Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Beleidsregels en nadere regels Vervoer naar en van school gemeente Diemen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels en nadere regels Vervoer naar en van school gemeente Diemen 2024
CiteertitelBeleidsregels en nadere regels Vervoer naar en van school gemeente Diemen 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Diemen 2023.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs
  2. artikel 4 van de Wet op de expertisecentra
  3. artikel 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-06-2024nieuwe regeling

11-06-2024

gmb-2024-266649

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels en nadere regels Vervoer naar en van school gemeente Diemen 2024

 

PARAGRAAF 1: Inleiding en algemene bepalingen

In dit document wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de in de verordening Vervoer naar en van school (hierna: verordening) opgenomen regels over het toewijzen van de vervoersvoorziening uitvoert. De juridische basis van de verordening Vervoer van en naar school zijn de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29 Wet voortgezet onderwijs 2020. In de verordening Vervoer naar en van school heeft de raad op diverse plaatsen de regelgevende bevoegdheid aan het college gedelegeerd om ten aanzien van bepaalde onderwerpen nadere regels te stellen.

 

In dit document zijn dus twee soorten regels opgenomen: beleidsregels en nadere regels.

 

Beleidsregels:

nadere uitleg over de wijze waarop een bevoegdheid wordt uitgeoefend. Bevatten geen rechten of plichten. De beleidsregels geven invulling aan het afwegen van belangen. De wettelijke grondslag voor het vaststellen van beleidsregels is neergelegd in artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Nadere regels:

algemeen verbindende voorschriften ter uitwerking van onderdelen van de verordening. Betreft de uitwerking van de verordening en kunnen rechten en plichten bevatten. De grondslag voor het stellen van nadere regels wordt gegeven in de verordening.

 

Het essentiële verschil tussen nadere regels en beleidsregels is dat de eerstgenoemde regels algemeen verbindende voorschriften betreffen. Van nadere regels bestaat geen inherente afwijkingsbevoegdheid.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    drempelbedrag: een afstand in kilometers die wordt gebruikt wanneer vervoer wordt bekostigd, maar uitsluitend voor het deel dat verder strekt dan de genoemde afstand;

  • 2.

    tussenvoorziening: een aan een school voor primair onderwijs gelijkgestelde voorziening, waarop een leerling met een toelaatbaarheidsverklaring tijdelijk onderwijs volgt in afwachting van plaatsing op een school voor speciaal onderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, waarbij de leerling op de verwijzende basisschool blijft ingeschreven.

  • 3.

    reistijd: de tijd die het de leerling onder normale omstandigheden kost om van de woning van de leerling naar de school te reizen, dan wel van de school naar de woning.

    Aanvullend op artikel 1.1. lid 16 stelt het college nadere regels over de berekening van de reistijd voor de verschillende vervoerwijzen.

Vaststellen reistijd openbaar vervoer

  • 1.

    Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie https://web-acc.9292.nl/

  • 2.

    De aankomsttijd is uiterlijk 5 minuten voor aankomsttijd. Een leerling die exact op de aanvangstijd van school uit de taxi stapt, is feitelijk te laat. De leerling moet immers nog de weg vinden naar het lokaal en daar plaatsnemen voordat de bel gaat. Daarom begint de berekening reistijd altijd met het vaststellen dat uiterlijke aankomsttijd 5 minuten voor aanvang lesdag is. Bijvoorbeeld: als de lesdag begint om 8:30, dan is de uiterlijke aankomsttijd 8:25.

  • 3.

    Van de bovenstaande berekening wordt altijd 10 minuten afgetrokken, ook als de geplande aankomsttijd binnen deze tien minuten valt. De praktijk leert dat leerlingen, ongeacht de manier waarop zij de afstand naar school overbruggen, zo’n tien minuten voor aanvang op het schoolplein aankomen. Deze tijd wordt niet meegerekend in de reistijd per openbaar vervoer.

  • 4.

    De eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer aan het einde van de schooldag wordt wel meegerekend in de reistijd. Dat betekent dat de reistijd voor de terugreis wordt berekend als: de tijdsduur van het einde van de schooldag (bijvoorbeeld 14:30) tot geplande aankomst thuis (volgens reisadvies), zonder verdere correcties.

Vaststellen reistijd aangepast vervoer

  • 1.

    Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd. Dit gebeurt op basis van de geplande reistijd volgens de systematiek die in het bestek voor het vervoercontract is vastgesteld.

  • 2.

    De vervoerder wordt geacht de leerling niet meer dan 15 minuten voor aanvang van de schooldag op het schoolplein te brengen. Wordt de leerling nog eerder gebracht, dan worden de extra minuten meegerekend in de reistijd. Omgekeerd geldt hetzelfde voor het wachten op de taxi na afloop van de schooldag.

  • 3.

