Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pekela

Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePekela
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-06-202401-07-2024Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

19-12-2023

gmb-2024-276125

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

 

De raad van de gemeente Pekela;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2023, nummer 8;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

besluit vast te stellen de

Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Artikel 1.1 Begrippen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten en waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen belemmeringen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

  • b.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten die, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en die is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;

  • d.

    bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in de artikel 2.1.4a vierde lid van de wet;

  • e.

    cliënt: onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger bevoegdelijk optreedt;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders van Pekela

  • g.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in art. 2.3.2, eerste lid van de wet;

  • h.

    hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waarvan de persoon met beperkingen zijn vaste- woon en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven. Oftewel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven;

  • i.

    inwoner: cliënt die hoofdverblijf heeft in Pekela;

  • j.

    melding: bekendmaken van de ondersteuningsvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

  • k.

    ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet;

  • l.

    verslag: een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;

  • m.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar adequaat resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de wet;

  • n.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden

    omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht.

     

HOOFDSTUK 2: Procedure ondersteuningsvraag

Artikel 2.1 Melding ondersteuningsvraag

  • 1.

    Een ondersteuningsvraag kan door of namens een cliënt vormvrij worden gemeld via:

  • a.

    het college;

  • b.

    de door het college aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een ondersteuningsvraag op het gebied van opvang.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of elektronisch.

  • 3.

    Het college wijst de cliënt (en zijn mantelzorger) op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 2.2 Gesprek

  • 1.

    Het college voert een onderzoek uit volgens het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet.

  • 2.

    Het college kan aangeven of dit gesprek met of zonder zorgaanbieder gevoerd kan worden. Een onafhankelijk cliëntondersteuner mag de cliënt altijd bijstaan.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en

    plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Het college informeert de cliënt over de noodzakelijke verwerking van zijn/haar

    persoonsgegevens en vraagt de cliënt toestemming voor verwerking.

  • 5.

    Als de ondersteuningsvraag c.q. situatie van de cliënt voldoende bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.3 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Op het aanvraagformulier tekent de cliënt voor gezien en/of akkoord voor het onderzoeksverslag. De cliënt zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf dagen wordt geretourneerd aan het college.

Artikel 2.4 Aanvraag

  • 1.

    Het onderzoeksverslag waarvan het aanvraagformulier Wmo deel van uitmaakt wordt aangemerkt als aanvraag voor een maatwerkvoorziening indien het formulier door de cliënt:

  • a.

    is ondertekend, en

  • b.

    is voorzien van een dagtekening.

  • 2.

    De datum van de aanvraag is gelijk aan de datum van ontvangst door het college van het ondertekende formulier, zoals bedoeld in artikel 2.4.1.

Artikel 2.5 Beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze voorziening in natura of als Pgb wordt verstrekt, wat de voorwaarden zijn en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de inhoud van de beschikking.

HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Aanbod algemene en maatwerkvoorziening

  • 1.

    De volgende algemene voorziening is in de verordening opgenomen:

  • a.

    maatschappelijke begeleiding

  • 2.

    Maatwerkvoorzieningen zijn altijd gericht op de unieke situaties van de individuele cliënt en zijn leefomgeving en de inzet wordt integraal (dus ook vanuit andere domeinen als jeugd, werk en inkomen en wonen) afgewogen.

  • 3.

    De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a.

    huishoudelijke ondersteuning

  • b.

    begeleiding

  • c.

    Beschermd Wonen, opvang en kortdurend verblijf

  • d.

    vervoer

  • e.

    dagbesteding

  • f.

    kortdurend verblijf- en respijtzorg

  • g.

    woningaanpassing

  • h.

    hulpmiddelen

  • 4.

    Het college verstrekt een maatwerkvoorziening in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget (Pgb) of als financiële tegemoetkoming.

Artikel 3.2 Criteria

  • 1.

    Het college verstrekt een maatwerkvoorziening als de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

  • a.

    eigen kracht, en/of

  • b.

    gebruikelijke hulp, en/of

  • c.

    mantelzorg, en/of

  • d.

    hulp van andere personen uit het sociale netwerk, en/of

  • e.

    algemene gebruikelijke voorzieningen, en/of

  • f.

    algemene voorzieningen, die financieel gedragen kunnen worden door de cliënt en/of

  • g.

    andere voorzieningen.

