Organisatie | Koggenland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Koggenland 2025 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Koggenland 2025 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2020.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-06-2024 | nieuwe regeling | 27-05-2024 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Algemene groepsvrijstellingsverordening:
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Hoofdstuk 2 Subsidieplafond, begrotingsvoorbehoud en subsidieprogramma
Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie
Artikel 9 Tijdstip indiening aanvraag
Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die weliswaar tijdig, maar niet correct of volledig zijn ingediend. Alvorens hiertoe te besluiten geeft het college de instelling een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, besluit het college de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Hoofdstuk 4 Verlening van de subsidie
Het college beslist op de aanvraag voor 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager over te leggen bescheiden. De beslissing wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft bekendgemaakt.
Indien een uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten wordt daarin vastgelegd dat de subsidie ontvangende instelling zich verplicht de overeengekomen activiteiten en de prestaties conform de vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve eisen te realiseren. Dit volgens het gestelde in artikel 4:36 lid 2 van de wet.
Artikel 15 Betaling en bevoorschotting
Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen.
Hoofdstuk 5 Weigering, intrekking of terugvordering
Onverminderd de vorige leden kan subsidie worden geweigerd indien:
de instelling subsidie aanvraagt voor activiteiten die binnen de gemeente, naar het oordeel van het college, al door een andere, al dan niet gesubsidieerde, instelling worden verzorgd op een kwalitatief en qua toegankelijkheid tenminste gelijkwaardige wijze en in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet kan het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opleggen:
de instelling verleent aan het college, of de door hem aangewezen personen, desgevraagd inzage in de administratie. Daarnaast verstrekt de instelling inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden;
Artikel 21 Overige verplichtingen
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.
Indien sprake is van opheffing en liquidatie, dient een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijf jaren aan subsidie is verstrekt.
Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en / of hetgeen is gesteld in artikel 22, wordt een hersteltermijn gehanteerd van maximaal vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.
Op dit hoofdstuk is artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.
Het vormen dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Artikel 29 Bijzondere gevallen
In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.
Artikel 30 Intrekking / Inwerkingtreding
Onder intrekking van de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2020 treedt deze verordening in werking 1 dag na bekendmaking.
Op aanvragen voor subsidie die onder de werking van de Algemene Subsidieverordening 2020 zijn ingediend en waarop nog niet is beslist, is het bepaalde in deze verordening van toepassing, tenzij dit voor aanvrager tot een nadeligere situatie leidt. In dat (laatste) geval zal de aanvraag worden afgehandeld volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2020.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de landelijk te hanteren grondslag voor subsidieverlening. Zij laat de gemeente veel vrijheid bij de invulling van het subsidiebeleid. Om de Awb op lokaal niveau in te vullen stelt de gemeenteraad de Algemene Subsidie Verordening (ASV) vast. Dat is vooral een juridisch stuk, waarin de algemene regels en procedures, de ‘werkafspraken’, zijn opgenomen die van toepassing zijn op de subsidieverstrekking. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de algemene voorwaarden, de te hanteren termijnen, de subsidiesoorten en het al dan niet van kracht laten zijn van bepaalde (facultatieve) artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Regels die alleen betrekking hebben op speciale onderwerpen of beleidsterreinen worden vastgelegd in subsidieregelingen. Deze worden vastgesteld door het college.
Bij subsidieverstrekking is sprake van het ‘eenzijdig’ afgeven van een beschikking (een specifiek besluit). Subsidiegeld is bestemd voor de uitvoering van door het college benoemde activiteiten die direct gericht zijn op de bevolking. Er is geen heffing van omzetbelasting (BTW) van toepassing.
Het leveren van goederen en diensten aan het college, zoals pc’s of adviezen, valt dus niet onder het begrip subsidie. Dit betreft immers een tweeledige contractrelatie, waarbij sprake is van een (privaatrechtelijke) inkooprelatie. Ook gemeenschappelijke regelingen vallen niet onder het subsidiebeleid.
Hoewel dit niet in de ASV is geregeld, is het wellicht toch van belang enige aandacht aan te schenken aan “wachtgeldverplichtingen”. De regelgeving is dat een gemeente die niet specifiek anders heeft geregeld in haar wet- en regelgeving, niet aansprakelijk is voor wachtgeldverplichtingen, of uitkeringen die aanvullend zijn op de bij enigerlei wet vastgestelde uitkeringen. Ook niet als die rechtstreeks voortvloeien uit een besluit tot vermindering en / of beëindiging van subsidie. In die gevallen treedt namelijk ‘alleen’ artikel 4:51 van de Awb in werking: het verlagen van een subsidie mag alleen met inachtneming van een redelijke termijn. Kosten die uit een eventueel deeltijdontslag voortvloeien, komen niet in aanmerking voor een gemeentelijke tegemoetkoming!
