Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beesel

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeesel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2024
CiteertitelVerordening Wmo Beesel 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Wmo verordening gemeente Beesel 2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.4, zesde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.1.4a, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.1.4a, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 2.1.4a, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  11. artikel 2.1.4a, zesde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  12. artikel 2.1.4b, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  13. artikel 2.1.5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  14. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  15. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  16. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  17. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-06-2024nieuwe regeling

03-06-2024

gmb-2024-253944

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2024

De raad van de gemeente Beesel,

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 april 2024;

 

Gelet op de artikelen 2.1.3, artikel 2.1.4 eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid en artikel 2.1.4a eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 2.1.4b tweede lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Overwegende dat:

  • Het noodzakelijk is om inwoners te ondersteunen als zij beperkingen ondervinden in hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid en zij niet in staat zijn om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hiervoor een oplossing te vinden;

  • Het noodzakelijk is om inwoners met psychische of psychosociale problemen en cliënten die vanwege huiselijk geweld of om andere redenen de thuissituatie hebben verlaten, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij hier niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen toe in staat zijn;

  • Het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen over de invulling van de plicht tot ondersteuning.

Besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2024.

Besluit in te trekken de Verordening Wmo Beesel 2022.

 

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: volgt na afloop van een onderzoek. Het betreft de vraag om in aanmerking te komen voor een of meerdere maatwerkvoorzieningen/ ondersteuning op grond van deze verordening.

    • b.

      Adviesinstantie: onafhankelijke instantie voor een medische keuring, dit kan echter ook een advies van een ergotherapeut, fysiotherapeut of andere deskundige zijn.

    • c.

      Algemene voorzieningen: een aanbod van diensten of activiteiten die voor iedere inwoner van de gemeente beschikbaar zijn zonder indicatie en zonder voorafgaand onderzoek naar persoonlijke omstandigheden. Een voorbeeld is een maaltijdservice.

    • d.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan gelet op de omstandigheden het aannemelijk is dat inwoner daarover ook als hij geen beperkingen had zou kunnen beschikken. De criteria voor een algemeen gebruikelijke voorziening zijn:

      • Niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • Daadwerkelijk beschikbaar is;

      • Een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en;

      • Financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

    • e.

      Beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel;

      Beleidsregels die vastgesteld worden door het college en weergeven hoe uitvoering wordt gegeven aan de artikelen uit de Wmo 2015 en de Verordening Wmo Beesel 2024

    • f.

      Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel

    • g.

      Bijdrage in de kosten: Voor ondersteuning via de Wmo betaalt een inwoner een eigen bijdrage als bedoeld in https://login.schulinck.nl/inloggenartikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015https://login.schulinck.nl/inloggen. De hoogte van de eigen bijdrage wordt bepaald door het CAK.

    • h.

      Beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend(e) toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen. Bestemd voor personen met een psychische of psychosociale problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving zoals bedoeld in artikel 1.1.1. Wmo 2015

    • i.

      Budgetplan: plan van de budgethouder bij verstrekking van een persoonsgebonden budget waarin vermeld staat welke ondersteuning wordt ingekocht en welke bedragen per zorgverlener worden besteed.

    • j.

      CAK: Centraal Administratie Kantoor. Het CAK int de eigen bijdragen voor een aantal wetten en betaalt zorgaanbieders.

    • k.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel.

    • l.

      Eigen kracht: Ieders vermogen om zijn eigen leven vorm te geven en problemen op te lossen. Er wordt verwacht dat inwoners rekening houden met de noodzaak voor het nemen van andere routes. Het gaat om voorzienbaarheid. Voorzienbaarheid is het maken van passende keuzes voor de toekomst en rekening te houden met de al aanwezige beperkingen.

    • m.

      Elementaire woonruimten: de noodzakelijke ruimten in een woning zoals de woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer. Een hobbyruimte, de zolder en de kelder worden in het kader van de Wmo 2015 niet gezien als elementaire woonruimte.

    • n.

      Financiële tegemoetkoming; een financiële tegemoetkoming hoeft anders dan bij een pgb niet toereikend te zijn om de maatwerkvoorziening of dienst geheel in te kunnen kopen.

    • o.

