die ons de meeste ‘ecosysteemdiensten’ leveren zijn gezonde goed functionerende bomen. Met name bomen die ouder en groter worden dragen meer bij.

 

Kennedylaan Nieuwkoop

 

Doelstellingen voor de kwantiteit van het boombestand leggen we in richtlijnen vast. Dit zijn richtlijnen gericht op:

  • behoud en compensatie bestaande bomen;

  • hoeveelheid aanplant, en kwaliteit aanplant bomen bij ontwikkeling nieuwe woon- en werk locaties;

  • uitbreiden areaal bomen en bosschages.

5.2.1 Behoud en compensatie bestaande bomen

Het behouden en compenseren van bomen bevat afspraken over:

  • het vervangen van bomen die uitvallen (inboet);

  • het inzetten op het behoud van bomen bij (bouw)ontwikkelingen en reconstructies;

  • afspraken over het compenseren van bomen als ze uiteindelijk toch moeten wijken.

Vervangen van bomen die uitvallen

Elk jaar vallen er bomen uit door schade, aantastingen (zieken of plagen) of ouderdom. Dit noemen we inboet. Afhankelijk van de mate van problemen in het boombestand is dit gemiddeld genomen ongeveer 1 á 2% per jaar. Dit zijn ongeveer 120-240 bomen per jaar.

Om te voorkomen dat de waarde van het boomareaal afneemt herplanten we elke boom die uitvalt, met uitzondering van knotwilgen.

 

Er kan een knelpunt ontstaan bij het vervangen van bestaande bomen (inboet). De soortkeuze uit het verleden sluit in verschillende gevallen niet aan bij de beschikbare groeiruimte van een boom. Dat maakt het één op één vervangen van dezelfde boom op die locatie niet altijd mogelijk.

 

Het streven is een passende boom van vergelijkbare grootte of groter op die locatie aan te planten met een bijpassende groeiplaatsinrichting die aansluit bij tabel 7, ‘instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’. Het kan voorkomen dat er onvoldoende ruimte beschikbaar is en er een kleinere boom moet worden aangeplant. In dat geval hanteren we bij het compenseren de volgende staffel:

 

Te vervangen boom

Compenseren met:

optie 1

optie 2

optie 3

Boom van de eerste grootte

Zelfde type boom

Twee bomen van de tweede grootte

Vier bomen van de derde grootte

Boom van de tweede grootte

Zelfde type boom

Boom van de eerste grootte

Twee bomen van de derde grootte

Boom van de derde grootte

Zelfde type boom

n.v.t.

n.v.t.

 

Opmerking:

Aanplant van een grotere boom is ook mogelijk als er voldoende ruimte beschikbaar is.

Tabel 10, compenseren inboet bestaande boom

 

Het uitgangspunt is dat we de vervangende de boom of één van de kleinere vervangende bomen op dezelfde locatie terug planten. Het andere deel van de vervangende aanplant komt op een alternatieve locatie.

Blijkt herplant in zijn geheel niet mogelijk dan planten we de vervangende boom of bomen op een alternatieve locatie. Bij het kiezen van een vervangende locatie hanteren we de volgende prioritering bij de locatiekeuze:

 

Waar?

Prioritering:

1

2

3

Bebouwde kom

In dezelfde straat

In dezelfde (woon)wijk

In dezelfde woonplaats (kern)

Wijkpark of groengebied

Binnen een straal van 25 meter

In hetzelfde park of groengebied

In dezelfde woonplaats (kern)

Buitengebied

Binnen een straal van 25 meter

Langs dezelfde weg

In dezelfde woonplaats (kern)

Tabel 11, prioritering keuze alternatieve locatie inboet bestaande boom

 

Bij het vervangen van knotwilgen maken we een kritische afweging of het herplanten van een nieuw knotwilg noodzakelijk is. Het voornaamste doel is dat de rij knotwilgen als volwaardig landschappelijk element in stand blijft. Daarbij is bijvoorbeeld een vast ritme in plantafstand tussen bomen van belang, maar ook de mogelijkheid voor het kwalitatief goed uitgroeien van de knotwilg. Bij (wijk)reconstructies onderzoeken we of we ook andere bomen kunnen aanplanten in plaats van knotwilgen.

 

Inzetten op het behoud van bomen

De gemeente Nieuwkoop is een dynamische gemeente. Er vinden veel bouwontwikkelingen plaats. Ook knapt de gemeente diverse wegen en woonwijken integraal op (reconstructies) of voert andere projecten in de openbare ruimte uit. Dit heeft vaak invloed op bestaande bomen. Alleen bomen met een beschermwaardige status zijn formeel beschermd en mogen alleen met een ontheffing worden verwijderd of verplant. Binnen deze ontheffingsprocedure zijn aanvullende voorwaarden opgenomen voor bescherming, verplanting of eventuele herplant van een nieuwe boom. Voor alle overige bomen kan dat niet en maken we alleen per project specifieke afspraken als die mogelijkheid er is. Hierdoor is het behoud van alle niet beschermwaardige bomen onvoldoende gewaarborgd. Waar de gemeente nog geen eigenaar is van de bomen is dit nog moeilijker. Er is dus verschil tussen bomen op openbaar gebied (eigendom gemeente) en bomen op toekomstig openbaar gebied (nog geen eigendom gemeente). Het is voor beiden noodzakelijk per type beleidsstatus van een boom vast te leggen welke afweging en keuzes we maken en dit via dit beleidsplan vast te leggen. Onze ‘basishouding’ daarbij is dat we inzetten op het behoud van bestaande bomen.

 

Bomen op openbaar gebied

Dit afwegingskader is opgenomen in bijlage 7 ‘Tabel afweging behoud, verplanten of vervangen bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen’. Hierin is vastgelegd welke keuzes we maken bij welk type boom. Valt de uiteindelijke keuze op vervangen van de boom dan moet er sprake zijn van compensatie. Kwaliteit gaat voor kwantiteit. Nieuwe bomen planten we aan met een groeiplaats die is ingericht volgens de beleidsklasse die hoort bij de nieuwe boom (zie tabel 6 ‘beleidsklasse bomen’). We compenseren niet het aantal bomen, maar het verlies aan vierkante meter kroonvolume. Bij (toekomstig) monumentale bomen en structuurbomen moet dit kroonvolume in een periode van 20 jaar weer aanwezig zijn. Bij de overige bomen in het volgroeide stadium. Hiermee sturen we aan op de aanplant van kwalitatief beter groeiende bomen en waar mogelijk ook grotere bomen. Dat zijn bomen die ons uiteindelijk meer ‘ecosysteemdiensten’ gaan leveren. De wijze waarop compensatie plaatsvindt is opgenomen in bijlage 8 ‘Tabel compensatie vervanging bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen’).

 

Bomen op toekomstig openbaar gebied

Deze afspraken gelden normaal gesproken alleen voor bomen/gebieden die in gemeentelijk eigendom zijn. Er zijn echter ook bomen/gebieden die in een gebied komen te staan dat uiteindelijk in eigendom en beheer van de gemeente wordt overgedragen. Een voorbeeld hiervan zijn diverse bomen in Langeraar bij Integraal Kind Centrum de Poel. Daar geven bestaande bomen een grote meerwaarde aan de uitstraling van het toekomstig openbaar gebied.

 

Voorafgaand aan een project of (bouw)ontwikkeling brengt de gemeente of de initiatiefnemer de bestaande bomen in kaart en laat een boomeffectanalyse in het gebied uitvoeren. Met behulp van deze boomeffect analyse maakt de gemeente een afweging welke bomen behouden kunnen blijven en welke beleidsklasse deze bomen krijgen. Dit proces vindt plaats in de fase van voorlopig ontwerp (VO-fase). We passen bijlage 7 ‘Tabel afweging behoud, verplanten of vervangen’ toe om te bepalen of we inzetten op behoud, verplant of vervanging en hoe de toekomstige groeiplaats van deze bomen eruit komt te zien. Omdat de bomen nog niet in gemeentelijk beheer en eigendom zijn, is er geen sprake van verplichting tot compensatie van te verwijderen bomen zoals omschreven in bijlage 8 ‘Tabel compensatie vervanging bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen’, tenzij het een beschermwaardige boom betreft.

 

Bestaande bomen ontwikkellocatie IKC de Poel Langeraar

 

Locatie compensatie bomen

Na onderzoek en afweging kan nog steeds de conclusie zijn dat bomen toch moeten wijken. In bijlage 9 ‘Potentiële locaties compensatie bomen’ is een lijst opgenomen met potentiële plantlocaties voor het compenseren van bomen per woonkern.

 

Afspraken over kosten

Er kan een situatie ontstaan dat er gemeentelijke bomen moeten wijken voor een project of (bouw)ontwikkelingen. Het compenseren van deze bomen brengt kosten met zich mee. Dit geldt voor de (direct) aanwijsbare invloed van realisatie in de omgeving van de projectlocaties, maar ook in de invloedsfeer daar omheen.

Een bekend voorbeeld is de aanleg van de benodigde extra kabels en leidingen in aangrenzend openbaar gebied die veelal noodzakelijk zijn voor de benodigde nuts- en telecomaansluitingen. Maar ook de aanleg van uitritten of een ontsluitingsweg kan invloed hebben op het behoud van bomen. Het is noodzakelijk om vooraf met de initiatiefnemer afspraken te maken over de verdeling van kosten voor mogelijke compensatie, ook in onvoorziene omstandigheden. Bij voorkeur leggen we deze afspraken vast in een anterieure overeenkomst.

5.2.2 Richtlijnen hoeveelheid aanplant, en kwaliteit aanplant bomen bij ontwikkeling nieuwe ontwikkellocaties

De gemeente Nieuwkoop heeft in haar beleid opgenomen dat we in onze woon- en werkgebieden rekening houden met klimaatverandering. Zo worden wijken klimaatbestendig, klimaatadaptief en klimaatneutraal met veel groen en water. We zorgen voor meer en diverser groen in onze woongebieden, gaan natuurinclusief bouwen en stimuleren inwoners hun tuin te vergroenen (Omgevingsvisie, thema ‘Groene toekomst’).

 

Inmiddels zetten we gerichte aanplant van groen en bomen ook in voor het beperken van geluidsoverlast (project Vrouwenakker West). Op die manier draagt dit ook bij aan de ambitie van het creëren van een aantrekkelijke- en gezonde leefomgeving. We zijn momenteel volop in ontwikkeling.

 

Impressie nieuwe woonbuurt Hart van Vrouwenaker

 

Ontwikkelen groennorm

Op dit moment ontbreekt er een norm voor de kwaliteit en hoeveelheid bomen en groen die nodig zijn op een ontwikkellocatie om de gewenste doelstellingen te bereiken. Door initiatieven binnen de organisatie ontstaan er gerichte uitvragen bij aanbestedingen van ontwikkellocaties. Door het ontbreken van een heldere (minimale) norm bestaat de kans dat de bijdrage aan de gemeentelijke ambities per ontwikkellocatie wisselend is. Ook het huidige Handboek Openbare Ruimte, waarin de technische eisen en randvoorwaarden zijn opgenomen bevat geen minimale norm voor de aanplant van bomen en de aanleg van groen.

 

Het is van belang dit te concretiseren in een normering voor de hoeveelheid aan te planten bomen en groen. Zo voorkomen we dat er in de toekomst problemen met hittestress en/of wateroverlast ontstaan. In januari 2024 heeft Sweco in opdracht van Natuur en Milieu, Vogelbescherming Nederland, ANWB en Staatsbosbeheer een vergelijking gemaakt van tien bestaande groennormen en een financiële doorrekening van de drie best beoordeelde normen*. Deze normen variëren van algemene normen van de Europese Unie en de World Health Organisation (WHO) tot specifieke normen zoals vastgelegd in de norm ‘Groene stadslandschappen’. Met de kennis van de rapportage van Sweco neemt de afdeling Beheer Openbare Ruimte het initiatief om samen met de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Grondgebied een passende groennorm te selecteren of te omschrijven. Dit nemen we op in een nieuwe versie van het Handboek Openbare Ruimte.

 

Overige bepalingen

Ondanks dat een éénduidige groennorm ontbreekt hanteren we bij het ontwikkelen van nieuwe woon- en werklocaties de volgende richtlijnen:

  • 5.2.1 ‘Kwaliteit boombestand’.

  • 5.2.2 ‘Kwantiteit boombestand’, onderdeel ‘Inzetten op het behoud van bomen’ (inclusief bijbehorende bijlagen).

  • We streven ernaar om in elke ontwikkellocatie minimaal één toekomstig monumentale boom aan te planten.

* Bron: Een praktische verkenning naar een Nederlandse Groennorm, Sweco Nederland b.v. 15-1-2024

5.2.3 Uitbreiden areaal bomen en bosschages

In paragraaf 3.2 Provinciaal beleid (Bos- en bomenbeleid) en paragraaf 3.3 ‘Gemeentelijke regelgeving en beleid’ is de ambitie opgenomen om het aandeel bomen en bosschages in onze gemeente toe te laten nemen met oog op biodiversiteit en klimaatadaptatie. Niet alleen binnen de bebouwde kom, maar ook in het buitengebied. De provincie ondersteunt met name aanplant door particulieren en bedrijven. Gemeentelijk beleid is op dit moment met name gericht op het eigen areaal. Initiatieven zijn te splitsen in een rol voor de gemeente of een rol voor particulieren.

