Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Boxtel

Gedragscode integriteit raadsleden, steunfractieleden, burgemeester en wethouders gemeente Boxtel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBoxtel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode integriteit raadsleden, steunfractieleden, burgemeester en wethouders gemeente Boxtel
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-06-2024Integriteit

06-02-2024

gmb-2024-80918

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode integriteit raadsleden, steunfractieleden, burgemeester en wethouders gemeente Boxtel

Inhoudsopgave

I. De kernwaarden van Boxtel

II. Integriteitsthema’s

1. Voorkomen van belangenverstrengeling

2. Nevenfuncties

3. Omgang met informatie

4. Aannemen of afwijzen van geschenken en uitnodigingen

5. Respectvolle omgang

6. Evaluatie en verantwoordelijkheden

III. Aanverwante wet- en regelgeving

 

I. De kernwaarden van Boxtel

 

In deze gedragscode omschrijven wij als gemeentebestuur van Boxtel (het college, de burgemeester en de gemeenteraad) onze kernwaarden. Deze kernwaarden helpen ons als, raadsleden, collegeleden en steunfractieleden om in verschillende situaties integere keuzes te maken.

 

Het dienen van het algemeen belang

In Boxtel dienen wij in de eerste plaats het algemeen belang. We maken geen misbruik van onze functie en zijn niet uit op eigen gewin. Als gemeentebestuur staan wij midden in de Boxtelse samenleving. We zijn intensief betrokken bij inwoners, verenigingen, ondernemers en andere maatschappelijke organisaties in Boxtel en weten daardoor wat er speelt. Maar al deze netwerken en contacten zorgen er ook voor dat we te maken kunnen krijgen met conflicterende belangen. Daarmee willen we integer omgaan.

 

Open en transparant

Naast de behartiging van het algemeen belang houdt integriteit in dat we ons als deelnemer aan de Boxtelse politiek bewust zijn van onze omgeving en integriteitsdilemma’s met elkaar bespreken. We zijn transparant, open, eerlijk en navolgbaar, zowel richting mensen binnen het gemeentehuis als naar inwoners en ondernemers daarbuiten. Integriteit is altijd tweezijdig: een ander kan jouw gedrag anders interpreteren of beoordelen. Het is dan ook van belang om doorlopend met elkaar in gesprek te blijven over wat integer handelen inhoudt.

In deze gedragscode omschrijven we onze kernwaarden en geven we richtlijnen voor het maken van integere keuzes. De gedragscode dient als een spiegel: de code moet eraan bijdragen dat we zelfbewust zijn en dat we ons eigen gedrag kritisch tegen het licht houden. De gedragscode is geen uitputtend document waarin alle mogelijke integriteitsdilemma’s worden behandeld en gedrag wordt onderverdeeld in goed of fout. Vaak is dat ook niet mogelijk, doordat regels ontbreken of onduidelijk zijn en omdat niet alle mogelijke situaties uitputtend te voorspellen zijn. Ook in die situaties dienen we integere keuzes te maken. De uitgangspunten in deze code helpen ons daarbij.

Leeswijzer

Als collegeleden, raadsleden en steunfractieleden van de gemeente Boxtel zijn wij aanspreekbaar op ons gedrag en de keuzes die wij maken. Deze gedragscode is van toepassing op ons allen. Sommige bepalingen zijn specifiek voor collegeleden, andere zijn specifiek voor raadsleden en steunfractieleden. Omwille van de leesbaarheid kunt u overal waar u ‘raadslid’ leest vanaf nu ook ‘steunfractielid’ lezen. Daar waar u ‘wij’ leest worden de college-, raads- én steunfractieleden’ bedoeld.

De gedragscode is onderverdeeld in verschillende integriteitsthema’s. Elk van deze thema’s kent, naast de twee overkoepelende kernwaarden zoals hierboven benoemd, verschillende richtlijnen waartegen collegeleden en raadsleden hun gedrag kunnen afzetten. Ook staan er bij ieder thema een aantal vragen die de lezer kunnen aanzetten om kritisch te reflecteren op zijn of haar eigen gedrag.