In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven die in de verordening worden gehanteerd. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar tevens voor de hierop te baseren subsidieregelingen.
De ASV is van toepassing op alle subsidieaanvragen. ‘Donaties’ en ‘giften’ zijn niet bekend binnen het bestuursrecht en moeten dan ook worden beschouwd als subsidies. Zij moeten daarom voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden.
In dit artikel staan de beleidsterreinen opgenomen waarop de ASV van toepassing is. Het subsidieprogramma, vastgesteld door het college, omvat het totaaloverzicht van alle ingediende aanvragen en de besluitvorming daarover door het college. Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen te besluiten binnen de door de raad vastgestelde kaders. Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Het derde lid geeft het college de bevoegdheid de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Bij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of bij een stichting, is een bestuurslid niet persoonlijk aansprakelijk voor schade of schulden. Bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid (niet opgericht bij notariële akte) is een bestuurslid wel hoofdelijk aansprakelijk als de organisatie schulden maakt of als er iets misgaat. Om de hoofdelijke aansprakelijkheid zoveel mogelijk te beperken wordt de voorwaarde gesteld dat slechts organisaties die staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in aanmerking kunnen komen voor subsidieverlening. Slechts indien de vereniging niet aan de verplichtingen kan voldoen is de bestuurder dan nog hoofdelijk aansprakelijk. Alleen in uitzonderingsgevallen kan een ‘groep van natuurlijke personen’ subsidie ontvangen. Zij zijn dan zelf persoonlijk aansprakelijk voor het geval een activiteit bijvoorbeeld ‘letterlijk (of figuurlijk) in het water valt’ en voor de daaruit voortvloeiende (meestal nadelige) financiële gevolgen. Ook zijn zij persoonlijk en hoofdelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor de aan de naleving van de aan het subsidiebesluit verbonden verplichtingen.
De gemeenteraad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het is niet toegestaan dit plafond te overschrijden. Het college dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies is verplicht, om indien toepassing wordt gegeven aan artikel 6, dat op te nemen in de verleningsbeschikking.
Er zijn meerdere subsidievormen:
Jeugdsubsidies en maatschappelijke subsidies worden met name verstrekt aan vrijwilligersorganisaties. Ze zijn bedoeld om die organisaties mede in stand te houden. Dit ten behoeve van het uitvoeren van in het gemeentelijk beleid passende activiteiten. Afhankelijk van het doel van de subsidie kan het overigens voorkomen dat een maatschappelijke subsidie wordt verleend aan een professionele organisatie. De bedragen van deze subsidievormen zijn genormeerd en hoeven qua hoogte geen relatie te hebben met de aard en omvang van de activiteiten. De afhandeling is zo veel mogelijk vereenvoudigd; verlenen en vaststellen van de subsidie gebeurt in één handeling.
De budgetsubsidie is vooral van toepassing op professionele instellingen zoals bijvoorbeeld de bibliotheek. Met aanvragers van deze subsidiesoort worden concrete afspraken gemaakt over de te verzorgen activiteiten / producten / prestaties en de daaruit voortvloeiende prestaties en effecten. Over het algemeen zijn hier hogere bedragen mee gemoeid waarvoor adequate verantwoording moet worden afgelegd met betrekking tot de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van de subsidiegelden!
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor het organiseren van projecten die een positieve bijdrage leveren aan de samenleving van de gemeente Koggenland. De projecten dienen bij voorkeur te passen binnen een of meer van de volgende categorieën:
Historie en Erfgoed: project waarin de historie van Koggenland centraal staat en/of bezoekers op een laagdrempelige manier kennis kunnen maken met het erfgoed van de gemeente. Erfgoed omvat de plekken en objecten die we graag willen behouden, omdat ze een bijzondere waarde voor de gemeente en haar inwoners heeft.
Activiteiten die van groot belang zijn voor de gemeente in verband met hun bovenlokale uitstraling, kunnen, onder voorwaarden, in aanmerking komen voor subsidieverlening. De bedragen van deze subsidievormen zijn genormeerd en hoeven qua hoogte geen relatie te hebben met de aard en omvang van de activiteiten. De afhandeling is zo veel mogelijk vereenvoudigd; verlenen en vaststellen van de subsidie gebeurt in één handeling.
Deze subsidie is een tegemoetkoming in de kosten die gepaard gaan met het doen van investeringen. Voor kosten die worden gemaakt voor het verwerven, nieuw bouwen, dan wel verbouwen van opstallen kan een investeringssubsidie worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze primair wordt gebruikt voor het huisvesten van door de gemeente gewenste en gesubsidieerde activiteiten. Een en ander is uitgewerkt in het “Accommodatiebeleid 2022”. Aan deze subsidiesoort worden relatief hoge eisen gesteld omdat het vaak over respectabele bedragen gaat met een lange doorlooptijd en daaruit voortvloeiende langjarige verplichtingen.
