Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Zorg Leidse regio 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSamenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Zorg Leidse regio 2023
CiteertitelSamenwerkingsovereenkomst maatschappelijke zorg Leidse regio 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlagenAEF Rapport Samenwerking in de Leidse Regio Memo AEF Rapportage op- en afbouw voorzieningen Financiele werkafspraken MZ LR Memo_financiële raming

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  3. Uitvoeringsregeling Wmo 2015
  4. artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen
  5. artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen
  6. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-06-2024nieuwe regeling

05-06-2024

gmb-2024-257551

Tekst van de regeling

Intitulé

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Zorg Leidse regio 2023

De colleges van de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude

 

Gelet op:

 

  • het bepaalde in de Wet basisregistraties personen;

  • het bepaalde in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • het bepaalde in de Uitvoeringsregeling Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • het bepaalde in de Wet normering topinkomens;

  • het bepaalde in de Wet tijdelijke huisverbod;

  • het bepaalde in de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • het bepaalde in de Wet op de langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet;

  • het bepaalde in de art. 1 en 8, vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb);

  • de besluiten van de raden van de gemeenten in Holland Rijnland tot het verlenen van toestemming aan de colleges van deze gemeenten tot het aangaan van de samenwerking en het treffen van deze regeling.

 

Overwegende dat:

 

  • a.

    De gemeenten in Leidse regio willen samenwerken op het terrein van maatschappelijke zorg (hierna maatschappelijke zorg). Deze samenwerkingsovereenkomst sluit aan bij de samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Zorg Holland Rijnland 2023.

Gemeenten voor de lokale taken samenwerken in de sub regionale verbanden:

  • a.

    Duin- en Bolllenstreek: gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk en Teylingen.

  • b.

    Leidse regio: gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude.

  • c.

    Rijnstreek: gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop.

 

  • b.

    Met de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2015 de gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor het beschermd wonen (BW) van inwoners met GGZ-problematiek.

  • c.

    De gemeenten al verantwoordelijk waren voor taken op het gebied van maatschappelijke opvang (MO), verslavingszorg en -preventie (VZ) en OGGZ (bemoeizorg), eveneens Wmo-taken.

  • d.

    Tot nu toe de gemeenten in de Leidse regio de taken voor BW middels mandaat hebben belegd bij Leiden. Voor BW/MO/VZ/OGGZ beschikt Leiden over het regionale budget conform de Wmo, die zij van het Rijk via een doeluitkering ontvangt.

  • e.

    De raden van de gemeenten in Holland Rijnland het ‘Beleidskader Maatschappelijke zorg Holland Rijnland 2017-2025’ in 2016 hebben vastgesteld. Vanuit dit beleidskader voeren de gemeenten in Holland Rijnland met ingang van 1 januari 2023 de taken voor BW en MO/VZ/OGGZ zelf uit.

  • f.

    De raden van de gemeenten in Holland Rijnland in 2021 vooruitlopend op de besluitvorming van het rijk hebben besloten de budgetten zowel voor BW als MO door te decentraliseren naar de gemeenten.

  • g.

    Voor sommige voorzieningen en doelgroepen het noodzakelijk is de zorg regionaal te blijven organiseren. Er is daarbij sprake van een specifieke ondersteuningsbehoefte die niet lokaal of sub regionaal te organiseren of te financieren is. Veelal gaat het om doelgroepen die regionaal klein van omvang zijn en een specialistische ondersteuning behoeven. Dit noemen we de specialistische maatschappelijke zorg. In bijlage 7 is beschreven welke voorzieningen onder specialistische maatschappelijke zorg vallen. Onder lokale maatschappelijke zorg wordt verstaan alle andere taken op het gebied van maatschappelijke zorg die niet behoren tot de regionale maatschappelijke zorg.

  • h.

    Regionale en sub regionale samenwerking en afspraken nodig zijn om toe te kunnen werken naar een stabiele (financiële) situatie waarin vraag en aanbod van voorzieningen in evenwicht zijn en inwoners zorg en ondersteuning krijgen die passend en dichtbij is.

  • i.

    Voor de transformatieopgave comfort in de bestuurlijke en ambtelijke samenwerking nodig is overeenkomstig scenario 1a, ‘open luiken met inhoudelijke beheersmaatregelen (elkaar vasthouden op beleidskeuzes) vanuit het AEF-rapport ‘Meer comfort in de regionale afspraken’ van 1 juni 2022, besloten in het portefeuillehouders overleg MA HR (PHO ) van 15 juni 2022.

