Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Amsterdam

Afstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Amsterdam
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen
CiteertitelAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWerk en inkomen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vastgesteld bij raadsbesluit van 23 maart 2005, nr. 112 (Gemeenteblad 2005, afd. 3A, nr. 63/112)

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, onderdeel b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-200601-09-2008wijziging artikel(en)

01-09-2006

Gemeenteblad 2006, afd. 3A, nr. 163/318

Gemeenteblad 2006, afd. 1, nr. 318

Tekst van de regeling

Inhoud

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • b.

      College: College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam;

    • c.

      CWI: Centrale organisatie Werk en Inkomen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • d.

      afstemming: verlaging van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB.

  • 2. Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB.

Artikel 2 Ernstig tekortschieten

  • 1. De bijstand wordt eenmalig met € 200 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college ernstig is tekortgeschoten in:

    • a.

      het naar vermogen verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het meewerken aan een voorziening die in het kader van de WWB is aangeboden of die, gezien haar aard en doel, met een WWB-voorziening gelijk is te stellen;

    • c.

      het verlenen van de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB;

    • d.

      het betonen van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • e.

      zijn gedrag jegens het college, daaronder begrepen:

      1°rsonen van wie het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij in het kader van de uitvoering van de WWB ten dienste of in opdracht van het College werkzaam zijn;

      2°personen die betrokken zijn bij de uitvoering van een voorziening ingevolge de WWB;

  • 2. Als de aanspraak op bijstand over de maand waarover de afstemming plaatsvindt, minder bedraagt dan de vastgestelde verlaging, blijft de verlaging beperkt tot het bedrag van de aanspraak.

Artikel 3 Zeer ernstig tekortschieten

  • 1. De bijstand wordt gedurende één maand met 100% verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het College zeer ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 2, eerste lid, genoemde opzichten.

  • 2. Van een zeer ernstig tekortschieten als bedoeld in het vorige lid is met name sprake als vaststaat of redelijkerwijs is aan te nemen:

    • a.

      dat het beroep door belanghebbende op algemene bijstand gedurende meer dan één maand het gevolg is van diens doen of nalaten;

    • b.

      dat belanghebbende na een eerder besluit tot afstemming wegens het ten onrechte genoten bijstand opnieuw ten onrechte bijstand heeft ontvangen doordat hij feiten of omstandigheden heeft verzwegen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij van invloed waren op zijn recht op bijstand;

    • c.

      dat de belanghebbende middelen heeft verzwegen waarmee hij gedurende meer dan één maand in zijn levensonderhoud kon voorzien;

    • d.

      dat de belanghebbende zich in zijn gedrag jegens het College schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf, als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 4 Weging van het gedrag

  • 1. Het College houdt bij zijn oordeel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, rekening met de omstandigheden en mogelijkheden van de belanghebbende.

  • 2. Bij zijn oordeel als bedoeld in het vorige lid kan het College rekening houden met eerdere gedragingen van de belanghebbende waarin deze tekortschoot in de naleving van op hem rustende verplichtingen ingevolge de WWB, in het betonen van besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan of in diens gedrag jegens het College.

Artikel 5 Weging van de afstemming

  • 1. Het College kan de verlaging lager vaststellen als de belanghebbende door de afstemming met het bedrag genoemd in artikel 2, eerste lid, of het percentage genoemd in artikel 3, eerste lid, onredelijk zwaar wordt getroffen.

  • 2. Het College kan bij het besluit tot verlaging rekening houden met latere gedragingen van de belanghebbende in overeenstemming met zijn verplichtingen ingevolge de WWB.

Artikel 6 Uitvoering

De uitvoering van het besluit tot afstemming vindt plaats op een betaling van bijstand volgend op de bekendmaking.

Artikel 7 Slotbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand.