Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa) Gemeente Etten-Leur |
Citeertitel | Beleidsregels omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa) Gemeente Etten-Leur |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-06-2024 | 01-01-2024 | nieuwe regeling | 23-04-2024 |
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de “kruimellijst” uit artikel 4 bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) vervallen. Het onderscheid tussen artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2o en 3o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bestaat niet meer. De reden hiervoor is dat onder de Omgevingswet voor alle afwijkingen van het omgevingsplan de reguliere procedure (van 8 weken) de standaard wordt. Dat de huidige kruimellijst uit artikel 4 bijlage II Bor is vervallen, wil echter niet zeggen dat de beleidsregels bij de kruimellijst niet meer relevant zijn onder de Omgevingswet. Bestaande beleidsregels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving kunnen ook vanaf 1 januari 2024 worden toegepast in bepaalde gevallen. Dit document moet dan ook worden gezien als een beleidsneutrale voortzetting van de oude ‘Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 Bijlage II Bor’ dat is aangepast aan de Omgevingswet.
Daarnaast hebben wij op basis van ervaringen met diverse vergunningaanvragen en de ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming de beleidsregels aangevuld met dak opbouwen en isolatieschil van gebouwen. Hiervoor komen veel aanvragen binnen. Door ze toe te voegen aan de beleidsregels kunnen we ook voor deze gevallen een consistente en voortvarende afhandeling bevorderen. Dit komt ten goede aan onze dienstverlening.
In overeenstemming met artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan door het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) beleid worden vastgesteld met betrekking tot een aan haar toekomende bevoegdheid, zoals de bevoegdheid in artikel 5.1, eerste lid, onder a van de Omgevingswet een omgevingsvergunning te verlenen voor een omgevingsplanactiviteit. Het is noodzakelijk om ten behoeve van deze afwijkingsbevoegdheid, mede gelet op de wettelijke verplichting om binnen 8 weken op een aanvraag te beslissen, beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels hebben tot doel om bij concrete verzoeken om omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid van het verlenen van medewerking kan worden gevormd. Daarnaast wordt met de beleidsregels beoogd de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te bevorderen. De rechtszekerheid wordt vergroot doordat beleidsregels als bedoeld in artikel 4:82 Awb het college dwingen overeenkomstig de beleidsregel te handelen. Past het initiatief binnen deze beleidsregel, dan dient de omgevingsvergunning te worden verleend. Beleidsregels geven inwoners en ondernemers inzicht in de wijze waarop een verzoek om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit wordt beoordeeld. Artikel 4:84 van de Awb biedt naast de verplichting te handelen overeenkomstig de beleidsregel ook de mogelijkheid om hiervan af te zien indien de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (hardheidsclausule).
Deze beleidsregels – die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving – behoren vanaf 1 januari 2024 bij het tijdelijke omgevingsplan van rechtswege Etten-Leur. Het gaat dan om de zogenaamde ‘planologische ondergeschikte gevallen’. Deze gevallen strekken zich uit tot gevallen van geringe planologische betekenis en zijn bouwtechnisch veelal niet van ingrijpende aard. Deze gevallen waren voorheen opgenomen in artikel 4 bijlage II Bor. Dit betekent dat voor omgevingsplanactiviteiten waarvoor een vergunningplicht geldt, maar die niet voldoen aan het tijdelijke omgevingsplan van rechtswege Etten-Leur, een omgevingsvergunning kan worden verleend als de activiteit past binnen de in dit beleid genoemde categorieën. Past de aangevraagde activiteit niet binnen de categorieën van gevallen, dan zal dit beleid bij de beoordeling buiten beschouwing blijven.
Indien het bindend adviesrecht van de raad aan de orde is, zijn deze beleidsregels niet van toepassing. Dit beleid geldt uiterlijk tot 2032. Dan moeten uiterlijk alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zijn opgenomen in het omgevingsplan.
Dit hoofdstuk bevat een inleiding, het doel en de reikwijdte van de beleidsregels. In hoofdstuk 2 wordt een uitleg gegeven over de omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Hoofdstuk 3 omvat de begripsbepalingen en de wijze van meten. Inhoudelijk zijn de beleidsregels opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de slotbepalingen.
2. Omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit
2.1 Buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan en niet vergunningsvrij voor het bouwen is. Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Hierbij geldt dat deze omgevingsvergunning pas kan worden verleend als sprake is van “een evenwichtige toedeling van functies aan locaties” (voorheen goede ruimtelijke ordening en acceptabel woon- en leefklimaat).
De beslistermijn van een reguliere vergunningprocedure is 8 weken. Het college kan de beslistermijn onder de Omgevingswet eenmaal met maximaal 6 weken verlengen. De Omgevingswet kent geen van rechtswege ontstane omgevingsvergunning. In beginsel moet uiterlijk binnen vijf jaar na het ontstaan van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit deze in het omgevingsplan worden opgenomen. De verplichting geldt 1 januari 2032. Deze verplichting geldt (straks) alleen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die:
Aan het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit moet wel een deugdelijke motivering ten grondslag worden gelegd. Daarbij moet het college nader motiveren waarom het afwijken van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties toch aanvaardbaar wordt geacht. Hoe groter de inbreuk van de activiteit op een omgevingsplan, hoe uitgebreider de motivering moet zijn. Op dit punt komt het college dan ook een ruime discretionaire bevoegdheid toe in de beoordeling of de afwijking van het omgevingsplan nog steeds aanvaardbaar wordt geacht in het kader van 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties'.
Voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit gelden de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Ten eerste mag het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen verlenen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2, Bkl). Voor de beoordeling hieromtrent dient in een aantal gevallen een goede onderbouwing te worden opgesteld door de initiatiefnemer en bij de aanvraag te worden gevoegd. Hierin worden in ieder geval alle relevante af te wegen aspecten opgenomen.
Daarnaast gelden de volgende beoordelingsregels uit de artikelen 8.0b en 8.0e van het Bkl:
Het college van B&W weigert een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit in de volgende gevallen:
Voor het toelaten van de gewenste ontwikkeling moeten de algemene regels voor andere locaties in het omgevingsplan worden gewijzigd. Denk bijvoorbeeld aan het herverdelen van gebruiksruimte of het schrappen van bestaande gebruiksmogelijkheden. Dit kan alleen met een wijziging van het omgevingsplan. De aanvraag om omgevingsvergunning is dan technisch niet vergunbaar.
Het vaststellen van beleidsregels heeft tot gevolg dat het college, handelt overeenkomstig de uitgangspunten die in dit beleid zijn geformuleerd en dat ook derden daarop moeten kunnen vertrouwen. Als een initiatief niet voldoet aan het beleid, maar de uitwerking dusdanig onevenredig is in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen, kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule. In dergelijke gevallen kan op grond van de hardheidsclausule gemotiveerd van de beleidsregels worden afgeweken zodat toch medewerking aan het initiatief kan worden verleend.
2.3 Stellen van nadere voorschriften
In de omgevingsvergunning kan het college van B&W voorschriften opnemen op grond van artikel 5.34 Omgevingswet zodat de aangevraagde activiteit in verband met 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties', aanvaardbaar wordt geacht. In vergunningvoorschriften wordt geregeld onder welke voorwaarden de vergunninghouder de vergunde activiteit mag uitvoeren. Vergunningvoorschriften onderscheiden zich van algemene regels en zorgplichten. Handelen in strijd met de vergunningvoorschriften is verboden.
Vergunningvoorschriften zijn er in twee vormen. Doelvoorschriften en middelvoorschriften.
Doelvoorschriften drukken het te bereiken doel uit in objectieve termen, zoals te meten of te berekenen eenheden. Het is aan degene die de activiteit verricht om te bepalen hoe het doel wordt behaald. Middelvoorschriften verplichten de vergunninghouder direct om bepaalde maatregelen te treffen. Dat kunnen zowel technische als bijvoorbeeld organisatorische maatregelen zijn.
een met het hoofdgebouw verbonden, of daarvan vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmeting(en) en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals garages, bergingen, schuurtjes, hobbykassen, tuinhuisjes, dierenverblijven en dergelijke.
een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte maaiveld, gewaarborgd is.