  • j.

    De gemeenten in Holland Rijnland de afspraken nader hebben uitgewerkt in een inhoudelijk plan met richtinggevende afspraken, dat is vastgesteld in het PHO van 21 september 2022, rapport Op- en afbouwplan, startfoto 2022, AEF 31 augustus 2022. Deze samenwerkingsafspraken en de bijlagen ook van toepassing zijn voor de gemeenten in de Leidse regio.

  • k.

    De gemeenten in de Leidse regio gezamenlijk tot 2029 een programma maatschappelijke zorg Leidse regio uitvoeren om de transitie op de maatschappelijke zorg te realiseren.

  • l.

    De gemeente Leiden zorgdraagt voor het sub regionale budget maatschappelijke zorg van de Leidse regio en de sub regionale programma-organisatie. De Leidse regio maakt daarover nadere financiële werkafspraken.

 

Besluiten:

 

vast te stellen de Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Zorg Leidse regio 2023 (ook wel de regeling).

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Doelstelling

  • 1.1

    De doelstelling van de overeenkomst is een gedragen, sluitende en zorgvuldige aanpak voor de doordecentralisatie van de maatschappelijke zorg in de Leidse regio per 1 januari 2023.

    • a.

      De gezamenlijke voorbereiding en uitvoering van de Transformatie Maatschappelijke Zorg, waaronder het ontwikkelen en realiseren van een Ontwikkelagenda waarin in samenhang wordt gewerkt aan o.a.:

      • -

        de preventie van dakloosheid,

      • -

        de benodigde algemene (gesubsidieerde) voorzieningen,

      • -

        een spreidingsplan van voorzieningen in de Leidse regio om de op- en afbouwopgave te realiseren,

      • -

        de doorontwikkeling van de lokale toegang.

    • b.

      De gezamenlijke uitvoering van ondersteunende (reguliere) taken, zoals de monitoring en de subsidieverstrekking.

    • c.

      Afspraken over de financiën, die betrekking hebben op deze bovengenoemde taken.

Artikel 2 Centrumgemeente

De gemeente Leiden wordt aangewezen als centrumgemeente in deze regeling.

Artikel 3 Voorzieningenniveau

  • 3.1

    De gemeenten van de Leidse regio dragen gezamenlijk zorg voor een infrastructuur van preventie, vroegsignalering en laagdrempelige toegang voor inwoners die vallen onder de doelgroep maatschappelijke zorg.

  • 3.2

    Gezamenlijk dragen gemeenten van de Leidse regio zorg voor aanbod van integrale ondersteuning en woonvormen dan wel voor opvang voor inwoners die behoren tot de doelgroep maatschappelijke zorg. Passend voor de sub regio dragen zij zorg voor de op- af- of ombouwopgave, zoals afgesproken in de Leidse regio zie bijlage 3 voor de huidige situatie per 2022.

Artikel 4 Taken centrumgemeente

  • 4.1

    De centrumgemeente taken omvatten:

    • a.

      Het beheer van het sub regionaal budget Maatschappelijke Zorg, volgens de afspraken in bijlage 3.

    • b.

      De sub regionale programma-organisatie zal worden gepositioneerd bij gemeente Leiden. Leiden zal zorgdragen voor de personele taken en de programma-organisatie faciliteren.

    • c.

      Het verstrekken van subsidies voor de gezamenlijke algemene voorzieningen Maatschappelijke Zorg van de Leidse regio.

Artikel 5 Wederzijdse informatieplicht

  • 5.1

    De gemeenten in de Leidse regio informeren elkaar actief over gewijzigde wet- en regelgeving, over beleidsvoornemens en te ontwikkelen beleid in de eigen gemeente, in zoverre die informatie van belang is voor de andere gemeenten.

  • 5.2

    Als sprake is van vooraf niet te voorziene ontwikkelingen die leiden tot een substantiële stijging of daling van de kosten informeren de gemeenten in de Leidse regio elkaar daarover terstond.

  • Indien nodig maken de gemeenten in de Leidse regio aanvullende afspraken om de effecten van de in dit lid genoemde ontwikkelingen te beheersen en te minimaliseren.

