Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Tiel 2023 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Tiel 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Tiel 2018 en de Nota Afwijkingenbeleid.
artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-06-2024 | 01-01-2023 | Nieuwe regeling | 29-05-2024 | 1310748 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.
Artikel 10. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Artikel 11. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.
Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd.
Afwijkingen van de begroting anders dan overschrijdingen op de lasten, die uiterlijk bij de jaarrekening aan de raad worden gemeld, zijn rechtmatig.
Overschrijdingen op de lasten worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:
Artikel 13. Afschrijvingsbeleid
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.
Artikel 16. Prijzen economische activiteiten
Bij het uitoefenen van economische activiteiten wordt conform de Wet markt en overheid gehandeld.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.
Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 9 lid 1,en neemt het college maatregelen tot herstel.
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 13
Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.
Afschrijvingsbeleid vaste activa
De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de verwachte levensduur van de investeringen, waarbij de termijnen zoals opgenomen in onderstaande tabel het uitgangspunt vormen. Het college heeft de bevoegdheid om binnen de gestelde intervallen de exacte afschrijvingstermijn te bepalen, waarbij consistentie het uitgangspunt is.
Overzicht afschrijvingstermijnen vaste activa
Immateriële en financiële vaste activa
In deze toelichting wordt inhoudelijk nadere toelichting gegeven op de verordening en de artikelen die in de verordening zijn opgenomen. Daar waar de lijn van de modelverordening wordt gevolgd komt de toelichting overeen met de toelichting uit de modelverordening. Daar waar de artikelen specifiek zijn voor de gemeente Tiel wordt zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de toelicht van de modelverordening en is deze specifiek waar nodig.
De Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) heeft haar basis in artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet, waarin is opgenomen dat de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid vaststelt, en daarnaast de uitgangspunten voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) vult daarnaast de vrije ruimte nader in die iedere gemeente heeft bij de inrichting van het eigen financieel beleid, beheer en organisatie en de rechtmatigheid.
De Gemeentewet biedt de belangrijkste kaders en regelt bijvoorbeeld dat er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting van de begroting en de jaarrekening. Dit wordt vervolgens uitgewerkt in het Besluit begroting en verantwoording gemeentes en provincies (hierna: BBV). De verordening sluit aan op het wettelijk kader en de richtlijnen van de commissie BBV. Waarbij als uitgangspunt is gehanteerd daar waar wettelijk kaders voor zijn gesteld in het BBV. Verwijzen wij in deze verordening naar het BBV en wordt dit niet geregeld binnen deze verordening..
Nieuwe ontwikkeling: rechtmatigheidsverantwoording door het college
Vanaf boekjaar 2023 neemt het college een rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. Deze verantwoording is een standaardmodel dat bij wet is vastgelegd en het geeft inzicht in hoeverre de gemeente rechtmatig heeft gehandeld. Waar de accountant voorheen een oordeel vormde over de getrouwheid én rechtmatigheid van de jaarverslaggeving, beperkt de accountant zich nu tot een oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening (inclusief de rechtmatigheidsverantwoording). De accountant geeft vanaf dit moment dus geen afzonderlijk oordeel meer over de rechtmatigheid.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, Besluit
begroting en verantwoording (BBV), Wet versterking decentrale rekenkamers, de notities van de
commissie BBV en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten.
Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen
De programma-indeling wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Artikel 66, eerste lid, onder c, van het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen.
Het BBV schrijft in artikel 7 lid 2 van het BBV de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken voor. Deze verplichte paragrafen worden opgenomen in de begroting. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd.
Dit lid bepaalt, dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een paragraaf subsidies, een paragraaf duurzaamheid en energietransitie of een paragraaf digitale transformatie. Het is aan de raad om te bepalen op welk moment een aanpassing van de programma-indeling gewenst is. Indien hierover in de Perspectievennota niets wordt besloten blijft de indeling voor het komende jaar gelijk aan die van het lopende jaar.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting, die aanvullend zijn op het BBV.
In het derde lid wordt geregeld vanaf welk grensbedrag incidentele baten en lasten worden gespecificeerd in het overzicht van de (geraamde) incidentele baten en lasten per programma, conform het advies van de commissie BBV (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).
In het vierde lid wordt de verplichting in artikel 20, tweede lid, onder b, van het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt, door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.
Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming
Dit artikel bepaalt, dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. In de perspectievennota geeft de raad aan het college de kaders mee voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Dit is in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.
Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota (perspectievennota) vaststelt. Hierin worden de financiële uitgangspunten, zoals de hoogte van lonen en prijzen, inflatie en dergelijke, vastgelegd. Hiermee wordt recht gedaan aan het budgetrecht van de raad. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor programma’s en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Het autorisatiebeleid heeft als doel dat het college belangrijke wijzigingen bij eventuele afwijkingen tijdig aan de raad meldt, zodat de raad hierover een besluit kan nemen en het college verplichtingen kan aangaan. De raad van Tiel autoriseert de baten en de lasten op programma niveau.
Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen.
Voor investeringskredieten die niet tijdens de begrotingsbehandeling worden geautoriseerd geldt dat het college een apart voorstel aan de raad ter besluitvorming aanbiedt.
Dit artikel maakt het mogelijk om met globale kredieten te werken die op een later moment door het college nader worden ingevuld zonder dat de raad hierover moet beslissen
Hieronder vallen de uitgaven die gedekt worden uit niet-geraamde rijksinkomsten voor taken van overheden die aan de gemeenten worden opgelegd, dat wil zeggen: medebewindstaken zoals specifieke uitkeringen met een eigen verantwoordingsregime, niet zijnde de algemene uitkering.