  • 2.

    Het college verstrekt met inachtneming van de regels rondom landelijke toegankelijkheid een maatwerkvoorziening in de vorm van Beschermd Wonen/Beschermd Thuis indien:

  • a.

    de cliënt problemen heeft bij het zich handhaven in de samenleving en daarbij de hulpvraag niet kan uitstellen, of

  • b.

    er 24/7 aanwezige professionele begeleiding en/of toezicht vereist is, of

  • c.

    begeleiding in de thuissituatie vereist is, aangevuld met toezicht en eventueel met zinvolle dagbesteding, en

  • d.

    voor zover de cliënt deze problemen niet kan wegnemen/verminderen door het gebruik te maken van het gestelde in lid 1, onder a t/m g.

  • 3.

    Als er geen maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening, zijnde maatschappelijke begeleiding.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen wat betreft aanvullende criteria inzake aard, inhoud en omvang, voor verschillende vormen van maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3.3 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze cliëntondersteuning.

  •  

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 3.4 Resultaat

  • 1.

    Het college bepaalt op basis van een indicatie het resultaat van een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels omtrent de resultaatgebieden.

Artikel 3.5 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

  • a.

    wanneer er aanspraak gemaakt kan worden op een voorziening die wordt verleend op grond van een andere wettelijke bepaling;

  • b.

    als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning in redelijkheid had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen;

  • c.

    voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperking kan wegnemen;

  • d.

    wanneer de voorziening voor de persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

  • e.

    als het een voorziening betreft die de cliënt vóór datum van besluit heeft

    gerealiseerd of geaccepteerd. Dit geldt niet als het college daarvoor schriftelijke toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld. Is de voorziening geaccepteerd of gerealiseerd voor de datum melding dan geldt dit niet;

  • f.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Uitzondering: tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan buiten de schuld van cliënt om, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

  • g.

    indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg, dan wel er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.

  • h.

    wanneer de cliënt niet verantwoordelijk omgaat met de verstrekte voorziening;

  • i.

    zo deze als gevolg van de beperkingen van de cliënt voor zichzelf of voor

    derden onveilig is.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt als,

  • a.

    deze niet langdurig noodzakelijk is, behoudens hulp bij het huishouden;

  • b.

    indien cliënt geen ingezetene is van gemeente Pekela;

  • c.

    de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening in verband met wonen wordt verstrekt:

  • a.

    voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte

    materialen;

  • b.

    ten behoeve van woonruimten die niet als hoofdverblijf dienst doen;

  • c.

    voor zover het voorzieningen in de gemeenschappelijke ruimte betreft, met uitzondering van automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

  • d.

    indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen andere belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is.

Artikel 3.6 Schade

Schade en slijtage aan de verstrekte voorziening veroorzaakt door verwijtbaar gedrag van cliënt kan verhaald worden op betrokkene.

Artikel 3.7 Extern advies

Het college kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag noodzakelijk is. De zorgaanbieder kan advies geven omtrent het onderzoek, de inzet en herziening van een indicatie.

HOOFDSTUK 4: Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 4.1 Criteria

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget als de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

  • a.

    eigen kracht, en/of

  • b.

    gebruikelijke hulp, en/of

  • c.

    mantelzorg, en/of

  • d.

    hulp van andere personen uit het sociale netwerk, en/of

  • e.

    algemene gebruikelijke voorzieningen, en/of

  • f.

    algemene voorzieningen, die financieel gedragen kunnen worden door de cliënt, en/of

  • g.

    andere voorzieningen.

Artikel 4.2 Regels Pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb in

    overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Een cliënt aan wie een Pgb voor zorg wordt verstrekt, dient gebruik te maken van de

    modelzorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank.

  • 3.

    Geen Pgb wordt verstrekt voor kosten die belanghebbende voorafgaande aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en waarbij niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    De hoogte van een Pgb:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan hoe hij het Pgb gaat besteden;

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het Pgb toereikend is om van derden tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, te betrekken. Dit kan, als dit nodig is, nog worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekeringen, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de marktkostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maartwerkvoorziening in natura.