Hoofdstuk 2 Overlegstructuur, mandatering, financiering en privacy

Artikel 6 Overlegstructuur

  • 6.1

    Beleid en (voorgenomen) besluitvorming over de brede maatschappelijke zorgopgave vindt plaats in het Bestuurlijk Overleg Sociaal Domein Leidse regio , voordat besluitvorming in de colleges van burgemeester en wethouders plaatsvindt.

  • 6.2

    De colleges van de gemeenten in de Leidse regio dragen zorg voor de besluitvorming over deze samenwerkingsafspraken en gerelateerde gezamenlijke onderwerpen.

  • 6.3

    Ambtelijke beleidsafstemming en voorbereiding voor besluitvorming vindt plaats in het Programmateam MZ/Wmo en managers overleg Sociaal Domein Leidse regio. Het Programmateam MZ/Wmo Leidse regio volgt de (tijdelijke) projectgroep Maatschappelijk zorg Leidse regio, na de projectfase, per 2023 op. De hoofdtaak van het Programmateam is het begeleiden van de transformatie vanaf 1-1-2023 tot in principe 1-1-2029. Het Programmateam bestaat uit de beleidsmedewerkers van de vijf gemeenten en, als voorzitter, een onafhankelijk programmamanager.

  • 6.4

    Het Managers overleg Sociaal Domein Leidse regio heeft een strategisch adviserende rol naar het bestuurlijk overleg, is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de benodigde capaciteit voor de transformatieopgave en fungeert als ambtelijk opdrachtgever en klankbord naar het Programmateam. Het managers overleg bestaat uit de managers Sociaal Domein van de vijf gemeenten die elkaar periodiek spreken over de bestuurlijke en strategische ontwikkelingen maatschappelijke zorg in de Leidse regio. Bestuurlijke en strategische vraagstukken kunnen door het Programmateam voor advies worden voorgelegd aan het managers verleg. Het programmateam wordt in het managers overleg vertegenwoordigd door de programmamanager. Indien er verschillen van inzicht zijn, waar het programmateam niet uitkomt, kan opgeschaald worden naar het managers overleg. Het managers verleg wordt minimaal twee keer per jaar geïnformeerd over de voortgang.

  • 6.5

    Meerdere keren per jaar vindt bestuurlijk overleg plaats over de stand van zaken van de transformatie van de maatschappelijke zorg tussen de gemeenten van de Leidse regio. In het Bestuurlijk overleg wordt ook de Commissie Maatschappij van de regio Holland Rijnland voorbereid.

Artikel 7 Mandatering en facilitering

  • 7.1

    De gemeenten in de Leidse regio dragen er zorg voor dat alle bevoegdheden, die nodig zijn voor het uitvoeren van de taken van centrumgemeente worden gemandateerd dan wel bij machtiging worden verleend aan het college van Leiden, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Gemeentewet en de Awb en hetgeen hierboven is opgenomen met betrekking tot wederzijdse verantwoordelijkheden en taken.

  • 7.2

    De gemeenten in de Leidse regio dragen er gezamenlijk zorg voor dat alle benodigde faciliteiten, gegevensuitwisselingen en (informatie)voorzieningen, die in het kader van de samenwerking benodigd zijn voor de uitvoering van de regionale toegang, binnen redelijke termijn beschikbaar worden gesteld. Dit geldt visa versa ook voor de centrumgemeente richting de andere gemeenten in de Leidse regio.

Artikel 8 Financieringssystematiek en kosten uitvoering

  • 8.1

    In 2023 en 2024 ontvangt de gemeente Leiden de middelen voor Maatschappelijke zorg (Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang) nog volgens het huidige (oude) rekenmodel vanuit het Rijk. In 2023/2024 zal de gemeente Leiden daarom conform het verdeelmodel, dat door adviesbureau Andersson Elffers Felix in opdracht van de gemeenten in Holland Rijnland is gemaakt, de budgetten overmaken naar de gemeenten in Holland Rijnland.

  • 8.2

    De gemeente Leiden zal na de invoering van het landelijke objectieve verdeelmodel Beschermd wonen (naar verwachting 2025) het historische budget Beschermd wonen voor de hele Holland Rijnland regio ontvangen van het rijk en dit conform het verdeelmodel van AEF overmaken aan de gemeenten in Holland Rijnland. Hetzelfde geldt voor de decentralisatie uitkering voor Maatschappelijke opvang. Deze zal tot de doordecentralisatie Maatschappelijke opvang (die door het Rijk is uitgesteld) worden ontvangen door de gemeente Leiden en worden verdeeld over de gemeenten in Holland Rijnland, conform het rekenmodel van adviesbureau Andersson Elffers Felix.

