Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venlo

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord
CiteertitelGemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Limburg-Noord
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpGR veiligheidsregio

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2024vaststelling

04-06-2024

gmb-2024-280935

206983

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van 4 juni 2024;

gelet op artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

mede gelet op de door de gemeenteraad verleende toestemming d.d. 24-4-2024;

overwegende dat:

de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd ter verbetering van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen;

alle gemeenschappelijke regelingen daarom voor 1 juli 2024 moeten worden aangepast;

de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Limburg-Noord mee heeft gedaan aan een gezamenlijk traject van 21 Limburgse gemeenschappelijke regelingen om te komen tot gezamenlijke wijzigingen;

in dit traject ook wijzigingen voortvloeiende uit de Aanpassingswet Wnra en de Wet elektronische publicaties zijn voorgesteld;

in samenspraak met de archiefdeskundigen tot een nieuwe archiefbepaling is gekomen;

besluiten:

vast te stellen de navolgende wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Limburg-Noord met ingang van 1 juli 2024, waardoor deze als volgt komt te luiden:

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst

Limburg-Noord (zoals gewijzigd op1 juli 2024)

De deelnemende colleges van burgemeester en wethouders besluiten:

vast te stellen de navolgende wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord met ingang van 1 juli 2024, waardoor deze als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Limburg-Noord;

    • b.

      de Veiligheidsregio: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de regeling;

    • c.

      gemeente(n): (een) aan deze regeling deelnemende gemeente(n);

    • d.

      college van B&W: college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente;

    • e.

      de Wvr: de Wet veiligheidsregio`s;

    • f.

      de Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • g.

      de Wpg: de Wet publieke gezondheid;

    • h.

      GGD: de gemeentelijke gezondheidsdienst zoals bedoeld in artikel 14 Wpg;

    • i.

      GHOR: de geneeskundige hulpverleningsorganisatie, belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied als bedoeld in de Wvr;

    • j.

      bestuurscommissie GGD: de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissie zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid onder a van de regeling;

    • k.

      bestuurscommissie Veiligheid: de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissie zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid onder b van de regeling.

  • 2.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, raad, college van burgemeester en wethouders, burgemeester, onderscheidenlijk veiligheidsregio, algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.

Hoofdstuk II Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam in de zin van artikel 8 lid 1 van de Wgr, genaamd: “Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord”. Het is gevestigd te Venlo.

  • 2.

    Het rechtsgebied van de Veiligheidsregio omvat het grondgebied van de gemeenten.

artikel 3: Bestuursorganen

Het bestuur van de Veiligheidsregio bestaat uit het algemeen bestuur, de bestuurscommissie

GGD, de bestuurscommissie Veiligheid, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk III Doel en taken van de Veiligheidsregio

artikel 4: Doel

De Veiligheidsregio is het samenwerkingsorgaan van en voor de gemeenten en heeft tot

doel de belangen van de gemeenten en hun ingezetenen te behartigen op het gebied van:

  • a.

    de brandweerzorg;

  • b.

    de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

  • c.

    de rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • d.

    het bevorderen van de multidisciplinaire uitvoering van de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de bestrijding van zware ongevallen:

  • e.

    het bevorderen van een samenhangend integraal veiligheidsbeleid in de regio;

  • f.

    de publieke gezondheidzorg als bedoeld in de Wpg.

artikel 5: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Op het gebied van veiligheid zijn aan de Veiligheidsregio de taken en bevoegdheden opgedragen als bedoeld in artikel 10 van de Wvr.

  • 2.

    Op het gebied van publieke gezondheidszorg zijn aan de Veiligheidsregio de taken en bevoegdheden opgedragen als bedoeld in de artikelen 2, 5, 5a, 6, 14 en 15a van de Wpg.

  • 3.

    De Veiligheidsregio heeft voorts de zorg voor al hetgeen haar bij of krachtens wet of door de besturen van de gemeenten wordt opgedragen.

Artikel 5a: Inspraak

  • 1.

    Voor zover in de Wvr niet anders is bepaald, kunnen ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de gemeentes betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  • 3.

    Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoeken.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur informeert de gemeenten zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

Hoofdstuk IV Algemeen bestuur

artikel 6: De leden

Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten.

artikel 7: De vergadering

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee maal en voorts zo vaak de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht of indien ten minste 1/5 van het aantal leden dit schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 5.

    In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd noch een besluit genomen over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen;

    • c.

      het benoemen en ontslaan van leden van het dagelijks bestuur en de bestuurscommissies GGD en Veiligheid.

  • 6.

    Een lid van de eenheidsleiding Limburg van de politie, de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen, worden voor de vergaderingen van het algemeen bestuur uitgenodigd. Zij hebben in die vergaderingen een adviserende stem.

  • 7.

    De commissaris van de Koning in de provincie Limburg wordt voor de vergaderingen van het algemeen bestuur uitgenodigd. Hij heeft in die vergaderingen een adviserende stem.

  • 8.

    De regionaal militair commandant wordt voor de vergaderingen van het algemeen bestuur uitgenodigd. Hij heeft in die vergaderingen een adviserende stem.

  • 9.

    De voorzitters van de bestuurscommissies GGD en Veiligheid nemen deel aan de vergaderingen van het algemeen bestuur. Zij hebben in die vergaderingen een adviserende stem.

  • 10.

    De leden van de bestuurscommissie GGD nemen deel aan de vergaderingen van het algemeen bestuur. Zij hebben in die vergaderingen een adviserende stem.

  • 11.

    De voorzitter kan zo nodig andere functionarissen dan die genoemd in de leden 6, 7, 8 en 9 uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur, indien hun aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is.

artikel 8: Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren alle bevoegdheden die niet expliciet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of andere organen zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 Wgr;

    • b.

      het heffen van rechten, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a Wgr;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

  • 3.

    De Veiligheidsregio kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 31a Wgr besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit niet tot het vaststellen van een bij wettelijk voorschrift vast te stellen plan dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk hun zienswijzen op het concept bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Het betreft de volgende plannen:

    • a.

      Het beleidsplan als bedoeld in artikel 14 lid 1 Wet veiligheidsregio’s;

    • b.

      Het risicoprofiel als bedoeld in artikel 15 lid 1 Wet veiligheidsregio’s;

    • c.

      Het crisisplan als bedoeld in artikel 16 lid 1 Wet veiligheidsregio’s;

    • d.

      Rampbestrijdingsplannen als bedoeld in artikel 17 lid 1 Wet veiligheidsregio’s;

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de gemeenteraden om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoekt. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 6.

    Indien het vijfde lid wordt toegepast, dan hebben de gemeenteraden twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven zijn, stelt het dagelijks bestuur de gemeenteraden en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

artikel 9: Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergadering een reglement van orde vast.

Hoofdstuk V Dagelijks Bestuur

artikel 10: De leden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wordt, conform artikel 14 Wgr, benoemd door het algemeen bestuur en bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van het algemeen bestuur;

    • b.

      drie leden aan te wijzen uit en op voordracht van de bestuurscommissie GGD;

    • c.

      drie leden aan te wijzen uit en op voordracht van de bestuurscommissie Veiligheid,

    • d.

      zijnde AB-leden.

  • 2.

    De leden worden door het algemeen bestuur benoemd voor een periode van vier jaar. Na afloop van de zittingsperiode zijn zij terstond herbenoembaar.

  • 3.

    Hij die ophoudt lid te zijn van de bestuurscommissie GGD of Veiligheid houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 4.

    Indien een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, benoemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk het nieuw lid met inachtneming van het eerste lid van dit artikel.

artikel 11: De vergadering

  • 1.

    Het dagelijks bestuur besluit in zijn eerste vergadering tot verdeling van de beheersmatige portefeuilles.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.

  • 3.

    De artikelen 56, 57, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

artikel 12: Bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is naast de in artikel 33b Wgr genoemde taken en bevoegdheden belast met:

    • a.

      Het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van de Veiligheidsregio;

    • b.

      Het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht en bezit;

    • c.

      Het afsluiten van een adequate aansprakelijkheidsverzekering voor schade aan personen en goederen alsmede vermogensschade;

    • d.

      Het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van de Veiligheidsregio;

    • e.

      Het behartigen van de belangen van de Veiligheidsregio bij andere overheidslichamen, diensten of personen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan bovenstaande bevoegdheden of onderdelen daarvan mandateren aan de directeur.

Hoofdstuk VI De voorzitter

artikel 13: Voorzitter en plaatsvervanger

  • 1.

    Voorzitter van de Veiligheidsregio is de burgemeester die in die functie bij Koninklijk Besluit is benoemd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst een van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

  • 3.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

artikel 14: Taken

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. De artikelen 26 en 74 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken.

  • 3.

    Hij tekent de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt de Veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Hoofdstuk VII Commissies

artikel 15: Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de bepalingen in de artikelen 24 en 25 van de Wgr commissies instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur besluit in elk geval, overeenkomstig artikel 25 Wgr, tot de instelling van de volgende bestuurscommissies:

    • a.

      Bestuurscommissie GGD

    • b.

      Bestuurscommissie Veiligheid.

artikel 16: Bestuurscommissie GGD

  • 1.

    Met betrekking tot het taakveld in artikel 5 lid 2 genoemd, draagt het algemeen bestuur zijn bevoegdheden voor zover door wet- en regelgeving toegestaan over aan de bestuurscommissie GGD.

  • 2.

    De bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de bestuurscommissie GGD worden door het algemeen bestuur geregeld.

Artikel 17: Bestuurscommissie Veiligheid

  • 1.

    Met betrekking tot het taakveld in artikel 5 lid 1 genoemd, draagt het algemeen bestuur zijn bevoegdheden voor zover door wet- en regelgeving toegestaan over aan de bestuurscommissie Veiligheid.

  • 2.

    De bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de bestuurscommissie Veiligheid worden door het algemeen bestuur geregeld.

Hoofdstuk VIII De secretaris / algemeen directeur

artikel 18: Benoeming en taken

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris / algemeen directeur.

  • 2.

    De secretaris / algemeen directeur is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies behulpzaam bij alles wat de hun opgedragen taken aangaat.

  • 3.

    Door de secretaris / algemeen directeur worden alle stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan mede ondertekend.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris / algemeen directeur een instructie vast.

Hoofdstuk IX Werknemers

artikel 19: Werknemers

Indienstneming en ontslag van werknemers geschiedt door het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk X De Veiligheidsdirectie

Artikel 20: Samenstelling

  • 1.

    Er is een Veiligheidsdirectie.

  • 2.

    De Veiligheidsdirectie bestaat uit:

    • a.

      de secretaris / algemeen directeur,

    • b.

      de regionaal commandant brandweer,

    • c.

      de directeur publieke gezondheid,

    • d.

      de coördinerend gemeentesecretaris,

    • e.

      een lid van de eenheidsleiding Limburg van de politie,

    • f.

      de directeur van de Ambulancezorg Limburg-Noord.

artikel 21: regionaal commandant brandweer

  • 1.

    De regionaal commandant brandweer, als bedoeld in artikel 25 Wvr, wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de bestuurscommissie Veiligheid.

  • 2.

    De regionaal commandant brandweer staat aan het hoofd van de operationele brandweerorganisatie in de veiligheidsregio.

artikel 22: directeur publieke gezondheid

  • 1.

    De directeur publieke gezondheid, als bedoeld in artikel 14 WPG en artikel 32 Wvr, wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de bestuurscommissie GGD, in overeenstemming met het algemeen bestuur.

  • 2.

    De directeur publieke gezondheid staat aan het hoofd van de operationele GHORorganisatie in de Veiligheidsregio.

artikel 23: Coördinerend functionaris

  • 1.

    De coördinerend functionaris, als bedoeld in artikel 36 wordt benoemd door de bestuurscommissie Veiligheid, op voordracht van de kring van gemeentesecretarissen van de Noord- en Midden-Limburgse gemeenten. De bestuurscommissie Veiligheid is bevoegd de coördinerend functionaris te schorsen en te ontslaan.

  • 2.

    De coördinerend functionaris is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten dienen te treffen met het oog op rampen en crises.

Hoofdstuk XI Inlichtingen en verantwoording

artikel 24: Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoek(t)(en), alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

artikel 25: Het algemeen en het dagelijks bestuur ten opzichte van colleges

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de colleges van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die colleges worden verlangd.

artikel 26: De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van colleges

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college waarvan dit lid deel uitmaakt, alle inlichtingen die door dat college of door één of meer leden van dat college worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is het college waarvan dit lid deel uitmaakt verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.

artikel 27: Het algemeen en het dagelijks bestuur ten opzichte van raden

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle informatie die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

artikel 28: De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van raden

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

Hoofdstuk XII Financiële bepalingen

artikel 29: Organisatie van beheer en administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de Veiligheidsregio, alsmede met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer.

  • 2.

    De artikelen 212, 213 en 214 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

artikel 30: De begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen Bestuur wordt aangeboden, doch uiterlijk 30 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de ontwerpbegroting geldt, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    Het tweede, vierde en vijfde lid zijn ook van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, voor zover deze besluiten van invloed zijn op de gemeentelijke bijdrage.

artikel 31: De jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

artikel 32: De kadernota

Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de

begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de

deelnemende gemeenten.

artikel 33: Geldmiddelen

  • 1.

    De geldmiddelen van de Veiligheidsregio bestaan uit:

    • a.

      de algemene bijdragen van de deelnemende gemeenten, tot de bedragen die jaarlijks bij de vaststelling van de begroting worden aangegeven;

    • b.

      de bijdragen van de gemeenten of van derden in de kosten van op hun verzoek verrichte werkzaamheden die specifiek voor hen worden uitgevoerd;

    • c.

      subsidies;

    • d.

      belastingen;

    • e.

      doeluitkeringen;

    • f.

      overige inkomsten.

  • 2.

    De bijdragen, bedoeld in lid 1 onder a, zijn verschuldigd in 12 gelijke maandelijkse termijnen per de 15e van elke maand in het betreffende begrotingsjaar.

  • 3.

    Artikel 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk XIII Belastingen

artikel 34: Belastingheffing

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd belastingen te heffen als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 2.

    De artikelen 229a en 229b van de Gemeentewet, alsmede de op deze belastingen betrekking hebbende bepalingen inzake heffing en invordering in paragraaf 4 van hoofdstuk XV van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk XIV Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

artikel 35: Toetreding

Toetreding van een college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente tot deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s als bedoeld in artikel 8 van de Wvr.

artikel 35a: Uittreding

  • 1.

    Een college van burgemeester en wethouders van een van de deelnemende gemeenten kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wgr en de artikelen 8 en 9 van de Wvr, onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet publieke gezondheid.

  • 2.

    Een college zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van 2 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen of de wet tot een andere datum dwingt.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende gemeente gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

Artikel 35b: Procedure en inhoud van het uittredingsplan

  • 1.

    Het in artikel 35a, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente.

  • 2.

    Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende gemeente en de voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende gemeente.

  • 4.

    De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel en in artikel 35a in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende gemeente van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 5.

    De werking van de regeling zal om de vijf jaar geëvalueerd worden, voor het eerst in 2028. Het dagelijks bestuur zal daartoe een onderzoeksvoorstel en de daarmee gepaard gaande financiële consequenties aan de gemeenten voorleggen.

  • 6.

    Het college van de plaats van vestiging draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling overeenkomstig artikel 26 van de Wgr.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de Wgr.

  • 8.

    Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende gemeente de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de gemeente.

artikel 36: Wijziging

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als een gemeente kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen over de wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, dan doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging is tot stand gekomen wanneer ten minste twee derde van het aantal gemeenten, tezamen vertegenwoordigende ten minste twee derde van het aantal inwoners van de Veiligheidsregio, daartoe heeft besloten.

artikel 37: Opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven met instemming van alle deelnemende colleges van burgemeester en wethouders minus één, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 8 en 9 van de Wvr onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet publieke gezondheid. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze bij het college naar voren te brengen.

  • 2.

    Bij opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

artikel 38: Bekendmaking en evaluatie

  • 1.

    De werking van de regeling zal om de vijf jaar geëvalueerd worden, voor het eerst in 2028. Het dagelijks bestuur zal daartoe een onderzoeksvoorstel en de daarmee gepaard gaande financiële consequenties aan de gemeenten voorleggen.

  • 2.

    Het college van de plaats van vestiging draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling overeenkomstig artikel 26 van de Wgr.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de Wgr.

Hoofdstuk XV Archief

artikel 39  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio.

  • 2.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio, die niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4.

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Venlo.

  • 5.

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente Venlo.

  • 6.

    De archivaris van de gemeente Venlo brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van de Veiligheidsregio.

Hoofdstuk XVI Slotbepaling

artikel 40  

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling kan worden aangehaald als gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Limburg-Noord.

Venlo, 4 juni 2024

Burgemeester en wethouders van Venlo

de secretaris, de burgemeester

Twan Beurskens, Antoin Scholten