Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-06-2024 | 01-01-2024 | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024 | 11-06-2024 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela,
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en gelet op hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 hoofdstuk 4, hoofdstuk 6, hoofdstuk 9 en hoofdstuk 10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela 2024;
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en procedurele zaken
Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (te noemen: de wet), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela 2024.
Artikel 1.3 Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en documenten die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.
Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 1.4 Onderzoek en gesprek
Het college onderzoekt samen met de cliënt in een gesprek, waarbij op verzoek van de cliënt een deskundige aanwezig kan zijn, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Artikel 1.7 Medewerking aan de beoordeling, advisering en informatieplicht
De cliënt die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wmo 2015, de Verordening en de Nadere regels. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het meewerken aan een onderzoek om te komen tot een indicatiestelling en het meewerken aan een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de beperkingen te kunnen vaststellen.
De cliënt die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.
In de beschikking wordt de informatie- en medewerkingsplicht opgenomen om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de cliënt redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.
Hoofdstuk 3: Vormen van ondersteuning en maatwerkvoorzieningen
Artikel 3.2 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
Een cliënt komt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wanneer de cliënt verminderd of niet zelfredzaam is. De cliënt heeft geen mogelijkheden om op eigen kracht of met behulp van huisgenoten (gebruikelijke hulp), mantelzorg, het sociaal netwerk of algemene voorzieningen huishoudelijke ondersteuning, een schoon en leefbaar huis te realiseren, en
De algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning voorziet in een maximum aan huishoudelijke ondersteuning van 180 minuten per week. Is er meer ondersteuning nodig dan is er sprake van een aanvulling met een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Daarbij geldt wel dat het gebruik van algemeen gebruikelijke voorzieningen huishoudelijke ondersteuning ook voor cliënten met een minimuminkomen passend moet zijn.
Voor de normering van de maatwerkvoorziening, maakt het college gebruik van het HHM/KPMG-normenkader. Dat normenkader gaat uit van de volgende resultaatgebieden en geeft aan hoe de omschreven resultaten bereikt kunnen worden:
een schoon en leefbaar huis: het resultaat van de ondersteuning op dit resultaatgebied is dat de cliënt beschikt over een schoon en leefbaar huis. Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. ‘Schoon’ staat voor een situatie waarin basis hygiëne geborgd is en waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. De cliënt moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapkamer(s), de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes moeten regelmatig schoongemaakt worden. Een schoon huis betekent niet dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis regelmatig (periodiek) wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Het schoonmaken van de buitenruimte van het huis (ramen, tuin, balkon, garage of schuur etc.) maken geen onderdeel uit van de huishoudelijke ondersteuning. Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de module ‘schoon en leefbaar huis’, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden.
regie/organisatie van het huishouden: het resultaat hiervan is dat de betrokkene dusdanig wordt ondersteund dat hij/zij binnen een bepaalde vastgestelde termijn weer zelf (gedeeltelijk) in staat is om het huishouden te plannen en uit te voeren. Dit resultaatgebied wordt ingezet als de betrokkene niet meer tot zelfregie en planning over huishoudelijke taken in staat is.
kindzorg: het resultaat hiervan is dat de kinderen verzorgd zijn. De verzorging omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van het kind. Het passen op de kinderen valt niet onder dit resultaatgebied. Het college ondersteunt alleen als de ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar; de ondersteuning is altijd tijdelijk (indicatie wordt voor maximaal drie maanden afgegeven).
Artikel 3.6 Maatwerkvoorziening Beschermd Thuis
Cliënten met een indicatie voor Beschermd Thuis wonen zelfstandig in een eigen (kamer) huur of koopwoning of in een verdienwoning, waarbij zij beschikken over eigen voorzieningen, zoals sanitair en keukenblok. Zij wonen op een plek waar zij kunnen blijven wonen, als de hulp en ondersteuning niet meer geleverd hoeven te worden.
Artikel 3.7 Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen
hij toezicht en begeleiding nodig heeft, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch of psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast, of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen;
Beschermd Wonen bestaat uit het binnen een accommodatie van een instelling bieden van onderdak, 16 tot 24 uurs toezicht, begeleiding en eventueel aangevuld met zinvolle daginvulling aan personen met een psychische/psychiatrische aandoening en is erop gericht de cliënt zo zelfstandig mogelijk aan de maatschappij te laten deelnemen.
Cliënten met een indicatie voor Beschermd Wonen, wonen beschermd en veilig binnen de accommodatie van een instelling van een zorgaanbieder, waarbij zij beschikken over een ingerichte kamer/appartement met eigen voorzieningen, zoals sanitair en keukenblok. Verblijf op basis van een gebruiksovereenkomst of wonen op basis van een huurovereenkomst valt hier niet onder.
Artikel 3.8 Maatwerkvoorziening respijtzorg/kortdurend verblijf
Artikel 3.9 Maatwerkvoorziening wonen
Met in achtneming van artikel 3.6, derde lid, van de Verordening kan een cliënt voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de beperkingen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte, waarbij geldt dat als verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing is deze het primaat heeft.
De verhuis- en inrichtingskosten worden alleen verstrekt indien de nieuwe woonruimte voldoet aan het Programma van Eisen, zoals gesteld in de beschikking. Dit recht vervalt indien de gevonden woonruimte niet is gemeld en/of niet binnen twee jaar na de datum van de voorwaardelijke beschikking tot toekenning is verhuisd.