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een mantelzorgverklaring vanuit de Wmo kan worden aangetoond.
Arbeidsmigranten die hier vanaf 12 maanden verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog geen reguliere huisvesting hebben gevonden. Zij hebben behoefte aan meer kwaliteit en privacy dan short stay en willen ook integreren in de samenleving.
Voor de uitleg van alle overige begripsbepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet en naar bijlage 1 bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Bij toepassing van de beleidsregels wordt gemeten en berekend zoals bepaald in de meetvoorschriften zoals opgenomen in artikel 2.23 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
De afstand tot de (zijdelingse) grens van het bouwwerkperceel
Vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 meter, respectievelijk overstekken van meer dan 1 meter, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
De (bouw)hoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.
De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1,00 m buiten beschouwing blijven.
Het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Het besluit moet voorzien zijn van een goede motivering. Door het vaststellen van beleid kan voor de toelaatbaarheid ervan worden verwezen naar dat beleid. In het beleid zit dan als het ware de belangenafweging besloten. Dit houdt in dat een uitgebreide afweging achterwege kan blijven. Bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning moet rekening worden gehouden met de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Juist omdat het bij een omgevingsvergunning om situaties gaat die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, dient wel nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de consequenties voor de omgeving en omwonenden. De effecten voor de aangrenzende percelen dienen voor zover mogelijk in beeld te worden gebracht. In het kader van de belangenafweging dienen de belangen van de aanvrager, de belangen van de gemeente en de belangen van derde-belanghebbende tegen elkaar te worden afgewogen. Dit te meer daar de keuzes op een of andere wijze van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat van de inwoners van de gemeente. In het kader van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dienen privaatrechtelijke belangen ook te worden meegewogen. Voorop staat dat er een evenwichtige toedeling is van functies aan locaties. Hiervoor is een goede onderbouwing vereist van de effecten op de Fysieke Leefomgeving (GoFlo). Deze beleidsregels gaan over kleinere afwijkingen van het tijdelijk omgevingsplan. Hierdoor kan worden volstaan met een lichtere onderbouwing dan afwijkingen die niet in deze beleidsregels zijn opgenomen. Aan welke vereisten de GoFlo moet voldoen verschilt per project (zie bijlage 1).
4.2 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan binnen de bebouwde kom
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit ten behoeve van het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan bij een woning binnen de bebouwde kom, kan worden verleend in de volgende gevallen:
Voor woningtypen wonen, wonen aaneengesloten, wonen twee-aaneen wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 3,00 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden gebouwd. Bij bouwpercelen met meerdere (verlengde) gevellijnen dient deze afstand van 1,00 meter tot één gevellijn in acht genomen te worden;
Binnen het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan, waarbij de goothoogte maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedraagt. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de tweede bouwlaag van de woning;
Voor woningtypen wonen vrijstaand wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 3,00 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden gebouwd. Bij bouwpercelen met meerdere (verlengde) gevellijnen dient deze afstand van 1,00 meter tot één gevellijn in acht genomen te worden;
Binnen het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan, waarbij de goothoogte maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedraagt. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de tweede bouwlaag van de woning;
Voor woningtypen wonen vrijstaand 1 wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Binnen het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan, waarbij de goothoogte maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedraagt. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 0,30 meter boven de bouwhoogte van de tweede bouwlaag van de woning.
4.3 Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk binnen de bebouwde kom
4.4 Uitbreiding van een bouwwerk met voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw
4.6 Installatie voor warmtekrachtkoppeling glastuinbouwbedrijf
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998 kan worden verleend, wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
4.7 Mestbewerkingsinstallatie t.b.v. opwekking duurzame energie
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid Uitvoeringsbesluit meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen kan worden verleend, wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In de notitie huisvesting (pré)mantelzorg gemeente Etten-Leur is beschreven wanneer en onder welke voorwaarden de gemeente Etten-Leur medewerking wil verlenen aan huisvesting voor (pré)mantelzorg.
Voor een pré-mantelzorgwoning kan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor een periode van maximaal drie jaar worden verleend in gevallen waarbij sprake is van een (aanstaande) zorgrelatie tussen de betrokkenen en waarbij het wenselijk en begrijpelijk is dat er bij elkaar op hetzelfde perceel wordt gewoond, maar waar dit op grond van de regelgeving niet vergunningsvrij mogelijk is. Voor het realiseren van pré-mantelzorgwoningen worden de volgende voorwaarden gesteld:
De woning moet qua plattegrond en inrichting inspelen op de (toekomstige) behoefte. De pré-mantelzorgwoning moet dan ook voorzieningen hebben waarvan je mag verwachten dat ze nodig zijn bij de levensfase en/of ziekte van de bewoner. Bij het afgeven van de pré-mantelzorgverklaring zal de Wmo ook de voorzieningen in kaart brengen die nodig zijn in de pré-mantelzorgwoning;
De pré-mantelzorgwoning voldoet aan de regels voor mantelzorgwoningen zoals opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het tijdelijke omgevingsplan met uitzondering van het begrip van mantelzorg zoals opgenomen in bijlage 1 bij artikel 1.1 van het Bbl of het tijdelijk omgevingsplan. In plaats daarvan geldt de definitie voor pré-mantelzorg zoals geformuleerd onder 3.1 onder u van deze beleidsregels.
Aan de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit wordt de voorwaarde verbonden dat het gebruik van de pré-mantelzorgwoning uitsluitend is toegestaan gedurende de periode dat de pré-mantelzorgrelatie dan wel te verwachten zorgbehoefte bestaat als bedoeld onder 3.1 onder u van deze beleidsregels.
Indien de pré-mantelzorgbehoevende verhuist of komt te overlijden kan de achterblijvende partner om een pré-mantelzorgverklaring verzoeken. Bij inwilliging van dat verzoek kan de achterblijvende partner in de pré-mantelzorgwoning blijven wonen. Als hij of zij deze verklaring niet krijgt, dan dient hij of zij te verhuizen.
4.9 het wijzigen van het gebruik van bouwwerken binnen de bebouwde kom
Aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit met betrekking tot het wijzigen van gebruik van bouwwerken binnen de bebouwde kom, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, kan worden meegewerkt in de volgende gevallen:
4.9.1 Huisvesting arbeidsmigranten
In de gemeente Etten-Leur wonen en werken al tientallen jaren arbeidsmigranten die voor een belangrijk deel bijdragen aan de economische vitaliteit van Etten-Leur en omgeving. Buitenlandse werknemers zijn onmisbaar voor de economie van Etten-Leur en onze regio West-Brabant maar er is een groot tekort aan woonruimte. De gemeente Etten-Leur wil voorzien in voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor het aantal arbeidsmigranten die in de gemeente dan wel in de omliggende gemeenten in de regio werkzaam zijn.
Gelet hierop maken wij de volgende 2 huisvestingsvormen van arbeidsmigranten mogelijk:
1.Reguliere huisvesting van arbeidsmigranten en overige personen die geen huishouden vormen in (bedrijfs)woningen
Voor deze vorm van huisvesting kan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor een periode van maximaal 5 jaar worden verleend. Na deze periode van 5 jaar dient de situatie weer te worden hersteld in de bestaande toestand, tenzij verlenging verleend wordt. De aanvraag moet voldoen aan de volgende uitgangspunten:
De huisvesting voldoet aan de normenset van de stichting normering Flexwonen (SNF-normen) of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF-normen), zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit;
2.Collectieve huisvesting van arbeidsmigranten op bedrijventerreinen
Voor deze vorm van huisvesting kan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor een periode van maximaal 15 jaar worden verleend. Na deze periode van 15 jaar dient de situatie weer te worden hersteld in de bestaande toestand. Verlenging van de vergunning is niet mogelijk. De aanvraag moet voldoen aan de volgende uitgangspunten:
De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen (SNF-normen) of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF-normen), zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit;
De huisvestingslocatie dient, aanvullend op de SNF-of AKF-normen, te voldoen aan de volgende voorzieningennorm en norm buitenruimte:
Voor de huisvestingslocatie gelden de volgende minimumafstanden. Tenzij anders aangegeven, wordt daarbij gemeten vanuit de bouwperceelsgrenzen en uitgaande van de kortst mogelijke afstand daartussen:
Huisvestingslocaties dienen binnen een gebied (grens ligt op de Roosendaalseweg) op minimaal 500 meter tot een bestaande collectieve huisvesting te liggen, tenzij uit de goede onderbouwing van de effecten op de Fysieke Leefomgeving (GoFlo) blijkt dat een afstand van minder dan 500 meter geen negatieve invloed heeft op de omgeving (spreidingsregel bijlage 4);
De afstand van de huisvesting en de daarbij behorende buitenruimte tot het erf bij een particuliere woning bedraagt minimaal 15 meter. Parkeervoorzieningen kunnen eventueel binnen deze 15 meter gerealiseerd worden. Er kan afgeweken worden van de minimale afstand van 15 meter tot het erf bij particuliere woningen, mits kan worden aangetoond (bijvoorbeeld met een akoestisch onderzoek) dat er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en er voldaan kan worden aan de milieueisen.