      Goedkoopst compenserend: goedkoopst, adequate en kwalitatief passende maatwerkvoorziening

    • p.

      Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft;

    • q.

      Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de Wet;

    • r.

      Ingezetene/ inwoner: een persoon die hoofdverblijf heeft in de gemeente Beesel. Indien er gesproken wordt over inwoner wordt bedoeld inwoner en diens vertegenwoordiger(s).

    • s.

      Leefzorgplan: plan dat in overleg met inwoner is opgesteld, dat de uitkomsten bevat van het onderzoek. Dit dient tevens als verslag zoals bedoeld in artikel 2.3.2. lid 8 van de Wet.

    • t.

      Maatwerkvoorziening: ondersteuning die is afgestemd op de persoonlijke situatie. Deze ondersteuning of voorziening wordt vergoed via de gemeente.

    • u.

      Melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de Wmo 2015;

    • v.

      Persoonlijk plan; plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet waarin de inwoner de omstandigheden beschrijft en aan geeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest passend zou zijn;

    • w.

      Pgb: persoonsgebonden budget

    • x.

      Plan van aanpak: het plan van aanpak per inwoner dat in overleg tussen de zorgverlener en de inwoner is opgesteld waarin wordt aangegeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om resultaten te halen.

    • y.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • z.

      Voorliggende voorziening; De kosten of diensten kunnen op een andere manier worden vergoed dan via de Wmo 2015, bijvoorbeeld via de zorgverzekering of een uitkeringsinstantie. Deze voorzieningen of kosten worden dan ook niet meer door de gemeente vergoed.

    • aa.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

    • bb.

      ZIN: Zorg In Natura, door de gemeente gecontracteerde zorg;

    • cc.

      ZZP: zelfstandige zonder personeel

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels en beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2: Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college vormvrij worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wet treft het college na de melding zo spoedig mogelijk een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek als bedoeld in artikel 6.

Artikel 3. Inwonerondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2.

    Het college wijst de inwoner voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van cliëntondersteuning. Voor de inwoner is deze vorm van ondersteuning kosteloos.

Artikel 4. Persoonlijk plan

  • 1.

    Het college informeert de inwoner over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt de inwoner in de gelegenheid het plan te overhandigen na de melding.

  • 2.

    Het college betrekt het persoonlijk plan bij het gesprek als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 5. Informatie

  • 1.

    De inwoner verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Het college kan in overeenstemming met de inwoner afzien van (voor)onderzoek als de persoonlijke situatie van de inwoner en de aanwezige beperkingen voldoende bekend zijn bij de gemeente.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner en diens situatie;

  • 2.

    Een gesprek kan deel uitmaken van het onderzoek. Het gesprek wordt altijd gevoerd met de inwoner. Daarnaast kan er een mantelzorger, een onafhankelijk cliëntondersteuner en/of andere personen aanwezig zijn bij het gesprek indien nodig of wenselijk.

  • 3.

    De factoren genoemd in artikel 2.3.2 lid 4 van de Wet, maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek.

  • 4.

    Tijdens het gesprek wordt indien van toepassing aan de inwoner in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een voorziening in zorg in natura of een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 5.

    Het college informeert de inwoner over de gang van zaken na een melding, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure en de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 9 in te dienen.

  • 6.

    Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de inwoner, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek met een consulent of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

  • 7.

    Het college is ambtshalve bevoegd te besluiten tot heronderzoek.

  • 8.

    Het college beoordeelt of toekenning van zorg en ondersteuningsvorm niet in strijd is met ambities uit andere zorg en ondersteuning die geboden wordt.

Artikel 7. Onafhankelijk advies

  • 1.

    Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college voor de inwoner een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen. De op te roepen personen zijn verplicht aan het onderzoek mee te werken.

  • 2.

    Het inwinnen van onafhankelijk advies kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn bij:

    • a.

      Een nieuwe hulpvraag.

    • b.

      Wanneer de omstandigheden zodanig gewijzigd zijn deze de noodzakelijkheid of soort voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      Als het college dit gewenst vindt.

  • 3.

    De op te roepen personen zijn verplicht aan het onderzoek mee te werken op een door het college te bepalen plaats en tijd en door het college aan te wijzen adviesinstantie.

Artikel 8. Leefzorgplan

  • 1.