    Wanneer een leerling met aangepast vervoer wordt vervoerd, is er tijd nodig de school te verlaten en in de taxi(bus) te stappen. Het is in dit geval dan ook redelijk enige tijd (tien minuten) op te tellen bij de berekende duur van de rit.

  • 4.

    Voor het bepalen van het recht op aangepast vervoer wordt de reis van de woning naar een opstapplaats en vice versa niet tot de reistijd gerekend.

Vaststellen reistijd leerling als passagier

  • 1.

    Voor het vaststellen van de reistijd van ouders die hun kind brengen en halen wordt de ANWB-routeplanning geraadpleegd.

Nadere bepaling handicap kind

Aanvullend op artikel 1.1 lid 7 van de verordening stelt het college nadere regels over handicap met betrekking tot het kind.

  • 1.

    Wanneer een leerling, ondanks zijn handicap wél zelf kan reizen met het openbaar vervoer, is deze in de zin van deze verordening géén gehandicapte leerling.

  • 2.

    De beperking die de leerling door de handicap ervaart moet structureel van aard zijn, in ieder geval langer dan drie maanden duren. Wanneer de beperking met medicijnen te verbeteren is, is er geen sprake van een beperking in de zin van de verordening.

Artikel 1.2. Doelstelling

Menselijke maat

De regels in de verordening en de beleidsregels en nadere regels geven duiding en uitwerking aan situaties waarin leerlingen recht hebben op leerlingenvervoer. In het aanvraagproces wordt altijd gekeken naar de situatie van de individuele leerling (en het gezin). Wanneer de regels onvoldoende recht doen aan de individuele omstandigheden van leerlingen (en het gezin) kan een maatwerkoplossing herstelwerk leveren. Het uitgangspunt is dat de menselijke maat en werken volgens de bedoeling uitgangspunt zijn bij maatwerkoplossingen. Hieruit kan volgen dat eisen en voorwaarden met betrekking tot wat in redelijkheid van ouders verwacht kan worden minder scherp toegepast worden.

 

Passend onderwijs

Iedere leerling heeft recht op passend onderwijs. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van het kind te benutten en de zelfredzaamheid te stimuleren. Dat betekent dat ook met het vervoer naar en van school wordt gekeken naar wat kinderen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.

Artikel 1.5 Plichten

Doorgeven wijzigingen

Ouders moeten wijzigingen doorgeven die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening. Individuele wijzigingen in het aangepast vervoer kunnen van grote invloed zijn op de algehele vervoersplanning. Daarom wordt bij elke wijziging steeds beoordeeld in hoeverre deze in het vervoersplan inpast en op welke termijn deze doorgevoerd kan worden.

 

Van invloed op de vervoersvoorziening zijn onder andere:

  • wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

  • wijziging van het adres van de school of de schooltijden;

  • wijzigingen die invloed hebben op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen, zoals wijzigingen in werktijden en werkdagen of in de gezinssituatie.

Gedragsregels in het aangepast vervoer

Ouders ontvangen van de vervoerder aan het begin van het schooljaar een digitaal boekje met daarin de spelregels van het aangepast vervoer. Hierin staat wat leerlingen en ouders van de chauffeur en de vervoerder kunnen verwachten en wat de chauffeur en de vervoerder van leerlingen en ouders verwacht.

 

Ontoelaatbaar gedrag in het aangepaste vervoer

In het aangepaste vervoer kan er sprake zijn van ontoelaatbaar of onacceptabel gedrag van de leerling die door dit gedrag een gevaar voor zichzelf en/of anderen kan veroorzaken, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer er sprake is van ontoelaatbaar gedrag, handelt de gemeente op een eenduidige wijze. Door hier kaderstellende aandacht voor te hebben, kunnen escalaties in het aangepast vervoer worden voorkomen.

 

Interventies bij ontoelaatbaar gedrag

  • 1.

    Bij ontoelaatbaar gedrag van een leerling stelt het vervoersbedrijf ouders hiervan op de hoogte. De verantwoordelijkheid voor het oplossen van ontoelaatbaar gedrag ligt eerst bij ouders.

  • 2.

    Het vervoersbedrijf spant zich in om tot een (kostenneutrale) oplossing te komen. Het vervoersbedrijf geeft uitsluitsel welke aanpassingen in het vervoer het gedrag van de leerling positief kunnen beïnvloeden.

  • 3.

    Wanneer bovenstaande stappen niet leiden tot een vermindering van het ontoelaatbaar gedrag, wordt de gemeente op de hoogte gesteld. De gemeente stelt eerst vast of ouders en het vervoersbedrijfstappen hebben gezet om tot een oplossing te komen. Wanneer dit niet het geval is, wordt de verantwoordelijkheid om te komen tot een oplossing teruggelegd bij ouders en het vervoersbedrijf.

  • 4.

