Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels herziening, intrekking en terugvordering Wet investeren in jongeren (WIJ) Helmond 2010 |
Citeertitel | Beleidsregels herziening, intrekking en terugvordering Wet investeren in jongeren (WIJ) Helmond 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-03-2010 | 21-09-2016 | nieuwe regeling | 16-03-2010 Gemeenteblad, 2010, 23 | Collegebesluit, 2010, 1055320 |
De Beleidsregels herziening, intrekking en terugvordering Wet investeren in jongeren (WIJ) wordt als volgt ingevuld:
Beleidsregels herziening, intrekking en terugvordering Wet investeren in jongeren Helmond
De kosten van de inkomensvoorziening worden teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.
Burgemeester en wethouders vorderen de kosten van de inkomensvoorziening terug van de belanghebbende voor zover deze inkomensvoorziening:
van de in artikel 54 lid 4 tweede volzin WIJ neergelegde bevoegdheid tot bruto-terugvordering moet worden afgezien, indien sprake is van een vordering die is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende en deze niet kan worden verweten dat de vordering niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.
Indien de inkomensvoorziening overeenkomstig een norm als bedoeld in artikel 28, eerste lid, WIJ had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven, omdat de jongere de verplichtingen, bedoeld in artikel 44 WIJ, of artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, worden de kosten van de inkomensvoorziening mede teruggevorderd van de persoon met wiens middelen bij de verlening van de inkomensvoorziening rekening had moeten worden gehouden.
In afwijking van beleidsregel nummer 4 en 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde kosten van de inkomensvoorziening indien:
Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 7 wordt afgezien indien:
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt niet genomen voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
In afwijking van beleidsregel nummer 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:
De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is drie jaar indien het de aflossing van leenbijstand betreft, met uitzondering de leenbijstand ten behoeve van schulden.
Burgemeester en wethouders maken geen gebruik van de bevoegdheid om de schuldenaar wettelijke rente in rekening te brengen zoals bedoeld in artikel 4:98 Awb.
Wijze en tijdstip van betaling
De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt (artikel 4:87 Awb). De betaling door de schuldenaar geschiedt door bijschrijving op de daartoe bestemde bankrekening, tenzij een andere wijze van betaling te prefereren is. Als tijdstip van betaling geldt de datum waarop de rekening van de gemeente wordt gecrediteerd (artikel 4:89 leden 1 en 3 Awb). Bij betaling aan de kas van de gemeente geldt de dag waarop het bedrag aan het loket van de gemeente is betaald als tijdstip van betaling. Bij betaling aan de kas ontvangt de schuldenaar een kwitantie (artikel 4:90 Awb).
De afboeking van betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig de opgave van de betaler (artikel 4:92 lid 2 Awb). Betalingen waarvoor geen bestemming is gegeven (de zogenoemde ongerichte betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande vorderingen, met dien verstande dat de aard van de vorderingen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken (bijvoorbeeld indien er sprake is van een vordering die betrekking heeft op het lopende kalenderjaar en die nog niet is gebruteerd ingevolge artikel 54 lid 4 WIJ.
Invulling bevoegdheid tot verlenen van uitstel van betaling (artikel 4:94 Awb)
Burgemeester en wethouders verlenen op verzoek van de schuldenaar of ambtshalve uitstel van betaling, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uitstel bijdraagt tot sociale activering, arbeidsinschakeling, de oplossing van een schuldenproblematiek of het overbruggen van de periode van bezwaar of beroep. Voorts kan uitstel van betaling worden verleend indien er sprake is van zeer dringende redenen die het uitstel noodzakelijk maken. Gedurende het uitstel zal er niet worden aangemaand of ingevorderd. De bevoegdheid tot verrekening (artikel 4:93 Awb) blijft echter bestaan.
De termijn waarvoor het uitstel geldt wordt vastgelegd in de beschikking tot uitstel van betaling. Aan deze beschikking kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een betalingsregeling of een verplichting tot het stellen van zekerheid.
Weigeren van uitstel van betaling
Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:
Sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een vordering in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen een terugvorderings- of verhaalsbesluit, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de vordering kon worden betaald;
Burgemeester en wethouders zijn verplicht de schuldenaar in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te laten brengen voordat hij het verzoek om uitstel geheel of gedeeltelijk afwijst (artikel 4:7 Awb). Als het verzoek om uitstel wordt afgewezen, moet gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten. Daarbij moeten alle afwijzingsgronden worden genoemd; er kan niet volstaan worden met het noemen van de voornaamste afwijzingsgrond.
Termijn voor aanmaning en van betaling na aanmaning
Indien de schuldenaar in verzuim is, zoals bedoeld in artikel 4:97 Awb, wordt binnen twee weken na constatering van het verzuim, of op enig ander tijdstip, een schriftelijke aanmaning verzonden, waarin de schuldenaar wordt gemaand om binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is verzonden, tot betaling over te gaan (artikel 4:112 lid 1 Awb).