 

Rol gemeente

Recent zijn er in het kader van ‘Operatie Steenbreek’ Tiny Forests in de gemeente aangelegd. Daarnaast is de aanleg van een perceel bos in de Noordse Buurt in voorbereiding. Dit draagt bij aan de ambitie om het aandeel bomen en bosschages toe te laten nemen.

 

Een andere ambitie is de aanplant van meer bomen in de wijk met het oog op het verlagen van hittestress. Er is voor deze ambitie op dit moment geen extra budget vrijgemaakt. Dat heeft als gevolg dat we deze ambitie alleen vervullen als we een boom die uitvalt vervangen of bij een integrale reconstructie van een wijk, weg of straat. Extra bomen aanplanten bij een integrale reconstructie is wel mogelijk omdat we dure maatregelen voor het maken van een goede groeiplaats combineren met de civiele werkzaamheden. Zo besparen we kosten. Bijkomend voordeel is dat we de aanplant van extra bomen direct meenemen in het participatieproces met betrokken bewoners. Om te bepalen waar de focus ligt voor extra aanplant van bomen gebruiken we de informatie uit de ‘Klimaatstresstest Gemeente Nieuwkoop’ die in opdracht van de Gemeente Nieuwkoop is uitgevoerd*. De stresstest is weergegeven in digitale kaarten met informatie over hittestress en wateroverlast, peildatum 2020 en in de toekomst (2050). We gebruiken de kaarten met de indicatie voor de toekomst (2050) om te bepalen waar extra bomen het meest nodig zijn.

 

De afspraken die we vastleggen bij ‘Vervangen van bomen die uitvallen’ en ‘Inzetten op het behoud bomen’ hebben als gevolg dat het aantal bomen uiteindelijk zal toenemen (rentmeesterschap). De inzet bij het aanplanten van deze nieuwe bomen is dat ze niet altijd in de straat, maar juist ook nabij de woonstraten worden aangeplant, bijvoorbeeld in speelplaatsen, wijkparken en buurtparken. Op deze manier versterken de koele plekken in de woonwijken. We gebruiken de kaarten met afstand tot een koele plek om de vervangende aanplant te prioriteren*.

 

Rol particulieren

De provincie zet via de initiatieven Plan Boom en Meerbomen.nu in op particulier initiatief voor de aanplant van meer bomen en bosschages. Ook de gemeente kan de aanplant van bomen en bosschages (houtopstanden) door particulieren (en bedrijven) stimuleren. Feitelijk is er geen verschil in voordelen op het gebied van leefomgeving, klimaatadaptatie en biodiversiteit of houtopstanden in gemeentelijk of particulier bezit zijn. Ook als er bijvoorbeeld een bepaalde mate van hittestress in woonwijken voorkomt dragen particuliere bomen en struiken bij aan het dempen hiervan. We gaan het belang van bomen en struiken bij particulieren onder de aandacht brengen en particulieren ook

 

 

*Bron: https://www.duurzaam-nieuwkoop.nl/klimaatadaptatie (klimaatstresstest)

 

stimuleren daadwerkelijk bomen en struiken aan te planten. In het buitengebied kan het bijvoorbeeld gaan om nieuwe windsingels of geriefbosjes. Hiervoor onderzoeken we de volgende mogelijkheden en initiatieven:

  • het uitdelen van een boom of struik voor nieuwe bewoners van een nieuwe woonwijk;

  • het stimuleren van het aanplanten van bomen en bosschages door particulieren.

Toelichting

De aanleg van nieuwe woonwijken is een uitgelezen moment om met de nieuwe bewoners in gesprek te gaan over de ambities op het gebied van leefomgeving, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Door geschikte bomen of struiken beschikbaar te stellen kunnen particulieren bijdragen en zorgt dit voor extra bewustwording. Dit kan een toevoeging zijn op de initiatieven richting particulieren die we op dit moment al nemen in het kader van ‘Operatie Steenbreek’. Op dit moment is hiervoor € 100.000,- per jaar beschikbaar vanuit riolering (klimaatadaptatie).

 

 

Op dit moment neemt de gemeente nog niet actief deel aan de initiatieven Plan Boom en Meerbomen.nu. De organisatie Plan Boom kan de gemeente helpen met het stimuleren van particuliere initiatieven en zorgen voor plantmateriaal. De organisatie Meerbomen.nu richt zich met name op het oogsten van geschikt aanplantmateriaal dat op andere plekken ongewenst is. Door dit actief uit te delen kunnen particulieren gratis aan plantmateriaal komen.

 

Advertentie website www.meerbomen.nu

 

Aanvullende informatie over beide initiatieven is opgenomen in bijlage 2 ‘Provinciaal beleid, uitwerking groene speerpunten’ (Bos- en bomenbeleid).

 

Beleidsafspraken :

Behoud en compensatie bestaande bomen (5.2.1)

  • Als een boom uitvalt planten we een nieuwe boom terug.

  • Als een knotboom uitvalt planten we die in principe terug, maar bekijken we kritisch of herplant noodzakelijk is voor het behoud van het landschapselement waar ze onderdeel van uitmaken.

  • We hanteren het overzicht uit tabel 7 ‘Instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’ als uitgangspunt bij het bepalen van de benodigde groeiruimte en groeiplaats van de vervangede boom.

  • Is het niet mogelijk een boom van de zelfde grootte te herplanten dan hanteren we het overzicht uit tabel 10 ‘compenseren inboet bestaande boom’ en tabel 11 ‘prioritering keuze alternatieve locatie inboet bestaande boom’.

  • Voorafgaand aan een project of (bouw)ontwikkeling brengen we de bestaande bomen in kaart en voeren we boom effect analyse in het gebied uit. In toekomstige openbaar gebied kennen we de bestaande bomen die we behouden een beleidsklasse toe.

  • Bij de afweging of we inzetten op het behoud van bomen bij projecten en (bouw)ontwikkelingen hanteren we het overzicht uit bijlage 7 ‘Tabel afweging behoud, verplanten of vervangen bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen’.

  • In bestaand openbaar gebied compenseren we niet het aantal bomen maar het verlies in kroonvolume (excl. Boom met verkorte omloop). We hanteren hiervoor het overzicht uit bijlage 8 ‘Tabel compensatie bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen’.

  • Als bomen nog niet in gemeentelijk beheer en eigendom zijn zal er geen sprake zijn van verplichting tot compensatie, tenzij het een (toekomstig) beschermwaardige boom (Beleidsklasse 1) betreft.

Richtlijnen hoeveelheid aanplant en kwaliteit aanplant bij nieuwe ontwikkellocaties (5.2.2)

  • We streven er naar om in elke ontwikkellocatie een (toekomstig) beschermwaardige boom aan te planten.

Uitbreiden areaal bomen en bosschages (5.2.3)

  • We streven er naar bij het uitvoeren van projecten (reconstructies) extra bomen in de wijken aan te planten.

  • Bij een integrale reconstructie van wijk, weg of straat streven we naar de aanplant van extra bomen. We stellen prioriteiten op basis van de beschikbare gegevens uit de ‘Klimaatstresstest Gemeente Nieuwkoop’.

  • Te compenseren bomen kunnen we ook in groengebieden in een wijk aanplanten. Zo versterken we koele plekken in de wijk.

 

Werkplan :

Richtlijnen hoeveelheid aanplant en kwaliteit aanplant bij nieuwe ontwikkellocaties (5.2.2)

  • De afdeling Beheer Openbare Ruimte neemt het initiatief om samen met de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Grondgebied een passende groennorm te selecteren of te omschrijven. Dit nemen we op in een nieuwe versie van het Handboek Openbare ruimte. (Q4 2024)

Uitbreiden areaal bomen en bosschages (5.2.3)

  • De inzet voor de aanleg van Tiny Forests zetten wij voort;

  • We onderzoeken de mogelijkheid om bij het in gebruik nemen van een nieuwe woonwijk een gratis boom of struik aan nieuwe bewoners beschikbaar te stellen. (Q1 2025)

  • We onderzoeken de mogelijkheid om actief aan te sluiten bij de initiatieven Meerbomen.nu en Plan Boom. (Q1 2025)

 

5.3 Bomen en overlast

Er is steeds meer bekend over de positieve bijdrage die bomen leveren, zogenaamde ecosysteemdiensten. Hierdoor ontstaat er over het algemeen ook meer draagvlak voor de aanwezigheid van bomen. Maar diverse inwoners ervaren nog steeds hinder of overlast van bomen en dat zal waarschijnlijk altijd zo blijven. Hinder en overlast is in te delen in de volgende onderwerpen:

  • Zonnepanelen en bomen.

  • Schaduw van bomen.

  • Blad, vruchten, insecten, vogels.

  • Bomen en allergie.

Door richtlijnen vast te stellen hoe we omgaan met verschillende vormen van overlast ontstaat er duidelijkheid voor zowel inwoners als de gemeentelijke organisatie. Mochten we tot het besluit komen dat een boom vanwege een bovenmatige overlastsituatie toch moet wijken dan passen we de afspraken uit paragraaf 5.2.2 ‘Kwantiteit boombestand’, onderdeel ‘Inzetten op het behoud van bomen’ toe (inclusief bijbehorende bijlagen). Dit sluit aan bij het principe van het rentmeesterschap. We lossen de situatie op, maar met een uiteindelijke meerwaarde voor ons openbaar gebied.

 

Bij alle onderwerpen houden we rekening met deze beleidslijn:

  • Overlast van bomen is nooit geheel te voorkomen. We accepteren een zekere mate van overlast omdat het algemeen belang van bomen hiertegen opweegt.

  • Bij de aanplant van een nieuwe boom houden we rekening met het voorkomen van bovenmatige vormen van overlast.

  • In extreme overlastsituaties (bovenmatige overlast) kunnen we inwoners tegemoetkomen, afhankelijk van de mate van overlast, het (maatschappelijk) belang en de beleidsstatus van een boom.

Hieronder zijn de onderwerpen verder uitwerkt rekening houdend met bovenstaande beleidslijn.

5.3.1 Zonnepanelen en bomen

We hanteren verschillende uitgangspunten als het gaat om nieuwe en bestaande situaties. Als er een melding is van vermeende hinder of overlast maken we een afweging op basis van de lijn ‘Nieuwbouwlocaties’ en ‘Bestaande situatie’. In de afweging maken we geen onderscheid in de beleidsklasse van een boom.

 

 

Nieuwbouwlocaties

Op nieuwbouwlocaties streeft de gemeente naar een goede verhouding tussen groen en bebouwing. Bij de aanplant van bomen wordt rekening gehouden met de komst of aanwezigheid van zonnepanelen op woningen en overige panden. Als gekozen moet worden tussen aanplant van bomen en het rendement van zonnepanelen, dan heeft het belang van bomen voorrang. Wel kijken we of met kleine aanpassingen beide kunnen samengaan. Voor de bouw van nieuwe woningen of een nieuwe woning grenzend aan bestaand openbaar gebied vervangen we in dit bestaande openbare gebied geen bomen omwille van de opbrengst van zonnepalen.

 

Bestaande situaties

In bestaande situaties verwachten we dat inwoners en bedrijven bij plaatsing van zonnepanelen rekening houden met de bestaande bomen (en hun groei). Als blijkt dat door de bomen het rendement van zonnepanelen (in de toekomst) lager wordt, dient de initiatiefnemer zelf de afweging te maken of het plaatsen van zonnepanelen zinvol is. Men kan geen rechten laten gelden op een maximaal rendement als in de directe omgeving van het gebouw bomen staan. Ook snoeien we geen bomen met als reden het rendement van zonnepanelen te verhogen.

 

Zonnepanelen bij herinrichting openbare ruimte

Bij een herinrichting van de openbare ruimte waarbij het bestaande groen verandert, geldt het uitgangspunt ‘nieuwbouwlocaties’. Wanneer bij herinrichting de bestaande bomen worden behouden, geldt het uitgangspunt ‘bestaande situaties’.

5.3.2 Schaduw van bomen

We verwijderen geen bomen voor hinder of overlast door schaduwvorming. In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van een bovenmatige vorm van overlast. In dat geval kan het verantwoord zijn om toch tot vervanging van de betreffende boom of bomen over te gaan.

 

Om te bepalen wat bovenmatige overlast door bomen is, hanteren wij de ‘Lichte TNO’ norm. Dit houdt in dat het ‘gebrek aan bezonning’ hieraan wordt getoetst. De beleidsklasse van de boom is bepalend voor welke gedeelte van de woning of het erf hiervoor in aanmerking komen. Hierbij hanteren wij het principe de eiser bewijst. De eiser laat een bezonningsonderzoek uitvoeren op basis van deze norm. Als blijkt dat er sprake is van overschrijding van de ‘Lichte’ TNO-norm nemen wij de kosten voor het benodigde bezonningsonderzoek over.

