Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ermelo

Algemene subsidieverordening Ermelo 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieErmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Ermelo 2024
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Ermelo 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Algemene Subsidieverordening gemeente Ermelo 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-2024nieuwe regeling

19-06-2024

gmb-2024-283106

e240020169

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Ermelo 2024

De raad van de gemeente Ermelo, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 juni 2024 (documentnummer e240020169), inzake de Algemene subsidieverordening Ermelo 2024, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

 

BESLUIT

 

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Ermelo 2024

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Aanvrager: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die een aanvraag heeft ingediend om subsidie te krijgen.

  • b.

    Activiteit: een actie of reeks acties waarmee met gebruikmaking van de subsidie een bepaald resultaat wordt gerealiseerd.

  • c.

    Algemene reserve: reserve van een onderneming met een algemeen en vrij aanwendbaar karakter.

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • e.

    Beschikking: een schriftelijk vastgelegd besluit in de zin van Awb artikel 1:3.

  • f.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo.

  • g.

    Controleverklaring: een verklaring van de accountant waarbij de accountant controleert of de jaarrekening die het bestuur heeft opgesteld een goede weergave is van de financiële situatie van de onderneming. Deze verklaring geeft een oordeel over de getrouwheid en de rechtmatigheid.

  • h.

    De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2).

  • i.

    Egalisatie reserve: onderdeel van het ondernemingsvermogen dat wordt gebruikt om geld te reserveren voor projecten of een standaard onderdeel van de bedrijfsvoering om onvoorziene risico’s te kunnen opvangen.

  • j.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37).

  • k.

    Incidentele subsidie: subsidie voor activiteiten met een eenmalig karakter.

  • l.

    Meerjarige subsidie: subsidie die voor meer dan 1 jaar wordt verleend maar voor maximaal 4 jaar.

  • m.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

  • n.

    Raad: raad van de gemeente Ermelo.

  • o.

    Reserve: balanspost die deel uitmaakt van het eigen vermogen van een instelling. Een reserve wordt gevormd om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

  • p.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU 326/47).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin eveneens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Indexering

De raad kan jaarlijks besluiten bij het vaststellen van de programmabegroting of indexatie op subsidies wordt toegepast.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag voegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens toe:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen, resultaten en effecten die met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en op de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten toe, evenals het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere subsidieaanvragen kunnen tot uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, worden ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het betreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het betreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente en haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente en haar inwoners;

    • b.

      als de subsidieverlening niet past binnen het vastgestelde en bekendgemaakte beleid van de gemeente Ermelo;

    • c.

      als er al in voldoende mate wordt voorzien in de activiteiten en/of het doel dat wordt nagestreefd;

    • d.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      als de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • h.

      voor activiteiten met een commercieel karakter of waarbij sprake is van winstoogmerk;

    • i.

      de organisatorische en/of financiële continuïteit van de aanvrager en/of de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd onvoldoende is gewaarborgd;

    • j.

      de aanvrager geen sluitende begroting indient;

    • k.

      het toe te kennen subsidiebedrag lager ligt dan € 150,00.

  • 4.

    Het college kan bij subsidieregeling nog andere weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden opnemen.

Artikel 11. Meerjarige subsidies

  • 1.

    Een meerjarige subsidie kan worden aangevraagd voor projecten met een looptijd langer dan één jaar.

  • 2.

    Het college kan een meerjarige subsidie verlenen voor een periode van maximaal vier kalenderjaren.

  • 3.

    Een meerjarige subsidie wordt niet verleend als:

    • a.

      er bij de gemeente of subsidie-ontvangende organisatie sprake is van geplande decentralisaties, fusies, bezuinigingen of beleidswijzigingen;

    • b.

      er (nog) onvoldoende vertrouwen is in de subsidie-ontvangende organisatie of als er sprake is van een nieuwe subsidierelatie;

    • c.

      de kwaliteit van de geleverde prestaties (nog) niet het door het college gewenste niveau hebben.

    • d.

      er sprake is van een financieel ongezonde organisatie en er geen sluitende begroting kan worden overlegd.

HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de subsidie verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij of krachtens subsidieregeling of in de verleningsbeschikking als de subsidie niet op een wettelijke grondslag berust kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen worden opgelegd dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid Awb, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kunnen niet-doelgebonden verplichtingen worden opgelegd, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 14. Egalisatiereserve en algemene reserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000,00 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb vormt.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De ontvanger van een subsidie als bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een algemene reserve te mogen vormen.

HOOFDSTUK 4. VASTSTELLING EN VERANTWOORDING

Artikel 15. Verlening en vaststelling subsidies tot en met € 5.000,00

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000,00 worden door het college bij verlening direct vastgesteld tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid.

  • 2.

    Als bij een verleningsbeschikking wordt verplicht om aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en aan de subsidieverplichtingen zijn voldaan, vindt vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de subsidieontvanger de gevraagde inlichtingen heeft gegeven.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000,00 en € 50.000,00

  • 1.

    Voor subsidies van meer dan € 5.000,00 en ten hoogste € 50.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,00

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring opgesteld door een accountant voor subsidies hoger dan € 200.000,00.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 18. Vaststelling subsidies van meer dan € 5.000,00

  • 1.

    Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000,00 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 10 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, a of b en 17, eerste lid, a of b is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een hersteltermijn van vier weken stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kan worden overgegaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 19. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college bepalen dat deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van (een bij subsidieregeling) voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

HOOFDSTUK 5: BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 20. Hardheidsclausule

  • 1.

    In bijzondere gevallen kan het college een of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 6, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat het in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan afwijken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 3.

    Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Ermelo 2019 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening Ermelo 2024”.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de publicatie.

  • 4.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2019 van toepassing.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo in zijn openbare vergadering van 19 juni 2024, onder nummer e240022321.

J.L. Vissers,

griffier,

P.J.T. van Daalen,

voorzitter,

Algemene toelichting

De Algemene wet Bestuursrecht(Awb) definieert wat een subsidie is (artikel 4:21, eerste lid). Er is sprake van subsidie als het gaat om geldverstrekkingen die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    Aanspraak op financiële middelen: het gaat niet om de daadwerkelijke overhandiging van geld, maar een aanspraak is voldoende: het bestuursorgaan besluit dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.

  • b.

    door een bestuursorgaan verstrekt: De bestuursorganen van een gemeente zijn de Raad, het College, de Burgemeester en eventuele ambtelijke commissies.

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager: een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen en schadevergoedingen niet onder de noemer subsidie.

  • d.

    anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economisch verkeer. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten.

Noodzaak van de verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift , om zo de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en –ontvanger en een doelmatige besteding door de overheid te waarborgen (artikel 4:23 lid 1 Awb). Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is zo immers beter te toetsen.

Voor gemeenten betekent dit dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad. De verordening beschrijft de belangrijkste kenmerken van het subsidieproces, zoals de aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de verdelingsmaatstaf. In de Asv staan de algemene omschrijvingen, in de deelverordeningen, nadere regels of beleidsregels (vastgesteld door het college) de specifieke omschrijvingen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

 

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.

 

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Asv van toepassing is.

 

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, ookwel subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen.

 

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de Asv, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

 

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

 

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

 

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt ook de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De raad stelt jaarlijks de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

 

Het vaststellen van subsidieplafonds is door het bezigen van de term ‘kunnen’ niet verplicht, maar met een subsidieplafond wordt voorkomen dat een subsidieregeling tot onbegrensde uitgaven leidt. Een subsidie moet namelijk (door het college) worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie een vastgesteld subsidieplafond zou worden overschreden (zie artikel 4:25, tweede lid, Awb). Deze bepaling met betrekking tot het subsidieplafond beoogt enerzijds recht te doen aan de rechtszekerheid van subsidieaanvragers, anderzijds aan de begrotingsdiscipline.

 

Artikel 6. Indexering

De raad kan jaarlijks besluiten om te indexeren om te voorkomen dat met een gelijkblijvende subsidie niet meer de gewenste activiteiten uitgevoerd kunnen worden.

 

Artikel 7. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; onder schriftelijk wordt ook een digitale aanvraag bedoeld.

 

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat er sprake is van ongeoorloofde staatsteun. Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

 

Artikel 8. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

 

Artikel 9. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college een beslissing moet nemen op een subsidieaanvraag. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

 

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

 

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

 

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden:

Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de Asv echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

 

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

 

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

 

Lid 4 geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

 

Artikel 11. Meerjarige subsidies

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een subsidie voor meer dan 1 jaar te verlenen als de looptijd van een project daarom vraagt.

 

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met schriftelijk wordt ook een digitale melding bedoeld.

 

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

 

Het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden wordt geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.

 

Artikel 14. Egalisatiereserve en algemene reserve

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt en die meer dan € 50.000,00 bedraagt bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen. De reserve wordt gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

 

Artikel 14 lid 2 en 3 geeft subsidieontvangers de mogelijkheid om een verzoek te doen aan het college om een egalisatiereserve te vormen of om een eventueel subsidieoverschot toe te voegen aan het eigen vermogen.

 

Artikel 15. Verlening en vaststelling subsidies tot en met € 5.000,00

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000,00 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Hierdoor kunnen de administratieve lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

 

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000,00 en € 50.000,00

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000,00 en € 50.000,00 aan het college moeten verantwoorden; er moet een aanvraag tot vaststelling ingediend worden (eerste lid). Deze aanvraag voor vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (tweede lid).

 

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,00

Bij subsidies vanaf € 50.000,00 wordt naast het inhoudelijk verslag uitgegaan van verantwoording op basis van gerealiseerde kosten en baten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere - waaronder meer of minder - gegevens gevraagd worden.

Voor subsidies boven de € 200.000,00 wordt ook om een controleverklaring van de accountant gevraagd.

 

Artikel 18. Vaststelling subsidies van meer dan € 5.000,00

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven moet worden; wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vragen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging op grond van het tweede lid is appellabel (dit in tegenstelling tot een mededeling op grond van artikel 4:14 Awb dat de – eventueel verdaagde – termijn niet gehaald wordt).

 

Artikel 19. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling vastgelegd dienen te worden. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden.

 

Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

 

Artikel 20. Hardheidsclausule

Op grond van dit artikel kan het college in bijzondere gevallen afwijken van een of meer artikelen uit de Asv. Hiervan dient periodiek verslag te worden gedaan aan de raad.

 

Artikel 21 Slotbepalingen

Dit betreffen de slotbepalingen waaronder de intrekking van de voorgaande Asv en de naam waaronder de nieuwe verordening wordt aangehaald.