    In samenspraak met ouders, school, zo nodig leerrecht en vervoerder besluit de gemeente wat de best passende oplossing is, bijvoorbeeld een andere zitplaats, begeleiding van de leerling door ouders in het vervoer of een andere wijze van vervoer. De gemeente maakt bindende afspraken met ouders en het vervoersbedrijf over de inzet van alle betrokkenen om het aangepast vervoer veilig te houden voor alle betrokkenen. Wanneer afspraken niet nagekomen worden, kan dit een (tijdelijke) uitsluiting tot gevolg hebben.

  • 5.

    Wanneer afspraken niet nagekomen worden of het ontoelaatbaar gedrag aanhoudt, ontvangen ouders een schriftelijke mededeling met: een eerste waarschuwing, of een tijdelijke uitsluiting, of een (tijdelijke) uitsluiting zonder voorafgaande waarschuwing.

  • 6.

    Tijdens uitsluiting wordt geen alternatief vervoer geregeld of tegemoetkoming toegekend. Ouders blijven verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind.

  • 7.

    De gemeente koppelt elke actie terug naar de vervoerder, school en team leerrecht.

Paragraaf 2 Aanvraag, onderzoek, beoordeling en toekenning

Artikel 2.1. Aanvraag

Co-ouderschap

Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven: ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op een vervoersvoorziening naar en van school voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

 

Artikel 2.2 Zelfstandig naar school leren reizen

Het college vindt het belangrijk dat leerlingen zo zelfstandig mogelijk leren reizen. Zelfstandig kunnen reizen vergroot de leefwereld van jongeren en vergroot de kans dat jongeren kunnen meedoen in de samenleving. De vergoedingsstructuur van de regeling Vervoer naar en van school is ook zo opgebouwd, dat, binnen de gestelde criteria (beoordelingsfase), de meest zelfstandige en onafhankelijke manier van reizen door de leerling wordt vergoed.

 

Leerlingen met een ontwikkelachterstand en/of gedragsproblemen hebben vaak extra begeleiding nodig op weg naar zelfstandigheid. Dit is een verantwoordelijkheid van de ouders, maar gemeenten kunnen hierbij ondersteunen.

 

Om de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van leerlingen te bevorderen, gaat het college vanaf een leeftijd van 11 jaar in gesprek met ouders en leerlingen over zelfstandig leren reizen. In dit gesprek kijken we ook naar wat een leerling wil en kan. Het college werkt met persoonlijke vervoersontwikkelingsplannen. In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan komt de uitkomst van het gesprek te staan. Elk schooljaar kijkt het college welke leerlingen in aanmerking komen voor een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan.

 

Gesprekken

  • 1.

    Ouders en leerlingen kunnen op ieder moment met de gemeente in gesprek gaan om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen.

  • 2.

    De gemeente initieert ook gesprekken met ouders en leerlingen over zelfstandig leren reizen.

  • 3.

    De gemeente bepaalt of het gesprek via de telefoon of op locatie plaatsvindt. Bij het gesprek op locatie is de leerling aanwezig en komen de wensen en vragen van de leerling als eerste aan bod.

  • 4.

    Bij de beslissing om een gesprek te initiëren vanuit de gemeente met ouders en leerlingen spelen verschillende factoren een rol. Hieronder staan (niet uitputtend en zeker niet verplichtend) redenen voor het aangaan van een gesprek.

    • i.

      Een leerling is niet gehandicapt en nadert de leeftijd (11 jaar) waarop zelfstandig reizen verondersteld wordt. Het gesprek kan gaan over het opstellen van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan.

    • ii.

      Een leerling van 11 jaar gaat met de taxi naar een SBO-school. De verwachting is dat de leerling naar regulier voortgezet onderwijs zal doorstromen. De gemeente wil de leerling stimuleren om in de laatste jaar van de SBO-school al te leren om zelfstandig met openbaar vervoer te reizen.

    • iii.

      Een leerling gaat naar het speciaal voortgezet onderwijs dat naar verhouding dicht bij huis is, waardoor de kans groter is dat de leerling kan leren om er lopend of met de fiets zelfstandig naar toe te reizen.

  • 5.

    In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan staat wat tijdens het gesprek over zelfstandig leren reizen is besproken en wordt afgesproken.

  • 6.

    Wanneer ouders geen medewerking willen verlenen aan het opstellen van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling kan het college een medisch advies inwinnen, waarmee de vervoersmogelijkheden van de leerling duidelijk worden.

Persoonlijk vervoersontwikkelingsplan

  • 1.

    Een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan is een plan waarin wordt vastgelegd welke mogelijkheden er zijn om de leerling zelfstandig te laten reizen, wat hiervoor nodig is, welke periode hiervoor gepland wordt, wat de ouders hierin kunnen betekenen en waar het college ondersteunt.