  • 5.

    De Toetsingskaders kwaliteit en rechtmatigheid Zorg Wmo/Jeugd - Gemeente Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde (Oost-Groningen) zijn van toepassing.

  • 6.

    Het college kan in de nadere regels aanvullend regels en voorwaarden stellen aan een

    Pgb-houder en bepalen welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen en met betrekking tot de deskundigheid van professionals.

Artikel 4.3 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het Pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Van formele hulp is sprake als voldaan is aan de onderstaande criteria:

  • a.

    de formele hulp dient over een relevant diploma of getuigschrift te beschikken waarmee de vereiste deskundigheid voor de verschillende resultaatgebieden kan worden aangetoond, en

  • b.

    de formele hulp dient recente werkervaring te hebben waarvoor het tweede lid onder a genoemde diploma of getuigschrift is vereist.

  • 3.

    Informele hulp is:

  • a.

    hulp die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in het tweede lid;

  • b.

    hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in het tweede lid, maar tot het sociaal netwerk van cliënt horen

  • 4.

    Bij de tarieven voor (in)formele hulp worden de volgende vormen van hulp onderscheiden: begeleiding basis en speciaal, begeleiding groep basis, sociaal dagbesteding, vervoer, respijtzorg en persoonlijke verzorging

Artikel 4.4 Hoogte Pgb

  • 1.

    De hoogte van het Pgb voor een maatwerkvoorziening wordt maximaal vastgesteld op:

  • a.

    het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, of

  • b.

    het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte wanneer de gemeente voor de betreffende maatwerkvoorziening geen overeenkomst heeft gesloten.

  • c.

    de werkelijke kosten wanneer deze lager liggen dan in de Verordening genoemde maximale bedragen.

     

  • 2.

    Het formele tarief voor een Pgb voor een maatwerkvoorziening bedraagt:

  • a.

    voor instellingen geldt een Pgb-tarief afgeleid van het Zorg in natura tarief (ZIN-tarief en is gebaseerd op een reële kostprijsberekening voor gecontracteerde aanbieders, tenzij op basis van het door de Pgb-houder ingediende Pgb-plan, passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht;

  • b.

    voor ZZP’ers 70% van het betreffende tarief voor gecontracteerde zorg in natura, tenzij op basis van het door de Pgb-houder ingediende Pgb-plan, passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht;

  • c.

    een aangepast bedrag tot maximaal 100% van het laagst beschikbare tarief voor de voorziening in natura, indien de Pgb-houder kan aantonen dat in zijn situatie het Pgb van 70% niet toereikend is om effectief en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

     

  • 3.

    Als de zorgverlener niet aantoonbaar aan de criteria onder artikel 4.2 voldoet wordt het informele tarief gehanteerd.

     

  • 4.

    Als de ondersteuning geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de Pgb-houder, is er altijd sprake van het bieden van ondersteuning door het sociale netwerk en dus het informele tarief. De persoon die deze ondersteuning verleent moet 18 jaar of ouder zijn.

  • 5.

    Bij inschakeling van een persoon uit het sociale netwerk door een Pgb-houder wordt uitgegaan van de volgende tarieven:

  • a.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de hoogte van de te hanteren tarieven uit het sociaal netwerk.

  • 6.

    De hoogte van een Pgb voor Beschermd Wonen (formeel en ZZP) op de onderdelen:

  • a.

    ‘verblijf accommodatie met toezicht op afroep of 24 uurs toezicht’ bedraagt 100% van het inkooptarief Zorg in Natura (ZIN) per etmaal indien de zorg bij een instelling wordt ingekocht. Indien de zorg door een ZZP’er wordt ingekocht bedraagt het tarief 85% van het inkooptarief ZIN, na aftrek van de huisvestingscomponent.

  • b.

    op de onderdelen Woonbegeleiding complex (intra- en extramuraal) bedraagt 85% van het Inkooptarief ZIN per uur;

  • c.

    ‘Thuis plus’ bedraagt 85% van het inkooptarief ZIN per etmaal;

  • d.

    activering en participatie bedraagt 100% van het inkooptarief ZIN per dagdeel en er kan, indien noodzakelijk, een tarief van vervoer worden gehanteerd van € 5,58 per dagdeel;

     

  • 7.