Hiermee wordt bedoeld het onbestede budget of een deel daarvan bij de jaarrekening te bestemmen als uitgaven op dat budget, met hetzelfde doel, voor het komende jaar.
In navolging van het zesde lid is het college bevoegd om na het aflopen van het dienstjaar in de tussenliggende tijd vooruit lopend op de vaststelling van de jaarstukken door de raad deze uitgaven te doen.
Artikel 6. Tussentijdse rapportages
De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor
de raad. Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting
van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
Hierin is bepaald dat het college rapporteert over afwijkingen groter dan € 75.000.
De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. In dit artikel wordt geregeld dat het college een voorstel doet voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo.
Artikel 8. Actieve informatieplicht
Artikel 169 van de Gemeentewet verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde
verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de
uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente
(‘’voorhangbesluit’’). Artikel 8 is hiervan een invulling van.
De bepalingen uit het artikel ontslaat het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.
Met het vertrekken van kapitaal worden geen subsidies bedoeld. Gedacht moet worden aan investeringsbijdragen of hulp aan slachtoffers van een ramp.
Artikel 9 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het college legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).
In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven het college moet rapporteren aan de raad (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.
Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens).
Artikel 10 Voorwaardencriterium
In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde “normenkader”.
Artikel 10 geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de gemeenteraad moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan de raad moet worden aangeboden.
Artikel 11 Begrotingscriterium
Artikel 11 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.
De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. De reikwijdte van de begrotingsrechtmatigheid geldt alleen voor overschrijdingen op lasten niveau per programma inclusief toevoegingen en onttrekkingen op reserves. Dat is geregeld in het vierde lid.
Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.
Aan het college wordt opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa
In artikel 212, tweede lid, onder a, van de Gemeentewet is opgenomen, dat de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 13 invulling gegeven.
Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening. In deze bijlage zijn naast de methodiek de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën immateriële vaste activa, materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met maatschappelijk nut opgenomen. Deze vorm sluit aan bij de voorheen gebruikelijke werkwijze in sommige gemeenten om de afschrijvingstermijnen in een apart document vast te leggen.
Artikel 14. Reserves en voorzieningen
In dit artikel kiezen we er voor om geen rente toe te rekenen aan reserve en voorzieningen. Om de reserves en voorzieningen op peil te houden moet periodiek worden beoordeeld of deze moeten worden bijgesteld voor de gevolgen van loon- en prijsstijgingen.
Het tweede lid bepaalt het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbieden. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.
Artikel 15. Kostprijsberekening
Artikel 212, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.
De overheadkosten moeten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet doorberekend aan de taakvelden. Daarmee is het niet mogelijk om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
Het eerste lid bepaal dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe en indirecte kosten. Wat onder de directe kosten moet worden verstaan is via het BBV, de notitie overhead en de taakveldbeschrijving helder gedefinieerd. Op dat punt hoeft in deze verordening niets aanvullend te worden geregeld.
In het tweede lid wordt bepaald dat gemeenten de kosten voor compensabele BTW, gederfde inkomsten vanwege het kwijtscheldingsbeleid en een opslag voor kosten van overhead in de kostenbasis kunnen meenemen. Zie VNG Handreiking kostenonderbouwing lokale heffingen, 2016.
Hier wordt bepaald dat de directe salarislasten bij de begroting worden toegerekend aan de taakvelden en investeringen. Nacalculatie vindt alleen plaats voor investeringen, specifieke uitkeringen en grondexploitaties, waarbij ook de kosten van ingehuurd personeel worden betrokken. Ook kunnen er overheadkosten worden toegerekend aan investeringen, grondexploitaties en specifieke uitkeringen. In het geval van de laatste voor zover dit wordt toegestaan in de betreffende regeling.
De commissie BBV geeft aan dat de toerekening van overhead, zoals opgenomen in het overzicht overhead, aan lokale heffingen en rechten niet mag afwijken van de overige methodieken voor het toerekenen van overhead aan gemeentelijke taakvelden.
In het zesde lid wordt bepaald dat de toerekening van overhead plaatsvindt door middel van een opslag op de personeelskosten. Deze wordt berekend door de totale lasten van het taakveld Overhead te delen door de totale personeelslasten. Deze berekening vindt plaats bij de begroting en wordt niet nagecalculeerd.
Artikel 16. Prijzen economische activiteiten
In de Wet Markt en Overheid (waarmee de Mededingingswet is gewijzigd) is opgenomen dat als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden zij deze activiteiten niet mag bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.
Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten en werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de
belastingen, rechten, heffingen en prijzen. De kaderstellende rol van de raad komt tot uitdrukking door
het behandelen van dit raadsvoorstel in de raad.
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, heffingen en leges jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten en werken die niet vallen onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.
Artikel 18. Financieringsfunctie
Artikel 212, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 18 bevat kaders voor het financieringsbeleid. Hierin wordt verwezen naar het treasurystatuut dat de raad vaststelt. In het treasurystatuut dat door de raad wordt vastgesteld worden deze richtlijnen en limieten nader uitgewerkt.
Onder artikel 19 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.
Artikel 20. Financiële organisatie
Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.
Artikel 20 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand dat het college een organisatiebesluit vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt.
Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.
Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Awb en de Algemene subsidieverordening Tiel 2020 waarborgen.
In geval van fraude en misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.
De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen.
Is de opdracht neergelegd voor het college voor de registratie van de prestaties en de maatschappelijke effecten, die de raad kan betrekken bij de beoordeling van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën. Het eerste lid draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 22. Intrekking oude regeling
Naast de vorige financiële verordening vervalt ook de nota Afwijkingenbeleid uit 2006.