 

Toelichting:

  • 'Lichte' TNO-norm, (TNO, 1962) Voor voldoende bezonning in de woonkamer :

  • Tenminste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 feb.- 21 okt. t.p.v. midden vensterbank binnenkant raam.

  • 'Strenge' TNO-norm, (TNO, 1 962) Voor goede bezonning in de woonkamer :

  • Tenminste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 21 jan.- 22 nov. t.p.v. midden vensterbank binnenkant raam.

Bron: TNO, publicatie Daglichttoetreding en bezonning in de woonomgeving

(2005, Zonneveld L, Groot, E.H. de)

 

We hanteren de volgende normen om te bepalen of er sprake is van bovenmatige overlast en hoe we per beleidsklasse van een boom hiermee omgaan:

  • Bomen met beleidsklasse I ‘(toekomstig) monumentale bomen’ vervangen we nooit omwille van schaduwvorming.

  • Bij bomen met beleidsklasse II ‘structuurboom’ is het ‘gebrek aan bezonning’ in de woonkamer leidend. Gebrek aan bezonning in andere woongedeeltes, voor- of achtertuinen zijn uitgesloten.

  • Bij bomen met beleidsklasse III ‘overige boom’ is het ‘gebrek aan bezonning’ in de woonkamer of achtertuin leidend. Gebrek aan bezonning in andere woongedeeltes, en voortuinen zijn uitgesloten.

  • Bij bomen met beleidsklasse IV ‘boom met verkorte omloop’ is het ‘gebrek aan bezonning’ in de woonkamer of achtertuin leidend. Gebrek aan bezonning in andere woongedeeltes, en voortuinen zijn uitgesloten.

In uitzonderlijke gevallen kan het snoeien van bomen een tijdelijke oplossing bieden. Wij snoeien bomen volgens de richtlijnen uit de meest recente versie van het Handboek Bomen (hoofdstuk ‘Snoeien van bomen’). Hierbij voeren we alleen snoeiwerkzaamheden uit die passen bij onderhoudssnoei regulier boombeeld en bij hoge uitzondering achterstallig boombeeld of specifieke snoei uitlichten kroonrand (niet innemen kroonrand). Werkzaamheden voeren we uit tijdens de reguliere ingeplande snoeironde.

5.3.3 Blad, takken, vruchten, insecten, vogels

We verwijderen geen bomen voor hinder of overlast door blad, takken, vruchten, insecten of vogels. In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van een bovenmatige vorm van overlast. In dat geval kan het verantwoord zijn om toch tot vervanging van de betreffende boom of bomen over te gaan. Gaan we over tot het vervangen van bomen in groen- of laanstructuren dan streven we ernaar zoveel mogelijk van de bestaande bomen te behouden en alleen bomen te vervangen die de daadwerkelijke bovenmatige overlast veroorzaken.

 

We hanteren de volgende normen om te bepalen of er sprake is van bovenmatige overlast en hoe we per beleidsklasse van een boom hiermee omgaan:

  • Bomen met beleidsklasse I ‘(toekomstig) monumentale bomen’ vervangen we nooit omwille van hinder of overlast door blad, takken, vruchten, insecten of vogels.

  • Bij bomen met beleidsklasse II ‘structuurboom’ vervangen we alleen als er een breder maatschappelijk belang is voor meerdere inwoners van een straat of wijkgedeelte en niet in verband met een individueel belang. Voorbeelden hiervan zijn beperkingen in het gebruik van parkeerplaatsen of situaties waarbij bomen te groot voor de standplaats zijn en het groeien over erfgrenzen als hinderlijk wordt ervaren. Vervanging vindt plaats in combinatie met een integrale wijk- of wegreconstructie.

  • Bij bomen met beleidsklasse III ‘overige boom’ vervangen we alleen als er een breder maatschappelijk belang is voor meerdere inwoners van een straat of wijkgedeelte en niet in verband met een individueel belang. Voorbeelden hiervan zijn beperkingen in het gebruik van parkeerplaatsen, of situaties waarbij bomen te groot voor de standplaats zijn en het groeien over erfgrenzen als hinderlijk wordt ervaren. Vervanging kan ook plaatsvinden n.a.v. een aparte casus. Een combinatie met een integrale wijk- of wegreconstructie is niet nodig.

  • Bij bomen met beleidsklasse IV ‘boom met verkorte omloop’ vervangen we alleen als er een breder maatschappelijk belang is voor meerdere inwoners van een straat of wijkgedeelte en niet in verband met en individueel belang. Voorbeelden hiervan zijn beperkingen in het gebruik van parkeerplaatsen, of situaties waarbij bomen te groot voor de standplaats zijn en het groeien over erfgrenzen als hinderlijk wordt ervaren.

  • Vervanging kan ook plaatsvinden n.a.v. een aparte casus. Een combinatie met een integrale wijk- of wegreconstructie is niet nodig.

Bij het vervangen van bomen uit beleidsklasse I en II is er doorgaans sprake van grotere bomen. Ook zijn de eisen aan de inrichting van de groeiplaats en de wijze waarop we de aanplant compenseren hoger. Daarom is het van belang het vervangen (en compenseren) van dit type bomen te combineren met een integrale wij- of wegreconstructie. Zo kunnen we “werk met werk” maken en sparen we kosten uit.

5.3.4 Bomen en allergie

We verwijderen geen bomen voor hinder of overlast in de vorm van (hooikoorts)allergie. Uiteraard kunnen individuele bomen en boomgroepen lokaal allergie veroorzaken. Echter stuifmeel (of pollen) is in groten getale in de lucht aanwezig afhankelijk van de tijd van het jaar en weersomstandigheden. Het actief verwijderen van bomen zal allergische reacties niet wegnemen.

 

Bij nieuwe aanplant van bomen of het vervangen van bomen houden we binnen de bebouwde kom rekening hooikoortsallergie. Hiervoor passen we de richtlijnen uit het ‘Bomenkompas’* toe. Deze richtlijn is ontwikkeld door het Leids Universitair Medisch Centrum.

 

De basis van deze richtlijn is:

  • Beperk aanplant van bomen die zeer sterk allergeen zijn (berk en ondersoorten hiervan).

  • Plant bomen die (zeer) sterk allergeen pollen produceren niet op drukbezochte plaatsen

  • (winkelcentra, scholen). Dit zijn de berk, de els en de hazelaar (en ondersoorten hiervan).

  • Plant bomen die matig allergeen pollen produceren niet in grote aantallen bij elkaar.

  • Plant bij voorkeur bomen die niet of zwak allergeen pollen produceren, maar ook hierbij zijn grote aantallen onverstandig.

De volledige richtlijn is opgenomen in bijlage 10 ‘Bomenkompas brochure’. Hierin zijn ook de bijbehorende boomsoorten en mate van allergeniciteit benoemd.

 

We maken bewust onderscheid tussen binnen en buiten de bebouwde kom en stellen dat we deze richtlijn binnen de bebouwde kom toepassen. De soorten die (zeer)sterk en matig allergeen zijn (o.a. berk, els, hazelaar, es, eik) zijn juist de boomsoorten die hier van nature veel voorkomen en inheems zijn. Ze komen voor in zowel in gemeentelijke (laan)beplantingen als natuurlijke beplantingen, particuliere bosschages, erven en tuinen. Het zou onrealistisch zijn deze soorten in het buitengebied strikt uit te bannen en niet meer aan te planten. Houden we deze richtlijn ook voor het buitengebied dan is de kans groot dat we andere doelstellingen, zoals biodiversiteit of het minder kwetsbaar maken van laanstructuren (5.2.1. ‘Kwaliteit boombestand’), niet behalen.

 

*Bron: https://www.lumc.nl/over-het-lumc/maatschappelijke-rol/bomenkompas/

 

Beleidsafspraken :

Zonnepanelen en bomen (5.3.1)

  • We vervangen geen bomen omwille van de opbrengst van zonnepanelen.

  • Bij het vervangen van bomen houden we el rekening met aanwezige zonnepanelen.

  • Bij de beoordeling  van een melding is van vermeende hinder of overlast maken we een afweging op basis van de lijn ‘Nieuwbouwlocaties’ en ‘Bestaande situatie’.

Schaduw van bomen (5.3.2)

  • We verwijderen geen bomen vanwege hinder of overlast door schaduwvorming tenzij er sprake is van bovenmatige overlast.

  • Om te bepalen wat bovenmatige overlast is hanteren we de ‘Lichte TNO norm’.

  • De beleidsklasse van een boom is bepalend voor welk deel van woning of erf de ‘Lichte TNO norm’ toepasbaar is.

  • Bij uitzondering snoeien we een boom als tijdelijke oplossing en voeren dit uit in de reguliere ingeplande snoeironde zoals omschreven in paragraaf 5.3.2.

Blad, takken, vruchten, insecten en vogels (5.3.3)

  • We verwijderen geen bomen vanwege hinder of overlast door blad, vruchten, insecten of vogels tenzij er sprake is van bovenmatige overlast.

  • Of er sprake is van bovenmatige overlast wordt vooral bepaald of er sprake is van een breder maatschappelijk belang om de situatie op te lossen.

  • De beleidsklasse van een boom is bepalend hoe we hiermee omgaan. Hiervoor hanteren we de normen uit paragraaf 5.3.3.

Bomen en allergie (5.3.4)

  • We verwijderen geen bomen vanwege hinder of overlast door allergie.

  • Bij de aanplant van nieuwe bomen in de bebouwde kom passen we de richtlijnen van het Bomenkompas toe.

 

5.4 Regels voor bescherming van bomen

5.4.1 Algemene Plaatselijke verordening

Op dit moment is de bescherming van gemeentelijke bomen geregeld via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Zoals in 3.3.1 ‘Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Nieuwkoop’ beschreven nemen we de volgende acties om de bescherming van bomen en houtopstanden te verbeteren:

  • De APV aanscherpen om de bescherming van alle openbare houtopstanden te verbeteren.

  • Lijst beschermwaardige houtopstanden actualiseren.

  • Naast individuele bomen ook beschermwaardige bosschages opnemen.

Aanscherpen APV

Om de bescherming beter te borgen nemen we de verschillende beleidsklassen van onze bomen in de APV op. De beleidsregels uit dit beheerplan zijn leidend in hoe we omgaan met deze bomen. Daarnaast blijft het bestaande beleid voor beschermwaardige houtopstanden ongewijzigd van kracht.

 

In de huidige APV is alleen opgenomen dat het beschadigen, beplakken of snoeien van een openbare houtopstand niet is toegestaan. Om goede bescherming te bieden moeten we ook opnemen dat het beschadigen of inperken (zowel onder- als bovengronds) zonder toestemming van de boomeigenaar niet is toegestaan. Dit biedt ons de mogelijkheid om via een toestemming of vergunning voor werkzaamheden in de openbare ruimte hier specifieke vooraarden aan te verbinden. Een voorbeeld hiervan is een graafmelding of vergunning voor het leggen van kabels een leidingen.

 

De exacte inhoud van de aan te scherpen APV wordt tijdens het opstellen van dit beleidsplan nader uitgewerkt en is daarom nog niet opgenomen. De aanpassing wordt opgenomen in een wijziging van de APV. Het streven is om deze wijziging in het derde of vierde kwartaal 2024 aan de gemeenteraad aan te bieden.

 

Mandaatbesluit

Naast het aanscherpen van de APV is het ook noodzakelijk het mandaatbesluit te wijzigen. Doordat we naast beschermwaardige houtopstanden ook andere beleidsklassen gaan onderscheiden moeten we deze ook gaan registreren en vastleggen. Wie hiervoor bevoegd is leggen we vast in het mandaatbesluit.

Het mandaat voor het vaststellen van de lijst beschermaardige houtopstanden blijft bij het college van burgemeesters en wethouders. Voor de overige beleidsklassen bomen leggen we via het mandaatbesluit vast dat de bevoegdheid komt te liggen bij de afdelingsmanager Beheer Openbare Ruimte en via een onder-mandaat bij het team beheer.

 

Er zal geen ter inzage procedure zijn voor het vaststellen van de beleidsklasse van de overige gemeentelijke bomen. In praktische zin wordt in het operationele boombeheersysteem de beleidsklasse per boom geregistreerd. Via een openbaar toegankelijke kaart maken we de toekenning van een beleidsklasse per boom openbaar. De beleidsregels uit dit beheerplan zijn leidend in hoe we omgaan met deze bomen.

 

Het streven is om deze aanpassing op te nemen in de wijziging mandaatbesluit 2025. Het streven is deze wijziging in het vierde kwartaal 2024 aan de gemeenteraad aan te bieden.