  • 2.

    Inhoud persoonlijk vervoersontwikkelingsplan

    De gemeente stelt, in overleg met de ouders en zo mogelijk met de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling op. In dit plan wordt vastgelegd waar de leerling qua mobiliteit naartoe kan groeien en hoe dit begeleid moet worden. Het doel hiervan is om te beschrijven welke mogelijkheden er zijn om de leerling zelfstandiger te laten reizen, wat hiervoor nodig is, welke periode hiervoor gepland wordt, wat ouders hierin kunnen betekenen en waar de gemeente ondersteunt.

  • 3.

    Ontwikkelingsperspectief

    Op scholen voor speciaal onderwijs (SO en VSO) wordt voor elke leerling door de school een ontwikkelingsperspectief (OPP) vastgesteld. Dit bevat vaak aanknopingspunten voor een inschatting van de mogelijkheden van zelfstandig(er) reizen. Dit plan wordt betrokken bij het vervoersontwikkelingsplan en het is aan te raden met scholen frequent overleg te hebben over wat te verwachten valt in het leerlingenvervoer.

  • 4.

    Recht op vervoersvoorziening

    Een leerling met een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan mag weer gebruik gaan maken van de oorspronkelijk toegekende vervoersvoorziening als na verloop van tijd blijkt dat het niet mogelijk is om het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan te continueren.

Hulp bij het zelfstandig leren reizen door de OV-coach

  • 1.

    De organisatie die ondersteunt bij het zelfstandig leren reizen is de OV-coach https://ov-coach.nl/

  • 2.

    De OV-coach is een samenwerking van Vervoerregio Amsterdam en de Gemeente Amsterdam, Cliëntenbelang Amsterdam, het GVB, MEE Amstel en Zaan, Pantar, RMC, Transvision, Academie van de Stad, BovenIJ ziekenhuis, Jeugdplatform Amsterdam, Munckhof, ROCTOP, ROC van Amsterdam, Sigra en de Vrije Universiteit Amsterdam.

  • 3.

    De OV-coach vindt het belangrijk dat iedereen mee kan doen aan het (maatschappelijk) verkeer. De OV-coach helpt mensen die niet zelfstandig kunnen of durven reizen met het openbaar vervoer, fiets, scootmobiel of lopend

  • 4.

    Ouders vragen zelf ondersteuning bij de OV-coach aan. Ondersteuning van de OV-coach is gratis.

  • 5.

    Ouders kunnen een vergoeding van de reiskosten voor de leerling krijgen gedurende de periode dat de leerling ondersteuning krijgt van de OV-coach.

  • 6.

    De OV-coach ondersteunt ook bij het zelfstandig leren fietsen naar school. Een voorwaarde vanuit de OV-coach is dat een leerling een goede fiets heeft. Het college kan een fietsvergoeding verstrekken om het oefenen met de OV-coach mogelijk te maken. Het college kan aanvullende voorwaarden stellen aan de fietsvergoeding.

Paragraaf 3 Het vervoer

Artikel 3.1 Dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school

De dichtstbijzijnde toegankelijke school is de school die naar afstand het dichtstbij gelegen is, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende (meest) begaanbare, veilige weg en passend bij de door ouders gewenste richting (dit gaat over levensbeschouwing). De vermelding bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) bepaalt de richting van de school.

 

Procedure toelating speciaal onderwijs

Een leerling die naar SBO, SO of VSO gaat, krijgt vooraf een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband. De bepalingen in die toelaatbaarheidsverklaring kunnen een specifieke school aanwijzen, een specialisatie, of enkel “toegelaten tot het speciaal onderwijs.” Diemen volgt in beginsel de toelaatbaarheidsverklaring. Binnen de ruimte die er is, wordt wel alleen aangepast vervoer naar de dichtstbijzijnde school bekostigd.

 

  • 1.

    Speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs cluster 3 en cluster 4

    In de WPO is bepaald dat het samenwerkingsverband primair onderwijs beoordeelt of een leerling toelaatbaar is tot een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs van cluster 3 en cluster 4 (artikel 18a, zesde lid, van de WPO). Het samenwerkingsverband laat zich daarbij adviseren door deskundigen.

  • 2.

    Voorgezet speciaal onderwijs

    De WVO 2020 kent eveneens een dergelijke bepaling: het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs beoordeelt of een leerling toelaatbaar is tot het voortgezet speciaal onderwijs (artikel 2.47, zevende lid, van de WVO 2020). Ook hier geldt dat het samenwerkingsverband zich daarbij laat adviseren door deskundigen.

  • 3.

    Praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs

    Sinds 1 augustus 2015 wordt het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs in het passend onderwijs geïntegreerd; dan beslist het samenwerkingsverband of een leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs of is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs.

  • 4.

