Organisatie | Altena |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels standplaatsen Altena 2024 |
Citeertitel | Nadere regels standplaatsen Altena 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene plaatselijke verordening Altena 2020
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-06-2024 | nieuwe regeling | 02-04-2024 |
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
aanvraag: een schriftelijk verzoek voor een standplaatsvergunning door middel van een vastgesteld (digitaal) formulier;
APV: Algemene plaatselijke verordening Altena 2020;
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena;
dagdeel: een ochtend-, middag of avonddeel van de dag, gelegen tussen 07.00 uur en 22.00 uur;
gegadigde: aanvrager van een standplaatsvergunning indien het selectiestelsel op de aanvraag van toepassing is;
incidentele standplaats: Een incidentele standplaats is een standplaats die incidenteel, gedurende een periode van maximaal 12 dagen per jaar wordt ingenomen;
standplaatslocatie: een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel een andere - met enige beperking - voor publiek toegankelijke plaats, ten behoeve van voor het innemen van één of meer standplaatsen;
seizoensgebonden standplaats: standplaats op een vaste locatie die gedurende één of meerdere dagdelen per week gedurende maximaal drie aaneengesloten maanden wordt ingenomen voor de verkoop van seizoensgebonden producten;
selectiecommissie: een selectiecommissie die tot taak heeft het college te adviseren bij meerdere gegadigden voor één beschikbare standplaatsvergunning;
standplaats: hetgeen vermeld in artikel 5:17 van de APV: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
vergunninghouder: de natuurlijke persoon aan wie een standplaatsvergunning is verleend;
vaste standplaats: een standplaats op een vaste locatie die door vergunninghouders gedurende het gehele jaar voor één of meerdere dagdelen per week wordt ingenomen;
De standplaats moet worden ingenomen met een verplaatsbaar middel dat verwijderd wordt buiten de vergunde uren in de standplaatsvergunning.
Artikel 4. Natuurlijke personen
Voor een standplaatsvergunning komt uitsluitend in aanmerking een natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt en een ontvankelijke aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college.
De gronden waarop een aanvraag om een vergunning geweigerd kan worden staan vermeld in de artikelen 1:8 en 5:18 van de APV. Een aanvraag om een standplaatsvergunning kan worden geweigerd:
Artikel 8. Locaties, dagdelen en maximumstelsel
Voor de vaste standplaatsen wordt een locatiebeleid gehanteerd. Dat wil zeggen dat er slechts op de aangewezen standplaatslocaties vaste standplaatsen mogen worden ingenomen. Het locatiebeleid is gewenst vanuit het oogpunt van de openbare orde, openbare veiligheid en in het belang van de bescherming van het milieu.
Seizoensgebonden en incidentele standplaatsen dienen in eerste instantie te worden ingenomen op de in Bijlage 1 aangewezen standplaatslocaties. Gezien de kortere vergunningsperiode kan gemotiveerd verzocht worden om een andere locatie. De gevraagde standplaatslocaties worden per aanvraag beoordeeld op basis van beschikbaarheid, geschiktheid, verkeersveiligheid, openbare orde, ander relevant ruimtelijk beleid en andere toetsings- of weigeringsgronden, waaronder artikel 1:8 van de APV.
Artikel 10. Seizoensgebonden standplaats
Seizoensgebonden standplaatsen kunnen worden ingenomen op de standplaatslocaties die zijn opgenomen op de lijst als bedoeld in Artikel 8 (Bijlage 1), mits voor de standplaatslocatie op de betreffende dag(en) geen vergunning is verleend voor een vaste- of ideële standplaats of een aanvraag is ontvangen.
Vanwege het normaliter kortdurende karakter en de normaliter geringe impact op de openbare ruimte en openbare orde, kan bij aanvragen voor seizoensgebonden standplaatsen bij uitzondering afgeweken worden van de genoemde standplaatslocaties in lid 4. De aangevraagde standplaatslocatie wordt beoordeeld waarbij rekening wordt gehouden met de aangevraagde looptijd en de algemene weigeringsgronden en bijzondere weigeringsgronden voor standplaatsen, als opgenomen in de APV.