Bekendmaking van het dwangbevel
Burgemeester en wethouders maken zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het dwangbevel per post te betekenen (artikel 56 lid 4 WIJ). De betekening van het dwangbevel per post met het bevel tot betaling binnen een week vindt plaats door het ter post bezorgen door burgemeester en wethouders van een voor de schuldenaar bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling. Onder ter post bezorging wordt verstaat: het door burgemeester en wethouders ter aangetekende verzending aanbieden van het afschrift aan TNT-Post. Als betekeningsdatum geldt in het algemeen de datum van de ter post bezorging.
Indien betekening per post niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld omdat beslag op goederen of beslag op een bankrekening de voorkeur verdient, wordt de betekening overgelaten aan de deurwaarder, zoals bedoeld in artikel 4:123 Awb.
Het dwangbevel levert een executoriale titel op (artikel 4:116 Awb). Na betekening aan de schuldenaar, zullen burgemeester en wethouders het dwangbevel met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ten uitvoer leggen, indien niet binnen de gestelde termijn aan het bevel tot betaling volledig is voldaan.
Invulling bevoegdheid tot verrekening (artikel 4:93 Awb)
Indien de persoon van wie kosten van de inkomensvoorziening als bedoeld in de artikelen 54 en 55 WIJ worden teruggevorderd algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt, is het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 56 lid 3 WIJ bevoegd tot verrekening van die kosten met die algemene bijstand of uitkering. Van deze bevoegdheid maakt het college zoveel mogelijk gebruik. Een eventuele betalingsregeling die wordt getroffen met een schuldenaar zoals hier wordt bedoeld, wordt in ieder geval gerealiseerd door middel van verrekening.
Een executoriaal beslag vindt plaats overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De kosten van invordering middels beslaglegging komen voor rekening van de schuldenaar (artikel 4:120 Awb).
Deze kosten worden als volgt gesteld.
Schuldbedrag In rekening te brengen kosten
€ 500,00 tot € 1.250,00 € 105,00
Ten aanzien van verjaring van de vordering zijn de artikelen 4:104 tot en met 4:111 Awb van toepassing.
Indien de schuldenaar op grond van de wet in het kader van invordering door middel van verrekening of dwangbevel de bescherming van de beslagvrije voet geniet, vervalt deze bescherming indien de schuldenaar zijn inlichtingenplicht, zoals bedoeld in artikel 56 lid 1 WIJ, niet of niet behoorlijk nakomt (artikel 56 lid 5 WIJ).
Voorafgaand aan het vervallen van de bescherming van de beslagvrije voet wordt de schuldenaar van het voornemen hiertoe en de consequenties hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Voorts wordt de schuldenaar in de gelegenheid gesteld binnen vijf werkdagen de verzochte informatie alsnog te verstrekken, tenzij gelet op de aard van de gevraagde informatie een langere hersteltermijn redelijk is.
Indien de informatie niet alsnog wordt verstrekt, vervalt de bescherming van de beslagvrije voet zo snel mogelijk na het verstrijken van de gegeven hersteltermijn.
Indien na het verstrijken van de hersteltermijn de gevraagde informatie alsnog wordt verstrekt, zal per individueel geval worden bekeken of de bescherming van de beslagvrije voet alsnog wordt hersteld, met dien verstande dat de bescherming niet eerder wordt hersteld dan na drie maanden na overlegging van de gevraagde informatie.
Besloten in de vergadering van 16 maart 2010.
Burgemeester en wethouders van Helmond
De burgemeester, De secretaris,
Drs. A.A.M. Jacobs Dhr. A.A.M. Marneffe R.A.
Bekend gemaakt op:
19 maart 2010
De secretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe R.A.
In deze beleidsregels wordt het beleid aangegeven inzake de bevoegdheid tot herziening, intrekking en terugvordering in het kader van de Wet investeren in jongeren (WIJ).
TOELICHTING BELEIDSREGELS HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING WET INVESTEREN IN JONGEREN HELMOND
In de Wet investeren in jongeren is herziening en intrekking en het terugvorderen van ten onrechte verleende kosten van de inkomensvoorziening een algehele bevoegdheid van burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders maken gebruik van deze bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.
2. Herziening of intrekking van het vaststellingsbesluit van de inkomensvoorziening of van het werkleeraanbod
Evenals terugvordering van de kosten van de inkomensvoorziening is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op een inkomensvoorziening door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders maken in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het vaststellingsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen, gebruik van deze bevoegdheid.
De bepalingen onder sub 1 en 2 van onderdeel A. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 40 lid 3 WIJ, doch zijn met een dwingend karakter geformuleerd.
indien als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 30c, tweede of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van inkomensvoorziening dan wordt in alle gevallen het recht op een inkomensvoorziening naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie.