    Het college geeft de inwoner een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek.

  • 2.

    Als de inwoner in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening anders dan het advies van de consulent kan hij dit als opmerking opschrijven in het leefzorgplan. De inwoner kan andere opmerkingen of aanvullingen aan het verslag toevoegen.

  • 3.

    Een ondertekend leefzorgplan van het gesprek zien we als een aanvraag zoals bedoeld in artikel 9.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd.

  • 2.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door of namens een inwoner schriftelijk ingediend bij het college middels het ondertekenen van het leefzorgplan zoals bedoeld in artikel 8.

  • 3.

    De inwoner die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college op verzoek een geldig identiteitsbewijs.

Hoofdstuk 3: (maatwerk)voorzieningen

Artikel 10. Algemene voorzieningen

De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • 1.

    Open inlooplocaties, een ontmoetingsruimte met de mogelijkheid voor het nuttigen van een maaltijd. Het uitgangspunt is dat er in iedere kern van de gemeente een open inloop locatie aanwezig is.

  • 2.

    Wensbus, iedere inwoner van gemeente Beesel kan een rit boeken met de Wensbus. De Wensbus rijdt met name ritten binnen de gemeente.

  • 3.

    Onafhankelijke clientondersteuning

  • 4.

    Welzijnswerk

  • 5.

    Acute opvang; een opvangvoorziening voor spoedeisende gevallen waarbij het college onverwijld in afwachting van het onderzoek opvang ter beschikking stelt.

  • 6.

    Winteropvang; een algemeen toegankelijke opvangvoorziening welke wordt opengesteld door de opvang instelling zodra de koude en winterregeling van kracht wordt. De kouderegeling wordt afgeroepen door de voorzitter van de veiligheidsregio.

Artikel 11. Maatwerkvoorzieningen

De volgende maatwerkvoorzieningen zijn beschikbaar:

  • 1.

    Begeleiding en dagbesteding in de vorm van segmenten

    Segment 1A complex traject; een kortdurend begeleidingstraject met meervoudige ondersteuningsvragen.

    Segment 1B een kortdurend begeleidingstraject met een enkelvoudige ondersteuningsvraag

    Segment 2A een langdurig begeleidingstraject bedoeld voor inwoners met psychische klachten of een verstandelijke beperking

    Segment 2B een langdurig begeleidingstraject met problemen gerelateerd aan ouderdom zoals bijvoorbeeld dementie.

  • 2.

    Beschermd Wonen

    • -

      safehouse

  • 3.

    Maatschappelijke Opvang

  • 4.

    Hulp in het Huishouden

  • 5.

    Rolstoel voorziening zowel handbewogen als elektrisch aangedreven

  • 6.

    Vervoersvoorziening zoals driewielfietsen, scootmobielen en handbikes

  • 7.

    Regiotaxi (collectief vraagafhankelijk vervoer)

  • 8.

    Woonvoorzieningen

    • -

      Roerende woonvoorzieningen zoals tilliften en douchestoelen (verrijdbaar)

    • -

      Onroerende woonvoorzieningen zoals bijvoorbeeld de realisatie van een inloopdouche

    • -

      Trapliften

    • -

      Verhuiskostenvergoeding

  • 9.

    Logeren

  • 10.

    Vergoeding maaltijden open inloop afhankelijk van de financiële draagkracht van inwoner.

Artikel 12. Voorwaarden en criteria om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het leefzorgplan zoals bedoeld onder artikel 8 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Een inwoner kan opmerkingen toevoegen aan het leefzorgplan die meegenomen worden in de beoordeling.

  • 2.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de inwoner deze beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      Eigen kracht;

    • b.

      Gebruikelijke hulp;

    • c.

      Mantelzorg;

    • d.

      Hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    • e.

      Algemeen gebruikelijke voorzieningen: zie voor de uitwerking van de algemeen gebruikelijke voorzieningen de beleidsregels Wmo;

    • f.

      Algemene voorzieningen;

    • g.

      Andere voorzieningen.

  • 3.

    Een maatwerkvoorziening is bedoeld voor individueel gebruik, uitzonderingen kunnen gemaakt worden in algemene ruimtes wanneer dit noodzakelijk is om de eigen elementaire ruimtes te bereiken.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is verstrekt het college de goedkoopst compenserende beschikbare voorziening

  • 5.