    Cluster 1 en 2

    Voor instellingen voor cluster 1 en cluster 2 geldt een afwijkende procedure. In de WEC is bepaald dat de commissie van onderzoek beoordeelt of een leerling in aanmerking komt voor het onderwijs op de instelling óf op begeleiding vanuit de instelling, waarbij de leerling dan is ingeschreven op een andere school (artikel 41, tweede lid, van de WEC).

  • 5.

    Tussenvoorziening

    Leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs kunnen in het kader van passend onderwijs, tijdelijk een lessenaanbod of programma op een locatie van een tussenvoorziening volgen, die mogelijk formeel geen schoollocatie is. Een vervoersvoorziening heeft op grond van deze verordening in beginsel alleen betrekking op het vervoer tussen de woning en de school, reden waarom ervoor is gekozen om bij gebreke van een wettelijke grondslag de tussenvoorziening hier te definiëren.

Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school

Wanneer de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat de school vol is, wordt een vervoersvoorziening toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft daarna bestaan, ook wanneer er geen wachtlijst meer is voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De reden voor deze uitzondering op de regel is dat het college wil bijdragen aan een stabiele schoolloopbaan voor leerlingen.

 

Ouders kiezen voor een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school

In de regel vindt de bekostiging plaats naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Wanneer ouders kiezen voor een school die op grotere afstand ligt dan de school dichterbij, verstrekt het college een bekostiging tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Aanvullende kosten voor vervoer naar de verder weggelegen school zijn voor rekening van de ouders. In de situatie waarin gekozen wordt voor een verder weggelegen school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school, is de voorziening in de vorm van aangepast vervoer niet mogelijk.

 

Hoogbegaafde leerlingen

Reguliere basisscholen moeten ook aan leerlingen die meer- en hoogbegaafd zijn extra ondersteuning aanbieden. In het schoolondersteuningsprofiel staat welke extra ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen. Het Samenwerkingsverband primair onderwijs Amsterdam-Diemen biedt extra ondersteuning aan leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid en ernstige bijkomende leer- en gedragsproblemen (arrangement dubbel bijzondere leerlingen). Een hoogbegaafdheidsspecialist adviseert de school (en ouders) over een passend aanbod voor deze dubbel bijzondere leerlingen.

 

In het voortgezet onderwijs zijn scholen zelf verantwoordelijk voor onderwijs op maat aan meer- en hoogbegaafde leerlingen. Alle scholen voor voortgezet onderwijs, die aangesloten zijn bij het samenwerkingsverband Amsterdam-Diemen, bieden ondersteuning en begeleiding aan meer- en hoogbegaafde leerlingen. Begaafde leerlingen komen op alle schooltype voor, ook op het vmbo en in het voortgezet speciaal onderwijs. Het college verstrekt geen vervoersvoorziening op rond van hoogbegaafdheid.

 

Hoogbegaafdheid is geen reden om vervoer naar een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke te bekostigen, tenzij de noodzaak hiervan overtuigend wordt aangetoond aan het college. In dit geval moeten ouders een rapportage meesturen met de aanvraag, waaruit opgemaakt kan worden dat de leerling geen passend onderwijs kan volgen op de eigen school. Uit de rapportage voor leerlingen op het primair onderwijs kan opgemaakt worden dat:

  • De leerling hoogbegaafd is;

  • Er sprake is van een ondersteuningsvraag op niveau 4 of 5 (zware ondersteuning buiten de klas);

  • De begeleiding niet kan plaatsvinden op de eigen school.

De rapportage is opgesteld door een deskundige die onafhankelijk is. De school van de leerling moet verklaren geen passende verdiepings- en verrijkingsstof aan te kunnen bieden. Van het samenwerkingsverband wordt een verklaring verlangd dat de leerling op alle dichterbij gelegen scholen geen passend onderwijsaanbod kan krijgen.

Artikel 3.2 Zelfstandig reizen

Ter uitwerking van artikel 3.2 van de verordening over zelfstandig reizen stelt het college de volgende nadere regels:

  • 1.

    Richtlijn zelfstandig met openbaar vervoer naar school voor leerlingen op het primair onderwijs vanaf 11 jaar.

    Leerlingen kunnen doorgaans zelfstandig reizen met het openbaar vervoer als de enkele reis zonder overstap maximaal 30 minuten duurt. De reis omvat: lopen van huis naar de opstaphalte, reizen met het openbaar vervoer, lopen van de eindhalte naar school.

  • 2.

    Richtlijn zelfstandig naar school lopen op fietsen voor leerlingen op het primair onderwijs vanaf 11 jaar.

    Leerlingen kunnen doorgaans tot anderhalve kilometer naar school lopen. Leerlingen kunnen doorgaans tot drie kilometer naar school fietsen.

  • 3.