Artikel 11. Incidentele standplaats
Vanwege het kortdurende karakter en daarmee de normaliter geringe impact op de openbare ruimte en openbare orde, kan bij aanvragen voor incidentele standplaatsen op verzoek afgeweken worden van de genoemde standplaatslocaties in lid 3. De aangevraagde locatie wordt beoordeeld waarbij rekening wordt gehouden met de algemene weigeringsgronden en bijzondere weigeringsgronden voor standplaatsen, als opgenomen in de APV.
Artikel 12. Zomerstandplaats Vesting Woudrichem
In verband met het toeristisch bezoek aan en het verbeteren van het stedelijk milieu in de Vesting Woudrichem kan het college hier een vergunning verlenen voor het innemen van een standplaats gedurende één of meer dagdelen, gedurende maximaal 6 aaneengesloten maanden gedurende de periode van 1 april tot en met 30 september.
Artikel 13. Standplaatsen op privaat terrein
Op grond van artikel 5:17 van de APV geldt hier als enige grond, het te koop aanbieden van goederen dan wel diensten in de openbare ruimte. Omdat niet als eis geldt, dat er sprake moet zijn van gemeentegrond, zijn deze nadere regels ook van toepassing op standplaatsen die worden ingenomen op een terrein van een andere rechthebbende dan de gemeente, voor zover die plaatsen vrij toegankelijk zijn en openstaan voor het publiek.
Het is de eigenaar van de grond verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college, een standplaats wordt ingenomen (art. 5:19 APV). Wel kan op grond van zijn eigenaarsrecht de rechthebbende ook eigen criteria hanteren, bovenop de vergunningvoorschriften behorende bij de standplaatsvergunning.
Artikel 16. Procedure beschikbare vaste standplaatsen
Artikel 17. Meerdere aanvragen en selectie
Het aanbieden van een standplaats zoals hierboven bedoeld, garandeert niet dat de vergunning ook daadwerkelijk wordt verleend. Om voor vergunningverlening in aanmerking te komen, dient zich geen weigeringsgrond zoals genoemd in de APV voor te doen en dient de aanvraag in overeenstemming te zijn met de nadere regels.
Artikel 19. Op te heffen standplaatslocaties
Het college kan afwijken van het bepaalde in Artikel 16, in het geval het wenselijk is een bestaande standplaatslocatie op te heffen of te verplaatsen vanwege strijdigheid met de weigeringsgronden uit de APV. Een bestaande vergunning kan voor de resterende duur van de vergunning worden omgezet naar een alternatieve of beschikbare standplaatslocatie, passend bij hetgeen in deze nadere regels gesteld is.
Artikel 21. Persoonlijk innemen standplaats; vervanging
In artikel 1:5 van de APV is bepaald dat een vergunning op grond van de APV persoonsgebonden is, tenzij de aard van de vergunning zich daartegen verzet. De aard van een standplaatsvergunning verzet zich niet tegen een persoonlijk karakter. Dit houdt in dat de standplaatsvergunning persoonsgebonden is en de vergunninghouder zijn standplaats persoonlijk moet innemen.
De vergunninghouder kan op één vervanger doorgeven die bij afwezigheid van de vergunninghouder zijn/haar zaken waarneemt. Deze vervanging is wenselijk om de continuïteit van de standplaats te waarborgen, zodat de standplaats bij bijvoorbeeld ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan worden ingenomen. Uitgangspunt is dat de vergunninghouder jaarlijks tenminste 75% van de tijd zelf op de standplaats aanwezig is.
Artikel 22. Kennisgeving bij niet innemen standplaats wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
Artikel 23. Ontheffing persoonlijk innemen standplaats
In bijzondere gevallen, waaronder begrepen (langdurige) ziekte of afwezigheid wegens vakantie of bijzondere omstandigheid, kan na het schriftelijk indienen van een verzoek daartoe aan de vergunninghouder door of namens het college voor een bepaalde periode ontheffing worden verleend van het bepaalde in Artikel 21 door zich te laten vervangen door een in de ontheffing met name genoemde persoon.