 

II. Integriteitsthema’s

 

1.Voorkomen van belangenverstrengeling

Opkomen voor het algemeen belang betekent dat we ervoor zorgen dat we belangenverstrengeling voorkomen. Er is sprake van belangenverstrengeling als jouw persoonlijk belang mogelijk in strijd is met het algemeen belang van de gemeente als geheel. Een persoonlijk belang kan heel breed worden opgevat. Dit kunnen nevenfuncties zijn, maar ook andere persoonlijke belangen zoals financiële belangen, relationele belangen zoals banden met familie en vrienden, et cetera. Het gaat er dus niet alleen om dat er belangenverstrengeling is, maar ook dat de schijn van belangenverstrengeling wordt voorkomen.

 

Specifieke wettelijke grenzen voor raadsleden en burgemeester en wethouders

Indien men een persoonlijk belang heeft in een bepaalde politieke kwestie, mag een lid van de gemeenteraad op grond van artikel 28 van de Gemeentewet niet deelnemen aan beraadslaging en stemming. De grens ligt daar waar het risico bestaat dat een raadslid zich ‘niet uitsluitend laat leiden door de belangen waardoor hij zich uit hoofde van zijn publieke taakvervulling als raadslid behoort te laten leiden’. De wettelijke grens voor raadsleden ligt kortom daar waar een persoonlijk belang de politieke besluitvorming bereikt.

Voor wethouders en de burgemeester geldt op grond van artikel 58 van de Gemeentewet dezelfde wettelijke grens.

Het gaat er kortom zowel bij raadsleden als bij burgemeester en wethouders om dat persoonlijke belangen niet in de plaats komen of schijnen te komen van het behartigen van het algemeen belang.

Als raadslid, burgemeester of wethouder kun je betrokken zijn bij diverse lokale verenigingen of clubs, zolang dit het nastreven van het algemeen belang niet in de weg staat. Belangrijke vragen die gesteld kunnen worden bij twijfel over belangenverstrengeling zijn:

• Heb ik een persoonlijk belang dat mogelijk onderdeel kan worden van de politieke besluitvorming?

• Bestaat het risico dat ik mij niet uitsluitend laat leiden door de behartiging van het algemeen belang?

 

Wettelijke voorbeelden van belangenverstrengeling:

Het gaat erom dat je je privébelangen niet in je rol van wethouder, burgemeester of raadslid in de besluitvorming betrekt. Hieronder staat een aantal gerechtelijke uitspraken waarin mogelijk belangenverstrengeling aan de orde was:

Als je woont op een erf waarover een bestemmingsplan wordt vastgesteld, dan is alleen wonen op dit erf (je bent dus geen eigenaar) onvoldoende om te spreken van belangenverstrengeling als je vervolgens meedoet aan de besluitvorming;

Als jouw partij tegen het vaststellen van een bestemmingsplan is en jij ook tegenstemt, is dat onvoldoende om te spreken van belangenverstrengeling van jouw partijbelang met het algemeen belang, omdat politieke inzichten verwerven een belangrijk onderdeel is van de publieke taak van raadsleden;

Als je als raadslid meestemt over een plan van een zorgcomplex voor een stichting waarbij je als ouder en commissielid betrokken bent, is er geen sprake van de schijn van belangenverstrengeling als je verder niet het woord voert bij het onderwerp en geen beslissende stem hebt.

 

Een grijs gebied buiten de wettelijke grenzen

Buiten de politieke besluitvorming is echter ook een grote mate aan grijs gebied, niet alleen voor raadsleden maar ook voor burgemeester en wethouders. De wet verbiedt dat persoonlijke belangen de politieke besluitvorming bereiken. Buiten de politieke besluitvorming kunnen persoonlijke belangen in theorie dus wel een plek krijgen. In Boxtel zijn we het er echter met elkaar over eens dat verstrengeling van persoonlijke belangen met het algemeen belang ook buiten de politieke besluitvorming moet worden voorkomen. Hier ligt de grens: als bijvoorbeeld het lidmaatschap van verenigingen geen enkel risico vormt om in de sfeer van het behartigen van het algemeen belang te geraken (zoals het louter recreatief sporten), dan bestaat er geen (schijn van) belangenverstrengeling. Wij vinden de behartiging van zo’n belang dus toegestaan. Bij het lidmaatschap van een vereniging, waarbij bepaalde (gebundelde) persoonlijke belangen ook actief worden behartigd, vinden we dat het lidmaatschap van een raadslid of burgemeester of wethouder bedoeld moet zijn om informatie over belangen op te halen of om steun te betuigen aan bepaalde belangen, zonder dat deze steun actief verdedigd wordt. Daarnaast vinden wij het wenselijk om transparant te zijn over de belangen waaraan we steun betuigen. Als we actief optreden als belangenbehartiger van een bepaalde vereniging, dan mag dit optreden niet verstrengeld raken met de behartiging van het algemeen belang in Boxtel.

Verdere vragen die gesteld kunnen worden bij twijfel over (de schijn van) belangenverstrengeling zijn:

• Vanuit welke hoedanigheid behartig ik mijn persoonlijk belang?

• Hoe actief behartig ik mijn persoonlijk belang?

• Verhindert of dreigt de behartiging van mijn persoonlijk belang verstrengeld te raken met mijn publieke taakbehartiging?

Zo is het in Boxtel bijvoorbeeld wel toegestaan om als raadslid bij inspraakavonden aanwezig te zijn en ook in de hoedanigheid van raadslid in te spreken, omdat dit bijdraagt aan de publieke taakbehartiging als raadslid. Het is echter onwenselijk om een persoonlijk belang te behartigen op diezelfde inspraakavond door het woord te voeren over jouw vereniging. Immers, het behartigen van dit belang kan hierbij verstrengeld raken met de behartiging van het algemeen belang van de gemeente, omdat jij vanuit het algemeen belang alle belangen eerlijk en gelijkmatig dient af te wegen. Kortom: de grens ligt daar waar persoonlijke belangen verstrengeld kunnen raken met de behartiging van het algemeen belang van de gemeente.

 

Voorbeeld: als lid van het gemeentebestuur en inwoner van de gemeente Boxtel nemen we regelmatig beslissingen over zaken die ons zelf ook aan gaan. Denk bijvoorbeeld aan het vaststellen van de hoogte van de onroerendezaakbelasting (OZB). Zo’n besluit gaat elk collegelid en raadslid aan die huiseigenaar is. Moeten zij zich dan allemaal onthouden van stemming? Nee, want als gemeentebestuur hebben we juist de taak gekregen om zulke beslissingen te nemen en het besluit geldt voor huiseigenaren in het algemeen, niet in het bijzonder alleen voor één specifiek persoon. Alleen als een persoonlijk belang te direct is, onthoudt een college- of raadslid zich van stemming.

 

Afwegingen die we kunnen maken bij het bepalen of er een persoonlijk belang is en dus de keuze om wel of niet deel te nemen aan de beraadslagingen en stemming zijn:

Hoe specifiek is een besluit? Bij ‘bulkbesluiten’ is minder snel sprake van belangenverstrengeling dan bij specifieke besluiten. Zo kun je als bestuurslid van een sportvereniging wel meebeslissen over de gemeentelijke sportvisie, maar niet over een besluit om in het bijzonder de eigen vereniging extra subsidie toe te kennen.

Hoe nauw is de betrokkenheid bij het dossier? Ergens in dienst zijn of ergens wonen zorgt nog niet direct voor betrokkenheid. Zelf aan een dossier werken of je daar actief in mengen wel. Meebeslissen over herinrichting van de openbare ruimte in de eigen buurt kan in principe, tenzij je je als bewoner hevig verzet tegen de plannen en bijvoorbeeld bezwaar indient bij de gemeente.

Is er sprake van (beleids)bepalende invloed? Een voorbeeld hiervan is dat een lid van een energiecoöperatie in de raad mee kan praten en -stemmen over een initiatief om meer ruimte te bieden aan het opwekken van zonne-energie in de gemeente, maar als je voorzitter bent van deze energiecoöperatie mag dit niet.

 

 

2.Nevenfuncties

We wonen allemaal in de gemeente Boxtel en staan middenin de samenleving. Het uitvoeren van nevenfuncties hoort daarbij. Nevenfuncties zijn alle betaalde en onbetaalde functies die naast het raadslidmaatschap, het burgemeesterschap of het wethouderschap worden vervuld. Er is juridisch gezien sprake van een functie als er sprake is van ‘een samenstel van taken of werkzaamheden met een structureel karakter in het verband van een bepaalde organisatie’. Over die nevenfuncties zijn we open en transparant: we zorgen altijd voor een actueel overzicht bij de griffie. Als er wijzigingen zijn, geven we dit zo snel mogelijk door aan de griffier.

Een aantal nevenfuncties is volgens de Gemeentewet onverenigbaar met de functie van raadslid. Daarnaast mogen raadsleden echter ook niet werkzaam zijn als adviseur of advocaat voor of tegen de gemeente in geschillen.

Voor wethouders en burgemeesters gelden ook een aantal onverenigbare betrekkingen. Daarnaast stelt de Gemeentewet voor wethouders en burgemeesters de expliciete grens dat nevenfuncties niet worden vervuld, indien de uitoefening daarvan ‘ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn wethouderschap’ en bij de burgemeester het 'burgemeestersambt’.

 

Beoordeling van onwenselijkheid

De wet verbiedt dus voor wethouders en burgemeesters expliciet nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op hun ambt, maar bij raadsleden is dit niet expliciet gemaakt. Wel kunnen bepaalde functies een grote kans op belangenverstrengeling met zich meebrengen en daarom slecht te combineren zijn met het raadslidmaatschap. Daarom beoordelen wij of nevenfuncties van zowel wethouders, als burgemeester, als raadsleden, wenselijk zijn.

Het uitgangspunt voor de beoordeling of sprake is van onwenselijkheid van nevenfuncties is dat de nevenfuncties het belang van de gemeente niet mogen schaden of daarmee in strijd mogen zijn en dat ze een goede uitoefening van het wethouderschap of raadslidmaatschap niet in de weg staan. Daarvan kan sprake zijn bij functies die de gemeente in een negatief daglicht zetten en bij functies die veel raakvlakken hebben met het ambt van raadslid of wethouder, bijvoorbeeld omdat er veel contact met de gemeente nodig is. Daardoor kunnen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het geding komen. In die situaties moeten we ons dusdanig vaak onthouden van stemming en beraadslaging dat in feite het raadslidmaatschap of wethouderschap niet of nauwelijks uitgeoefend kan worden.

Wanneer we twijfelen over het combineren van een nevenfunctie met het lidmaatschap van raad of college, zullen we:

• Kritisch bij onszelf te rade gaan of we de nevenfunctie wel kunnen aanvaarden of behouden. Ook gaan we na of er zaken zijn die we juist vanuit de nevenfunctie moeten regelen of nalaten, om te voorkomen dat onze activiteiten vanuit de nevenfunctie raken aan het werken voor de gemeente.

• Overleggen met de burgemeester en de griffier (voor raadsleden) of de burgemeester en de gemeentesecretaris (voor collegeleden). Indien nodig maken we daarbij afspraken over de manier waarop de nevenfunctie gecombineerd wordt met het raadslidmaatschap of wethouderschap. Bijvoorbeeld over het onthouden van stemmen of niet deelnemen aan de beraadslagingen op bepaalde onderwerpen. Zulke afspraken worden door de griffier (voor raadsleden) of de gemeentesecretaris (voor collegeleden) vastgelegd en het presidium wordt over deze afspraken geïnformeerd.

 

Voorbeeld: Je bent raadslid en wordt benaderd om voorzitter te worden van het buurtcomité. Het buurtcomité zet zich in voor verbinding in de wijk en het organiseren van activiteiten. Daarnaast komt het buurtcomité actief op voor de belangen van de buurt richting de gemeente. Als voorzitter zou dat betekenen dat je met regelmaat contact zoekt met ambtenaren en namens het comité spreekt tijdens inspraakavonden van de gemeente.

 

Het combineren van deze nevenfunctie met het raadslidmaatschap is niet wenselijk, om een aantal redenen:

De functie vraagt van je dat je naar voren treedt in contacten met de gemeente, terwijl je als raadslid zelf onderdeel bent van het gemeentebestuur. Dat brengt de rolzuiverheid in het geding. Want voor een ander is het niet altijd duidelijk of je optreedt als voorzitter of als raadslid.

Als voorzitter van het buurtcomité wordt er van je verwacht dat je opkomt voor het (deel)belang van de buurt, terwijl je als raadslid het algemeen belang voor ogen dient te houden.