    Indien een loop- of fietsroute volgens ouders onveilig is voor een zelfstandig reizende leerlingen, dienen ouders zelf voor begeleiding te zorgen.

Artikel 3.3 Brengen en halen is onmogelijk of leidt tot ernstige benadeling

Ter uitwerking van artikel 2.2 lid 1 (onderzoek van mogelijkheden) en de bepalingen over brengen en halen in artikelen 3.2 (zelfstandig reizen), 3.3 (brengen en halen) en 3.4 (aangepast vervoer) stelt het college de volgende nadere regels:

 

Doel regeling Vervoer naar en van school in relatie tot ernstige benadeling

Aangepast vervoer wordt niet toegewezen met het doel om gezinnen te ontlasten. Alleen wanneer het brengen en halen ouders dusdanig belast of eenvoudigweg niet mogelijk is, wordt aangepast vervoer ingezet om te regelen dat kinderen veilig aankomen op school. Aangepast vervoer wordt toegewezen wanneer de draaglast de draagkracht overstijgt. Wanneer de draaglast de draagkracht overstijgt, hangt af van de gezinsomstandigheden. In gesprek met ouders wordt bepaald wat redelijkerwijs haalbaar is voor ouders als het gaat om brengen en halen.

 

  • 1.

    In geval van ernstige benadeling zoals bedoeld in Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op het Voorgezet Onderwijs kan aangepast vervoer worden toegewezen.

  • 2.

    Ouders moeten bij ernstige benadeling hun netwerk (grootouders, gescheiden partner, buren) vragen om de leerling tenminste één dag per week te brengen en halen.

  • 3.

    De bewijslast voor het aantonen van ernstige benadeling ligt bij de ouders.

  • 4.

    De onderstaande belemmeringen kunnen eraan bijdragen dat begeleiding door ouders onmogelijk is of tot ernstige benadeling zou leiden:

    • i.

      Reistijd begeleider per week eenoudergezin: het begeleiden of vervoeren naar en van school van alle kinderen in een eenoudergezin kost meer dan 8 uur per week;

      Reistijd begeleider per week tweeoudergezin: het begeleiden of vervoeren naar en van school van alle kinderen in een tweeoudergezin;

    • ii.

      Reistijd begeleider per reis: de reistijd bij het begeleiden of vervoeren van de leerling naar school kost de ouder 45 minuten enkele reis of meer. In dit geval wordt van elke ouder verwacht dat hij/zij de leerling één dag per week brengt

    • iii.

      Vervoermiddelen: de ouders hebben niet de beschikking over een auto of ander vervoermiddel waarmee de leerling vervoerd kan worden of over het daarvoor benodigde rijbewijs;

    • iv.

      Logistiek meerdere kinderen: er zijn meer kinderen in het gezin, die thuis verzorging nodig hebben of die nog niet zelfstandig naar school kunnen en die niet allemaal door de ouders naar school gebracht kunnen worden;

    • v.

      werk of opleiding van de alleenstaande ouder;

    • vi.

      medische redenen van één of beide ouders;

    • vii.

      zwangerschap en bevalling alleenstaande ouder.

Gezinssamenstelling

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eenoudergezinnen en tweeoudergezinnen. De reden is dat een tweeoudergezin meer regelmogelijkheden heeft dan een eenoudergezin.

 

Betaald werk

Het enkele feit dat beide ouders werken of naar werk reizen op de dagen en tijden waarop de leerling begeleid of vervoerd moet worden, wordt niet beschouwd als belemmering. In een gezin met twee ouders moeten de ouders deze belemmering zelf verhelpen, ook wanneer dit gevolgen heeft voor hun werk. Wanneer het aanpassen van werk(tijden) bestaansonzekerheid veroorzaakt, kan dit een reden zijn om aangepast vervoer toe te wijzen.

 

Logistiek onmogelijk

De gemeente mag het vervoer toekennen voor een ander kind uit het gezin als dat logistiek efficiënter is; de ouders brengen en halen dan de leerling waarvoor zij de voorziening aanvroegen.

 

Medische reden

Door een medisch deskundige is vastgesteld dat de structurele lichamelijke of zintuigelijke beperking de ouder belemmert om de leerling te brengen en halen. De ouder voegt de verklaring van de medisch deskundige toe bij de aanvraag.

 

Zwangerschap en bevalling

In de periode van 4 weken voor de uitgerekende datum en 6 weken na de bevallingsdatum kan het brengen en halen door de ouders tijdelijk vervangen worden door aangepast vervoer. Het college kan hiervoor om onderbouwing vragen.

 

Vervoermiddelen

Het niet hebben van een auto en/of rijbewijs wordt alleen gezien als belemmering voor zover de ouders de leerling niet met de fiets of het openbaar vervoer kunnen brengen en halen binnen de daarvoor geldende regels.