Met uitzondering van aanvragen voor een investeringssubsidie en project subsidie dienen aanvragen uiterlijk 30 september voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, in het bezit te zijn van de gemeente. Voor deze afwijkingen geldt een afwijkende bepaling. Een aanvraag die, eventueel na toepassing van een hersteltermijn, te laat is ingeleverd of onvolledig is ingevuld, neemt het college in principe niet in behandeling. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen moet aan de aanvrager bekend gemaakt worden binnen vier weken nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het gebrek te herstellen en de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (art 4:5 Awb). Lid 4 geeft het college de mogelijkheid af te wijken van lid 1.
Een aanvraag tot subsidieverlening moet aan een aantal eisen voldoen. De basisgegevens zijn voor alle aanvragen gelijk, maar per subsidiesoort variëren de eisen. Instellingen die een jeugd- of maatschappelijke subsidie ontvangen kunnen bijvoorbeeld volstaan met een globale omschrijving van de activiteiten en een eenvoudig ingericht financieel overzicht. Deze eisen zijn aanzienlijk lager dan die worden gesteld aan een aanvraag voor budgetsubsidie of een investeringssubsidie. De specifieke eisen zijn zoveel mogelijk verwerkt in de aanvraagformulieren. Een extra eis die bijvoorbeeld wordt gesteld bij een investeringssubsidie is dat er sprake moet zijn van een sluitende meerjaren exploitatie. Lid 4 biedt het college de ruimte genoegen te nemen met minder gegevens indien dat volstaat om te besluiten op de aanvraag.
Het college kan besluiten tot subsidieverlening over een periode langer dan één jaar. Als dat gebeurt vindt dat plaats onder begrotingsvoorbehoud. Dat wil zeggen dat de raad ieder jaar het laatste woord heeft en dus kan afwijken van de verlening. De aanzienlijke en niet voorspelbare financiële risico’s (loon- en prijsontwikkelingen versus de inkomsten vanuit het gemeentefonds) blijven dan voor zowel de gemeente als de professionele instellingen beperkt.
In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Daarom is in dit artikel opgenomen dat organisaties die een structurele subsidie aanvragen, voor 1 januari van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, weten welk subsidiebedrag wordt verleend. Dat is ruim binnen acht weken (de wettelijke “redelijke termijn”) nadat de gemeentebegroting door de raad is vastgesteld. De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie worden aangemeld, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Bij een aanvraag voor een jeugdsubsidie, maatschappelijke subsidie of S.B.U. subsidie vindt de betaling van het gehele bedrag in één keer plaats in de maand april van het jaar waarvoor de subsidieaanvraag is bedoeld. De manier van bevoorschotting van het verleende subsidiebedrag wordt in de beschikking vermeld. Bij een budgetsubsidie vindt betaling plaats in vier gelijke termijnen. Bij een investeringssubsidie of project subsidie bepaalt het college de wijze van bevoorschotten. De eerste termijn wordt begin april betaald, de tweede begin juli, de derde begin oktober en de laatste begin december van het jaar waarvoor de subsidie is bedoeld. Het college kan overigens besluiten om maximaal 80% te bevoorschotten en af te rekenen na verantwoording en vaststelling van de subsidie. In dat geval vindt uiteindelijke betaling plaats nadat de subsidie is vastgesteld, waarbij de verstrekte voorschotten worden verrekenend.
In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld. In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid zou opleveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het Europese steunkader, of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders niet had uitgevoerd. Het beginsel houdt ook in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart. In lid 3 is onder meer aangegeven dat subsidieverlening slechts mogelijk is indien de activiteiten passen binnen het gemeentelijke beleid. Bovendien dient een aanzienlijk deel van de doelgroep van de inwoners uit de gemeente deel te nemen aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd. De statuten van een organisatie zijn leidend voor de activiteiten die de organisatie uitvoert of wil uitvoeren. De gemeente bepaalt echter of een activiteit in aanmerking komt voor subsidie en zo ja, hoe hoog die zal zijn en onder welke voorwaarden die wordt verstrekt.
Vanwege de scheiding tussen kerk en staat, komen kerkelijke, politieke en levensbeschouwelijke activiteiten (bijvoorbeeld kerkkoren, politieke actiegroepen, zondagschool en dergelijke) niet in aanmerking voor subsidie. Ook activiteiten die niet voor iedereen openstaan, komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. Voorts kan subsidiëring slechts plaatsvinden indien de instelling niet zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.