Een aanpassing ten behoeve van toegang tot gemeenschappelijke ruimten is in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 3.6, derde lid, onder c, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking.
Artikel 3.10 Maatwerkvoorziening vervoer
Autoaanpassing: indien de bewoner aangewezen is op een eigen auto als vervoersmiddel én er als gevolg van de beperking van de bewoner een autoaanpassing naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kan deze als voorziening verstrekt worden. Een autoaanpassing wordt niet preventief verstrekt. Om te bepalen of de bewoner in aanmerking komt voor een autoaanpassing, worden de volgende aspecten gewogen:
de te maken kosten van de autoaanpassing staan in redelijke verhouding tot het gebruik, de geldigheidsduur van het rijbewijs, de verwachte levensduur en technische staat van de auto. Indien een auto ouder is dan acht jaar en er meer dan 75.000 kilometer mee is gereden, is een technische keuring van de auto door een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld de ANWB) nodig om te kunnen beoordelen of de aanpassing nog verantwoord is.
algemeen gebruikelijke autoaanpassingen. Een aantal autoaanpassingen zijn algemeen gebruikelijk, zoals stuurbekrachtiging, rembekrachtiging, automatische versnelling, een auto met hoge instap, een (verstelbare) autostoel met een goed zitcomfort en/of zithouding. Van de inwoner wordt verwacht dat bij de aanschaf van een auto rekening heeft gehouden met de op dat moment aanwezige of voorzienbare beperkingen en daarbij voldoende aandacht heeft besteed aan de genoemde algemeen gebruikelijke mogelijkheden.
Artikel 3.11 Collectief vervoer
Artikel 3.12 Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel
3. Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast(e) fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is.
Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten
Artikel 4.1 Geen bijdrage verschuldigd
In bepaalde situaties is geen bijdrage verschuldigd. Voor maatwerkvoorzieningen, niet zijnde Beschermd Wonen en opvang, gaat het om de volgende doelgroepen:
de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, waarvan tenminste één van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt (artikel 3.8 lid 3 onderdeel f uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Onder gehuwd wordt ook verstaan de persoon met wie de cliënt een gezamenlijke huishouding voert.
Onvoldoende betalingscapaciteit of nadelige gevolgen. Geen bijdrage in de kosten is verschuldigd als de persoon aan wie de maatwerkvoorziening is verstrekt, volgens het college over onvoldoende betalingscapaciteit beschikt (artikel 3.8 lid 3 onderdeel g Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Het gaat dan om:
Speciale doelgroep en/of zorgmijders. Geen bijdrage in de kosten is verschuldigd als het college van oordeel is dat de verschuldigdheid van de bijdrage nadelige gevolgen heeft voor de doelstelling van een integrale dienstverlening of persoonsgerichte aanpak (artikel 3.8 lid 3 onderdeel h Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Dit geeft de mogelijkheid bepaalde personen te ontzien in het kader van een integrale persoonsgerichte aanpak. Dit geldt ook voor mensen met een psychische beperking die structureel zorg en ondersteuning mijden. Hiertoe besluit het college pas op basis van een advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de GGZ of Veilig Thuis.
Wlz-indicatie en inwoners instelling voor Beschermd Wonen. Geen bijdrage in de kosten is verschuldigd als de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of zijn partner een eigen bijdrage op grond van de Wlz of een bijdrage voor Beschermd Wonen verschuldigd is (artikel 3.8 lid 3 onderdeel a Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).
Minderjarigen. Minderjarigen zijn geen bijdrage verschuldigd. Behalve als het gaat om een woningaanpassing (artikel 3.8 lid 3 onderdeel e Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 2.1.5 Wmo 2015). In die situatie is de onderhoudsplichtige ouder(s) of degene die anders dan de ouder samen met de ouder het gezag uitoefent de bijdrage in de kosten verschuldigd.
Risico voor opvoeding en ontwikkeling minderjarige. Geen bijdrage is verschuldigd, als het college van oordeel is dat de bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder (artikel 3.8 lid 3 onderdeel c Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Hiertoe besluit het college pas op basis van een advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of Veilig Thuis. Hierbij moet worden gedacht aan een situatie waarbij de ouder door het betalen van de bijdrage in de kosten over onvoldoende financiële middelen beschikt om voor de minderjarige te voorzien in zijn primaire levensbehoeften, zoals voldoende eten.
Hoofdstuk 5: Persoonsgebonden budget (Pgb)
Artikel 5.1 Kwaliteitseisen Persoonsgebonden budget
hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht of geen financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het Pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;
Het college kan via de aangewezen toezichthouder laten toetsen of de persoon of organisatie verantwoorde dienstverlening kan leveren. De besteding van een Pgb aan de betreffende zorgverlener kan worden geweigerd of beëindigd indien dit advies uitwijst dat de kwaliteit van de dienstverlening niet of onvoldoende gewaarborgd is.
In geval het gebruik van de voorziening welke met een Pgb is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, kan de cliënt worden verzocht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.
Artikel 5.2 Hoogte Persoonsgebonden budget
De tarieven bij huishoudelijke ondersteuning zijn gebaseerd op: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
Hoofdstuk 8. Overige bepalingen
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van de Nadere regels en door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per tarief en voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.
Pekela, 11 juni 2024
Het college van burgemeester en wethouders van Pekela,
J. Kuin, burgemeester
J. van der Woude, secretaris
Bijlage- Tarieven voor Beschermd Wonen voor 2024, zowel ZIN als PGB