5.4.2 Lijst beschermwaardige houtopstanden actualiseren

Zoals in paragraaf 2.1.5 ‘Ontwikkeling beschermwaardige bomen’ is beschreven, zijn een groot deel van de gemeentelijk beschermwaardige bomen structuurbomen. Deze bomen zijn niet direct monumentaal vanwege de hoge de leeftijd, bijzondere boomsoort of boomvorm. Ze zijn de dragers van de groene (hoofd)structuren. Niet de individuele boom is van belang, maar de structuur die de bomen gezamenlijk vormen. Om het beheer te vereenvoudigen en de regeldruk te verminderen gaan we dit type bomen uit de lijst beschermwaardige houtopstanden halen. De inschatting is dat het ca. 350 bomen betreft. Zij krijgen de beleidsklasse 'structuurboom’. Ook andere bomen gaan we aan deze beleidsklasse toevoegen. Bijzondere boomvormen, zoals lei- en vormbomen of bomen van hoge ouderdom (plantjaar voor 1970) opgenomen als structuurboom, halen we niet van de lijst beschermwaardige houtopstanden af.

 

Zoals in 3.3.1 ‘Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Nieuwkoop’ beschreven nemen we in deze lijst ook beschermwaardige bosschages op. Ook hier stelt het college de lijst voorlopig vast waarna deze ter inzage wordt gelegd. Eigenaren worden aangeschreven en op de hoogte gebracht. Zij krijgen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Na de behandeling van deze zienswijzen stelt het college de lijst definitief vast.

 

Het actualiseren van de lijst beschermwaardige houtopstanden plannen we na het doorvoeren van de wijzigingen van de APV. Op die manier zijn de gemeentelijke bomen die van de lijst afgaan en we als beleidsklasse structuurboom opnemen toch goed beschermd. Het streven is de nieuwe lijst beschermwaardige houtopstanden in het vierde kwartaal 2024 aan het college aan te bieden.

 

Werkplan :

Algemene Plaatselijke verordening (5.4.1)

  • Aanbieden wijziging Algemene Plaatselijke Verordening aan gemeenteraad. (Q3 of Q4 2024).

  • Aanbieden wijziging mandaatbesluit 2025 aan gemeenteraad (Q3 of Q4 2024).

  • Actualiseren lijst beschermwaardige houtopstanden en aanbieden aan college (Q1 of Q2 2025).

 

5.5 Omgevingswet en bomen

5.5.1 Omgevingsplan

Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. Bestaande gemeentelijke regelgeving over de fysieke leefomgeving wordt in eerste instantie overgenomen in een tijdelijk deel van het gemeentelijk Omgevingsplan. Tot 1 januari 2032 (overgangsperiode) hebben gemeenten te tijd om de regelgeving aan te passen aan de eisen van de Omgevingswet en op te nemen in het zogenaamde nieuwe deel van het Omgevingsplan. De aanscherping van de APV, zoals in paragraaf 5.4.1. omschreven is daarmee een onderdeel van het omgevingsplan (tijdelijk deel).

 

Digitaal Stelsel Omgevingswet

Zoals in paragraaf 3.1.1. ‘Omgevingswet is beschreven is het noodzakelijk de nieuwe regelgeving in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) te plaatsen. Dit is noodzakelijk om de regelgeving voor bomen goed en locatie gebonden te borgen. Dit doen we voor alle gemeentelijke beschermwaardige bomen, beschermwaardige bomen van andere eigenaren en alle andere gemeentelijke bomen ingedeeld in een beleidsklasse. Deze bomen komen op de digitale kaart van het DSO. We streven ernaar in het eerste kwartaal 2025 alle gemeentelijke bomen in een beleidsklasse in te delen.

 

De locatiegegevens van bomen voor het DSO komen uit de Basiskaart Grootschalige Topografie (BGT). Dit is de meest nauwkeurige digitale kaart van de fysieke buitenruimte van ons land. Objecten op deze kaart moeten voldoen aan landelijke eisen. Voor puntobjecten zoals bomen is de maximaal toegestane afwijking 0,3 m.

 

De bomen in het boombeheersysteem zijn niet allemaal nauwkeurig genoeg op kaart gezet en mogen we nog niet in de BGT overnemen. Gelijktijdig aan het schrijven van dit beleidsplan maken we de data zoveel mogelijk geschikt voor de BGT. Daarnaast nemen we gegevens over boomhoogte, kroonoppervlakte en stamdiameter op zodat we dit kunnen toevoegen aan de informatie in het DSO. Neemt iemand een initiatief in de openbare ruimte dan is direct de invloedsfeer van deze gemeentelijke boom zichtbaar en verteld de toegewezen beleidsklasse de initiatiefnemer welke beleidsregels van toepassing zijn. We streven ernaar alle gemeentelijke bomen in het eerste of tweede kwartaal 2025 in de BGT op te nemen en aan het DSO toe te voegen.

 

Gemeentelijke website

Vaak is de gemeentelijke website de eerste ingang waar inwoners zoeken naar informatie over bomen. Daar verwacht men duidelijke informatie over wat wel en wat niet is toegestaan en welke beleidsregels er gelden. Het is van belang om de belangrijkste informatie van onze bomen hier digitaal op kaart te delen, uiteraard zonder eventuele. persoonsgegevens als het om particulier beschermwaardige bomen gaat. Uiteindelijk combineren we informatie over beleidsregels, locatie van bomen waar deze regels van toepassing zijn en de verwijzing naar het DSO. Dit is overigens geen wettelijke verplichting vanuit de Omgevingswet.

5.5.2 Bebouwingscontour houtkap

In paragraaf 3.1.3 ‘Besluit activiteiten leefomgeving’ is beschreven hoe de regelgeving van de voormalige Natuurbeschermingswet in de Omgevingswet is opgenomen. Deze regelgeving geldt alleen voor houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap (voorheen grens bebouwde kom houtkap). De gemeente Nieuwkoop heeft deze begrenzing nooit vastgesteld. We streven ernaar in het vierde kwartaal 2024 de bebouwingscontour houtkap aan de gemeenteraad aan te bieden. Na vaststelling maakt deze bebouwingscontour deel uit van het omgevingsplan. Afstemming over deze grenzen vindt plaats met de betrokken omgevingsdienst (bevoegd gezag handhaving), de provincie Zuid-Holland en Natuurmonumenten.

 

Werkplan :

Omgevingswet en bomen (5.5.1)

  • Toekennen van een beleidsklasse aan alle gemeentelijke bomen (Q1 2025);

  • Gemeentelijke bomen en beschermwaardige bomen van overige eigenaren opnemen in het DSO (Q1 of Q2 2025).

  • Informatie over alle gemeentelijke bomen en beschermwaardige bomen delen via de gemeentelijke website (Q2 2025).

Bebouwingscontour houtkap (5.5.2)

  • Aanbieden grenzen bebouwingscontour houtkap aan gemeenteraad (Q1 2025).

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 6 juni 2024,

nummer 2024-057.

Edzard van Holthe

griffier

Verklarende woordenlijst

Areaal

Totaal aantal stuks bomen.

Boombeheersysteem

Een digitaal systeem op basis een Geografisch Informatie Systeem (GIS). Dit bestaat uit data gekoppeld aan een locatie op een digitale kaart. In dit systeem worden gegevens per boom geregistreerd. Deze data gebruiken we voor onderhoud, veiligheidscontrole (BVC) planning en budgettering. Het systeem maakt bij voorkeur uit van een integraal digitaal beheersysteem voor de openbare ruimte.

Biodiversiteit

Biodiversiteit, ofwel soortenrijkdom, is waaruit onze natuurlijke wereld bestaat. Het omvat alle soorten planten, dieren en micro-organismen, en zelfs genetische variaties daarin. Al deze soorten werken samen in een ecosysteem en zorgen zo voor evenwicht in de natuur.

BVC

Boomveiligheidscontrole. Onderdeel van de zorgplicht, waarbij een boom regelmatig op uitwendige zichtbare gebreken wordt gecontroleerd.

Duurzame instandhouding

In dit plan heeft duurzaam betrekking op de levenscyclus van een boom. Bij duurzame instandhouding is het onderhoud van een boom, de bescherming tegen schade en de inrichting van een nieuwe plantplaats er op gericht de theoretisch geplande levenscyclus van een boom te doorlopen.

Ecosysteemdiensten

De natuur levert allerlei diensten aan de mens. Diensten met maatschappelijke, economische en culturele waarden. Soms heel zichtbaar, zoals de productie van voedsel en hout. Vaak ook minder zichtbaar, zoals de zuivering van oppervlaktewater door een rietmoeras en de bestrijding van plagen in de landbouw met natuurlijke vijanden. Deze diensten worden ecosysteemdiensten genoemd. In economische afwegingen telt het belang dat mensen hebben bij deze ecosysteemdiensten lang niet altijd volwaardig mee. Dat komt vooral omdat een prijskaartje vaak ontbreekt. Kan zo’n dienst wel van een prijs worden voorzien, dan krijgt deze dienst in het maatschappelijk verkeer ineens een heel andere betekenis. Een voorbeeld hiervan is een verhoogde woningwaarde voor woningen met in de directe omgeving relatief veel en kwalitatief groen en bomen in vergelijking tot dezelfde woningen waar dit ontbreekt.

Hittestress

Een sterk verhoogde gevoelstemperatuur, die onaangenaam en zelfs schadelijk kan zijn voor mens en dier.

Inheems bomen

Boomsoorten die van nature in Nederland voorkomen (en passend zijn bij de ondergrond en grondwaterstand in een bepaald gebied).

Klimaatadaptatie

Het aanpassen aan klimaatverandering. In de openbare ruimte betekent dit veelal het vergroten van de capaciteit waterbuffering en het dempen van hittestress bijvoorbeeld door het functioneel toepassen van groen.

Norminstituut Bomen

Norminstituut Bomen is een onafhankelijke stichting met als doel het verbeteren van de kwaliteitszorg rond bomen. Een belangrijk instrument van het Norminstituut bomen is het Handboek bomen. Dit handboek omvat gestandaardiseerde kwaliteitseisen, richtlijnen en normen die van toepassing zijn bij de uitvoering van werkzaamheden in, rond en met bomen.

Tiny forest

Een tiny forest is een klein bosje met uitsluitend inheemse soorten, ongeveer ter grootte van een tennisbaan (circa 250 m²), waar in beginsel geen of zo weinig mogelijk ingrepen worden gedaan. Dit minibos voldoet aan een aantal strikte voorwaarden betreffende bodembewerking, hoeveelheid beplanting (bij aanleg 3 bomen per m²) en betrokkenheid van kinderen en van de buurt.

Zorgplicht

De eigenaar van een boom is verantwoordelijk voor het beheer van de boom. Een boom moet regelmatig in het kader van veiligheid worden gecontroleerd. De controles moeten worden vastgelegd en maatregelen moeten indien nodig binnen de aangegeven tijd worden verholpen.

Bijlagen 1 t/m 10

 

  • 1.

    Ecosysteemdiensten (functies van bomen)

  • 2.

    Provinciaal beleid, uitwerking groene speerpunten

  • 3.

    Gemeentelijk beleid, groene speerpunten omgevingsvisie en duurzaamheid

  • 4.

    Soortentabel Groen in de Stad

  • 5.

    Bodemgesteldheid en grondwater

  • 6.

    Analyse en advies samenstelling boombestand

  • 7.

    Tabel afweging behoud, verplanten of vervangen bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen

  • 8.

    Tabel compensatie vervanging bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen

  • 9.

    Potentiële locaties compenseren bomen

  • 10.

    Bomenkompas voor allergeniciteit

Bijlage 1 Ecosysteemdiensten

 

 

Bijlage 2 Provinciaal beleid, uitwerking groene speerpunten

 

2.1 Klimaatbestendig Zuid-Holland

De doelstelling is dat de fysieke leefomgeving de komende decennia zodanig ingericht wordt dat deze de gevolgen van klimaatverandering doelmatig kan opvangen, de zogenaamde klimaatadaptatie. Dit geldt voor zowel nieuwbouwontwikkelingen, als de fysieke leefomgeving van bestaand bebouwd gebied.

 

Het werken aan klimaatadaptatie heeft de provincie Zuid-Holland uitgewerkt in de strategie ‘Weerkrachtig Zuid-Holland’. Het raakvlak met bomen en groen komt vooral terug in de thema’s ‘Toekomstbestendige bebouwing’ en ‘Groene leefomgeving’.

 

Toekomstbestendige bebouwing

Samen met onder meer partijen uit de bouwsector, waterschappen, gemeenten en natuurorganisaties is afgesproken dat klimaat adaptief bouwen de norm is in Zuid-Holland. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering. Daartoe is een leidraad en programma van eisen klimaat adaptief bouwen opgesteld. Hierin is onder andere aandacht voor het voorkomen van wateroverlast en hittestress in de gebouwde omgeving.

 

Ook bestaand bebouwd gebied zal klimaatbestendig ingericht moeten worden. Met behulp van de klimaatstresstesten en risicodialogen met stakeholders bereiden overheden maatregelen in de fysieke leefomgeving voor om de gevolgen van klimaatverandering zoveel als mogelijk op te kunnen vangen. Ook maken ze afspraken met private partijen om hun eigendommen/bebouwing klimaat adaptief te maken.

 

Groene leefomgeving

Zuid-Holland investeert in een gezonde, aantrekkelijke en veilige leefomgeving voor mens en natuur. Daarom zet de provincie in op kwalitatief hoogwaardig en bereikbaar groenblauw in en om de stad, ontwikkeling van nationale parken, diversiteit in landschappen en duurzame landbouw. Door klimaatverandering wint deze inzet aan urgentie: toevoegen van- en ruimte bieden aan meer groen en water zijn effectieve oplossingen in het tegengaan van wateroverlast en hittestress in met name stedelijk gebied. Vooral groepen zoals ouderen en zieken die extra kwetsbaar zijn voor hittestress kunnen daarvan profiteren.

Klimaatverandering zorgt daarnaast voor nieuwe uitdagingen. Bijvoorbeeld de impact op de natuur . Andere soorten dieren en planten doen hun intrede. De biodiversiteit, bijvoorbeeld de insectendiversiteit of kwetsbare gewassen, staat nog meer onder druk door onder meer droogte en verzilting. Klimaatverandering kan het behoud van sommige voor Zuid-Holland kenmerken plant- en diersoorten (icoonsoorten) wellicht onhoudbaar maken. Landschappen veranderen doordat andere gewassen of landbouwfuncties worden gekozen ten gunste van waterpeilstijging in bodemdalingsgevoelige gebieden. Het is de ambitie om in Zuid-Holland deze rijke groenblauwe leefomgeving maximaal te benutten in het tegengaan van en beschermen tegen de negatieve gevolgen van weersextremen.

 

2.2 Gezonde en veilige leefomgeving

De provincie wil zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving. Een omgeving die inwoners als prettig ervaren, uitnodigt tot gezond gedrag en beschermt tegen negatieve invloeden, zoals luchtvervuiling, bodemverontreiniging, veiligheidsrisico’s, geluid, wateroverlast en hittestress. Naast het beschermen willen wij een duidelijke verbetering van de huidige leefomgeving bevorderen door de leefomgeving ook op gezond gedrag in te richten. In al ons beleid geven we aandacht aan gezondheid en veiligheid. Wij verbinden daarbij het fysieke en sociale domein.

 

  • De provincie wil daarbij stress-gerelateerde ziektes voorkomen en verminderen door het aanbieden van verschillende soorten groen (bos, park en recreatieterreinen) voor sportieve en recreatieve inspanning en ontspanning. Samen met partners zetten we hiermee in op verhoging van de levensverwachting in verschillende wijken.

  • De provincie wil de ecosysteemdiensten, zoals verkoeling, versterken immuunsysteem en natuurlijke plaagregulatie, die de natuur ons biedt ten volle benutten voor onze gezondheid.

  • Bij het beschermen tegen negatieve milieuaspecten zet de provincie vergunningverlening, toezicht en handhaving (de VTH-instrumenten) krachtig in om bestaande grenswaarden te bewaken, maar daarnaast streven wij naar een milieukwaliteit waarbij er een zo gering mogelijk negatief effect is op de gezondheid en veiligheid.

  • Bij de economische, ruimtelijke en mobiliteitsplannen van de provincie worden de aspecten gezond en veilig expliciet betrokken. Hiervoor ontwikkelt de provincie samen met gemeenten richtlijnen (o.a. voor planprocessen) en pakt een stimulerende en faciliterende rol naar gemeenten en maatschappelijke partijen.

  • Samen met de kennisinstellingen in Zuid-Holland en de reguliere gezondheidszorg via innovatie de positieve effecten van de leefomgeving op de gezondheid versterken en beter in beeld brengen.

  • Bij de aandacht voor gezondheid, extra aandacht voor kwetsbare groepen en wijken met een gezondheidsachterstand.

2.3 Bos- en bomenbeleid

Het Rijk heeft in overleg met de provincies een nationale bossenstrategie ontwikkeld. Hierin is afgesproken dat de provincies, gezien hun wettelijke taken op het vlak van natuur, een actieve rol op zich nemen in de uitwerking. De provincie Zuid-Holland heeft dit vertaald in bos- en bomenbeleid met daarin drie belangrijke pijlers:

  • 4.

    Bescherming

  • 5.

    Uitbreiding bos en bomen

  • 6.

    Vitaliteit bos en bomen

Bron: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/natuur-landschap/natuurrijk-zuid/bos-bomenbeleid/ )

 

De pijler ‘Uitbreiding bos en bomen’ heeft de meeste raakvlakken met dit boombeleid. Hierin is er veel aandacht voor de Ruimtelijke strategie Bos en Bomen, opgesteld samen met diverse gemeenten en gebiedspartners.

 

De Ruimtelijke strategie Bos en Bomen geeft per landschapstype de handvatten om uitbreiding van bos en bomen een plek te geven in de karakteristieke landschappen van Zuid-Holland. De provincie ziet mogelijkheden die gewenste uitbreiding te koppelen aan verschillende urgente maatschappelijke opgaven zoals stikstof, biodiversiteit, woningbouw, recreatie, waterkwaliteit, bodem en klimaat.

 

In de ambities die gaan over de gemeente Nieuwkoop is opgenomen dat er vooral kansen liggen voor de ontwikkeling van groene linten en door open veenweidegebied (of droogmakerijen), de ontwikkeling van kleine bosschages die aansluiten op de huidige structuren gekoppeld aan de lintbebouwing (ontginningslinten) of de ontwikkeling van kleine landschapselementen zoals geriefbosjes (bosjes in het veld nabij boerderijen).

Ook is er aandacht voor bos en bomen op de overgang stad-land. Hierin is zichtbaar dat men diverse kansen ziet voor de ontwikkeling van stads- en dorpsbossen en aantrekkelijke werklandschappen. Initiatieven vanuit Nieuwkoop die hierop aansluiten kunnen ondersteuning van de provincie verwachten.

 

Daarnaast is er veel aandacht voor het stimuleren van nieuwe aanplant van bos en bomen. Daarom ondersteunt de provincie de projecten Plan Boom en Meer Bomen Nu.

 

Via Plan Boom kunnen inwoners van Zuid-Holland initiatieven voor het aanplanten van bomen indienen, tot maximaal 1 hectare. Plan Boom is een initiatief van de Natuur en Milieufederaties, mede mogelijk gemaakt door de Postcodeloterij. In Zuid-Holland wordt dit initiatief getrokken door Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland, samen met o.a. de Groene Motor, het Rotterdams Milieucentrum, Duurzaam Den Haag en Trees For All. De provincie Zuid-Holland is medefinancier. (www.planboom.nl)

 

 

Meer Bomen Nu heeft als doel het planten van 1 miljoen bomen voor klimaat en biodiversiteit. Met hulp van vrijwilligers oogst deze organisatie ongewenste jonge struiken en bomen uit natuurgebieden. Deze worden gratis aangeboden aan particulieren om op nieuwe plekken terug planten. Meer Bomen Nu is een samenwerking van Urgenda, Stichting MEERGroen en Caring Farmes. De provincie Zuid-Holland is medefinancier.

(www.meerbomen.nu)

 

Bijlage 3 Gemeentelijk beleid, groene speerpunten omgevingsvisie en duurzaamheid

 

3.1 Omgevingsvisie Gemeente Nieuwkoop

In 2021 is de Omgevingsvisie Gemeente Nieuwkoop vastgesteld. Voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie hebben veel Nieuwkopers meegewerkt en meegedacht. Verschillende inwoners, ondernemers, verenigingen, organisaties, belangengroepen, dorpsraden, ketenpartners en gemeentelijke afdelingen hebben op verschillende manieren hun input gegeven. Hieruit zijn zeven Nieuwkoopse drijfveren gekomen waaraan een kwalitatief hoogwaardige en groene openbare ruimte een belangrijke bijdrage levert.

 

 

Deze drijfveren zijn vertaald naar drie thema’s:

  • Gelukkige mensen

  • Sterke dorpen

  • Groene toekomst

Bomen spelen een belangrijke rol bij het bereiken van de ambities per thema. Hieronder zijn de belangrijkste punten voor groen en bomen per thema opgenomen.

 

Gelukkige mensen

In deze ambitie zijn de volgende raakvlakken met groen en bomen weergegeven:

  • Een gezonde, sociale leefomgeving staat centraal bij het ontwikkelen van nieuwe woonwijken en het aanpassen van bestaande woonwijken. Dat betekent veel ruimte voor groen, voor ontmoeting en beweging;

  • Het meest genoemd bij de jongeren enquête: Groen, duurzaamheid, starterswoningen, meer winkels en horeca: Belangrijk voor onze toekomst!

  • Landelijk onderzoek toont aan dat mensen in een groene omgeving gelukkiger zijn. Daarnaast draagt groen bij aan onze gezondheid;

  • Warme dagen komen in de toekomst steeds vaker voor. Bomen en planten verminderden hittestress. Daarom behouden en versterken we ons groene, waterrijke karakter. Zowel in de tuinen als in het openbare gebied binnen de kernen.

Sterke dorpen

  • Verspreid over alle dorpskernen voegen we ruim 2300 woningen toe. Bouwen we aan de randen van dorpen in het landschap dan gebeurt dit zorgvuldig en op een passende manier;

  • Ruimte voor groen en een gezonde leefomgeving blijft hierbij belangrijk.

Groene toekomst

  • De karakteristieke geschiedenis van het landschap blijft voelbaar. Hiervoor zijn behoud van de afwisseling en openheid van het landschap en cultuurhistorische elementen van belang;

  • Onze inwoners vinden groen belangrijk. Een groen omgeving verzacht de effecten van klimaatverandering, draagt bij aan biodiversiteit, zorgt dat menen zich prettig voelen en heeft nog andere gezondheidseffecten. Zo kan groen hittestress verlagen;

  • In onze woongebieden houden we rekening met klimaatverandering. Wijken worden klimaatbestendig, klimaat adaptief en klimaatneutraal met veel groen en water;

  • We zorgen voor meer en diverser groen in onze woongebieden, gaan natuurinclusief bouwen en stimuleren inwoners hun tuin te vergroenen;

  • Groen speelt ook een rol om winkelgebieden aantrekkelijk te houden. We versterken de beleving van de centra door (waar mogelijk) de verbinding met het omliggende landschapen te maken en groen en water toe te voegen. Dit zorgt voor meer koelte op hete dagen.

  • Ook bedrijventerreinen en kunnen bijdragen aan vergroening, klimaatadaptatie en inpassing in het landschap. Bij revitaliseren van bedrijventerreinen werken we aan meer groen, water en/of groene daken of gevels.

3.2 Beleidskader Duurzaamheid en Duurzaamheids-programma Nieuwkoop

In 2019 is het Beleidskader Duurzaamheid Gemeente Nieuwkoop 2020 vastgesteld. Dit beleidskader bevat de duurzaamheidsambities van de gemeente op zes thema’s: Energietransitie, Klimaatadaptatie, Circulaire Economie, Biodiversiteit, Mobiliteit en Gemeentelijke Organisatie. Deze thema’s zijn nader uitgewerkt in opgaven per thema. Het raakvlak met bomen komt vooral naar voren in de thema’s Klimaatadaptatie en Biodiversiteit.

 

Het Duurzaamheidsprogramma 2021-2024 is het uitvoeringsprogramma dat hoort bij het Beleidskader Duurzaamheid. Het bevat het overzicht van de projecten en activiteiten, waarmee de gemeente de komende jaren de beleidsdoelen wil bereiken. Het raakvlak met bomen komt vooral naar voren in de thema’s Klimaatadaptatie en Biodiversiteit.

 

Klimaatadaptatie

Voor de lange termijn (2030-2050) wil de gemeente zich adequaat voorbereiden op de effecten van klimaatverandering. Zij heeft de ambitie om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ingericht. Inmiddels zijn de zogenaamde stresstesten, bijvoorbeeld op het gebied van wateroverlast of hittestress afgerond zodat steeds duidelijker wordt waar de aandachtsgebieden voor dit thema liggen.

 

Het doel is dat klimaat adaptief handelen in de gemeentelijke werkwijze wordt verankerd en een strategie wordt vastgesteld. Daarnaast zorgen nieuwe beheerplannen voor verankering van het thema in het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Belangrijke aandachtspunten waar bomen een bijdrage kunnen leveren zijn:

  • Mogelijkheden scheppen voor het vasthouden van regenwater om piekafvoeren te voorkoen en het afvoeren ervan naar oppervlakte- en grondwater in plaats van naar de riolering;

  • Meer vergroening en minder versteende inrichting in openbaar gebied, een inrichting die ook meehelpt aan biodiversiteit, aantrekkelijker en gezonder maken van de leefomgeving en waardoor de natuur zelf ook een rol kan spelen in waterberging tijdens piekbelasting.