Artikel 24. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Kan deze weg niet worden gevolgd, dan kan de vergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder of de mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste 5 jaren in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of ten minste 5 jaren heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar.
Artikel 25. Verkoop e.d. van verkoopwagen
Wanneer een standplaatshouder zijn verkoopwagen, kraam etc. verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, verschaft dat de koper, huurder of gebruiker geen recht op toekenning van de standplaats of standplaatsvergunning. Dat is in strijd met de uitgangspunten van de schaarse vergunningen, waarvoor eenieder in aanmerking moet kunnen komen, en de procedure voor verdeling hiervan in Artikel 16.
Deze nadere regels zijn van toepassing op bestaande en toekomstige houders van standplaatsvergunningen. Het college kan deze ambtshalve vervangen door een vergunning overeenkomstig de onderhavige nadere regels. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
Aldus vastgesteld op 2 april 2024,
Het college van burgemeester en wethouders van Altena
de secretaris,
drs. R.J.M. van Wuijtswinkel MPA
de burgemeester,
drs. E.B.A. Lichtenberg MCM
Standplaatsen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van de inwoners en de woonkernen in de gemeente Altena. Ze vergroten de aantrekkingskracht van woonkernen en centrumgebieden en zijn voor inwoners en bezoekers een verrijking van het voorzieningenaanbod. Door de lagere ondernemingslasten zijn standplaatsen ook een laagdrempelige vorm van ondernemen. Ze kunnen zo soms ook functioneren op locaties waar een winkel niet (meer) haalbaar is.
De gemeente Altena wil de standplaatsen graag goed reguleren en ervoor zorgen dat standplaatshouders een goede bijdrage leveren aan het woon- en leefklimaat van de gemeente, zonder overlast te veroorzaken.
Een standplaatsvergunning is een zogenaamde ‘schaarse vergunning’. Dit zijn vergunningen waarbij het aantal gegadigden potentieel groter is dan het aantal vergunningen dat wordt uitgegeven. Bij het stellen van regels is rekening gehouden met veranderde regelgeving hiervoor, de toegestane looptijd van vergunningen en hoe de gemeente beschikbare standplaatsvergunningen bekendmaakt en verdeelt onder ondernemers.
In deze nadere regels stelt het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Altena kaders in het belang van de Algemene plaatselijke verordening Altena 2020 (APV) en schept zij duidelijkheid over haar visie op de standplaatsen en hoe zij met vergunningaanvragen en vergunningverlening omgaat. Deze Nadere regels standplaatsen Altena 2024 zijn algemene verbindende voorschriften en binden zowel de gemeente als de burger, zoals ondernemers of aanvragers of houders van een standplaatsvergunning.
De doelstellingen van de nadere regels zijn:
behoud van de leefbaarheid en het beschermen van het (stedelijke) milieu, door bundeling en het versterken van de samenhang tussen diensten en consumentenvoorzieningen in centrumgebieden, waaronder winkels, horeca en standplaatsen. Eén en ander ook in aansluiting op de keuzes in de Visie op Werken gemeente Altena (concentratie van voorzieningen). Standplaatsen zijn een aanvullende voorziening op het permanente voorzieningenniveau in de kernen en de weekmarkten in de gemeente;
Bij standplaatsen is een groot aantal uiteenlopende belangen betrokken. Om die belangen goed te kunnen wegen heeft het college de volgende visie op standplaatsen:
bestaande vergunningen en standplaatslocaties worden zoveel mogelijk gerespecteerd. Daar waar deze niet meer passen bij de lokale ontwikkelingen of hetgeen in deze nadere regels wordt gesteld of nagestreefd, wordt in overleg met vergunninghouder gezocht naar passende oplossingen, die aansluiten bij de visie en de regelgeving in deze nadere regels.