De initiatiefnemer zorgt voor draagvlak bij de omgeving mede door het voeren van een omgevingsdialoog conform ‘Routeplanner voor externen digitaal’. Deze routeplanner is te vinden op www.etten-leurdoethetgewoon.nl.
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor het wijzigen van het gebruik van een bouwwerk binnen de bebouwde kom tot gebruik als bed & breakfast kan worden verleend, wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
4.9.3 Horecabedrijven Bisschopmolenstraat (Schoolstraat tot aan rotonde Beiaard-Rode Poort)
In het tijdelijk omgevingsplan van rechtswege Etten-Leur (voormalig bestemmingsplan “Bisschopsmolenstraat) is binnen de bestemming “Gemengde doeleinden” een limiet opgenomen voor het aantal horecabedrijven. Er bestaat behoefte om dit limiet los te laten om nieuwe initiatieven te ontplooien.
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor het vestigen van een horecabedrijf kan worden verleend, wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
4.9.4 Gebruik maatschappelijk onroerend goed
Steeds meer besturen van sportverenigingen zijn op zoek naar ruimere gebruiksmogelijkheden voor hun gebouwen. De huidige omgevingsplanregels maken dat niet mogelijk en een binnenplanse afwijking voor een (geheel) ander gebruik dan ten dienste van de sportfunctie, is in de regels niet opgenomen.
De betreffende gebouwen van de sportvereniging worden meestal in de avonduren en de weekenden gebruikt. De andere dagen/avonden van de week staan deze gebouwen leeg en kan een gebruik door derden een optimale bezetting zijn voor de sportverenigingen om daarmede inkomsten te genereren.
Bij een ander medegebruik van (een gedeelte van) de sportgebouwen, is het belangrijk dat de hoofdfunctie (sport c.q. recreatie) te allen tijde voorop blijft staan. Dit medegebruik van de bebouwing, dient ondergeschikt te zijn en te blijven. Het gebruik door derden mag het gebruik door de sportvereniging niet in de weg staan.
Om enige richting te geven in wat mogelijk als passend wordt gezien, kan aansluiting worden gezocht bij de functie ‘maatschappelijk’, zoals die is opgenomen in het omgevingsplan Binnen deze bestemming, zoals die in recente bestemmingsplannen is opgenomen, worden voorbeelden genoemd als:
Deze opsomming is niet volledig, zodat ook andere vormen van gebruik van de sportgebouwen/kantines tot de mogelijkheid behoort. Als hoofdregel geldt dat een ander gebruik van de sportgebouwen/kantines niet mag leiden tot een zwaardere of extra belasting van de directe omgeving. Om dit te waarborgen dienen aanvragen ten minste aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Het gebruiken van de sportgebouwen/ kantines voor het organiseren van feesten en partijen, die niet direct verband houden met de doelstelling van de vereniging, is niet toegestaan. Voorbeelden zijn onder andere: een verjaardagsfeest van een (bestuurs)lid van de vereniging, een trouwfeest van een (bestuurs)lid van de vereniging, een communiefeest van een lid van de vereniging enz.