 

In het uitvoeringsprogramma, onderdeel ‘Klimaatadaptie’, zijn de volgende speerpunten opgenomen waar bomen een belangrijke bijdrage kunnen leveren:

  • De gemeente gebruikt meekoppelkansen bij groot onderhoud en projecten om in 20250 volledig klimaatbestendig te zijn. Omdat de capaciteit van riolering gelimiteerd is en riolering niet onbeperkt kan worden vergroot, zoekt de gemeente naar mogelijkheden om bovengrondse berging en/of afvoer te creëren naar nabij oppervlaktewater en/of groenvoorzieningen. Dit op basis van de recent uitgevoerde stresstesten;

  • Met onze inwoners zullen we de komende jaren optrekken om wateroverlast- en onderlast te beperken. We maken hiervoor gebruik van de tools van ‘Operatie Steenbreek’. Door meer groen in de buitenruimte toe te voegen zorgen we tevens voor aantrekkelijke flora en fauna en bieden we schaduwplekken in tijden van hitte.

Biodiversiteit

Voor de lange termijn (2030-2050) werkt de gemeente toe naar het behouden van de aanwezige biodiversiteit en, waar mogelijk, het verhogen ervan.

 

Het beleid van de gemeente is gericht op de toename van het aantal en de diversiteit van soorten in zowel dorpen als het landelijk gebied. Belangrijke aandachtspunten waar bomen een bijdrage kunnen leveren zijn:

  • In de openbare ruimte meer en diverser openbaar groen realiseren en inzetten op het laten toenemen van het aantal en de diversiteit van bomen;

  • Meer natuur mogelijk maken in de bebouwde omgeving door onder meer natuurinclusief bouwen en meer ruimte voor openbaar groen.

In het beleidskader is het belang van integraal werken specifiek vastgelegd. Het beleidskader Duurzaamheid werkt door in gemeentelijke visies en plannen en wordt door deze gevoed. Dit geldt dus ook voor dit beleidsplan bomen.

 

In het daadwerkelijke uitvoeringsplan onderdeel ‘Biodiversiteit’ zijn de volgende speerpunten opgenomen waar bomen een belangrijke bijdrage kunnen leveren:

  • De gemeente neemt biodiversiteit integraal mee in beleids- en beheerplannen;

  • De gemeente zet zich in om het aantal en de diversiteit van bomen te laten toenemen.

Bijlage 4 Soortentabel Groen in de Stad

Groen in de stad

 

Soortentabel

 

In deze soortentabel is de positieve bijdrage van ruim 100 boomsoorten aan klimaat, waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit in de stad in beeld gebracht. De tabel is onderdeel van een serie rondom de positieve effecten

van groen in de stad. Vier aanvullende factsheets gaan dieper in op de onderwerpen klimaat, waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit. De factsheets en de tabel zijn het resultaat van een project uitgevoerd door

Wageningen University & Research met medewerking van studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein in opdracht van de Gemeente Den Haag, Stichting De Groene Stad en Royal FloraHolland met financiële ondersteuning van de topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en bijdragen van Perennial Power, i-Bulb, Van den Berk Boomkwekerijen, Boot & Dart Boomkwekerijen, Boomkwekerij Ebben en Boomkwekerij M. van den Oever & Zonen.

Tekst: Jelle Hiemstra (jelle.hiemstra@wur.nl). Foto’s: Bovengenoemde bedrijven en diverse bronnen uit het publiek domein. Het project is onderdeel van het programma de Groene Agenda; meer informatie hierover en meer achtergrondinformatie is te vinden in het kennisportaal Groen & Welzijn op www.groenkennisnet.nl of via de auteur.

 

Toelichting soortentabel

 

Grootte   

 

★★★★ zeer grote boom: > 15 m (boom 1e grootte) 

★★★ grote boom: 10 - 15 m (boom 2e grootte)

★★ kleine boom: 6-10 m (boom 3e grootte) 

★ struiken en zeer kleine boompjes: < 6 m

 

Veel van de effecten van bomen zijn gerelateerd aan de grootte (omvang kroon, totale bladoppervlak). Daarnaast is de ruimte in het stedelijk gebied vaak een beperkende factor bij de keuze van de te planten soorten. Daarom is in de eerste kolom een globale aanduiding opgenomen van de grootte van de volwassen boom, aansluitend bij de in Nederland gebruikelijke indeling in bomen van de 1e, 2e en 3e grootte. Overigens zijn dit maximale maten onder optimale groeiomstandigheden in het natuurlijke verspreidingsgebied. In de stad zijn de omstandigheden vaak niet optimaal en blijven bomen meestal kleiner. Daarnaast is niet alleen de hoogte van belang, maar vooral ook de breedte van de kroon die per cultivar sterk kan verschillen. De vermelde gegevens zijn vooral gebaseerd op Roloff & Bärtels (2014), waar nodig aangevuld met gegevens uit andere bronnen.

 

Groenblijvend ()   

 

Groenblijvende bomen hebben het hele jaar door min of meer hetzelfde effect op luchtkwaliteit, waterberging en klimaat in de stad. Bladverliezende bomen hebben in de periode zonder blad veel minder effect op de luchtkwaliteit (sterk verminderde filterwerking voor fijnstof, geen filterwerking meer voor gasvormige verontreinigingen, geen productie van VOS), waterberging (sterk verminderde interceptie van neerslag) en het klimaat in de stad (veel minder schaduw, geen verdamping). Het gedurende de winter verminderde effect op klimaat van bladverliezende bomen (beperken opwarming) is onder Nederlandse omstandigheden niet erg belangrijk, maar met name voor het verbeteren van de luchtkwaliteit en waterhuishouding zijn groenblijvende bomen over het jaar heen effectiever dan bladverliezende bomen.

 

Winterhardheid   

 

★★★ zeer winterhard; minstens winterhardheidzone 6 (verdraagt min. temp. -17.8 tot – 23.3 °C)

★★ goed winterhard; winterhardheidzone 7 (verdraagt min. temp. – 12.3 tot -17.7 °C) 

★ redelijk winterhard; winterhardheidzone 8 (verdraagt min. temp. – 6.7 tot -12.2 °C)  

 

In de stad is het gewoonlijk warmer dan in de gebieden daarbuiten, de extremen in de zomer liggen hoger en de minima in de winter zijn ook minder laag. Daarnaast stijgt in Nederland de gemiddelde jaartemperatuur als gevolg van de klimaatverandering. Hierdoor lijken er meer mogelijkheden te komen voor soorten uit warmere streken. Echter de minima in de winter blijven nog steeds ruim onder nul, ook in de stad. Om die reden moeten stadsbomen nog steeds bestand zijn tegen lage wintertemperaturen. De mate van winterhardheid verwijst naar de capaciteit van planten om periodes met lage temperaturen te doorstaan. Dit wordt gewoonlijk gerelateerd aan de klimaatzones waarbinnen een plant van nature groeit, samengevat in klimaatzones begrenst door lijnen met de plaatselijke jaarlijkse minimum temperaturen. Op basis van deze klimaatzones is in de tabel een indicatie gegeven van de winterhardheid van de opgenomen soorten. De vermelde gegevens zijn gebaseerd op Roloff & Bärtels (2014). 

 

Droogte tolerantie

 

★★★ hoge tolerantie tegen droogte

★★ matige tolerantietegen droogte

★ lage tolerantie tegen droogte

☆ geen tolerantie tegen droogte

 

Droogtetolerantie verwijst naar de mate waarin een plant perioden met verminderde beschikbaarheid van water kan doorstaan. In de stad waar de groeiomstandigheden, zeker voor straatbomen, vaak suboptimaal zijn is deze eigenschap van groot belang. Over het algemeen is het zo dat bomen met kleine blaadjes en bomen met dik leerachtig blad of een dikke waslaag beter bestand zijn tegen droogte dan bomen met groot en dun blad. In de tabel is een indicatie weergeven van de mate waarin de soorten bestand zijn tegen droogte gebaseerd op de in de literatuur beschikbare informatie zoals die is samengevat in Samson et al. 2017. Voor een aantal soorten is dit aangevuld met praktijkinformatie zoals vermeld in vdBerk (2004). Overigens gelden de vermelde categorieën alleen voor bomen die al enige jaren op hun plaats staan. Voor net geplante bomen blijft het belangrijk om ze bij droogte van water te voorzien, ook wanneer het om droogte resistente bomen gaat.

 

Strooizout tolerantie

 

★ Tolerant 

☆ Gevoelig

 

In het stedelijk gebied krijgen bomen vaak te maken met strooizout. In deze kolom is daarom een indicatie gegeven voor de gevoeligheid voor strooizout, voor zover die informatie beschikbaar is. De gegevens in de literatuur zijn incompleet, niet allemaal even “hard” en spreken elkaar soms tegen zoals blijkt uit een overzicht van alle

beschikbare wetenschappelijke publicaties en publicaties in vaktijdschriften (Hop, 2012). Daarom zijn in deze kolom de gegevens betreffende gevoelige soorten zoals vermeld door Hop aangevuld met de vermeldingen van tolerante soorten zoals vermeld door vdBerk (2004). Voor de soorten waarachter geen code is opgenomen ontbreken gegevens.

 

Klimaat: Beperking opwarming

 

★★★ hoge bijdrage aan beperking opwarming

★★ matige bijdrage aan beperking opwarming

★ lage bijdrage aan beperking opwarming

 

Deze kolom geeft een indicatie van de mate waarin de betreffende soort kan bijdragen aan het beperken van de opwarming van de lucht in de stad. Dit verloopt via twee mechanismen: opvangen van een deel van de inkomende stralingsenergie (schaduw) en afkoeling als gevolg van de verdamping van water. Beide processen zijn gekoppeld aan de hoeveelheid bladmassa van een boom. De bijdrage aan de beperking van de opwarming van de stad is beoordeeld als hoog voor grote bomen met een brede en dichte kroon; als matig voor minder grote bomen of grote bomen met een open of relatief smalle kroon; en als klein voor kleine boompjes of bomen met een zeer smalle zuilvormige kroon (Samson et al. 2017). Experimentele gegevens op dit terrein ontbreken vrijwel volledig, daarom is uitgegaan van het geschatte effect voor volwassen bomen met goede groeiomstandigheden. 

Het effect kan sterk afnemen wanneer de bomen te maken hebben met waterstress.

 

Klimaat: Interceptie neerslag

 

★★★ sterke interceptie van neerslag

★★ matige interceptie

★ geringe interceptie

 

Interceptie van neerslag door boomkronen (en andere vegetatie) draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast bijzware buien. Een deel van de neerslag blijft achter op blad, takkenen stam en kan vandaar weer verdampen. Hierdoor, en doordat het overige water vertraagd via de stam naar de

grond vloeit (stemflow) of van het blad afdruipt (throughfall), worden neerslag pieken afgevlakt. De mate waarin bomen water vasthouden is afhankelijk van omvang en dichtheid van de kroon, bladeigenschappen en schorstype. De capaciteit van bomen hiervoor is het hoogst voor grote bomen met een dichte altijd groene kroon en weinig stemflow (bijv. Picea abies),

veel minder voor kleinere bomen of grote bomen met een relatief open kroon (bijv. Populus) en het geringst voor kleine bomen en bomen met een relatief smalle of zuilvormige kroon en een gladde bast (bijv. Cercidiphyllum). De indeling in de verschillende klassen is gebaseerd op een inschatting (expert knowledge) en moet gezien worden als een indicatie (bron.

Samson et al. 2017) vanwege het ontbreken van experimentele gegevens. De waardering verwijst naar het effect van volwassen bomen, jonge pas geplante bomen hebben een veel beperkter effect.

 

Waterberging: verdraagt zeer natte/droge periode

 

Gebruikte codes kolom ‘Verdraagt zeer natte periode'

★★ Echte moeras of oever plant

★ Tolereert zeer natte locaties/kan tijdelijk onder water staan

Gebruikte codes kolom ‘Verdraagt droge periode'

★★ Verdraagt sterke droogte

★ Verdraagt gemiddelde droogte

 

Het groen in de stedelijke omgeving wordt steeds vaker mede benut om bij piekneerslagen een deel van het water tijdelijk te bergen (wadi’s, verlaagde delen voor waterberging, waterpleinen, etc.). Bomen die in dergelijke gebieden worden gebruikt moeten enerzijds bestand zijn tegen korte (zeer) natte perioden en aan de andere kant veel drogere omstandigheden in de periodes daartussen verdragen. Deze kolommen geven voor een aantal voor deze situaties relevante bomen de mate weer waarin ze deze twee omstandigheden verdragen (Bron: Hoffman & Hop 2012).