    Beschermd Wonen in geval verblijf en inwoning plaatsvindt bij een instelling die de wooncomponent in rekening brengt is 100% van het Zorg in Natura tarief;

  • 8.

    Beschermd Wonen (informeel) is modulair samengesteld en opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • a.

    toezicht, waarvan het tarief word vastgesteld op basis van één wettelijk minimumloon per dag;

  • b.

    begeleiding/ondersteuning, waarvan het tarief € 20,- per uur bedraagt; en

  • c.

    vakantie/respijtzorg waarvan de hoogte gelijk is aan 8,33% van de voorgaande onderdelen zoals onder lid 8 genoemd en voor zover noodzakelijk;

  • d.

    dagbesteding kan in het kader van Beschermd Wonen niet informeel worden geleverd.

     

  • 9.

    Naast de informele ondersteuning kan ook professionele ondersteuning worden ingekocht.

     

  • 10.

    Kortdurend verblijf- en respijtzorg met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of met een hoge intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen; wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel, etmaal of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

     

Artikel 4.5 Extern advies

Het college kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag noodzakelijk is. De zorgaanbieder kan advies geven omtrent het onderzoek, de inzet en herziening van een indicatie.

Hoofdstuk 5: Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 5.1 Bijdrage in de meerkosten

  • 1.

    Het college kan op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan een percentage ontleend aan het wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie:

  • a.

    bij een inkomen lager dan 130% van het wettelijk minimumloon, indien collectief vervoer geen passende voorziening is, is de tegemoetkoming voor het gebruik van een (rolstoel) taxi € 997,39 per jaar, betaalbaar te stellen op de door het college nader te bepalen wijze;

  • b.

    bij een inkomen lager dan 130%, van het wettelijk minimumloon, indien er een vervoersvoorziening voor de korte afstanden aanwezig is, bedraagt de vergoeding de helft van het onder a genoemde bedrag.

  • c.

    bij een inkomen lager dan 130%, van het wettelijk minimumloon, bedraagt de vergoeding € 2.000,- bij een niet voorzienbare verhuizing

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over situaties waarin een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, de berekening van de hoogte en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 6: Bijdragen in de kosten

Artikel 6.1. Bijdrage in de kosten

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het Pgb wordt verstrekt. Dit bedrag wordt geïndexeerd op grond van de Wmo 2015.

  • 2.

    Voor de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen die niet genoemd worden in lid 2 t/m 4 bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen samen het bedrag genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen.

     

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

  • a.

    Rolstoel;

  • b.

    Vervoer, met uitzondering van het gestelde in het zevende lid.

  • 4.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij Verordening aangewezen algemene voorziening zolang de cliënt van deze voorziening gebruik maakt.

  • 5.

    De bij Verordening aangewezen voorziening is:

  • a.

    algemene voorziening maatschappelijke begeleiding.

     

  • 6.

    Er is geen bijdrage verschuldigd voor de algemene voorziening maatschappelijke begeleiding.

  • 7.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten van het gebruik van collectief vervoer. Het college stelt nadere regels over de hoogte van het instaptarief en de ritprijs.

  • 8.

    Het college verstrekt de voorzieningen opvang en Beschermd Wonen conform het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Groningen. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of Pgb voor de gemeente door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 9.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten van Maatschappelijke opvang en

    Vrouwenopvang. De bijdragen voor een maatwerkvoorziening of Pgb worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 10.

    Voor Beschermd Wonen wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening

    gebracht volgens de bepalingen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

     

Hoofdstuk 7: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

  • a.

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b.

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder informele zorg, en;

  • c.

    erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan in contracten of subsidieafspraken met aanbieders opnemen aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning, eisen met betrekking tot de

    deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, moet voldoen. Hierbij sluit het

    college zoveel mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en

    deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de tevredenheid van de cliënten over de geleverde ondersteuning door een jaarlijks

    cliëntervaringsonderzoek, en door het zo nodig laten uitvoeren van audits door de toezichthouder.

  • 4.