 

Ter uitwerking van artikel 3.3. lid 7.c stelt het college de volgende nadere regels:

Het college bekostigt aan de ouders die de leerling zelf vervoeren een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto. Deze vergoeding komt overeen met het belastingvrije kilometerbedrag voor woon-werkverkeer zoals geregeld in de Wet op de loonbelasting.1

 

Artikel 3.4 Aangepast vervoer

Schooltijden en wachttijden

  • 1.

    Het aangepast vervoer vindt plaats op standaard schooldagen en schooltijden, volgens het standaard weekrooster opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2.

    In geval er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan het college besluiten met de inzet van het aangepaste vervoer een wachttijd aan te houden van één of meerdere lesuren, om zodoende aan te sluiten op de reguliere vervoersvoorziening.

  • 3.

    Er is geen aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden, tenzij de ouders bewijs overleggen waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerplichtige leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt

  • 4.

    Wanneer kinderen vanwege hun lichamelijke, geestelijke en/of emotionele gesteldheid de schooldag later beginnen en/of eerder eindigen dan zijn ouders verantwoordelijk voor het later brengen dan wel eerder ophalen. Een uitzondering wordt gemaakt wanneer aangetoond wordt dat er een ontheffing is voor de leerplicht op de aanvangs- en/of eindtijd van de reguliere schooltijden.

Individueel vervoer

  • 1.

    In beginsel bestaat er geen recht op individueel vervoer. Uitgangspunt is dat leerlingen gecombineerd met andere leerlingen worden vervoerd. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling tijdelijk individueel vervoerd moet worden.

  • 2.

    Ouders moeten hun aanvraag voor individueel vervoer gemotiveerd te onderbouwen met een advies van een onafhankelijk deskundige.

  • 3.

    Individueel vervoer wordt toegekend voor een de duur van maximaal 6 maanden. Bij een eventuele verlenging wordt opnieuw een belangenafweging gemaakt.

  • 4.

    Voor een vergoeding van de kosten van het individuele vervoer moet voldaan worden aan onderstaande drie situaties.

    • i.

      Er is een medische noodzaak.

    • ii.

      Individueel vervoer is niet te voorkomen door begeleiding mee te laten gaan in het gecombineerde vervoer.

    • iii.

      De leerling wordt de rest van de dag individueel begeleid. Voor veel leerlingen is rust een belangrijke voorwaarde voor een goed verloop van de dag. Wanneer dit de aanleiding is om individueel vervoer te overwegen, kan dat alleen als in de andere schakels in de dag ook individuele rust en begeleiding wordt aangeboden.

Artikel 3.5 Bekostiging alternatieve vervoersvoorziening / Maatwerk

Wanneer begeleid fietsen naar school voor de leerling niet mogelijk is omdat de leerling nog niet verkeersveilig is of omdat de route onveilige punten kent, maar de leerling te groot is voor een kinderzitje op de fiets, kan het college bijvoorbeeld een tandemfiets of een aangepaste fiets bekostigen.

3.6 Bijzondere voorzieningen

Ter uitwerking van artikel 3.6 lid 1 en 2 stelt het college de volgende nadere regels over stagevervoer en vervoer in verband met verblijf in pleeggezin of internaat.

 

Stagevervoer

Wanneer stage een onderdeel van het onderwijsprogramma is en de leerling een vervoersvoorziening heeft naar en van school, bestaat ook recht op de vervoersvoorziening naar het stageadres. Hiervoor moet een aparte aanvraag worden ingediend. Een aanvraag om vervoer naar een stageplek moet vergezeld gaan van een stage-overeenkomst. Vervoer naar stageadressen vindt alleen op schooldagen plaats, dus niet tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties.

 

Vervoer naar stage voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs wordt alleen bekostigd als de stage deel uitmaakt van het uitstroomprofiel arbeid of onderwijs. Hierbij wordt gekeken naar het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (PPO). Er vindt geen bekostiging plaats als de stage deel uitmaakt van dagbesteding.

 

Pleeggezin/Internaat

Voor vervoer van het internaat of pleeggezin moet een aanvraag gedaan worden bij de gemeente waar internaat of pleeggezin gevestigd is.

 

Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisessituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft wanneer de leerling zijn eigen school blijft bezoeken.

 

Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

Het college vraagt bij een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor het weekeinde en vakantievervoer naar de reden van plaatsing in een internaat of pleeggezin. Een dergelijke vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt als de leerling in een internaat of pleeggezin verblijft voor het volgen van passend (voortgezet) speciaal onderwijs. Er wordt geen vergoeding gegeven naar en van de woning van ouders wanneer de leerling om medische of sociale redenen in een internaat of pleeggezin woont en daar in de buurt een school bezoekt.

