Organisatie | Beek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Fysieke Leefomgeving Beek 2024 |
Citeertitel | Verordening Fysieke Leefomgeving Beek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de artikelen 14 tot en met 19 van de Afvalstoffenverordening Beek 2023, de Bouwverordening 2018 en de artikelen 2:10, 2:11, 2:12, 2:13, 2:14, 2:15, 2:16, 2:17, 2:18, 2:21, 2:22, 2:42, 2:45, 2:46, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5, 4:5a e/m f, 4:6, 4:9, 4:10, 4:11, 4:12, 4:13, 4:14, 4:15, 4:16, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:32, 5:33, 5:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening Beek 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2024 | nieuwe regeling | 20-06-2024 |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14-05-2024;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
artikel 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet,
de artikelen 39, 39c, 39d van de Wet bodembescherming,;
het Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten Wet bodembescherming.
Op 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking is getreden. De belangrijkste opdracht voor gemeenten die voortvloeit uit deze wet is het opstellen van een grondgebied dekkend omgevingsplan voor de gemeente. Daartoe worden regels over de fysieke leefomgeving uit voormalige bestemmingsplannen en diverse verordeningen van de gemeente Beek die zien op de fysieke leefomgeving samengebracht in één nieuwe verordening als tussenstap naar het toekomstige omgevingsplan. De basis hiervoor is gelegen in een door de gemeente vastgelegde Nota van Uitgangspunten.
Vast te stellen de Verordening Fysieke Leefomgeving Beek 2024
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Deze verordening geeft regels over de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, en die dientengevolge gaan vallen onder de reikwijdte van de Omgevingswet, zoals aangegeven in artikel 1.2 en 1.3 van die wet.
Indien krachtens artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht of bij of krachtens enige wettelijke bepaling een formulier is vastgesteld voor het doen van een aanvraag of melding of voor het indienen van enig document of het doen van enige kennisgeving als bedoeld in deze verordening, is het gebruik van dat formulier verplicht;
Tenzij in deze verordening anders is bepaald, beslist het bevoegd bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning, ontheffing of andere toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij elders in deze verordening of in een andere wettelijke regeling een andere beslistermijn is gesteld, of afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard;
Artikel 2:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald;
Hoofdstuk 3 Regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer van de fysieke leefomgeving
Afdeling 3.1 Activiteiten in de fysieke leefomgeving
Artikel 3:1 Voorwerpen op of aan de weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 3:2 Het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3:4 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 3:5 Open straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 3:6 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 3:9 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Artikel 3:10 Gedoogplicht en zorgplicht voor voorzieningen voor verkeer, verlichting, nummering en naamgeving
De eigenaar of een andere rechthebbende op een bouwwerk of een perceel is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk of op dat perceel door burgemeester en wethouders objecten, borden of voorzieningen voor het verkeer, openbare verlichting, huisnummering, wijk-, buurt- of straatnaamgeving worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 4:1 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 22.63 tot en met 22.69 Bruidsschat) en artikel 4:2 van deze verordening gelden niet gedurende de zaterdag voor carnaval alsmede 3 carnavalsdagen te weten van carnavalszondag tot de daarop volgende woensdag tot 01.00 uur alsmede voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen overige collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 22.239 Bruidsschat) gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:2 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 22.63 tot en met 22.69 Bruidsschat) en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 22.239 Bruidsschat) niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het langtijd gemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan de geluidsnormen als vermeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit vermeerderd met 10 dB(A). Bij niet-aanpandige situaties gelden de vorengenoemde geluidsnormen gemeten op een hoogte van 1,5 meter.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 22.63 tot en met 22.69 Bruidsschat) en artikel 4:3, uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 22.70, eerste lid, onder i, en vijfde lid Bruidsschat) binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
Artikel 4:4 Geluidshinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Artikel 4:5 Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4:6 Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Het is verboden buiten een inrichting met een vrachtauto als bedoeld in artikel 4:7, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kilogram of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het college aangewezen weg te rijden.
Afdeling 4.2 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:10 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
In het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, kan het college plaatsen aanwijzen die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg zijn gelegen, waar het verboden is de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 4:15 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 4:16 Geen opslag afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met de wijze van aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in dit hoofdstuk.
Afdeling 4.3 Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 4:19 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 4:24 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 4:27 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 4.4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotregels
Afdeling 5.1 Strafregels, toezicht en handhaving
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, met uitzondering van hoofdstuk 3, en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak;
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de medewerker milieupolitie, de technisch hygiëne-inspectie medewerker van de GGD Zuidelijk Zuid-Limburg, de medewerkers van het Regionaal Coördinatiepunt mensenhandel en prostitutie van de Politie eenheid Limburg, politieambtenaren van de Politie eenheid Limburg, de door de Minister van Justitie in overeenstemming met de Minister van Defensie aangewezen militairen van de Koninklijke Marechaussee voor wat betreft het gebied bij het luchthaventerrein Maastricht Aachen Airport gelegen aan de Vliegveldweg en het Korps Landelijke Politie Diensten (spoorwegpolitie). Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel burgemeester aan te wijzen personen, daaronder begrepen de al dan niet in (onbezoldigde) dienst van de gemeente zijnde personen.
Artikel 5:3 Binnentreden woningen
Zij die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot bescherming van de fysieke leefomgeving, of het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Afdeling 5.2 Overgangs- en slotregels
Artikel 5:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen en regels
Op de dag bedoeld in het eerste lid worden ingetrokken:
De Algemene Plaatselijke Verordening Beek 2019, voor zover het betreft de artikelen: 2:10, 2:11, 2:12, 2:13, 2:14, 2:15, 2:16, 2:17, 2:18, 2:21, 2:22, 2:42, 2:45, 2:46, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5, 4:5a e/m f, 4:6, 4:9, 4:10, 4:11, 4:12, 4:13, 4:14, 4:15, 4:16, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:32, 5:33, 5:34;