    De Toetsingskaders kwaliteit en rechtmatigheid Zorg Wmo/Jeugd - Gemeente Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde (Oost-Groningen) zijn van toepassing.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

  • a.

    een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

  • b.

    een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

  • I.

    een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

  • II.

    een vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • a.

    overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van de dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet, en

  • b.

    rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de wet, tussen degene aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 4.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

  • a.

    de kosten van de beroepskracht;

  • b.

    redelijke overheadkosten;

  • c.

    kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

  • d.

    reis- en opleidingskosten;

  • e.

    indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst, en

  • f.

    overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 5.

    Het Toetsingskader rechtmatigheid Zorg Wmo/Jeugd - Gemeente Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde (Oost-Groningen) is van toepassing betreffende de wijze van administratie, declaratie en facturatie door aanbieders.

  • 6.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een (Pgb) aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

     

Hoofdstuk 8: Toezicht en handhaving

Artikel 8.1 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college informeert cliënten op een begrijpelijke manier over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of Pgb zijn verbonden en over mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die controles uitvoert op oneigenlijk gebruik, misbruik en niet gebruik van de maatwerkvoorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het Pgb is aangewezen;

  • c.

    de maatwerkvoorziening of het Pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt langer dan 6 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet

    langdurige zorg of Zorgverzekeringswet;

  • e.

    de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het Pgb verbonden voorwaarden, of

  • f.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het Pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Indien gedurende de looptijd van een Pgb blijkt dat de cliënt of de voorziening niet (meer) voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2.3.6 van de Wmo, dan kan een Pgb worden omgezet naar zorg in natura.

  • 7.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 8.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 8.2 Opschorting betaling uit het Pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het Pgb als er ten aanzien van een cliënt een vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid zoals bedoeld in artikel 8.1, derde lid onder d van de Verordening.

  • 3.

    Het college stelt de Pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste of tweede lid van dit artikel.

Artikel 8.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en Pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en Pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

 

Hoofdstuk 9: Waardering mantelzorgers

Artikel 9.1 Waardering mantelzorgers

Het college stelt nadere regels op over hoe zorg wordt gedragen voor de

jaarlijkse waardering voor mantelzorgers in de gemeente.

Hoofdstuk 10: Klachten en medezeggenschap

Artikel 10.1 Klachtenregeling

  • 1.

    Het college behandelt klachten van cliënten die gaan over de wijze van afhandeling van ondersteuningsvragen en aanvragen als bedoeld in deze Verordening overeenkomstig de bepalingen van de betreffende klachtenregeling van Pekela.

  • 2.

    Het college neemt in de contracten en/of subsidieafspraken met aanbieders op dat de aanbieders een effectieve en laagdrempelige klachtenregeling moeten hebben voor de behandeling van klachten van cliënten.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregeling van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders.

Artikel 10.2 Medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieders die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Het college ziet toe op naleving van deze eisen door periodieke overleggen met aanbieders.

Artikel 10.3 Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt inwoners en belanghebbenden vroegtijdig in de gelegenheid

    voorstellen te doen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, advies uit te brengen bij de besluitvorming over Verordeningen en beleidsvoorstellen over maatschappelijke ondersteuning. Daarbij voorziet het college hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg,

    waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en

    ondersteuning.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 10.4 Cliëntervaringsonderzoek

Jaarlijks doet het college onderzoek naar de tevredenheid van aanvragers over de uitvoering van de wet en de Verordening en brengt voor 1 november verslag uit van de onderzoeksresultaten en zijn bevindingen aan de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 11: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 11.1 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffend, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11.2 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van cliënt afwijken van bepalingen in deze Verordening als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onrecht wordt aangedaan.

Artikel 11.3 Intrekken oude verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 11.4 Overgangsrecht

  • 1.

    Een cliënt behoudt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken, herzien of beëindigd.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning

    Pekela 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Verordening, worden afgehandeld op grond van deze Verordening.

  • 3.

    Beslissingen op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2020, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024.

Artikel 11.5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze Verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2024.

  • 2.

    Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning

    Pekela 2024.

Ondertekening

Pekela, 19 december 2023;

De raad voornoemd,

J. Kuin, voorzitter

M. Meerman, griffier