Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-200728-07-2011nieuwe regeling

21-05-2007

Huis aan Huis; 20 juni 2007

171833

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. subsidie:de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
b. budgetsubsidie:een vooraf bepaalde en vaststaande subsidie die beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van eveneens vooraf bepaalde prestaties, zonder koppeling aan afzonderlijke kostenplaatsen binnen die prestaties;
c. subsidieontvanger:elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid, die zich de behartiging van door het bestuursorgaan erkende belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt;
d. activiteit:iedere vorm van menselijk handelen, voor zover de gemeente Leeuwarden dat wil stimuleren;
e. activiteitenplan:een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en de daarvoor benodigde personele en materiële middelen;
f. subsidieplafond:het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;
g. tender-systeemeen bepaalde, bij deelsubsidieverordening of nadere regel vastgestelde verdelingswijze van een subsidieplafond waarbij de aanvragen voor een bepaalde datum moeten zijn ingediend, waarna op grond van kwalitatieve criteria een rangorde kan worden bepaald.
h. raadscommissie:de commissie, als bedoeld in het Reglement van orde van de raadscommissies;
i. werksoort:groep van maatschappelijke projecten of activiteiten met een gemeenschappelijk karakter;
j. vrijwilliger:degene, die anders dan als beroepskracht uitvoerend werk in een instelling verricht;
k. beroepskracht:degene, die op grond van een arbeidsovereenkomst, dan wel op grond van een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten tegen honorering anders dan als onkostenvergoeding, een functie uitoefent, bij of ten behoeve van een instelling;
l. programmabegroting:de begroting van de gemeente Leeuwarden zoals bedoeld in artikel 189 Gemeentewet, inclusief de daarbij behorende bijlagen van een bepaald jaar;
m. programma:onderdeel van de programmabegroting;
n. college:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;
o. instelling:een rechtspersoon met al dan niet volledige rechtsbevoegdheid.
p. Grote Stedenbeleid (GSB)Het Rijksbeleid om grootstedelijke problemen aan te pakken en om de sociale kwaliteit van de stedelijke samenleving te verbeteren of in stand te houden.
q. projectsamenhangend geheel van bepaalde activiteiten voor een bepaalde periode.

Artikel 2 Bevoegdheid college

Het college is bevoegd tot subsidiëring op grond van budgetten die bij de vaststelling van de programmabegroting beschikbaar zijn gesteld voor aldaar omschreven effecten en kan daarvoor nadere regels voor subsidiëring van bepaalde activiteiten vaststellen.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidiëring door het college indien en voor zover geen andere rijks-, provinciale of gemeentelijke bekostigings- of subsidieregeling, waaronder die vastgesteld in het kader van een gemeenschappelijke regeling mede wordt begrepen, van toepassing is of wordt verklaard.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op subsidiëring op grond van deelsubsidieverordeningen alsmede van bepaalde activiteiten op grond van posten op de programmabegroting met vermelding van de subsidie-ontvanger.

  • 3. Deze verordening is voorts van toepassing op subsidiëring voortkomend uit:

    • a.

      programma’s

    • b.

      doelen van het Grote Stedenbeleid (GSB)

    • c.

      op sub a en sub b gebaseerde of daaruit voortkomende projecten.

    • d.

      projecten waarvoor een tussentijds begrotingsbesluit is genomen

Artikel 4 Bijzondere omstandigheden

  • 1. Indien geen (deel)subsidieverordening of nadere regel van kracht is, of indien er naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden zijn, kunnen ontheffingen van de bepalingen van deze verordening worden verleend.

  • 2. Indien geen (deel)subsidieverordening of nadere regel van kracht is, of indien er naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden zijn, kunnen er naast de bepalingen van deze verordening bijzondere verplichtingen aan het verlenen van een subsidie worden verbonden.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Als een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt bij nadere regel bepaald, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 4. Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor eerder ingediende aanvragen.

  • 5. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

  • 6. Het derde of vierde lid is niet van toepassing, indien:

    • a.

      de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge deze verordening of daarop gebaseerde nadere regel moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de wijze van verdeling is gebaseerd op een tendersysteem.

    • c.

      het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting; en

    • d.

      bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 6 Enkele vaststelling

  • 1. Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gegeven.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen voor behandeling van subsidieaanvragen waarbij wordt volstaan met een enkele vaststellingsbeschikking.

Paragraaf 2 Subsidieaanvraag

Artikel 7

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt bij het college ingediend.

  • 2. Een subsidieaanvraag voor activiteiten die een tijdvak van een geheel kalenderjaar of meerdere kalenderjaren beslaan, wordt ingediend vóór 1 september van het jaar, voorafgaande aan het kalenderjaar of de kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Een subsidieaanvraag voor activiteiten die een tijdvak korter dan een jaar beslaan wordt uiterlijk 8 weken voor aanvang van die activiteiten ingediend.

  • 4. Het college kan in nadere regels, zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening, afwijken van het gestelde in de voorgaande leden 2 en 3.

  • 5. Het college kan in bijzondere gevallen een subsidieaanvraag, die niet tijdig is ingediend, alsnog in behandeling nemen.

Artikel 8

  • 1. Bij het indienen van de aanvraag worden in ieder geval overgelegd of vermeld:

    • a.

      het activiteitenplan;

    • b.

      een naar het oordeel van het college voldoende gespecificeerde en toegelichte begroting van inkomsten en uitgaven van de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      voor zover van toepassing, een opgave van bij andere (overheids-)instellingen aangevraagde of verleende subsidies.

    • d.

      een bank- of gironummer van de subsidieontvanger.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van de vereisten in het eerste lid.

Paragraaf 3 Subsidieverlening

Artikel 9

  • 1. Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag over de verlening van de subsidie.

  • 2. Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 8 weken verdagen.

Artikel 10

  • 1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Deze voorwaarde vervalt, indien het college daar niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op heeft gedaan.

Artikel 11

Indien van toepassing, worden in de subsidiebeschikking tevens vermeld:

  • a.

    de bepalingen in deze verordening waarvan ontheffing wordt verleend en

  • b.

    bijzondere verplichtingen, die daaraan zijn verbonden en hun eventuele toetsingscriteria

Artikel 12

  • 1) Het college kan voor een periode langer dan een jaar of in een periode die meerdere kalenderjaren beslaat, een subsidie verlenen; de subsidie wordt in dat geval jaarlijks vastgesteld.

  • 2) Het college kan, op gemotiveerd verzoek, bij de beschikking tot subsidieverlening een latere datum voor de subsidievaststelling bepalen.

Artikel 13

  • 1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, indien:

    • a.

      de activiteiten naar het oordeel van het college tot doel hebben de godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke identiteit van de instelling in stand te houden of te versterken; of

    • b.

      het activiteiten betreft waarvan de uitvoering naar het oordeel van het college tot de taak van de gemeente zelf behoort.

    • c.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

      • 1.

        de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

      • 2.

        de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

      • 3.

        de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, indien de subsidieontvanger:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 3. De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien de activiteiten naar het oordeel van het college het karakter van een feest, receptie of jubilea hebben.

  • 4. De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      geen deelsubsidieverordening of nadere regel als bedoeld in artikel 2 van deze verordening van toepassing is,

    • b.

      geen post met beoogd subsidieontvanger in de programmabegroting is vermeld,

    • c.

      in de programmabegroting geen budget beschikbaar is gesteld voor vastgesteld beleid.

  • 5. De subsidieverlening wordt geweigerd of deels geweigerd, indien daardoor een subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 14

  • 1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten.

  • 2. In deze overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend, tenzij de aard van de subsidie zich daartegen verzet.

Artikel 15

De subsidie kan worden verleend in de vorm van een budgetsubsidie, tenzij bij wettelijk voorschrift of nadere regel anders is bepaald.