    De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze, gezien de beperkingen van de inwoner veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich mee brengt en niet anti revaliderend werkt.

  • 6.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven en mits de inwoner goed eigenaarschap heeft getoond van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening zoals beschreven in de bruikleenovereenkomst.

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren of technisch niet functionerend is als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen

    • b.

      tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten

    • c.

      de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 7.

    Het college kan beleidsregels vaststellen over de maatwerkvoorzieningen die op grond van artikel 11 beschikbaar zijn.

  • 8.

    Het college kan het primaat van verhuizen toepassen als uit onderzoek is gebleken dat verhuizen goedkoper is dan het aanpassen van de huidige woning en verhuizen voor inwoner een passende oplossing zou kunnen zijn.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt als:

    • a.

      Deze niet langdurig noodzakelijk is

    • b.

      De inwoner geen ingezetene is van de gemeente Beesel.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      Als de inwoner de gevraagde voorziening voor de melding op eigen kracht heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • c.

      Als de inwoner de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit op eigen kracht heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      Als de gevraagde voorziening al eerder aan de inwoner is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • e.

      Als deze niet hoofzakelijk op het individu is gericht;

    • f.

      Als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

    • g.

      Als de inwoner een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de Wet van toepassing is;

    • h.

      Als een voorziening wordt gezien als een algemeen gebruikelijk voorziening.

  • 3.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een reikwijdte van maximaal 25 kilometer en een maximum van 1.500 kilometer op jaarbasis.

  • 4.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      Als de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      Ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Er kan dan wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt;

    • d.

      Als het om voorzieningen voor gemeenschappelijk gebruik gaat;

    • e.

      Als de inwoner zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van tevoren had kunnen voorzien en had kunnen voorkomen. We spreken van ‘eigen kracht’ als het gaat om het rekening houden met de noodzaak voor het nemen van andere routes, oftewel; voorzienbaarheid. De inwoner dient passende keuzes te maken voor de toekomst, en dient rekening te houden met de al aanwezige beperkingen. Voorzienbaar is dat iemand in zijn eigen woning op een gegeven moment wegens ouderdomsklachten niet meer in staat is tot: het kunnen nemen van treden/ traplopen; het kunnen instappen van een bad/ douche; het over drempels kunnen stappen;

    • f.

      Wanneer een inwoner wegens voorzienbare ouderdomsklachten een aanvraag doet wordt deze aanvraag afgewezen wegens voorzienbaarheid. De inwoner had zich kunnen voorbereiden op de klachten en de aanpassingen die noodzakelijk zijn om te kunnen blijven functioneren in een woning.

    • g.

      Als de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • h.

      Als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten voor de aanvrager meegenomen kan worden;

Artikel 14. Wederkerigheid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten wederkerigheid te vragen van een inwoner wanneer er een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo wordt toegekend.

  • 2.

    Voor het bepalen van de wederkerigheid, onderzoekt het college de mogelijkheden van de inwoner.

  • 3.

    Onderstaande lijst geeft activiteiten weer die binnen de wederkerigheid gevraagd kunnen worden. Onderstaande lijst is niet uitputtend.

    • a.

      Vrijwilligerswerk

    • b.

      Klusjes uitvoeren

    • c.

      Activiteiten tegen eenzaamheid

    • d.

      Voorlichting geven en inspireren

    • e.

      Buurt gerelateerde activiteiten organiseren

    • f.

      Deelname aan het inwoner ervaringsonderzoek

  • 4.

    De urenindicatie van wederkerigheid kan verschillen en hier wordt in het onderzoek zoals bedoeld in lid 2 gekeken naar hoeveel uren realistisch en passend is bij de situatie van de inwoner(s) en/ of ouder(s) indien de aanvrager een minderjarige is.

Artikel 15. Beschikking

  • 1.

    Het college legt het besluit om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.

  • 2.

    In de beschikking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of deze verstrekt wordt als voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    In de beschikking wordt aangegeven op welke manier bezwaar tegen het besluit kan worden gemaakt.

  • 4.

    Het leefzorgplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 5.