Op een andere manier kun je jezelf mogelijk wel inzetten voor het buurtcomité, bijvoorbeeld door te helpen bij het organiseren van een activiteit. Let er daarbij wel op dat je niet verantwoordelijk bent voor het aanvragen van subsidies/vergunningen bij de gemeente of over de activiteit als raadslid het woord voert.

 

 

3.Omgang met informatie

In ons werk als raads- of collegelid krijgen we toegang tot een veelheid aan informatie, waaronder ook gevoelige informatie of persoonsgegevens. We gaan zorgvuldig met deze informatie om: we bewaren de informatie op een veilige plek en gebruiken die alleen voor de uitoefening van ons werk in raad of college. Informatie die we vanuit ons ambt hebben gekregen gebruiken we dan ook niet om er persoonlijk of ander voordeel uit te krijgen of voor de uitoefening van onze nevenfuncties. Dit geldt ook voor informatie die op zichzelf niet geheim is, maar op het moment van verkrijging en gebruik nog niet kenbaar is voor anderen. Inwoners en ondernemers hebben immers recht op een gelijke informatiepositie.

Wanneer het gaat over openbare informatie, dan mogen we deze openbare informatie ook delen met anderen. Deze informatie is namelijk voor iedereen toegankelijk. Zo kunnen we inwoners die ons benaderen wijzen op subsidieregelingen of op formele bekendmakingen van de gemeente. Het is echter niet de bedoeling dat we de formele procedures met de gemeente gaan omzeilen door bijvoorbeeld zelf afspraken met ambtenaren voor anderen in te plannen. Het onderliggende principe hierbij is dat de gelijke informatiepositie van alle burgers van Boxtel zo veel mogelijk gewaarborgd blijft.

De vragen die wij onszelf moet stellen bij de omgang met informatie zijn:

• Is de informatie die ik tot mijn beschikking heb vrij toegankelijk en beschikbaar voor iedere inwoner van Boxtel?

• Bevoordeelt het delen van de informatie aan specifieke personen die personen onevenredig ten opzichte van andere inwoners van Boxtel?

• Is het delen van deze informatie in overeenstemming met gemeentelijke procedures zoals die voor iedereen gelden?

 

4.Aannemen of afwijzen van geschenken en uitnodigingen

In ons werk als college- of raadslid krijgen we met regelmaat uitnodigingen van inwoners, verenigingen en bedrijven. Vaak zijn die bedoeld om kennis te maken of om het gemeentebestuur mee te nemen in ontwikkelingen. Ook komt het voor dat college- en raadsleden een bedankje ontvangen. We nemen niet alle geschenken en uitnodigingen aan. Als gemeentebestuur is het van belang om onafhankelijk en onpartijdig te kunnen oordelen. Daarom nemen we geen geschenken en uitnodigingen aan die onze onafhankelijke en onpartijdige positie in gevaar kunnen brengen óf die indruk kunnen wekken (zie ook artikel 14 van de Gemeentewet).

Wanneer een geschenk of uitnodiging vanwege de omvang of de waarde de indruk kan wekken dat het raads- of collegelid gevoelig is voor gunsten, nemen we dit niet aan. Als het geschenk of de uitnodiging functioneel is, kan het worden aangenomen als de waarde van het geschenk of de uitnodiging daarmee in verhouding staat.

 

Voorbeeld: Je krijgt als raadsleden een uitnodiging om bij de opening van een lokaal sportevenement aanwezig te zijn, gefinancierd met gemeentelijk geld. Het is functioneel om de uitnodiging aan te nemen, omdat dit jouw controlerende taak als raadslid bevordert om te kijken hoe de subsidie wordt besteed. Maar als je wordt uitgenodigd om dit evenement bij te wonen, inclusief speciale VIP-plekken en een viergangendiner, kun je je afvragen of de grootte van de uitnodiging in verhouding staat met de functie die het heeft voor jouw controlerende rol.