 

Voorbeeld:

Uw kind is aangewezen op onderwijs voor dove kinderen. Vanuit uw woning is dit onderwijs niet bereikbaar met dagelijks vervoer. Verblijf in een internaat of een pleeggezin in de buurt van een geschikte school is daarom noodzakelijk. U kunt, in dit geval, in de gemeente waar u woont een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor weekeinde- en vakantievervoer indienen.

 

De vervoersvoorziening

Het weekeindevervoer is voor de reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van ouders en terug. Het vakantievervoer is voor de reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van ouders en terug, voor zover de vakantie is opgenomen in de schoolgids en minimaal twee dagen duurt.

 

Vervoer naar Buitenschoolse opvang (BSO)

Vervoer naar en van school is uitsluitend bedoeld voor vervoer van en naar school en omgekeerd. In bepaalde gevallen staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Onder een opvangadres na schooltijd valt in ieder geval niet: een adres voor een vorm van therapie, dagbehandeling of een sportvoorziening. Er valt in ieder geval wel onder: geregistreerde buitenschoolse opvang, geregistreerde gastouderopvang, logeerhuis, logeergastgezin, opa, oma of buren.

 

Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De leerling heeft een beschikking voor aangepast vervoer;

  • Het vervoer naar het opvangadres leidt niet tot individueel vervoer en/of tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, dan wel langere reistijd voor de overige leerlingen;

  • Er dient sprake te zijn van een vast patroon, dit wil zeggen een vast adres alsook vaste dag(en) per week, welke bij de aanvraag wordt opgegeven.

Het college bepaalt dat vervoer naar buitenschoolse opvang mogelijk wordt gemaakt indien alle bovenstaande voorwaarden van toepassing zijn.

 

3.7 Eigen bijdrage

Ter uitwerking van artikel 3.7 in de verordening stelt het college de volgende nadere regels over de eigen bijdrage.

  • 1.

    De eigen bijdrage is van toepassing wanneer de leerling een school voor BO of SBO bezoekt.

  • 2.

    Drempelbedrag

    • i.

      Het drempelbedrag voor 2024 is € 594.

    • ii.

      Het drempelbedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer tot de afstandsgrens. Bij de berekening van het drempelbedrag wordt uitgegaan van het reductietarief van de GVB voor kinderen van 4 tot en met 11 jaar.

    • iii.

      Het drempelbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd naar de OV-tarieven.

    • iv.

      Voor 2024 gelden de volgende bedragen.

      € 0,71 (basistarief) + 6 (km) x € 0,129 (per km) = € 1,48

      Het gaat om 2 ritten per dag en 200 schooldagen:

      1,48 x 2 x 200 = € 594

    • v.

      De eigen bijdrage wordt gebaseerd op de periode waarop de vergoeding betrekking heeft, ongeacht het daadwerkelijk gebruik van de vergoeding (bijv. als gevolg van ziekte).

    • vi.

      Het te betalen drempelbedrag mag in ieder geval nooit de feitelijke vervoerskosten overstijgen.

  • 3.

    Draagkrachtige eigen bijdrage

    • i.

      De draagkrachtige eigen bijdrage is van toepassing bij een vervoersvoorziening naar een school voor basisonderwijs die op meer dan 20 kilometer van de woning van de leerling af ligt.

    • ii.

      De draagkrachtige eigen bijdrage wordt geheven per gezin. De draagkrachtige eigen bijdrage wordt in mindering gebracht op de toegekende vervoersvergoeding.

    • iii.

      De draagkrachtige eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van onderstaande tabel.

       

      Inkomen in €

      Eigen bijdrage in €

      0 – 39.500

      nihil

      39.500 - 46.500

      220

      46.500 - 54.000

      970

      54.000 - 60.500

      1.795

      60.500 - 69.500

      2.625

      69.500 - 76.000

      3.520

      76.000 en verder

      per € 5.000 extra inkomen wordt de eigen bijdrage steeds opgehoogd met € 710. Als daardoor de totaal te betalen ouderbijdrage meer wordt dan de kosten van het vervoer, wordt de aanvraag afgewezen.

    • iv.

      Het peiljaar voor het inkomen is twee kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het schooljaar begint. (Voorbeeld: schooljaar 2024/2025 betekent peiljaar 2022).

    • v.

      Voor de indexatie van de eigen bijdrage en het norminkomen wordt het rekenmodel in de modelverordening leerlingenvervoer van de VNG toegepast.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

 

4.1 Inwerkingtreding

De ‘beleidsregels en nadere regels Vervoer naar en van school gemeente Diemen 2024’ treden in werking op 12 juni 2024.

4.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels en nadere regels Vervoer naar en van school gemeente Diemen 2024.

4.3 Intrekking oude regeling

De beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Diemen 2023 worden ingetrokken.


1

In 2024 was dit geregeld in artikel 31a lid 2 onder a.