 

Luchtkwaliteit: Wegvangen fijnstof (PM)

 

★★★★ zeer grote wegvangcapaciteit

★★★ grote wegvangcapaciteit

★★ matige wegvangcapaciteit

★ geringe wegvangcapaciteit

 

Er zijn slechts weinig concrete (meet)gegevens beschikbaar van de wegvangcapaciteit van individuele soorten. Bovendien zijn de actuele weggevangen hoeveelheden verontreiniging afhankelijk van de mate van verontreiniging in de lucht en de plaatselijke meteorologische omstandigheden (m.n. windsnelheid en –richting), de plaats van de boom (solitair of in een beplanting) en de toestand en omvang van de boom. Hoe fijner vertakt de structuur in de boomkroon is, hoe effectiever fijnstof wordt afgevangen. Naaldbomen zijn daardoor effectiever dan loofbomen en bij de loofbomen zijn de soorten met veel kleine blaadjes effectiever dan soorten met groot blad. Verder zijn soorten met ruwe, kleverige of harige bladeren effectiever dan soorten met gladde platte bladeren. Op basis van deze structuur kenmerken is een inschatting gemaakt van het relatieve potentiële effect van de verschillende soorten. De waarderingen in deze kolom zijn een synthese van op deze manier geproduceerde ranglijsten in Hiemstra et al. 2008, Hoffman, 2009 en Samson et al. 2017.

Omdat de uiteindelijk weggevangen hoeveelheid afhankelijk is van het volume van de kroon zijn bomen dus effectiever dan struiken,al is het wel zo dat vele kleine bomen (struiken) hetzelfde effect kunnen hebben als één grote boom.

 

Luchtkwaliteit: Wegvangen NOx/O3

 

★★★★ zeer grote wegvangcapaciteit

★★★ grote wegvangcapaciteit

★★ matige wegvangcapaciteit

★ geringe wegvangcapaciteit

 

Gasvormige verontreinigingen worden via de huidmondjes in het blad opgenomen en daar verwerkt door de stofwisselingsprocessen in het blad. Loofbomen zijn door hun bladstructuur effectiever dan naaldbomen, en binnen de categorie van loofbomen zijn bomen met grote gladde bladeren effectiever dan die met klein, ruw of behaard blad.

Ook voor deze gasvormige vormen van luchtverontreiniging geldt dat het totale afgevangen volume afhankelijk is van het kroonvolume en de totale bladoppervlakte. Op basis van deze structuurkenmerken is in deze kolom een indicatie gegeven van het relatieve belang van de verschillende soorten. De gegevens zijn gebaseerd op Hoffman (2009) en waar nodig aangevuld.

 

Luchtkwaliteit: Vastleggen CO2

 

★★★★ zeer veel vastlegging

★★★ veel vastlegging

★★ matige vastlegging

★ geringe vastlegging

 

Alle planten leggen CO2 vast via de fotosynthese. Wanneer plantendelen afsterven en verteren (afgevallen blad, vruchten, afgestorven wortels) komt die CO2 weer vrij. Alleen houtige gewassen hebben een netto-effect op jaarbasis doordat zij een (vaak groot) deel van de omgezette CO2 voor langere tijd vastleggen in hout. Alleen de CO2 in het overblijvende (houtige) deel van bomen en struiken is daarom relevant als het gaat om CO2-vastlegging. Voor het inschatten van de hoeveelheid vastgelegde CO2 is ervan uitgegaan dat hoe meer volume hout een plant heeft, hoe meer CO2 is vastgelegd. Gebaseerd op de groeisnelheid en de capaciteit om CO2 vast te leggen in boven- en ondergrondse delen is een inschatting gemaakt in vier categorieën waarbij kleine bomen en struiken in de laagste categorie vallen en grote bomen met uitgebreide kronen en wortelstelsels in de hoogste categorie. De gegevens zijn gebaseerd op Hoffman (2009) en waar nodig aangevuld.

 

Biodiversiteit: Nectar- / Stuifmeelbron voor insecten

 

★★★★ zeer hoge waarde

★★★ hoge waarde

★★ matige waarde

★ geringe waarde

☆ geen waarde

 

Wereldwijd hebben bijen en andere insecten het moeilijk. Vanwege hun belang als bestuivers en ook voor de biodiversiteit in het algemeen is de aandacht voor bijen en andere bestuivers sterk toegenomen. Deze insecten zijn

afhankelijk van voldoende stuifmeel en nectar in de omgeving. Deze twee kolommen geven de waarde van de genoemde boomsoorten voor bestuivers door middel van een waardering van de mate van productie van nectar en stuifmeel. De informatie is afkomstig van lijsten samengesteld door het Duitse GALK Arbeitskreis Stadtbäume (zie www.galk.de) en de Belgische Imkersbond (van Hoorde et al., 2004). De waardering in de tabel is op soortniveau; cultivars binnen de soort kunnen onderling verschillen in geschiktheid als nectar of pollen leverancier; met name dubbel- of gevuld bloemige cultivars dienen voor dit doel vermeden te worden omdat die meestal steriel zijn. Bovendien is de productie van nectar en stuifmeel ook afhankelijk van de lokale omstandigheden en de groei van de betreffende boom. De waarden moeten daarom gezien worden als een indicatie van wat mogelijk is.

 

Voedselbron voor vogels

 

Van de hogere diersoorten zijn met name de vogels aanwezig in het groen in de stad. Deze kolom geeft een aantal soorten aan die van belang zijn voor vogels omdat ze voedsel bieden in de vorm van bessen, zaden en noten. Overigens is dit ook voor een aantal kleine zoogdieren een bron van voedsel.

 

Allergeniteit

 

★★★ hoog

★★ matige 

★ gering

 

Allergeniteit verwijst naar de eigenschap dat sommige planten bij een deel van de bevolking symptomen van overgevoeligheid oproepen als ze in contact komen met delen van die planten. Met name stuifmeel leidt vaak tot dit soort reacties (“hooikoorts”). De reactie wordt veroorzaakt door eiwitten in de wand van de stuifmeelkorrels waarop gevoelige personen reageren met allergische reacties. Bij sommige soorten (bijv. Platanus) kunnen ook fijne haren afkomstig van het blad tot zulke reacties leiden. Deze kolom geeft de mate van allergeniteit van het stuifmeel van de verschillende soorten gebaseerd op een systeem ontwikkeld door Cariñanos et al. (2016) waarbij het eindcijfer een combinatie is van drie onderdelen; de wijze van verspreiding van het stuifmeel (wind/insecten/beide), de lengte van de periode waarin het stuifmeel vrij komt en de mate waarin dat stuifmeel allergeen is.

 

Emissie van VOS

 

★★★ hoge emissie van VOS

★★ matige emissie van VOS

★ lage emissie van VOS

 

De relatie tussen planten, vluchtige organische stoffen (VOS) en ozon is complex. VOS versterken, met name onder warme omstandigheden, de vorming van ozon (O3). Bomen nemen zowel ozon als VOS op en verbeteren daardoor de luchtkwaliteit. Daar staat tegenover dat sommige bomen zelf ook VOS produceren. Over het algemeen is de balans op stadsniveau weliswaar gunstig (meer VOS weggevangen dan geproduceerd) maar het is verstandig om geen grote aantallen van soorten die VOS produceren bijeen te planten om de bevordering van de vorming van zomersmog te voorkomen. In deze kolom is de VOS-emissie van de verschillende soorten weergegeven in 3 klassen, gebaseerd op literatuurgegevens voor zover beschikbaar en interpolatie van die gegevens naar verwante soorten zoals samengevat in Samson et al. (2017).

 

Bronnen

Cariñanos et al. (2016). Characterization of Allergen Emission Sources in Urban Areas. J. Environ. Qual. 45:244–252.

Hiemstra et al. (2008). Bomen een verademing voor de stad. Brochure

PPH/VHG 36 p.

Hoffman (2009). Planten en luchtkwaliteit. Dendroflora 46:25-49. Hoffman & Hop (2012). Planten voor natte locaties. Dendroflora 49:4-16. Hop (2012). Zoutgevoeligheid van boomkwekerijgewassen. http://edepot.wur.nl/199315.

Roloff & Bärtels (2014). Flora der Gehölzer. Ulmer Verlag.

Samson et al. (2017). Species-Specific Information for Enhancing Ecosystem Services. Blz. 111-144 in: Pearlmutter et al. (eds.), The Urban Forest, Future City 7, Springer International Publishing.

Van Hoorde et al. (2004). Bijenplantengids. Koninklijke Vlaamse

Imkersbond.

Van den Berk Boomkwekerijen (2004). Van den Berk over Bomen. 2e herziene druk.

 

 

Bijlage 5 Bodemgesteldheid en grondwater

 

Bodemkaart

 

Toelichting:

  • Groen: klei gronden van diverse samenstelling

  • Turquoise: ‘venige’ grond op klei

  • Blauw en paars: veengronden van diverse samenstelling

Bron: https://bodemdata.nl/basiskaarten (WUR)

 

Op deze bodemkaart is zichtbaar dat het middelste deel van de gemeente is ontpolderd. De polder wordt omrand met door een kleidek op veen en zand. Meer aan de randen van de gemeente is veen aanwezig.

 

Een kleibodem is een erg voedzame bodem, maar heeft als nadeel dat de grond erg compact is. Hierdoor is het voor boomwortels moeilijker om genoeg zuurstof te krijgen en zich een weg door de bodem te banen. Dit vraagt extra aandacht bij de inrichting van de groeiplaats en de soortkeuze van de boom. Met name in situaties waar de bestaande bodem onderdeel van de groeiplaats uitmaakt.

Veengrond is zettingsgevoelig en heeft vaak hoge grondwaterstanden. Bomen kunnen hierdoor niet diep wortelen. Boomsoorten die op nattere en voedselrijkere bodems kunnen groeien zijn hier meer geschikt.

 

Grondwaterstanden

 

Toelichting:

  • Groen: diepere grondwaterstanden

  • Turquoise en paars: hogere grondwaterstanden

Bron: https://bodemdata.nl/basiskaarten (WUR)

 

Zoals op deze bodemkaart laat zien hebben grote delen van de gemeente een hogere grondwaterstand. Dit betekent dat het grondwater erg dicht onder het oppervlakte zit, soms minder dan 50 cm.

 

Het nadeel van natte gronden is dat bomen vaak niet diep kunnen wortelen. Dit betekend dat ze minder stabiel staan dan drogere gronden. Dit heeft effect op de levensduur en conditie van de boom.

 

Gevolg (conclusie):

Bomen in de gemeente Nieuwkoop hebben veelal te maken met ofwel zwaardere kleigronden of hogere grondwaterstanden in combinatie met voedselrijk veen. Dat vraagt een zorgvuldige groeiplaatsinrichting bij nieuwe aanplant en/of een het afstemmen van de soortkeuze op deze specifieke standplaatsen. En andere gevolg hiervan is dat bomen doorgaans minder oud worden dan in goed doorwortelbare gronden met diepere grondwaterstanden. Hier is in het beleids- en beheerplan groen rekening mee gehouden.

Bijlage 6 Analyse en advies samenstelling boombestand

 

Een graadmeter om te toetsen voor diversiteit in het areaal bomen is ook hier de Santamour 10-20-30 regel. In onderstaande tabel is een analyse van de 10 meest voorkomende bomen opgenomen.

 

Familie (max 30%)

% van areaal

Geslacht (max 20%)

% van areaal

Soort (max 10%)

Wilgenfamilie

22,98%

Salix (wilg)

20,77%

Salix alba (20,03%)

 

 

Populus (populier)

2,21%

 

Olijffamilie

16,86%

Fraxinus (es)

16,86%

Fraxinus excelsior (15,99%)

Berkenfamilie

15,39%

Alnus (els)

11,06%

Alnus glutinosa (8,44%)

 

 

Betula (berk)

4,33%

 

Napjesdragesfamilie

7,77%

Quercus (eik)

7,77%

 

Zeepboomfamilie

7,09%

Acer (esdoorn)

7,09%

 

Rozenfamilie

7,06%

Prunus (kers)

5,04%

 

 

 

Pyrus (peer)

2,02%

 

Kaasjeskruidfamilie

3,65

Tilia (linde)

3,65%

 

 

Uit de analyse blijkt bomen uit het geslacht Salix (wilg) ‘oververtegenwoordigd’ zijn. Meer dan 20 % van het geslacht Salix en meer dan 20 % van de soort Salix alba. Dit wordt veroorzaakt door het hoge aantal knotwilgen (Salix alba) in onze gemeente. 18,5% van het totaal Salix alba is knotwilg. Dit geeft een vertekend beeld. Vrij uitgroeiende wilgenbomen zijn veel minder aanwezig (ca. 250 stuks). Uitbreiding van het aantal vrij uitgroeiende wilgen is nog mogelijk.

Uit deze analyse komt ook naar voren dat er een groot aandeel van de soort gewone es (Fraxinus excelsior incl cultivars) aanwezig is in het totale areaal bomen in Nieuwkoop. Dat wordt versterkt doordat veel laanstructuren uit alleen essen zijn opgebouwd. Op objectniveau is de score daar dus 100%.

Het aandeel zwarte els (Alnus glutinosa) is de afgelopen jaren toegenomen en beslaat nu ca. 8,5% van het areaal. Dit komt met name doordat de els steeds meer wordt aangeplant als geschikte inheemse boom.