Het college wil de leefbaarheid in de gemeente en het stedelijk milieu in de woonkernen, beschermen en waar mogelijk versterken. Zij wil ook een goed ondernemersklimaat bieden aan standplaatsondernemers en hen voldoende ruimte bieden om te ondernemen in een veilige en aantrekkelijke omgeving. Soms staat het ruimte bieden aan standplaatsen echter op gespannen voet met andere belangen. Ook zijn er regels waarmee de gemeente rekening moet houden bij de selectie en het verdelen van standplaatsvergunningen over aanvragers. Er zijn daarom de volgende uitgangspunten.
De fysieke ruimte is in sommige woonkernen, centrumgebieden of andere locaties in de gemeente schaars. Dit geldt in het bijzonder voor locaties die voor ondernemers commercieel interessant zijn voor het exploiteren van een standplaats. Denk hierbij aan standplaatslocaties in de centrumgebieden of bij een supermarkt. De toenemende parkeerdruk, verkeersdrukte en de intensivering van voetgangersstromen staan een goede inpassing van standplaatsen in de openbare ruimte soms in de weg. Het college heeft een uitnodigende en meedenkende houding ten aanzien van het faciliteren van standplaatsen, maar constateert tegelijkertijd dat een gewenste inpassing niet altijd mogelijk is.
Toegevoegde waarde voor woonkernen en centrumgebieden
Het college streeft naar levendige centrumgebieden en basisvoorzieningen in de kleinere kernen waar mogelijk. Standplaatsen zijn een belangrijke (tijdelijk en ambulante) aanvulling op het voorzieningen-, winkel- en warenmarktaanbod. De voorkeur voor standplaatslocaties ligt daarom bij de woonkernen en in de centrumgebieden, boven perifere locaties of locaties buiten de woonkernen.
Locaties en aantal standplaatsen
De gronden waarop een aanvraag om een vergunning geweigerd kan worden zijn vermeld in de artikelen 1:8 en 5:18 van de APV. Een aanvraag om een standplaatsvergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Ook wordt een vergunning geweigerd indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en als een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang (zie ook toelichting onderdeel E. Nadere uitleg weigeringsgronden APV.)
Gelet op de belangen die de weigeringsgronden beogen te bewerkstelligen, is gekozen voor het aanwijzen van een (beperkt) aantal standplaatslocaties per woonkern. Om de leefbaarheid te behouden en het stedelijke milieu te beschermen wordt ook zoveel mogelijk gekozen voor standplaatslocaties in het stedelijk gebied, in de centrumgebieden en waar mogelijk voor bundeling met andere diensten en consumentenvoorzieningen:
in het belang van de leefbaarheid, ter bescherming van het (stedelijk) milieu en de openbare veiligheid en om verkapte marktvorming te voorkomen, kunnen in de kleinere kernen van de gemeente zonder weekwarenmarkt, maximaal drie standplaatshouders tegelijk aanwezig zijn, mits dit ruimtelijk en vanuit (verkeers-) veiligheid mogelijk is.
Wijziging van standplaatslocaties en (natuurlijk) verloop
locaties die niet in of nabij een centrumgebied of een andere publieksvoorziening liggen, vervallen bij het opzeggen van de vergunning door de vergunninghouder of na afloop van de vergunningstermijn. Deze worden niet opnieuw vergund. Daar waar van toepassing is dit aangegeven op in het overzicht in Bijlage 1;
vanuit het oogpunt van de openbare orde, de openbare veiligheid en bescherming van het (stedelijk) milieu, is het streven om de dag voor en de dag na de weekmarkt, in dezelfde woonkern geen standplaats toe te staan. Hierbij wordt wel rekening gehouden met lokale gebruiken, waardoor dit niet in alle gevallen haalbaar of wenselijk is. Zo is het in meerdere woonkernen gebruikelijk dat de traditionele verkoop van vis op een standplaats op een vrijdag plaatsheeft, terwijl er de dag ervoor of erna ook een weekmarkt plaatsvindt. Als in dit soort gevallen een bestaande vergunning afloopt, wordt per locatie afgewogen of deze opnieuw wordt vergund of niet, rekening houdend met de weigeringsgronden in de APV.