Artikel 16

  • 1. Het college kan bij de verlening van de subsidie rekening houden met het eigen vermogen van de subsidieontvanger, voor zover dat meer bedraagt dan redelijkerwijs voor het uitvoeren van de activiteiten noodzakelijk is te achten.

  • 2. Onder het eigen vermogen van de subsidieontvanger wordt tevens begrepen het eigen vermogen van (financieel) gelieerde instellingen, steun- of vriendenstichtingen of verenigingen dan wel iedere rechtspersoon die tot de consolidatiekring behoort of kan behoren, dan wel qua doelstelling aanvullend of ondersteunend zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

Paragraaf 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17

  • 1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan door of vanwege het college in te stellen:

    • a.

      controles op de administratie;

    • b.

      onderzoeken, gericht op het verkrijgen van gegevens over het terrein waarop de instelling zich beweegt.

  • 2. De subsidieontvanger verleent aan het college inzage in de administratie en verstrekt alle inlichtingen, desgewenst schriftelijk, welke nodig zijn:

    • a.

      ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid van de verrichte werkzaamheden en het gevoerde financieel beheer;

    • b.

      voor het naar behoren uitoefenen van toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening.

  • 3. De subsidieontvanger volgt de aanwijzingen op, welke haar door of vanwege het college worden gegeven:

    • a.

      in het belang van een goede administratie;

    • b.

      in het belang van een doelmatig beheer.

Artikel 18

De subsidieontvanger brengt het aanvaarden van schenkingen, erfstellingen en legaten zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

Artikel 19

  • 1. Een subsidieontvanger dient per omgaande aan het college mededeling te doen omtrent:

    • a.

      dreigende of reeds ontstane verschillen tussen werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten;

    • b.

      ontwikkelingen die van belang zijn voor het te voeren beleid;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2. Een subsidieontvanger brengt het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten per omgaande ter kennis van het college.

  • 3. Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is, dient tevens aan het college per omgaande ter beoordeling voor te leggen:

    • a.

      een wijziging in de rechtsvorm, evenals wijzigingen van de statuten, alvorens deze wijzigingen rechtskracht verkrijgen;

    • b.

      het voornemen tot ontbinding van de rechtspersoon.

  • 4. Het college kan verlangen dat uit het batig liquidatiesaldo een bedrag wordt teruggestort aan de gemeente tot een maximum van het totaalbedrag dat de subsidieontvanger in de periode van 10 jaren voorafgaande aan de datum van ontbinding aan subsidie heeft ontvangen.

Artikel 20

  • 1. Indien de activiteiten worden uitgevoerd of ondersteund door beroepskrachten draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat deze beschikken over een, naar het oordeel van het college, zodanige kennis en ervaring dat een verantwoorde uitoefening van hun functie gewaarborgd is, met inachtneming van door de rijksoverheid gestelde of nader te stellen regels.

  • 2. De arbeidsvoorwaarden van beroepskrachten in dienst van de subsidieontvanger voldoen aan:

    • a.

      de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst dan wel - bij gebreke daarvan - een door het college geaccepteerde rechtspositieregeling;

    • b.

      de door de rijksoverheid gestelde of te stellen regelen.

Paragraaf 5 Subsidievaststelling

Artikel 21

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 12 weken na afloop van de activiteiten, zoals bedoeld in het activiteitenplan, of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling bij het college in, tenzij:

    • a.

      de subsidie met toepassing van artikel 23 ambtshalve is vastgesteld;

    • b.

      bij verordening of in de subsidiebeschikking is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak, waarvoor de subsidie is verleend, of:

    • c.

      de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 14 anders is geregeld.