Dit artikel bepaalt dat instellingen die een budgetsubsidie ontvangen moeten voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in afdeling 4.2.8. van de Awb. Hierin zijn onder meer eisen opgenomen met betrekking tot de aanvraag, inrichting van de administratie, verantwoording en subsidievaststelling. Andere organisaties hoeven niet te voldoen aan de daarin opgenomen zware eisen, tenzij het college die eis oplegt. Wel van een bredere toepassing is artikel 4:71 van de Awb. Besluitvorming over zaken als fuseren, het wijzigen van de statuten, het vaststellen van de tarieven die gelden voor gesubsidieerde activiteiten en het opheffen van de organisatie mag alleen na toestemming van de gemeente.
Subsidieaanvragers dienen aan een aantal algemene eisen te voldoen. Deze gaan over de toegankelijkheid en de inzichtelijkheid van de administratie. Subsidie dient immers rechtmatig besteed te worden. Het college kan daarom ook aanwijzingen geven over de wijze waarop de administratie moet zijn ingericht. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de subsidieaanvraag; dit volgt uit de AVG.
Dit artikel bevat een meldings- een en informatieplicht die geldt voor alle subsidieontvangers. De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens de daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval wordt de subsidie lager of op nihil vastgesteld. Soms is het mogelijk nadere afspraken te maken over het aanpassen van de verplichtingen (bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten).
Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb de subsidievaststelling alsnog worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het gehele subsidiebedrag, kan in een dergelijk geval proportioneel worden geacht. De ontvanger maakte immers misbruik van het gegeven vertrouwen dat ten grondslag ligt aan de subsidieverordening. Naast een aantal in de Awb opgenomen wettelijke verplichtingen moeten gesubsidieerde instellingen bovendien zorgen voor een goede huisvesting van hun activiteiten en voor een zo doelmatig mogelijk gebruik van hun accommodaties. Verder zijn voorschriften opgenomen die van kracht worden bij het staken van de activiteiten. Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie, van overeenkomstige toepassing. Het vijfde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit, maar daar wel verband mee houden. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichtingen om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen.
Bij budgetsubsidies en investeringssubsidies vindt het verstrekken van subsidie plaats in twee fasen: de fase van de subsidieverlening en de fase van de subsidievaststelling na afloop ervan. Het zijn twee gescheiden trajecten met aparte besluitvorming waarbij in beide fasen sprake is van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. De beschikking tot de subsidievaststelling is gebaseerd op de inhoudelijke en financiële verantwoording (jaarverslag en jaarrekening) door de subsidieontvanger. Daaruit moet duidelijk worden of de verstrekte voorschotten zijn besteed in overeenstemming met het bepaalde in of krachtens de ASV.
Het merendeel van de aanvragen zal binnen de beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn voor de duur van de hoogste dertien weken, biedt dan uitkomst. Als de aanvraag tot subsidievaststelling ook na de hersteltermijn nog niet voldoet aan de eisen wordt de subsidie ‘ambtshalve’ vastgesteld. Op grond van de jurisprudentie kan dat leiden tot het volledig moeten terugbetalen van de al ontvangen subsidie.
Een egalisatiereserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar. Zo kan worden gekomen tot een gelijkmatige verdeling van lasten. Zij mag niet worden opgebouwd vanuit niet bestede subsidiegelden die het gevolg zijn van het niet of niet geheel doorgang gevonden hebben van activiteiten. In die gevallen moet subsidie worden terugbetaald aan de gemeente. Het college bepaalt het bedrag van de toegestane egalisatiereserve. De berekening wordt mede gerelateerd aan de hoogte van andere inkomsten dan subsidie.
Hoe hoger de inkomsten vanuit andere bronnen, des te hoger is vaak het risico! Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de bibliotheek waar de lidmaatschappen een belangrijke bron van inkomsten vormen. In de ASV is niets bepaald met betrekking tot bestemmingsreserves, voorzieningen en afschrijvingen. De reden daarvan is dat instellingen zou worden voorgeschreven om investeringen waarvoor subsidie wordt verleend te activeren, terwijl de subsidie normaliter wordt gebruikt om direct te betalen en niet te activeren. Bovendien moet op grond van artikel 12 sub b al worden aangetoond dat de lasten de komende vijf jaar kunnen worden gedekt.
De hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen, die vooraf niet zijn te voorzien, vasthouden aan de ASV of de beleidsregels wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Een onderdeel van de regeling kan dan buiten toepassing blijven of er kan van worden afgeweken. Toepassing van de hardheidsclausule is daarom in zeer beperkte mate aangewezen en dient te passen binnen de doelstellingen van de subsidieverlening. De hardheidsclausule onderscheidt zich van ontheffingen omdat het bij een ontheffing juist van meet af aan de uitdrukkelijke bedoeling is om in bepaalde, individuele, voorzienbare gevallen een uitzondering te maken op de wettelijke regel. Dat is in het geval van subsidieverstrekking niet aan de orde. Tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing van de hardheidsclausule staat beroep open bij de administratieve rechter.