Schaarse vergunningen en verdeling
Omdat de vraag om standplaatsvergunningen op een aantal standplaatslocaties naar verwachting groter is dan het beschikbare aantal standplaatslocaties of vergunningen voor standplaatsen, is sprake van zogenaamde “schaarse vergunningen”. Ook op basis van rechterlijke uitspraken rond de Europese Dienstenrichtlijn, is een standplaatsvergunning aan te merken als een schaarse vergunning.
Gemeenten zijn verplicht om voor dit soort vergunningen een verdelingsbeleid te voeren dat uitgaat van het toepassen van het gelijkheidsbeginsel, waarin eenieder onder gelijke voorwaarden mee kan dingen naar gunning. De procedure moet volgens de Dienstenrichtlijn duidelijk zijn, vooraf openbaar gemaakt en aan gegadigde de garantie bieden dat hun aanvraag objectief en onpartijdig wordt behandeld. Voor de verdeling van de vergunningen bestaan verschillende vormen van verdelingsbeleid en selectiemethoden (zoals loting, bieding, kwalitatieve selectie). Net als voor de warenmarkten in de gemeente, kiest het college voor selectie op basis van kwalitatieve aspecten.
Selectie op kwalitatieve Aspecten
Goede ondernemers en goede gesitueerde standplaatsen zorgen voor een kwalitatief goed en aantrekkelijk product en een veel aantrekkelijker (woon)omgeving. De wijze waarbij het beste kan worden gestuurd en geselecteerd op de ‘kwaliteit’ van de standplaatsen, is door de selectie en toewijzing te doen aan de hand van vooraf bekende, kwalitatieve selectiecriteria. De procedure voor publicatie van beschikbare plaatsen, de selectiecriteria en beoordeling van gegadigden bij meerdere inschrijvingen, zijn opgesteld en in deze nadere regels opgenomen (zie 3. Vergunningverlening en -verdeling). Net als bij de warenmarkten, adviseert een selectiecommissie het college in de gevallen dat er meerdere inschrijvingen voor één beschikbare plaats worden ontvangen.
Standplaatsvergunningen en ook vergunningen voor weekmarkten, zijn aan te merken als schaarse vergunningen. De nationale rechtsnormen, de Dienstenwet, Europese Dienstenrichtlijn, beleid en jurisprudentie geven aan dat schaarse vergunningen een beperkte geldigheidsduur moeten hebben (o.a. artikel 11 en 12 van de Dienstenrichtlijn). Dit om andere gegadigden de kans te bieden een standplaats te bemachtigen. De looptijd van dit soort vergunningen moet een “passende duur” hebben waarbij rekening dient te worden gehouden met de terugverdientijd van investeringen door ondernemers.
De Marktverordening Altena 2020, die van toepassing is op de weekmarkten, is hierop eerder al aangepast; marktvergunningen in Altena hebben een looptijd van 15 jaar. De maximale looptijd voor standplaatsvergunningen is opgenomen in de APV van Altena en ook deze is aangepast naar een looptijd van maximaal 15 jaar (artikel 5:18). Deze 15 jaar looptijd is iets ruimer dan de bovengrens van 12 jaar die in onderzoeken in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat is aangegeven (‘Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel, instituut SEO, januari 2021), maar conform de 15 jaar uit de onderzoeken van de branchevereniging CVAH (Centrale Vereniging Ambulante handel). Nieuwkomers wordt hiermee een kans gegeven de markt te betreden en de rechten van de huidige vergunninghouders en de periode om investeringen terug te verdienen worden hiermee gewaarborgd.
Er zijn drie typen standplaatsen:
Seizoensgebonden standplaats: een standplaats op een vaste locatie die gedurende één of meerdere dagdelen per week gedurende maximaal drie aaneengesloten maanden wordt ingenomen voor de verkoop van seizoensgebonden producten. Onder seizoensgebonden producten vallen in ieder geval aardbeien- of seizoens-fruitverkoop, oliebollenverkoop en kerstboomverkoop.