 

De beslissing om een geschenk of uitnodiging aan te nemen wordt afgewogen aan deze drie uitgangspunten, en de volgende vragen passen daarbij:

• Functionaliteit: met functionaliteit wordt bedoeld dat het geschenk of de uitnodiging functioneel moet zijn voor het ambt dat we voor de gemeente uitvoeren. Dit betekent dat we een uitnodiging voor bijvoorbeeld een door de gemeente gesubsidieerd evenement kunnen aannemen, omdat dit helpt bij de controlerende taak van het gemeentebestuur. Ook kan het bij het ambt horen om de gemeente te representeren op dergelijke bijeenkomsten. Een vraag die bij twijfel gesteld kan worden is dan ook: Stelt het geschenk of de uitnodiging mij in staat het algemeen belang beter te behartigen?

• Proportionaliteit: een geschenk of uitnodiging moet in verhouding staan tot het doel waarvoor het wordt gegeven. Eigenlijk staan geschenken met een waarde van meer dan 50 euro of die een repeterend karakter hebben nooit in verhouding. Zo is een bos bloemen als dank voor aanwezigheid bij een opiniepanel wel proportioneel, maar een geschenk waarbij een bedrijf alle raadsleden na afloop van een werkbezoek een jaar lang gratis producten aan zou bieden, staat niet in verhouding. De vraag is dan: staat het geschenk of de uitnodiging in redelijke verhouding tot het doel van de gever?

 

• Onafhankelijkheid: een geschenk mag er nooit toe leiden dat de onafhankelijkheid van het raadslid om politieke besluiten te nemen wordt bedreigd. Indien een geschenk ertoe kan leiden dat we ons bij aanneming daarvan bezwaard kunnen voelen als we daar niets tegenover stellen, is dit een indicatie om het geschenk niet aan te nemen. Ook als het geschenk de indruk kan wekken dat er een tegenprestatie wordt verwacht, accepteren we het niet. Vragen die we ons hierbij kunnen stellen zijn: Vereist het geschenk of de uitnodiging dat ik hiervoor iets terugdoe? Of kan het die indruk wekken? Versterkt het geschenk of de uitnodiging mijn controlerende rol als raadslid of mijn representatieve rol als collegelid?

 

5.Respectvolle omgang

We gaan respectvol om met inwoners, ondernemers, ambtenaren en met elkaar. We hebben respect voor elkaars grenzen. Daarbij staan we open voor feedback van de ander en passen we ons gedrag aan op de grenzen van anderen. Als we zien dat iemand moeite heeft met het gedrag van een ander, dan helpen we diegene.

Zowel binnen als buiten de raadszaal stellen we ons respectvol op. Dat betekent niet alleen respectvol taalgebruik, maar ook een respectvolle houding en lichaamstaal. We voeren discussies altijd op de inhoud en nooit op de persoon. We verspreiden nooit opzettelijk onwaarheden over elkaar en staan altijd open voor hoor- en wederhoor.

De respectvolle omgang in de raadzaal uit zich in het feit dat we altijd via de voorzitter praten. Ook laten we elkaar uitspreken en interrumperen we alleen via de voorzitter. Het gemeentebestuur van Boxtel heeft sinds 2019 een levend werkdocument waarin de afspraken over de omgangsvormen staan opgeschreven, genaamd ‘’Naar een nog fijnere samenwerking”. Aan deze afspraken houden we ons met elkaar.

We zijn ons ervan bewust dat we een voorbeeldfunctie hebben. We zorgen ervoor dat wij met ons gedrag de goede naam van het gemeentebestuur niet beschadigen. We houden ons aan wet- en regelgeving en gaan respectvol met elkaar om. Inwoners en ondernemers maken niet altijd het onderscheid tussen ons als gemeentebestuurder en ons als privépersoon. Dat geldt nog sterker voor collegeleden. We zijn ons daarvan bewust en gedragen ons daarnaar.

Vragen die je jezelf kunt stellen bij de afweging of omgangsvormen in lijn zijn met de gemaakte afspraken zijn:

• Stel ik mij respectvol op, zowel in taalgebruik als in lichaamstaal?

• Heb ik respect voor de grenzen van de ander en sta ik open voor feedback hierop?

• Zijn de uitlatingen die ik over anderen doe naar waarheid gedaan?

• Zijn mijn uitspraken in lijn met het document ‘’Naar een nog fijnere samenwerking?’’

• Is mijn gedrag in overeenstemming met wet- en regelgeving?