  • 2. Bij de aanvraag bedoeld in het eerste lid, wordt door de subsidieontvanger ingediend of vermeld:

    • a.

      een balans en rekening van inkomsten en uitgaven of van baten en lasten over het jaar waarvoor subsidie is verleend, dan wel, indien het een eenmalige subsidie voor een bepaalde activiteit betreft, een rekening van inkomsten en uitgaven of van baten en lasten betrekking hebbende op de gesubsidieerde activiteit, voorzien van een toelichting;

    • b.

      een inhoudelijk verslag van de in dat jaar plaatsgevonden hebbende activiteiten, dan wel, indien het een eenmalig subsidie voor een bepaalde activiteit betreft, een inhoudelijk verslag van de gesubsidieerde activiteit;

    • c.

      voorzover het college dit eist, een verklaring van een (register-)accountant.

  • 3. Op gemotiveerd verzoek kan het college de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn verlengen met ten hoogste een termijn van 12 weken.

  • 4. Indien de aanvraag tot vaststelling niet binnen de daartoe gestelde termijn als bedoeld in lid 3 van dit artikel, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger een termijn stellen, waarbinnen de aanvraag alsnog wordt ingediend.

Artikel 22

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 8 weken na ontvangst van de in artikel 21, lid 2 bedoelde bescheiden.

  • 2. Het college kan, indien het niet mogelijk is een beslissing te nemen binnen de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn, de beslissing verdagen met ten hoogste 8 weken.

  • 3. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 4. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of:

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 5. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 23

Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • 1.

    bij wettelijk voorschrift of nadere regel dan wel bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • 2.

    na afloop van de in artikel 21, lid 1 genoemde termijn geen aanvraag is ingediend tot subsidievaststelling, of

  • 3.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Artikel 24

  • 1. Overschotten, respectievelijk tekorten ten opzichte van de verleende budgetsubsidie komen ten gunste, respectievelijk ten laste van de subsidieontvanger. Overschotten die het gevolg zijn van het niet realiseren van de vooraf bepaalde prestaties vloeien terug naar het college.

  • 2. Het is de subsidieontvanger toegestaan de overschotten bedoeld in lid 1 van dit artikel, die niet naar het college terugvloeien te reserveren. De subsidieontvanger en het college maken in dat geval afspraken over de hoogte en de besteding van de reserveringen.

Paragraaf 6 Intrekking en wijziging

Artikel 25

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of onvolledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten,

    • e.

      of met toepassing van artikel 10 een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 26

Beschikkingen tot subsidieverlening of vaststelling worden door het college ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd indien de subsidieverlening of vaststelling in strijd is met artikel 87 en 88 van het EG-Verdrag betreffende staatssteun, daaruit voortvloeiende richtlijnen, of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

Artikel 27

  • 1. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 28

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het college de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 29

  • 1. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van het vastgestelde subsidieplafond.

Paragraaf 7 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 30

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 31

  • 1. Het college kan, al dan niet op verzoek van de subsidieontvanger, een voorschot verlenen op een nog vast te stellen subsidiebedrag dan wel op grond van een in behandeling genomen subsidieaanvraag van een subsidieontvanger die drie achtereenvolgende jaren dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten heeft verricht.

  • 2. Het voorschot, dat in gedeelten kan worden uitbetaald, bedraagt in de regel niet meer dan 90% van het nog vast te stellen subsidiebedrag.

  • 3. Subsidiebedragen lager dan € 5.000,- kunnen 100% worden bevoorschot.

  • 4. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 5. Het voorschot of de eerste termijn daarvan wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

Artikel 32

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 25, 26 en/of 27 tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag, waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 33

  • 1. Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 27, 28, 29 of 30, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel kan het college onverschuldigd betaalde subsidiebedragen aanmerken als voorschot op de subsidie voor nieuwe activiteiten of voor een volgend tijdvak.

Paragraaf 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 34

In gevallen, waarin de overige artikelen van deze verordening niet voorzien, beslist het college met kennisgeving aan de gemeenteraad.

Artikel 36 Citeertitel, inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007”.

De verordening treedt in werking 3 juli 2007.

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Subsidieverordening Leeuwarden van 17 januari 2000, nr. 73, met de bijbehorende bijlagen, sedertdien gewijzigd.