Incidentele standplaats: een standplaats die incidenteel, gedurende een periode van maximaal 12 dagen per jaar wordt ingenomen. Hieronder valt een diversiteit aan standplaatsen, in ieder geval ideële standplaatsen of promotiestandplaatsen. Vergunningen moeten per periode worden aangevraagd en vergund.
Tot deze indeling is gekomen op basis van de toetsingsgronden van de APV en de eerdere doelstellingen, visie en uitganspunten. Daarnaast om diversiteit te kunnen bieden, in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de maatschappij en tegemoet te komen aan wensen van ondernemers.
Zomerstandplaatsen Vesting Woudrichem
In verband met het toeristisch bezoek aan en het verbeteren van het stedelijk milieu in de Vesting Woudrichem kan het college hier een vergunning verlenen voor het innemen van een standplaats gedurende één of meer dagdelen gedurende maximaal 6 aaneengesloten maanden, gedurende de periode van 1 april tot en met 30 september. Eén en ander voor zover de standplaatslocatie dit ruimtelijk en vanuit (verkeers-) veiligheid toelaten.
Persoonlijk karakter en overdracht vergunning
De ambulante handel kent een persoonlijk karakter. Het is wenselijk dat standplaatshouders hun standplaats daadwerkelijk persoonlijk innemen. Dit voorkomt ongewenste handel in standplaatsen, hetgeen binnen de Dienstenrichtlijn en de verdeling van standplaatsenvergunningen, niet toegestaan is. Een vergunning wordt zodoende alleen aan natuurlijke personen verstrekt. Dit betekent dat wanneer een natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon, de vergunning op naam wordt gesteld van deze natuurlijke persoon. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie innemen op de standplaatsenmarkt waardoor de verscheidenheid verloren kan gaan.
De vergunninghouder kan één vervanger doorgeven die bij afwezigheid van de vergunninghouder zijn/haar zaken waarneemt. Deze vervanging is wenselijk om de continuïteit van de standplaats te waarborgen, zodat de standplaats bij bijvoorbeeld ziekte of vakantie kan worden ingenomen.
Een standplaats is ook niet overdraagbaar. Een standplaatsvergunning kan dus niet op een rechtsopvolger overgaan. Op verzoek van vergunninghouder is het in geval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering van de vergunninghouder, vanuit sociaal oogpunt gerechtvaardigd dat de echtgenoot, geregistreerd partner, het kind of onder voorwaarden een medewerker of mede-eigenaar, de ambulante handel kan overnemen en het (familie-) bedrijf kan voorzetten door de standplaatsvergunning over te nemen. Dit is opgenomen in Artikel 24.
Er zijn in Altena ten tijde van het opstellen van deze nadere regels, standplaatsvergunningen in omloop met verschillende looptijden. Bijvoorbeeld voor onbepaalde tijd (vergunningen uit een verder verleden), met een looptijd van 5 jaar (o.b.v. oude APV Altena 2020) of voor kortlopender termijnen (seizoensgebonden of incidentele standplaatsen). Op grond van de APV moet de duur van bestaande vergunningen (voor bepaalde en onbepaalde tijd) aangepast worden naar een passende duur. Hiertoe is in het nieuwe lid 6 van artikel 5:18 van de APV een overgangsbepaling opgenomen. Bestaande vaste standplaatsvergunningen verleend voor onbepaalde tijd worden gewijzigd in vergunningen met een bepaalde tijd van maximaal 15 jaren. Vaste standplaatsvergunningen met een bepaalde looptijd van 5 jaren of korter worden zo nodig eveneens gewijzigd in vergunningen met een bepaalde tijd van maximaal 15 jaren.
De huidige vergunninghouders van een vaste standplaats hoeven dus geen aanvraag/sollicitatie te doen naar een nieuwe vergunning voor de huidige locatie. Vaste standplaatsvergunningen van onbepaalde tijd op de in Bijlage 1 aangegeven standplaatslocaties worden omgezet in vergunningen met een looptijd van 15 jaar. Indien in overleg tot kortere looptijd of een andere locatie wordt gekomen kan hiervan afgeweken worden.
