Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingOpenstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg
CiteertitelOpenstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4: Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-06-2024nieuwe regeling

04-06-2024

prb-2024-8572

Tekst van de regeling

Intitulé

Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg maken ter voldoening aan het bepaalde in de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg bekend dat zij in hun vergadering van 4 juni 2024 het volgende besluit hebben genomen:

 

Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

 

Gelet op artikel 1.2 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg laatst gewijzigd Pb. 2024, nr. 4880), hierna te noemen "Verordening", besluiten Gedeputeerden Staten van Limburg “Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven" van hoofdstuk 2 (hierna te noemen "paragraaf 4" van deze Verordening) voor de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw -, water - en klimaatdoelen onder volgende nadere regels open te stellen.

 

  • I.

    Het subsidieplafond Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven voor projecten die betrekking hebben op de stroomgebieden Groote Molenbeek en Thornerbeek bedraagt € 2.424.904,00. Dit bedrag bestaat voor 43% uit middelen vanuit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en 57% uit middelen van het Waterschap Limburg.

Het subsidieplafond Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven voor projecten voor alle overige stroomgebieden van Limburg bedraagt € 2.516.513,00.

Dit bedrag bestaat voor 100% uit middelen vanuit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO).

  • II.

    Aanvragen voor subsidie kunnen uitsluitend digitaal worden ingediend vanaf 11 juni vanaf 09:00 uur tot en met vrijdag 16 augustus 2024 tot 17:00 uur. Een subsidieaanvraag dient te worden ingediend bij Stimulus Programmamanagement via het daartoe bestemde webportal. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

  • III.

    In de bijlage zijn de nadere regels opgenomen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • IV.

    Dit openstellingsbesluit wordt in onderstaande nadere regels aangehaald als "Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg".

  • V.

    Dit openstellingsbesluit treedt in werking op 11 juni 2024 tot einde GLB-NSP periode.

Bijlage:

Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Artikel 1 Begripsomschrijving

In aanvulling op artikel 1.1, wordt in deze nadere regels verstaan onder:

  • 1.

    Bovenwettelijke maatregelen: maatregelen die niet verplicht genomen moeten worden vanuit geldende wet- of regelgeving.

  • 2.

    GLB: het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

  • 3.

    Haarvaten: omgevingsgericht water. Dit zijn vaak de haarvaten of zijbeken van de natuurbeken zoals bijvoorbeeld de sloten die als erfgrens dienen.

  • 4.

    Kader richtlijn Water: Europese richtlijn met als doelstelling het realiseren en behouden van chemisch schoon en ecologisch gezond oppervlakte- en grondwater.

  • 5.

    Landelijk gebied: gebieden buiten de bebouwde kom en bebouwde gebieden van dorpen kleiner dan 30.000 inwoners.

  • 6.

    Natura 2000: Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.

  • 7.

    Natuurbeek: beken die geheel of grotendeels binnen het Provinciaal Natuurnetwerk liggen, hoge natuurwaarden hebben of een belangrijke schakel zijn in het gehele watersysteem. De beken die in een beekdallaagte liggen en de bronbeken. Onderdeel hiervan zijn beken met en hoge natuurdoelstelling vanuit de Kader Richtlijn Water (KRW) en Natura 2000. Zie kaart 5 van het provinciaal waterprogramma 2022-2027.

  • 8.

    Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven: betreffen de investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben en niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn.

  • 9.

    Provinciaal Natuurnetwerk: omvat bestaande natuurgebieden en percelen die nog omgevormd dienen te worden naar natuur.

  • 10.

    Provinciaal Waterprogramma Limburg: het waterbeleid van de provincie Limburg voor de jaren 2022-2027 staat in het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 dat op 17 december 2021 door Provinciale Staten is vastgesteld.

  • 11.

    Stimulus Programmamanagement: uitvoeringsorganisatie en onderdeel van de Provincie Noord-Brabant, gemandateerd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg om deze openstelling uit te voeren.

  • 12.

    Verordening: Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg, (Provinciaal blad van 6 september 2023, nr. 10391 en laatst gewijzigd Pb. 2024, nr. 4880)

  • 13.

    Waterkwaliteit: realisatie van de doelen uit de KRW zoals opgenomen in het Provinciaal Waterprogramma Limburg 2022-2027.

  • 14.

    Waterkwantiteit: het hebben van de juiste hoeveelheid water op het juiste moment op de juiste locatie.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven als bedoeld in het artikel 2.4.1, eerste lid, van de Verordening voor zover deze investeringen betrekking hebben op de (her)inrichting of transformatie van het watersysteem voor landbouw-,water-, of klimaatdoelen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 2.4.1. tweede lid van de Verordening zijn activiteiten alleen subsidiabel indien zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    • a)

      plaatsvinden in het landelijke gebied van de Nederlandse provincie Limburg;

    • b)

      passen binnen het Provinciaal Waterprogramma Limburg;

    • c)

      bestaan uit bovenwettelijke maatregelen;

    • d)

      plaatsvinden in Limburgse natuurbeken zoals aangeduid in het provinciaal Waterprogramma Limburg, met uitzondering van de haarvaten;

    • e)

      een bijdrage leveren aan de water -kwaliteit of – kwantiteit van Limburgse natuurbeken.

Artikel 3 Aanvrager

Overeenkomstig artikel 2.4.2 van de Verordening kan een subsidie worden verstrekt aan

  • a.

    natuurlijke en rechtspersonen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van natuurlijke en rechtspersonen.

Artikel 4 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.6 van de Verordening geldt het volgende:

  • a.

    een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij het Stimulus Programma management via het daartoe bestemde webportal.