    De door inwoner en college gekozen zorgverlener maakt gezamenlijk met inwoner een plan van aanpak. In het plan van aanpak wordt aangegeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, zoals beschreven in het leefzorgplan.

  • 6.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      Welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      De ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • c.

      Een tijdsindicatie (met uitzondering van de hulpmiddelen zoals rolstoel, scootmobiel en traplift). Deze kan worden opgenomen in de vorm van een specifieke vorm en tijdseenheid, zoals “3 uur huishoudelijke ondersteuning per week”, of een (maximum) urenbudget per periode, zoals “maximaal 600 uur per jaar”. Deze tijdsindicatie kan ook worden benoemd in het ondersteuningsplan met afspraken tussen zorgaanbieder en inwoner. Het ondersteuningsplan wordt gezien als een onderdeel van de beschikking.

    • d.

      Of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      Aan welk doel het pgb moet worden besteed;

    • b.

      Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      Wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is bepaald;

    • d.

      De ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • e.

      De rechten en plichten die aan het ontvangen van een pgb zijn verbonden;

    • f.

      Hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

    • g.

      Of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

Artikel 16. Regels voor een pgb

  • 1.

    Een pgb kan worden aangevraagd voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren.

  • 2.

    Voor de invulling van een pgb worden dezelfde kwaliteitseisen gesteld zoals deze ook gesteld zouden zijn binnen Zorg In Natura. Het college stelt over deze inhoudelijke eisen nadere regels op; Voor diensten geldt dat dezelfde kwaliteitseisen gevraagd worden als binnen de ZIN contracten

  • 3.

    De inwoner of zijn vertegenwoordiger moet pgb vaardig zijn. Het is niet mogelijk om pgb-vertegenwoordiger te zijn als iemand onder bewind staat of een indicatie voor een begeleidingstraject via de gemeente ontvangt.

  • 4.

    Als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, toetst het college of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6. lid 2 van de Wet opgenomen voorwaarden. De inwoner dient daarvoor een budgetplan in. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      Hoe de inwoner zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • b.

      Wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb te ontvangen;

    • c.

      Welke voorziening de inwoner met het pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder;

    • d.

      Op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;

    • e.

      De kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2.

    Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      Kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

    • e.

      Reiskosten

  • 3.

    Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 4.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

Artikel 17. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de inwoner:

    • a.

      Personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

    • b.

      Personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 3.

    Informele hulp is:

    • a.

      Hulp die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

    • b.

      Hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van inwoner horen.

Artikel 18. Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt voor diensten vastgesteld aan de hand van een door een inwoner opgesteld budgetplan.

    • b.

      wordt voor hulpmiddelen vastgesteld aan de hand van het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      wordt voor een woningaanpassing vastgesteld aan de hand van minimaal twee door de inwoner opgevraagde offertes.

  • 2.

    De hoogte van het pgb wordt maximaal vastgesteld op:

    • a.

      Het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • b.

      Het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor vervoer bedraagt de netto zoneprijs die de gemeente betaalt voor het collectief vervoer vermenigvuldigd met het aantal benodigde zones. Hierbij geldt het uitgangspunt dat 1500 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd.

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp is gelijk aan het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, tenzij op basis van het budgetplan van de inwoner passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 5.

    De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

  • 6.

    De hoogte van het pgb voor beschermd wonen bedraagt bij:

    • a.

      Professionele en gediplomeerde hulp: maximaal de kostprijs van deze voorziening vermeld in de pgb tarieftabel beschermd wonen zoals benoemd in de beleidsregel Wmo.

    • b.

      Gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van de kostprijs van deze voorziening vermeld in de pgb tarieftabel beschermd wonen zoals benoemd in de beleidsregel Wmo.

    • c.

      Niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk: 75% van het tarief voor professionele hulp van de kostprijs van deze voorziening vermeld in de PGB tarieftabel beschermd wonen zoals benoemd in de beleidsregel Wmo.

    • d.

      Indien uit het onderzoek blijkt dat een burger structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning toegekend worden.

  • 7.

    Als het op basis van lid 1, lid 2 en lid 3 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

Hoofdstuk 4: Eigen Bijdrage

Artikel 19. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Een rolstoelvoorziening, een voorziening voor kinderen en een financiële tegemoetkoming zijn uitgezonderd van de eigen bijdrage.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening of pgb wordt verstrekt voor een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      De onderhoudsplichtige ouders.