Voor het innemen dan wel beschikbaar hebben van een standplaats met vergunning op een locatie die eigendom is van de gemeente is marktgeld verschuldigd. De tarieven per strekkende meter en eventueel gebruik van een gemeentelijke stroomvoorziening zijn vastgelegd in de Verordening marktgelden voor het betreffende jaar.
In de APV zijn de volgende weigeringsgronden opgenomen (APV 1:8). In relatie tot deze nadere regels standplaatsen geldt hierbij de volgende toelichting:
Openbare orde en openbare veiligheid
De weigeringsgronden openbare orde en openbare veiligheid hebben nauw verband met elkaar. Onder openbare veiligheid wordt onder andere de verkeersveiligheid verstaan. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door dit verkeersaantrekkend karakter ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers, kunnen looproutes worden geblokkeerd en kan ontoelaatbaar rijwielverkeer in centrum- en voetgangersgebieden ontstaan. Een standplaats kan daarnaast dermate veel parkeerplaatsen in beslag nemen, waardoor parkerende en geparkeerde auto’s overlast in de omgeving kunnen veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk om overal een standplaats in te nemen.
In het kader van openbare orde en openbare veiligheid wordt gestreefd naar een spreiding van standplaatslocaties over de woonkernen in de gemeente, zoveel mogelijk clustering in centrumgebieden en het voorkomen van standplaatsen op allerlei andere plaatsen waar dit fysiek mogelijk zou zijn. Om deze reden wordt in Altena ook het maximumstelsel toegepast.
Met name standplaatsen waar etenswaren voor directe consumptie bereid worden hebben een impact op het milieu. Er wordt vaak gebakken wat kan leiden tot stankoverlast en daarnaast komen afvalstoffen vrij zoals afvalwater en verpakkingen van verkochte etenswaren. Bij het verlenen van vergunningen en voorschriften die aan vergunningen worden verbonden, wordt rekening gehouden met het beschermen van het milieu. Daarnaast kan een standplaats worden aangemerkt als een inrichting zoals bedoeld in het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het nieuwe Besluit Activiteiten Milieubeheer, als het verkoopmiddel met een zekere regelmaat wordt opgesteld en in werking wordt gebracht. Wanneer hiervan sprake is, wordt niet in deze nadere regels geregeld, maar is bepaald in de jurisprudentie op grond van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het nieuwe Besluit Activiteiten Milieubeheer.
Vanouds is de APV een openbare orde- en overlast-verordening. Het begrip ‘overlast’ komt in het EG-recht bij de toetsing van uitzonderingen op het vrij verkeer niet voor. Ook de Dienstenrichtlijn spreekt niet over ‘overlast’. Het milieubegrip omvat echter alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving of het milieu. Te denken valt aan geluidsoverlast, geurhinder en overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke.
Dwingende reden van algemeen belang
Bij de weigeringsgrond van APV artikel 5:18 lid 4, onderdeel b geldt de volgende toelichting, conform de VNG Modelverordening APV.
In het verleden is het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare ordebelang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal in de praktijk niet snel sprake zijn. Voor de vraag of een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan, komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of voor een overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande voorzieningen moet worden gevreesd, maar het doorslaggevende criterium is of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften. Bijvoorbeeld ABRvS 13-01-2016, ECLI:NL:RVS:2016:49.
Ook de Dienstenrichtlijn staat een redelijk voorzieningenniveau niet toe als weigeringsgrond voor standplaatsen, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrij verkeer van diensten (artikel 14, punt 5, van de Dienstenrichtlijn).
Op grond van de Dienstenrichtlijn mag wel een kwantitatieve of territoriale beperking worden gesteld, mits:
Artikel 4, onder 8, van de Dienstenrichtlijn geeft een definitie van ‘dwingende redenen van algemeen belang’: “redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; waaronder de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, staatsveiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid”.