  • Vanaf het moment dat de doordecentralisatie van Beschermd wonen definitief wordt (waarschijnlijk in 2025) zal het historische budget voor Beschermd wonen van de gemeente Leiden afnemen en het objectieve budget voor Beschermd wonen bij de regiogemeenten toenemen (zie 8.3)

  • 8.3

    De regionale kosten en verdeling van de regionale budgetten voor Maatschappelijke Zorg zijn uiteengezet in de memo ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ van 8 juni 2022 door adviesbureau Andersson Elffers Felix, in bijlage 2.

  • 8.4

    De vijf gemeenten van de Leidse regio brengen de budgetten Beschermd Wonen, ontvangen van het rijk volgens het objectieve verdeelmodel, en de vanuit gemeente Leiden ontvangen budgetten Beschermd Wonen (historisch) en Maatschappelijke Opvang bijeen in een sub regionaal budget Maatschappelijke Zorg, dat beheerd wordt door gemeente Leiden.

  • 8.5

    Vanuit dit sub regionaal budget Maatschappelijke Zorg worden alle kosten betaald die betrekking hebben op de ontwikkeling en uitvoering van de Maatschappelijke Zorg. Gemeenten kunnen per kwartaal declaraties indienen en per kwartaal vindt kostenverrekening plaats. De wijze waarop de deelnemers onderling met kosten en betalingen wordt omgegaan is vastgelegd in de financiële werkafspraken maatschappelijke zorg Leidse regio.

  • 8.6

    De gemeente Leiden is verantwoordelijk voor de sub regionale begroting Maatschappelijke Zorg Leidse regio, conform de indeling van de Memo Financiële Raming Maatschappelijke Zorg Leidse regio 2023-2026 en stelt daarnaast een egaliseringsreserve Maatschappelijke Zorg Leidse regio in (een geoormerkt deel van de reserve Sociaal Domein van de gemeente Leiden).

Artikel 9 Privacy, gegevensuitwisseling en gegevensbewerking

  • 9.1

    Op de verwerking en uitwisseling van Persoonsgegevens door de gemeenten in de Leidse regio (hieronder ook verstaande: door deze gemeenten aangewezen derden, waaronder de (gemeentelijke) toegang voor Wmo en Jeugd, waarmee verwerkersovereenkomsten zijn afgesloten), zijn de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Uitvoeringswet AVG (UAVG) van toepassing.

  • Aanvragen en gegevensuitwisseling tussen de gemeenten in de Leidse regio vinden plaats volgens de regels van de AVG en in principe digitaal.

  • 9.2

    De gemeenten in de Leidse regio zijn ieder voor zich verwerkingsverantwoordelijk voor de onder deze samenwerkingsovereenkomst uitgevoerde verwerkingen van persoonsgegevens.

  • 9.3

    De gemeenten in de Leidse regio zorgen voor passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens goed te beveiligen, zoals bedoeld in artikel 32 van de AVG. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van beveiligd versturen van Persoonsgegevens en vertrouwelijke informatie volgens de geldende regels en wordt, waar nodig en toepasselijk, toegang gegeven tot de benodigde registratie- en informatiesystemen.

  • 9.4

    Personen die werken voor de gemeenten in de Leidse regio moeten Persoonsgegevens waarmee zij werken geheimhouden.

  • 9.5

    De gemeenten in de Leidse regio zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor de uitvoering en afhandeling van bij de deelnemende gemeente in kwestie binnen gekomen verzoek(en) m.b.t. artikel 15 t/m 21 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

  • 9.6

    De gemeenten in de Leidse regio zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor het doen van een melding bij de Autoriteit Persoonsgegevens, en indien van toepassing bij betrokkene(n), op het moment dat bij deze deelnemende gemeente een inbreuk in verband met persoonsgegevens is geconstateerd. Deze melding verloopt ten alle tijden via de betrokken privacy officer.

  • 9.7

    In de Data Protection Impact Assessment (DPIA) zijn de verschillende verwerkingen van persoonsgegevens en bijbehorende fasering opgenomen die horen bij de uitvoering van de hierboven beschreven dienstverlening met betrekking tot toezicht en handhaving. Ook aanvullende informatie met betrekking tot bijvoorbeeld dataminimalisatie, gegevensbeveiliging en bewaartermijnen is in deze DPIA opgenomen. Gegevensverwerkingen vinden alleen plaats binnen de in deze DPIA beschreven kaders. De werkzaamheden en uitvoering van deze dienstverlening is continu in ontwikkeling, aan de hand van de DPIA wordt jaarlijks gecontroleerd of de uitvoering voldoet aan de (op dat moment) geldende privacy wetgeving. De DPIA is opvraagbaar bij de privacy officer.

Hoofdstuk 3 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 10 Wijziging van de regeling

  • 10.1

    Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot wijziging van de regeling.

  • 10.2

    De gewijzigde regeling wordt pas voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemers, indien alle deelnemers met de gewijzigde regeling akkoord zijn.

  • 10.3

    De deelnemers gaan niet over tot wijziging van deze regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemers.

Artikel 11 Toetreding tot de regeling

  • 11.1

    Het college van een andere gemeente kan een verzoek tot toetreding richten aan het college van de centrumgemeente.

  • 11.2

    Het college van de centrumgemeente stuurt een afschrift van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan de colleges van de overige deelnemers.

  • 11.3

    Het college van de centrumgemeente kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, en zendt deze voorwaarden zo spoedig mogelijk aan het college dat wenst toe te treden. De voorwaarden worden echter niet verzonden dan nadat de colleges van de overige deelnemers gelegenheid is geboden hun wensen en bedenkingen omtrent de toetreding bekend te maken bij het college van de centrumgemeente.

  • 11.4

    Tot toetreding is besloten wanneer het college van de centrumgemeente, het toetredende college én de colleges van de overige deelnemers met de toetreding hebben ingestemd.

  • 11.5

    De toetreding treedt in werking de eerste dag van de maand na het besluit, bedoeld in het vierde lid, of anders op een moment zoals in het toetredingsbesluit bepaald.

Artikel 12 Uittreding uit de regeling

  • 12.1

    Een college van een van de gemeenten kan besluiten tot uittreding, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 12.2

    Een college zendt, na toestemming van zijn raad, het besluit tot uittreding aan de andere colleges. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het college van de centrumgemeente het besluit heeft ontvangen.

  • 12.3

    Het college van de centrumgemeente inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept-uittredingsplan.

  • 12.4

    Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 12.5

    De uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het verstrijken van een termijn van een jaar na het nemen van het besluit tot uittreding, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen. De uittreding gaat in elk geval niet in binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de regeling.

  • 12.6

    Indien het college van de centrumgemeente beslist tot uittreding, dan nemen alle colleges binnen zes maanden een besluit of in plaats van de uittredingsprocedure van artikel 12 besloten wordt tot opheffing van de regeling overeenkomstig artikel 13. Besluiten twee derde van de colleges tot opheffing, dan is artikel (opheffing) verder van toepassing en wordt de uittredingsprocedure gestopt. Wordt niet tot opheffing besloten, dan wordt de procedure van artikel (uittreding) gevolgd.

  • 12.7

    Een college dat voornemens is uit te treden kan het college van de centrumgemeente vragen een indicatie te geven van de gevolgen van de uittreding, overeenkomstig hetgeen in deze regeling bepaald. De indicatie wordt binnen zes maanden opgeleverd, tenzij het betreffende uittredende college en het college van de centrumgemeente anders overeenkomen. De kosten voor het opstellen van de indicatie komen voor rekening van het college dat om de indicatie heeft verzocht. De indicatie bindt de gemeenten niet wanneer definitief tot uittreding wordt besloten.

     

Procedure vaststellen uittredingsplan

  • 1.

    Het uittredingsplan bepaalt de wijze van berekening van de financiële gevolgen van de uittreding (art 12) en/of opheffing indien hiertoe besloten wordt (art 13).

  • 2.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het college van de centrumgemeente een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van dit college het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de secretaris van de centrumgemeente. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het college van de centrumgemeente de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden uit de colleges van de Leidse regio, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer en een vertegenwoordiger van de centrumgemeente.

  • 5.

    Ten minste zes maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het college van de centrumgemeente het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het college van de centrumgemeente baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek die is gehanteerd in het uittreedplan en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het college van de centrumgemeente de definitieve uittreedsom vast. Het college van de centrumgemeente baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek die is gehanteerd in het uittreedplan.

  • 7.

    Bij de berekening van de kosten voor uittreding van één of meer gemeenten zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het college van de centrumgemeente de uittredende deelnemer de keuze tussen een verrekening van de financiële afwikkeling in een aantal termijnen of voor betaling hiervan in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het college van de centrumgemeente conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen, dan wel te worden uitgekeerd.

Te vergoeden kosten

  • 1.

    De voorlopige, respectievelijk de definitieve uittreedsom bij één of enkele deelnemer(s) bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2.

    Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door de centrumgemeente die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van de deelnemer zijn.

  • 3.

    Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de centrumgemeente die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4.

    De centrumgemeente brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer(s). De uittredende deelnemer is verplicht bij betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het college van de centrumgemeente de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 12, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 12, anders is vastgelegd.

  • 5.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 6.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 12.

  • 7.

    De centrumgemeente is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het college van de centrumgemeente van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 13 Opheffing van de regeling

  • 13.1

    De regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle colleges (instemming) van de deelnemers.

  • 13.2

    Bij opheffen van de regeling wordt gelijk aan artikel 12 uittreding/opheffingsplan opgesteld.

  • 13.3

    Alle deelnemers dienen bij opheffing van deze regeling, conform het uittreding/opheffingsplan de financiële verplichtingen aan elkaar te voldoen. Daarbij wordt de procedure uittredingplan van artikel 12 zoveel mogelijk gevolgd.

  • 13.4

    Iedere deelnemende gemeente is bij opheffing van deze gemeenschappelijke regeling gehouden aan de centrumgemeente de financiële verplichtingen te voldoen welke ten laste van de centrumgemeente zijn of zullen blijven ter uitvoering van de taken waarvoor deze regeling is getroffen. De centrumgemeente is belast met de uitvoering van het besluit zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding, looptijd en evaluatie

  • 14.1

    De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

  • 14.2

    Het college van de centrumgemeente is belast met de bekendmaking van deze regeling overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 14.3

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op wijziging van, toetreding tot, uittreding uit en opheffing van de regeling.

  • 14.4

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de dag van bekendmaking door het college van de centrumgemeente, als bedoeld in het tweede lid.

  • 14.5

    De regeling wordt in 2027 geëvalueerd in opdracht van de colleges.

Artikel 15 Overmacht

De gemeente stelt de andere gemeente(n) in de Leidse regio onverwijld op de hoogte van de ontstane overmachtssituatie zoals grote personeelsstakingen en tekorten aan personeel en materieel bij leveranciers. Indien één van de deelnemende gemeenten in de Leidse regio gedurende een periode van meer dan tien werkdagen ten gevolge van overmacht niet kan nakomen c.q. tekortschiet in haar verplichtingen op grond van deze overeenkomst, heeft de andere gemeente het recht na overleg met onmiddellijke ingang maatregelen te treffen in verband met de continuïteit.

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden

Indien binnen het kader van de samenwerkingsovereenkomst zich omstandigheden voordoen waarin deze overeenkomst niet voorziet, treden de gemeenten in de Leidse regio met elkaar in overleg en komen zij tot een oplossing.

Artikel 17 Geschillenregeling

  • 17.1

    Geschillen die spelen tussen de gemeenten binnen de Leidse regio worden voorgelegd aan het programmateam Leidse regio. Indien in het programmateam geen oplossing wordt gevonden voor het geschil wordt geëscaleerd naar het managers overleg Sociaal Domein Leidse regio.

  • 17.2

    Indien dit niet leidt tot een oplossing kan het managers overleg het geschil voorleggen aan het bestuurlijk overleg Sociaal Domein Leidse regio.

  • 17.3

    Het bestuurlijk overleg Sociaal Domein Leidse regio kan bij het uitblijven van een passende oplossing een advies zenden aan de colleges van de betreffende deelnemers.

  • 17.4

    Na ontvangst van het advies treden de colleges nogmaals in overleg om, op basis van het advies te proberen tot een oplossing te komen van het geschil.

  • 17.5

    Indien dat overleg niet tot een oplossing leidt, kan het college van elk van de gemeenten het geschil, overeenkomstig artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voorleggen aan gedeputeerde staten van de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 18 Overige bepalingen

  • 18.1

    De gemeenten in de Leidse regio achten zich jegens elkaar verbonden, waarvoor deze samenwerkingsovereenkomst model staat.