    • b.

      Degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.

  • 4.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de volgende algemene voorzieningen:

    • a.

      De Wensbus

    • b.

      Open inloop locaties voor het bieden van activiteiten, eten en drinken.

    • c.

      Dagbesteding geleverd vanuit een segment voor het eten en drinken.

    • d.

      Overige gemeenschapsactiviteiten; enkele voorbeelden hierin zijn: sportactiviteiten, spelavonden, trainingen voor welbevinden of overige activiteiten.

Artikel 20. Hoogte bijdrage in de kosten

  • 1.

    Voor de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het uitvoeringsbesluit, dan wel het totaal van de bijdragen verwijzen wij naar https://login.schulinck.nl/inloggenartikel 2.1.4 lid 3 Wmo 2015https://login.schulinck.nl/inloggen en https://login.schulinck.nl/inloggenartikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015https://login.schulinck.nl/inloggen. Dit is de norm per maand voor de ongehuwde inwoner of de gehuwde inwoner samen.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing, de in lid 2 genoemde maatwerkvoorziening voor vervoer of de in lid 4 genoemde algemene voorzieningen, overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 4.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    De kostprijs van een algemene voorziening is gelijk aan de kosten die het college voor de betreffende voorziening per inwoner maakt.

  • 6.

    De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb wordt door het CAK vastgesteld en geïnd.

Hoofdstuk 5: Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Artikel 21: Toegang tot beschermd wonen en opvang

  • 1.

    Het college vormt de toegang tot beschermd wonen en opvang.

  • 2.

    Wanneer er een melding wordt gedaan, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 wordt deze in behandeling genomen door het college.

  • 3.

    Het college beoordeelt of er sprake is van een hulpvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang. Het college stelt vast of een cliënt behoort tot de doelgroep die gebruik mag maken van de maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang.

  • 4.

    Indien een inwoner zich meldt voor acute opvang en er is vastgelegd dat er direct opvang noodzakelijk is, wordt er door de opvangorganisatie een plek beschikbaar gesteld. Voor deze vorm van opvang is geen beschikking nodig en is dus een algemene voorziening, zoals bedoeld in artikel 10.

Artikel 22: Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang

  • 1.

    Een inwoner kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang als deze:

    • a.

      Feitelijk dakloos is of dreigt te raken.

    • b.

      Niet in staat is om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

    • c.

      Niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.

    • d.

      Slachtoffer is van geweld in huiselijke kringen en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten.

    • e.

      Indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is.

  • 2.

    In de Beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid nader uitgewerkt.

Artikel 23: Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen

  • 1.

    Een inwoner kan, in aanvulling op de criteria uit de Wmo 2015, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen onder de volgende voorwaarden

    • a.

      De inwoner is 18 jaar of ouder is, of is 17 jaar en heeft recht op een beschermd wonen-voorziening na zijn 18e. De regievoering tot 18 jaar valt binnen de jeugdwet.

    • b.

      De inwoner kan zich niet zelfstandig handhaven in de samenleving door een tekort aan zelfregie, zelfregulatie en/of zelfredzaamheid en dit is niet op te lossen met eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

    • c.

      De inwoner kan niet of onvoldoende zelfstandig regie voeren op diverse leefgebieden waardoor hij 24 uur per dag zorg, begeleiding en/of toezicht nodig heeft. Deze zorg, begeleiding en toezicht is intensief, proactief en onplanbaar.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening beschermd wonen kan worden geweigerd, herzien of ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld aan een maatwerkvoorziening, waaronder:

    • a.

      De inwoner werkt niet langer mee aan het goed functioneren van de maatwerkvoorziening beschermd wonen; of houdt zich niet aan de interne afspraken.

    • b.

      De inwoner werkt niet langer mee aan het komen tot de in het Leefzorgplan vastgelegde resultaten.

  • 3.

    Een beschikking voor beschermd wonen wordt afgegeven door de gemeente waar de inwoner komt te wonen en ingeschreven wordt.

Artikel 24. Eigen bijdrage beschermd wonen en maatschappelijke opvang

  • 1.

    De eigen bijdrage voor Beschermd Wonen in natura in de zin van de Wmo 2015, is gebaseerd op het maximum dat op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is toegestaan;

  • 2.

    Voor gebruikers van de winteropvang tijdens de duur van de winter- en of kouderegeling geldt dat er geen eigen bijdrage verschuldigd is.

  • 3.

    Gedurende het gebruik van de door een instelling aangeboden maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is de inwoner een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4.

    De inwoner is geen bijdrage verschuldigd voor nachtopvang c.q. acute opvang.

  • 5.

    Inwoners ontvangen een beschikking over de hoogte van de eigen bijdrage en verplichten zich tegenover de opvanginstelling tot het betalen van de eigen bijdrage.

  • 6.

    De inning van de eigen bijdrage wordt namens het college verricht door de gecontracteerde maatschappelijke opvang instellingen.

  • 7.

    Voor inwoners met aantoonbare dubbele woonlasten, wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening opvang verminderd met een forfaitair bedrag, gelijk aan 20% van de geldende bijstandsnorm.

Hoofdstuk 6: Bestrijding misbruik

Artikel 25. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college informeert inwoners op een begrijpelijke manier over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet Wmo 2015.

  • 2.

    Het college heeft de bevoegdheid om te onderzoeken of een maatwerkvoorziening of pgb op de juiste manier gebruikt worden.

  • 3.

    Het college heeft de bevoegdheid om betalingen op te schorten of terug te vorderen indien er een vermoeden of sprake is of van onjuist gebruik van het pgb.

  • 4.

    Het college heeft de bevoegdheid om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen indien er sprake is van een onjuist gebruik van de voorziening.

Artikel 26. Verrekening

Het college kan een terug te vorderen bedrag verrekenen met betalingen op grond van de Wet Wmo 2015.

Hoofdstuk 7: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 27. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      Voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      Voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg;

    • c.

      Inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      Ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden en erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      Er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks inwoners ervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 28. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      Een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      Een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        Een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        De vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      Conform de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c van de Wet.

    • b.

      Rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de Wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      Kosten van de beroepskracht;

    • b.

      Redelijke overheadkosten;

    • c.

      Kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      Reis- en opleidingskosten;

    • e.

      Indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    • f.

      Overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      De marktprijs van de voorziening.

    • b.

      De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        Aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        Instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        Onderhoud van de voorziening.

      • iv.

        Verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 29. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regionale regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar, hierna te noemen toezichthouder kwaliteit Wmo.

  • 3.

    De toezichthoudend kwaliteit Wmo, bedoeld in artikel 6.1, van de Wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college jaarlijks over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Hoofdstuk 8: Waardering mantelzorgers

Artikel 30. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de waardering voor mantelzorgers binnen de gemeente Beesel.

  • 2.

    Het Steunpunt Mantelzorg Beesel biedt individuele en collectieve ondersteuning, cursussen, informatie en advies.

    • a.

      De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente bestaat uit: waarderingsactiviteiten.

    • b.

      Het college bepaalt de vorm en omvang van de waarderingsactiviteiten en de ondersteuning door het Steunpunt als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 9: Klachten en medezeggenschap

Artikel 31. Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van hun aanbod.

  • 2.

    Het college ziet toe op de naleving van deze klachtregelingen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de klachtafhandeling.

Artikel 32. Medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van hun aanbod.

  • 2.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek.

Artikel 33. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college stelt een adviescommissie in, die belast wordt met de taak gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende de maatschappelijke ondersteuning, en zorgt dat deze commissie voorzien wordt van de informatie en ondersteuning om haar taken te kunnen uitvoeren.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 10: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 34 Hardheidsclausule en beleidsregels

  • 1.

    In gevallen waarin de uitvoering van deze verordening niet voorziet beslist het college.

  • 2.

    Het college kan beleidsregels stellen over de uitvoering in deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 35. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Wmo verordening gemeente Beesel 2022, vastgesteld op 13 december 2021 door de gemeenteraad van Beesel wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Wmo verordening gemeente Beesel 2022 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Wmo verordening gemeente Beesel 2022 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld conform de Wmo verordening gemeente Beesel 2022.

  • 4.

    Van lid 3 kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 36. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wmo Beesel 2024