Burgemeester en wethouders kunnen dus op grond van het derde lid van artikel 40 WIJ een besluit tot toekenning van een inkomensvoorziening in twee gevallen intrekken of herzien:
Schending van de inlichtingenplicht is binnen de WIJ een schending van een verplichting als bedoeld in hoofdstuk 5 (artikel 44). Omdat artikel 40, derde lid, onder a, WIJ alleen regelt dat de schending van de inlichtingenplicht jegens UWV WERKbedrijf een intrekkings- of herzieningsgrond is (artikel 44 WIJ wordt niet genoemd), zal de eventuele intrekking of herziening bij schending van de verplichtingen, bedoeld in artikel 44 WIJ, gebaseerd moeten worden op artikel 40, derde lid, onder b WIJ.
De bepalingen onder sub 1 en 2 van onderdeel B. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 21 WIJ, doch zijn met een dwingend karakter geformuleerd.
Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid WIJ. Benadrukt wordt dat de kosten van de inkomensvoorziening uitsluitend worden teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd.
4. Ten onrechte verleende inkomensvoorziening
De hier omschreven situaties waarin de kosten van de inkomensvoorziening worden teruggevorderd zijn identiek aan de bepalingen van artikel 54 WIJ. Om echter geen misverstand te laten bestaan over wanneer bijstand moet worden teruggevorderd zijn deze beleidsregels, in tegenstelling tot de formulering van artikel 54 WIJ, dwingend geformuleerd.
De inkomensvoorziening is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op inkomensvoorziening bestond. Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 40 lid 3 WIJ en beleidsregel nummer 2 van de Beleidsregels herziening, intrekking en terugvordering Wet investeren in jongeren eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.
Een voorschot wordt op grond van artikel 37 WIJ van rechtswege (automatisch op grond van de wet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 37 lid 3 WIJ regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de toegekende inkomensvoorziening over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van dit voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een inkomensvoorziening tot stand komt, of dat de toegekende inkomensvoorziening niet toereikend is om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van het voorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 54 lid 1 sub b WIJ. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dan is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met de toegekende inkomensvoorziening.
Er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarin de inkomensvoorziening bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij met name om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het vaststellingsbesluit, bijvoorbeeld wanneer de inkomensvoorziening is verleend in afwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen). Ook de onverschuldigd betaalde inkomensvoorziening als gevolg van een administratieve vergissing dient op grond deze beleidsregel te worden teruggevorderd. Als restrictie geldt dat alleen kan worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte inkomensvoorziening ontving. Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar.
In de volgende gevallen moet het college afzien van brutering en kunnen alleen de netto kosten van de inkomensvoorziening teruggevorderd worden:
De reden voor terugvordering is in de loop van het jaar ontstaan en het college heeft nagelaten belanghebbende hiervan tijdig in kennis te stellen, waardoor deze niet meer in staat was de vordering binnen het kalenderjaar terug te betalen (zie CRvB 28-11-2006, nrs. 05/2497 NABW e.a.). In deze uitspraak waren de inkomsten, die tot de terugvordering hadden geleid, door belanghebbende keurig opgegeven en kon haar niet worden verweten dat zij de inlichtingenplicht had geschonden. Niet was gebleken dat het college niet in staat was geweest om in het kalenderjaar al tot terugvordering over te gaan. Het college had derhalve niet in redelijkheid gebruik kunnen maken van de bevoegdheid tot bruto-terugvordering. Zie ook CRvB 08-06-2007, nrs. 06/1837 WWB e.a. en CRvB 24-07-2007, nr. 06/3265 WWB.
5. Terugvordering van echtgenoten
Op grond van artikel 55 lid 1 WIJ kan de inkomensvoorziening die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als een inkomensvoorziening voor gehuwden is verleend, maar wel als een inkomensvoorziening voor gehuwden verleend had moeten worden, tevens worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Eenvoudiger gesteld: de inkomensvoorziening die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd.
Alle personen waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elke persoon kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin een persoon niet in staat is om (het volledige) bedrag terug te betalen kan de andere persoon voor het gehele (restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente.
6. Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit
In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 7 en verder.
In individuele situaties kunnen dringende redenen grond zijn om van een terugvorderingsbesluit af te zien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte inkomensvoorziening ontving.
In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens een dringende reden (zie beleidsregel 2). In dat geval is er ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.
7. tot en met 10. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Wanneer een terugvordering van een inkomensvoorziening door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.
In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen.
11. tot en met 14. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting
In deze beleidsregels komt tot uitdrukking dat de aard van de vordering bepalend is voor het moment waarop kwijtschelding aan de orde kan zijn.
Kwijtschelding kan aan de orde zijn als bij:
Tevens is de bepaling opgenomen dat bij vorderingen kwijtschelding aan de orde kan zijn. Deze ‘kan’-bepaling heeft vooral betrekking op de mogelijkheid af te zien van kwijtschelding indien de debiteur in de periode van aflossing opnieuw fraude heeft gepleegd. Een uitzondering wordt gemaakt voor leenbijstand voor schulden. Bij niet nakoming van de verplichting wordt de volledige lening teruggevorderd en gelden de bepalingen van beleidsregel 11.
In deze regel is geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.
Beleidsregels 16 tot en met 23
De inhoud van deze beleidsregels spreekt voor zich.
Tenuitvoerlegging door middel van beslag (beleidsregel nr. 21 onder c) kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.