  • 18.2

    Ingeval een van de deelnemende gemeenten de in deze overeenkomst vastgelegde afspraken niet of onvoldoende naleeft, is hij verantwoordelijk voor de financiële gevolgen die daaruit mogelijk voortvloeien.

Artikel 19 Archivering

De archivering van de door de centrumgemeente uitgevoerde taken geschiedt op basis van de bepalingen die de centrumgemeente ook voor haar eigen processen hanteert.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Samenwerkingsovereenkomst maatschappelijke zorg Leidse regio 2023”.

Artikel 21 Bijlagen

  • 1.

    Herziene Samenwerkingsovereenkomst maatschappelijke zorg Leidse regio 2023 (met wijzigingen)

  • 2.

    Memo AEF ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ d.d. 16 augustus 2022.

  • 3.

    Rapport Op- en afbouw maatschappelijke zorg, AEF 31 augustus 2022.

    • 3a

      Besluitpunten AEF-rapport op- en afbouw Leidse regio

  • 4.

    Memo Financiële Raming Maatschappelijke Zorg Leidse regio 2023-2026.

  • 5.

    AEF-advies Samenwerking in de Leidse regio (2022)

  • 6.

    Beschrijving specialistische Maatschappelijke zorg Holland Rijnland

Aldus vastgesteld door het college van [gemeente] op [datum].

Bijlage 3a: Besluitpunten AEF-rapport op- en afbouw Leidse regio

 

  • 1.

    De budgetten (historisch en objectief) voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang zoals berekend in het verdeelmodel van AEF voor een periode van 6 jaar samen te voegen tot een gezamenlijk budget.

  • 2.

    Dit budget onder te brengen bij de gemeente Leiden.

  • 3.

    De kosten die de zorgaanbieders in rekening brengen bij de individuele gemeenten 3-maandelijks te verrekenen met het gezamenlijk budget.

  • 4.

    De beleidscapaciteit en de toegangsmedewerkers zoals berekend in het Financiële overzicht 2023 onder te brengen bij de individuele gemeenten.

  • 5.

    De begrote kosten van de genoemde medewerkers bij de individuele gemeenten te laten en in te houden op de storting in het gezamenlijk budget.

  • 6.

    Vanaf 1.1.2024 een egaliseringsreserve in te stellen met een minimum van 5% en een maximum van 10%.

  • 7.

    De egaliseringsreserve wordt ondergebracht bij de gemeente Leiden.

  • 8.

    In de balans van de andere deelnemende gemeenten een vordering op te nemen op basis van het ingebrachte aandeel vanuit het verdeelmodel AEF.

  • 9.

    De op- en afbouw opgave voor decentrale opvangplekken voor maatschappelijke opvang voor 1 jan. 2024 gerealiseerd te hebben.

  • 10.

    De op- en afbouw opgave voor beschermd wonen voor 1 jan. 2027 gerealiseerd te hebben.

  • 11.

    In de prestatieafspraken met de woningcorporaties in te zetten op realisatie van meer kleine, betaalbare woningen voor uitstroom uit de maatschappelijke zorg.

  • 12.

    Deze werkafspraken zullen als bijlage toegevoegd worden aan de Samenwerkingsovereenkomst MZ 2023 Leidse regio

Bijlage 6. Omschrijving Specialistische maatschappelijke zorg

 

Sommige inwoners hebben een specifieke ondersteuningsbehoefte die niet lokaal of sub regionaal te organiseren of te financieren is. Veelal gaat het om doelgroepen die regionaal klein van omvang zijn en een specialistische ondersteuning behoeven.

 

Concreet gaat het om voorzieningen voor de volgende ondersteuningsvragen:

  • inwoners met een lichte verstandelijke beperking in combinatie met verslavingsproblematiek.

  • inwoners met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) in combinatie met chronische verslaving.

  • Inwoners met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) in combinatie met somatische aandoeningen.

  • inwoners met ernstige psychiatrische problematiek in combinatie met gedragsproblematiek en/of lichtverstandelijke beperking die aangewezen zijn op 24/7 ondersteuning.

  • Alleenstaande ouders met ernstige psychiatrische problematiek die aangewezen zijn op 24/7 ondersteuning.

  • Daklozen met zware problematiek waarbij 24/7 begeleiding nodig is.

  • Acute opvang dak- en thuislozen en opvang dak- en thuislozen bij koude- of hitteregeling.