 

Advies

Wees terughoudend met de aanplant van het geslacht Fraxinus en met name de soort excelsior of cultivars daarvan. Laat het aandeel van de soort zwarte els niet te veel toenemen. Kies bewust voor andere inheemse boomsoorten. Het aandeel vrij uitgroeiende wilgen kan nog toenemen. Kies bij voorkeur locaties met minder knotbomen in de directe omgeving.

Bijlage 7 Tabel afweging behoud, verplanten of vervangen bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen

 

Beleidsklasse bomen

Inzet op:

(in volgorde)

Alleen vervangen als:

I: (toekomstig)

Monumentale boom

  • 1.

    behoud

  • 2.

    verplanting

  • 3.

    vervanging

  • boom in ontwikkeling inpassen;

  • bij verplanting locatie binnen plangebied;

  • bij vervanging compensatie grotendeels binnen plangebied, rest binnen (woon)kern.

  • er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang dat opweegt tegen het duurzaam behoud van de beschermde houtopstand;

  • er sprake is van onafwendbaar gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang in het kader van openbare orde en veiligheid;

  • naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

Boom nooit vervangen voor bovenmatige vormen van hinder of overlast.

II: Structuurboom

  • 1.

    behoud

  • 2.

    verplanting

  • 3.

    vervanging

  • boom in ontwikkeling inpassen;

  • bij verplanting locatie binnen plangebied of (woon)kern;

  • bij vervanging compensatie grotendeels binnen plangebied, rest binnen (woon)kern.

  • er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang dat opweegt tegen het duurzaam behoud van de houtopstand;

  • er sprake is van onafwendbaar gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang in het kader van openbare orde en veiligheid;

  • naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade;

  • uit een boom effect analyse blijkt dat dat de boom niet inpasbaar is waarbij instandhouding (>10 jr) niet mogelijk is, ook niet met extra (beschermende) maatregelen voor de groeiplaats.

  • er sprake is van bovenmatige vormen van hinder of overlast.

III: Overige boom

  • 1.

    behoud

  • 2.

    vervanging

  • 3.

    verplanting

  • boom in ontwikkeling inpassen;

  • bij verplanting binnen (woon)kern;

  • bij vervanging compensatie binnen (woon)kern.

  • er sprake is van een maatschappelijk belang dat opweegt tegen het duurzaam behoud van de houtopstand;

  • er sprake is van onafwendbaar gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang in het kader van openbare orde en veiligheid;

  • naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade;

  • uit reguliere BVC inspectie blijkt dat de conditie gelijk of lager is dan score ‘onvoldoende’ en/of de levensverwachting van de boom gelijk of lager is dan 5-10 jaar;

  • uit een boom effect analyse blijkt dat dat de boom niet inpasbaar is waarbij instandhouding (>15 jr) niet mogelijk is, ook niet met extra (beschermende) maatregelen voor de groeiplaats;

  • er sprake is van bovenmatige vormen van hinder of overlast.

IV: Boom met verkorte omloop

  • 1.

    behoud

  • 2.

    vervanging

  • 3.

    verplanting

  • boom in ontwikkeling inpassen;

  • bij verplanting locatie staat vrij;

  • bij vervanging compensatie binnen (woon)kern.

  • er sprake is van een individueel belang dat opweegt tegen het duurzaam behoud van de beschermde houtopstand;

  • er sprake is van onafwendbaar gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang in het kader van openbare orde en veiligheid;

  • naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade;

  • uit reguliere BVC inspectie blijkt dat de conditie gelijk of lager is dan score ‘onvoldoende’ en/of de levensverwachting van de boom gelijk of lager is dan 10 jaar;

  • de boom niet inpasbaar is in de nieuwe situatie en/of de realisatie daarvan;

  • er sprake is van bovenmatige vormen van hinder of overlast.

Bijlage 8 Tabel compensatie vervanging bomen in projecten en (bouw)ontwikkelingen

 

Beleidsklasse bomen

Zoekgebied vervangende aanplant

Compensatie

I: (toekomstig)

Monumentale boom

compensatie voor grootste deel binnen plangebied, rest binnen (woon)kern.

  • gelijk aantal m3 boomkroonvolume vervangende boom/bomen in maximaal 20 jaar*;

  • aanplantmaat vervangende boom minimaal 20-25 met draadkluit (beleidsklasse I);

  • aanplantmaat extra aan te planten vervangende bomen minimaal 16-18 met draadkluit;

  • groeiplaatsinrichting conform vast te stellen beleidsstatus van compensatie bomen;

  • (tabel 7, ‘instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’);

  • minimaal 1 van de bomen krijgt de beleidsklasse I (toekomstig) Monumentale boom.

* Uitgangspunt: de vervangende aanplant heeft na

20 jr het kroonvolume gecompenseerd (theoretisch bereikbaar kroonvolume).

Daarom is het in de meeste gevallen noodzakelijk extra bomen aan te planten.

II: Structuurboom

compensatie voor grootste deel binnen plangebied, rest binnen (woon)kern.

  • gelijk aantal m3 boomkroonvolume vervangende boom/bomen in maximaal 20 jaar*;

  • aanplantmaat vervangende boom minimaal 18-20 met draadkluit (beleidsklasse II);

  • als omstandigheden dit verlangen bij uitzondering een kleinere aanplantmaat mogelijk (bv veel wind in buitengebied of moeilijk begaanbaar terrein);

  • aanplantmaat extra aan te planten vervangende bomen minimaal 16-18 met draadkluit;

  • groeiplaatsinrichting conform vast te stellen beleidsstatus van compensatie bomen;

  • (tabel 7, ‘instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’);

  • minimaal 1 van de bomen krijgt de beleidsklasse II Structuurboom. Hogere beleidsklasse of overcompensatie is mogelijk.

* Uitgangspunt: de vervangende aanplant heeft na

20 jr het kroonvolume gecompenseerd (theoretisch bereikbaar kroonvolume).

Daarom is het in de meeste gevallen noodzakelijk extra bomen aan te planten.

III: Overige boom

compensatie binnen (woon)kern.

  • gelijk aantal m3 of meer boomkroonvolume in volgroeide situatie vervangende boom/bomen*;

  • aanplantmaat vervangende boom minimaal 16-18 met draadkluit (beleidsklasse II);

  • aanplantmaat extra aan te planten vervangende bomen minimaal 16-18 met draadkluit.

  • groeiplaatsinrichting conform vast te stellen beleidsstatus van compensatie bomen.

  • (tabel 7, ‘instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’);

  • minimaal 1 van de bomen krijgt de beleidsklasse III Overige boom;

  • Hogere beleidsklasse of overcompensatie is mogelijk.

* Daarom kan het noodzakelijk extra bomen aan te planten;

IV: Boom met verkorte omloop

bij vervanging compensatie binnen (woon)kern.

  • herplant van een vervangende boom, waarbij soortkeuze en groeivorm doorslaggevend is;

  • aanplantmaat vervangende boom minimaal 16-20 met draadkluit;

  • groeiplaatsinrichting conform vast te stellen beleidsstatus van compensatie bomen.

  • (tabel 7, ‘instellingen Boommonitor per beleidsklasse boom’);

  • Hogere beleidsklasse of overcompensatie is mogelijk.

Bijlage 9 Potentiële locaties compenseren bomen

 

In 5.2.2 ‘Kwantiteit boombestand’ is aangegeven hoe we bomen gaan compenseren. Als dit niet op locatie lukt dan is een alternatieve locatie mogelijk. Onderstaande lijst is een indicatieve lijst met mogelijke locaties. Andere locaties zijn uiteraard mogelijk.

 

Korteraar

  • Kerkweg noordzijde bosplantsoen

  • Oude Kerkpad

  • Schilkerweg groenzone zuidzijde t.h.v. Zwembad

Langeraar

  • Altiorplein

  • Damstaete

  • Geerweg (noordwest van Langeraarseweg)

  • Groenzone Schoutstraat, Schepenstraat

  • Landerij

  • Landlustpad

  • Langeraarseweg noordzijde

  • Polderdreef

Nieuwkoop

  • Achterweg hondenlosloopterrein

  • Beerstratenlaan, park noordzijde

  • De Fuik park westzijde

  • Elleboogvaart groenzone tussen Hogedijk en provinciale weg

  • Fleurstraat omgeving evenemententerrein

  • Karhaak park zuidzijde

  • Ladderaak noordzijde langs watergang

  • Park Buytewech

  • Park Ladderaak rond sportvelden

  • Transportweg, park zuidzijde, landschappelijke beplanting oost- en noordzijde

Nieuwveen

  • Groenzone Gruttoveld / Jan van Blankenpad

  • Laan der Verwondering

  • Nieuwveens Jaagpad, diverse locaties buiten kernzone dijklichaam

  • Teylerspark

  • Poldermolen landschapelijke beplanting zuidzijde

  • Roggeveldweg groenzone westzijde

  • Zwembad Aarweide

Noordeinde

  • Fietspad achter Kastol

  • Groenzone Schoolstraat / De Dobbe

  • Vijfbruggenpad

Noorden

  • Gerberastraat / Prolkade

  • Meerkoet (groenzone Driekoppenland)

Noordse Buurt

  • Landschappelijke beplanting rondom Sportief

  • Optie ontwikkeling bosperceel binnen het gebied

Noordse Dorp

  • Pad door de Noordsebuurterpolder, zijde Molenweg

Papenveer

  • Fietspad Bilderdam

  • Kerkpad

  • Reigersbos

  • Schilkerweg zuidzijde t.h.v. Hoekse Aarkade

  • Valentijnsingel speelplaats

Ter Aar

  • Aardamse weg

    • o

      locatie voormalige skatebaan

    • o

      parkje omgeving gemeentehuis

    • o

      bocht Ringdijk noordzijde

  • Argonnepark

  • Kerkweg noordzijde bosplantsoen

  • Landlustpad

  • Groenzone tussen Esenlaan en Walnootstraat

  • Meester Jonkerpad

  • Moerasveen speelplaats

  • P. van Schravendijkstraat

  • Ringdijk / Hertog van Beijerenstraat

Vrouwenakker

  • Nieuwveens Jaagpad buiten kernzone dijk

Woerdense Verlaat

  • Amstelkade bedrijventerrein en zone nabij Westveensebrug

  • Boseweg oostzijde langs watergang

Zevenhoven

  • Heemraadstraat

  • Stationsweg buiten bebouwde kom

  • Stationsweg parkje nabij begraafplaats

  • Vijfbruggenpad (incl omgeving IKC)

Bijlage 10 Bomenkompas voor allergeniciteit

 

Waarom een Bomenkompas voor allergeniciteit?

 

Door de vergroening van steden zullen er meer bomen aangeplant worden. Voor een veilige luchtkwaliteit in de toekomst is het belangrijk om de allergeniciteit van deze nieuwe aanplant in ogenschouw te nemen.

 

Waar moet ik op letten bij de aanplant van nieuwe bomen?

 

Plant bomen die (zeer) sterk allergeen pollen produceren niet op druk bezochte plaatsen (winkelcentra, scholen).

 

Plant bomen die matig allergeen pollen produceren niet in grote aantallen bij elkaar.

 

Plant bij voorkeur bomen die niet of zwak allergeen pollen produceren, maar ook hierbij zijngrote aantallen onverstandig.

 

Algemeen: let op diversiteit in de aanplant.

 

 Hoe is dit bomenkompas tot stand gekomen?

 

Eerst is een lijst samengesteld van de meest voorkomende bomen in Nederland. De classikcatie is gebaseerd op de huidige wetenschappelijke kennis die wereldwijd beschikbaar is. Daarnaast speelt de hoeveelheid pollen dat de verschillende boomsoorten produceren een rol bij de overlast die de soort kan geven. Tot slot is de sensibilisatie voor verschillende boompollen in een patiëntengroep geanalyseerd en meegewogen. Op grond van deze 3 factoren is een indeling in 4 klassen van allergeniciteit van de pollen gemaakt.

 

Van sommige soorten is de allergeniciteit in zuidelijke landen beschreven, terwijl ze hier (nog) nauwelijks klachten veroorzaken. Door de klimaatverandering kunnen deze bomen grotere hoeveelheden pollen gaan produceren en daardoor mogelijk in de toekomst wel tot klachten gaan leiden. In de tabel zijn deze soorten in de kolom ‘Gebieden met beschreven allergeniciteits risico’ met een rode kleur aangegeven. Grote aantallen bij elkaar van deze soorten kunnen beter vermeden worden.

 

In de laatste kolom is aangegeven of er van de soort niet allergene, vrouwelijke varianten bekend zijn.

 

www.lumc.nl/bomenkompas

 

Dit bomenkompas is tot stand gekomen binen een onderzoek dat geknancieerd is door ZonMw. Belangrijke bijdragen zijn geleverd door: Henry Kuppen, Wendy Batenburg, (Terra Nostra), Arnold van Vliet (WUR), Anna van Leeuwen (GGD Rotterdam), Hans de Groot en Liesbeth Bakker (Reinier de Graaf Ziekenhuis), Letty de Weger (LUMC).

 

 

Bron:https://www.lumc.nl/over-het-lumc/maatschappelijke-rol/bomenkompas/