 

6.Evaluatie en verantwoordelijkheden

Met elkaar zorgen we ervoor dat het onderwerp integriteit doorlopend aandacht krijgt. In het presidium besteden we bij het agendapunt ‘vergadercultuur’ ook aandacht aan integriteit en aan deze gedragscode. Daarnaast gaan we met elkaar in gesprek als we twijfelen over ons eigen gedrag of dat van een ander. Deze gedragscode biedt ons daarbij de handvatten voor het maken van de juiste keuzes.

De gedragscode kan niet in alle dilemma’s voorzien. Jaarlijks zetten we het onderwerp integriteit met elkaar op de agenda. We bespreken dan praktijkvoorbeelden en wat we hiervan kunnen leren. Ook gaan we na of de gedragscode nog actueel en toereikend is. Indien nodig kunnen we beslissen de gedragscode op onderdelen aan te passen of aan te vullen.

 

III. Relevante wet- en regelgeving

 

 

In dit hoofdstuk staat de wet- en regelgeving opgenomen die van toepassing is of kan zijn op de verschillende integriteitsthema’s. Per integriteitsthema is de relevante wet- en regelgeving geordend, waarbij ook onderscheid wordt gemaakt tussen raadsleden en burgemeester en wethouders indien van toepassing. De wet- en regelgeving in dit document wordt elk jaar geëvalueerd.

 

Voorkomen van belangenverstrengeling

Raadsleden

Artikel 28 Gemeentewet

1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

 

3. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

4. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

5. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden

Burgemeester en wethouders

Artikel 58 Gemeentewet

De artikelen 28, eerste tot en met vierde lid, en 30 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het college van overeenkomstige toepassing.

 

Nevenfuncties

Raadsleden

Artikel 13 Gemeentewet

1. Een lid van de raad is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. commissaris van de Koning;

h. gedeputeerde;

i. secretaris van de provincie;

j. griffier van de provincie;

k. burgemeester;

l. wethouder;

m. lid van de rekenkamer;

n. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

o. ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

Artikel 14 Gemeentewet

1. Een lid van de raad mag niet:

a. als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

 

4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente.

 

2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

 

3. De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Wethouders

Artikel 36b Gemeentewet

1. Een wethouder is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. commissaris van de Koning;

h. gedeputeerde;

i. secretaris van de provincie;

j. griffier van de provincie;

k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen;

l. lid van de raad van een gemeente;

m. burgemeester;

n. lid van de rekenkamer;

o. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

p. ambtenaar, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt;

q. ambtenaar, in dienst van de Staat of de provincie, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

r. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat:

a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een wethouder tevens zijn:

a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

Artikel 41b Gemeentewet

1. Een wethouder vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn wethouderschap.

2. Een wethouder meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad.

3. Een wethouder maakt zijn nevenfuncties openbaar. De openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot wethouder of aanvaarding van een nevenfunctie en geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging op het gemeentehuis.

4. Een wethouder die zijn ambt niet in deeltijd vervult, maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging op het gemeentehuis uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.

5. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet.

Artikel 67 Gemeentewet

1. De burgemeester vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn burgemeestersambt of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

2. De burgemeester meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, aan de raad.

3. De burgemeester maakt nevenfuncties, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, en de inkomsten uit die functies openbaar. De openbaarmaking van nevenfuncties vindt plaats terstond na benoeming tot burgemeester of aanvaarding van een nevenfunctie en geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging op het gemeentehuis. Openbaarmaking van de inkomsten geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging op het gemeentehuis uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.

4. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet.

Artikel 68 Gemeentewet

1. De burgemeester is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. commissaris van de Koning;

h. gedeputeerde;

i. secretaris van de provincie;

j. griffier van de provincie;

k. lid van de rekenkamer van de provincie;

l. lid van de raad van een gemeente;

m. wethouder;

n. lid van de rekenkamer;

o. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

p. ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde daaraan ondergeschikt;

q. ambtenaar, in dienst van de Staat of de provincie, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

r. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een burgemeester tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn.

 

Geheimhouding

Artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht

1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

2. Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

 

 

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 6 februari 2024;

De gemeenteraad van Boxtel,

de griffier,

I.H.M. Smits

de voorzitter,

R.S. van Meygaarden