In deze beleidsregels is een aantal beleidsuitgangspunten geformuleerd die tot doel hebben om bij concrete aanvragen om omgevingsvergunningen buitenplanse omgevingsplanactiviteiten een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid van medewerking kan worden gegeven.
Het college handelt in overeenstemming met de uitgangspunten van deze beleidsregels. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn die bij toepassing van deze beleidsregels in een concreet geval tot onevenredige hardheid kunnen leiden. In het algemeen zal er een beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gedaan indien:
Er bijzondere omstandigheden kunnen worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van deze beleidsregels noodzaken en er geen redelijke alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt en aanvaardbaar blijven en geen (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd;
Onderkend wordt dat elk beleid onvoorziene neveneffecten kan hebben. Met een beroep op de hardheidsclausule kunnen onvoorziene onaanvaardbare gevolgen van de beleidsregels worden voorkomen.
Indien de hardheidsclausule wordt toegepast of in afwijking van de in de beleidsregels opgenomen criteria geen medewerking aan een aanvraag wordt verleend, wordt zowel de aanvraag als het voorgenomen besluit of de voorgenomen beleidswijziging aan het college voorgelegd. In het besluit wordt gemotiveerd aangegeven waarom in een specifiek geval wordt afgeweken van de beleidsregels. Met een verwijzing naar de motivering in het besluit kan eventuele (ongewenste) precedentwerking worden voorkomen.
Bij het verlenen van een omgevingsplanactiviteit die voldoet aan deze beleidsregels dient, na inschatting van het schaderisico, een overeenkomst te worden afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid van de Omgevingswet. Middels deze overeenkomst, opgesteld door de gemeente, verklaart de initiatiefnemer/vergunninghouder de eventuele indirecte schade voortkomend uit het schadeveroorzakende besluit als bedoeld in artikel 15.1, lid 2 van de Omgevingswet voor zijn of haar rekening te nemen. Desgewenst wordt tevoren op kosten van de initiatiefnemer een planschadeanalyse opgesteld.
In de situatie dat de noodzakelijke overeenkomst niet gesloten wordt, vanuit welke reden dan ook, wordt op basis van deze beleidsregels geen medewerking verleend. Deze beleidsregels zijn immers gebaseerd op een bevoegdheid.
Bijlage 1 Aanvullende indieningsvereisten
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit ten behoeve van collectieve huisvesting van arbeidsmigranten:
Een huisreglement. Uit dit reglement moet blijken hoe overlast wordt voorkomen, zowel voor eigen huurders/gebruikers als voor omwonenden in de directe omgeving van locatie waarop de aanvraag betrekking heeft. De onderwerpen gedrag (als goede buur), drugsgebruik, alcoholgebruik, parkeren van voertuigen, geluidsoverlast, (zwerf)afval, brandveiligheid waaronder vluchtplan, -wegen, instructies en belangrijke telefoonnummers van beheerder, hulpdiensten dienen minimaal in het regelement te worden verwerkt. De initiatiefnemer of exploitant dient in het huisreglement in elk geval op te nemen welke maatregelen/sancties worden getroffen indien:
Het verslag van de gevoerde omgevingsdialoog conform ‘routeplanner voor externen’ te vinden via www.etten-leurdoethetgewoon.nl;
Een overzicht in de vorm van een overeenkomst met Etten-Leurse bedrijven en/of uitzendbureaus die gebruik (gaan) maken van de collectieve huisvesting waarin de lokale behoefte wordt aangetoond. Het overzicht dient aanvullend aantoonbaar te maken dat minimaal 67% van de gehuisveste personen werkzaam zijn/zullen zijn in Etten-Leur. Het overige deel dient in de aangrenzende gemeenten werkzaam te zijn.
Bijlage 4: Procedurele aanpak spreidingsregel
Met de spreidingsregel wil de gemeente, in verband met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, een te grote druk op een gebied vermijden en zorgen voor een evenwichtige spreiding over het bedrijventerrein.
Om uitvoering te geven aan de spreidingsregel wordt de volgende procedure gevolgd: