Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maassluis

Participatieverordening Maassluis 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaassluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening Maassluis 2024
CiteertitelParticipatieverordening Maassluis 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening gemeente Maassluis.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 150 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-06-2024nieuwe regeling

23-04-2024

gmb-2024-253733

628497

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening Maassluis 2024

De raad van de gemeente Maassluis;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2024 tot het vaststellen van de Verordening participatie 2024 gemeente Maassluis

 

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet (en op artikel I van de Wet versterking participatie op decentraal niveau)

 

besluit vast te stellen de volgende verordening: Participatieverordening Maassluis 2024.

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Beleidsvoornemen: Voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • Participatie: Het betrekken van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid of gemeentelijke plannen, alsmede het door de gemeente ondersteunen van publieksinitiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en belanghebbenden met impact op de lokale samenleving;

  • Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

Artikel 2. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    De verordening regelt de betrokkenheid van bewoners en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop een bestuursorgaan reageert of ondersteuning biedt aan publieksinitiatieven.

  • 2.

    De verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, samenwerking tussen gemeente, inwoners en initiatiefnemers te versterken en helderheid en eenduidigheid te scheppen over het proces en ieders rol daarin.

  • 3.

    In nader door het college vast te stellen regels wordt de participatie met betrekking tot keuzes en afwegingen over doel, vorm en beïnvloedingsruimte van bewoners en andere belanghebbenden nader vorm gegeven.

 

Paragraaf 2. Participatie

Artikel 3. Onderwerp van participatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 2.

    Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Participatie wordt toegepast wanneer het redelijkerwijze is te verwachten dat er belanghebbenden zijn bij het betreffende beleid of besluit.

  • 4.

    Participatie wordt in ieder geval niet toegepast:

    • a)

      indien dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten, of naar aanleiding van een formele aanvraag om een besluit waarvoor een wettelijke beslistermijn geldt;

    • b)

      indien sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • c)

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • d)

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente.

    • e)

      indien dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

    • f)

      indien de belanghebbenden al op een andere manier in een vroeg stadium bij de voorbereiding van het beleidsvoornemen zijn of worden betrokken, of het beleidsvoornemen rechtstreeks voortvloeit uit een beleidsvoornemen waarover al inspraak heeft plaatsgevonden;

    • g)

      indien het belang van de inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan voor kwetsbare groepen in de samenleving;

    • h)

      indien het beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat de uitkomst van de inspraak niet kan worden afgewacht.

  • 5.

    Participatie wordt uitsluitend verleend aan inwoners van de gemeente Maassluis en aanbelanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

  • 6.

    Deze verordening is niet van toepassing op participatie of publieksinitiatieven die al zijn geregeld in wet- en regelgeving, andere gemeentelijke verordeningen of gemeentelijke procedures, tenzij er sprake is van een aanvullende werking op deze regelgeving.

Artikel 4. Procedure participatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elke participatieprocedure vast op welke manier participatie wordt toegepast en maakt dit besluit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2.

    Ingeval van participatie in de vorm van inspraak vindt inspraak plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij het bestuursorgaan anders beslist. De overige vormen van participatie worden in nader op te stellen beleisregels vastgesteld.

  • 3.

    Ingeval participatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in ieder geval over de volgende onderwerpen een besluit en legt dit vast in een participatieplan:

    • a)

      doel van participatie;

    • b)

      het participatieniveau, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan;

    • c)

      kaders voor participatie;

    • d)

      wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

    • e)

      wijze waarop en tijdvak waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

    • f)

      wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

    • g)

      raming van de kosten.

Artikel 5. Eindverslag participatie

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel, maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a)

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure op hoofdlijnen

    • b)

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c)

      een reactie van het bestuursorgaan op deze uitkomstenen en de wijze waarop het bestuursorgaan de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel;

    • d)

      een overzicht van de kosten van het participatieproces;

    • e)

      een evaluatie van het participatieproces zelf, de belangen die zijn afgewogen en de mening van de deelnemers over het gelopen proces.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het tweede lid onder c. of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4.

    Bij participatie bij de voorbereiding van een raadsvoorstel informeert het college de gemeenteraad zo snel mogelijk via een procesbesluit.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

  • 6.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

 

Paragraaf 3. Uitdaagrecht

Artikel 6. Onderwerp van Uitdaagrecht

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen actief op het van toepassing zijn van het uitdaagrecht.

  • 3.

    Overname van de uitvoering van de volgende taken is niet mogelijk:

    • a)

      als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

    • b)

      als het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c)

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d)

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e)

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

    • f)

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • g)

      als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 7. Procedure Uitdaagrecht

  • 1.

    Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a)

      omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

    • b)

      uitleg waarom of hoe de verzoeker deze taak beter en goedkoper kan uitvoeren;

    • c)

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

    • d)

      verzoeker moet kunnen aantonen dat hij/zij woont in of betrokken is bij het gebied;

    • e)

      uitleg waarom niemand door het initiatief wordt geschaad en dat het initiatief inclusief en toegankelijk is;

    • f)

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende ingezetenen;

    • g)

      indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • h)

      omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • i)

      inzicht in hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen 8 weken op het verzoek.

  • 3.

    Als het verzoek wordt ingewilligd, voorziet het bestuursorgaan de verzoeker van gepaste ondersteuning.

  • 4.

    Het bestuursorgaan maakt met de verzoekers afspraken over het proces, het resultaat, het budget en de looptijd.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt het besluit ten aanzien van een binnengekomen verzoek binnen veertien dagen openbaar.

 

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Evaluatie en monitoring

De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per 3 jaar door de raad geëvalueerd. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe telkens 3 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 24 april 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening Maassluis 2024.

Artikel 10. Intrekking oude verordening.

De Inspraakverordening gemeente Maassluis wordt ingetrokken met het inwerking treden van de Participatieverordening Maassluis 2024.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 23 april 2024,

De gemeenteraad van Maassluis,

de griffier,

J. Vinke

de voorzitter,

drs. G.G.J. Rensen