  • b.

    de aanvraag bevat, in het geval de aanvrager vergunningplichtig is, als bewijsstuk een bevestiging van de betreffende gemeente van het starten van de vergunningprocedure. Hiermee wordt minimaal bedoeld: een eerste contact waarin duidelijk wordt dat de eerste stap om te komen tot een vergunning gezet is.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 2.4.3, tweede lid van de Verordening, zijn kosten, bedoeld in artikel 1.8, aanhef en onder a, b en e van de Verordening subsidiabel.

  • 2.

    De subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, worden berekend met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten als bedoeld in artikel 1.9b van de Verordening.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.10 van de Verordening komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6 Subsidiehoogte en deelplafonds

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.

  • 3.

    Er wordt geen subsidie verstrekt indien de te verstrekken subsidie lager is dan € 650.000,00.

  • 4.

    De openstelling kent de volgende twee deelplafonds:

    • a)

      een plafond van € 2.424.904,00, waarvoor projecten ingediend kunnen worden die betrekking hebben op de stroomgebieden Groote Molenbeek en Thornerbeek;

    • b)

      een plafond van € 2.516.513,00 voor aanvragen voor alle overige stroomgebieden in Limburg.

Artikel 7 Verdelingswijze en adviescommissie

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden overeenkomstig artikel 1.12, eerste lid, onder b, derde, vierde, zesde en zevende lid en artikel 2.4.6, eerste lid, van de Verordening gerangschikt op basis van de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage A bij dit openstellingsbesluit.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 1.12, derde lid, onder b van de Verordening hebben de criteria, bedoeld in artikel 2.4.6, tweede lid, van de Verordening de volgende wegingsfactoren:

  •  

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a.

    Effectiviteit

    4

    0-5

    20

    b.

    Haalbaarheid/ kans op succes

    2

    0-5

    10

    c.

    Urgentie

    2

    0-5

    10

    d.

    Efficiëntie

    1

    0-5

    5

    Maximumaantal te behalen punten

    45

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 27 punten heeft behaald.

  • 4.

    Overeenkomstig artikel 1.13 van Verordening wordt gebruik gemaakt van een door Stimulus aangewezen, onafhankelijke adviescommissie.

Artikel 8 Verplichting

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.15 van de Verordening is de subsidieontvanger verplicht om de activiteit, bedoeld in artikel 2, binnen drie jaar na verzending van de subsidieverleningsbeschikking af te ronden, tenzij Gedeputeerde Staten bij de subsidieverleningsbeschikking toestemming hebben verleend voor een latere einddatum met uiterlijke termijn van 31 december 2028.

Artikel 9 Bevoorschotting en deelbetaling

  • 1.

    In deze regeling wordt geen gebruik gemaakt van voorschotten op basis van artikel 1.17 uit de Verordening.

  • 2.

    Een deelbetaling wordt, overeenkomstig artikel 1.18, derde lid van de Verordening, verstrekt op basis van gemaakte kosten en betaling.

  • 3.

    Een aanvraag tot deelbetaling mag maximaal 2 keer per jaar ingediend worden.

Artikel 10 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van 11 juni 2024.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4: Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg.

Aldus besloten in de vergadering van de Gedeputeerde Staten, gehouden op 4 juni 2024.

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

E.G.M. Roemer

secretaris,

D. Timmer

Bijlage A Selectiecriteria 2024 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

 

Wegingsfactoren

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027. Op basis van de in artikel 2.4.6 van de Verordening bedoelde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

  • 0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Effectiviteit

4

0-5

20

b.

Haalbaarheid/ kans op succes

2

0-5

10

c.

Urgentie

2

0-5

10

d.

Efficiëntie

1

0-5

5

Maximumaantal te behalen punten

45

 

Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 45. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. Een project dient op elk selectiecriterium minimaal 1 punt te scoren.

 

In totaal zijn maximaal 45 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 45 punten = minimaal 27 punten). Indien een aanvraag minder dan 27 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. haalbaarheid/ kans op succes, 3. urgentie, en 4. efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening.

 

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in artikel 2.4.6 van de Verordening. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

 

  • a.

    Mate van effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20),

Bij dit selectiecriterium gaat het om de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de NSP doelen van de interventie en de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit. Een project dat gelijktijdig aan meerdere doelen bijdraagt, zal een hogere score toegekend worden. De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, in het openstellingsbesluit gespecificeerde, doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen. De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van het aantal doelen waaraan met het project wordt bijgedragen. Een project dat zowel bijdraagt aan het verbeteren van de waterkwaliteit als ook de verbetering van de waterkwantiteit, scoort hoger dan een project dat alleen een verbetering van de waterkwantiteit bevat. Bij de beoordeling van de “effectiviteit” wordt daarnaast niet enkel gekeken naar de omvang en het bereik van het project. Dit om te voorkomen dat aan grotere projecten automatisch een hogere score toegekend moet worden dan aan kleinere projecten. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend:

  • i.

    0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als het project een minimale bijdrage levert aan de waterkwantiteit en in geen mate een verbetering van de waterkwaliteit realiseert. Daarnaast zijn de te maken kosten disproportioneel met de beoogde resultaten.

  • ii.

    1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als het project een bijdrage levert aan de waterkwantiteit en in geen mate een verbetering van de waterkwaliteit realiseert.

  • iii.

    2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als het project een bijdrage levert aan de waterkwantiteit en in mindere mate een verbetering van de waterkwaliteit realiseert.

  • iv.

    3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als het project een bijdrage levert aan de waterkwantiteit als ook de waterkwaliteit, maar dat deze bijdrage niet resulteert in een verbetering in het gehele gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.

  • v.

    4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als een project naast een bijdrage aan de waterkwantiteit en waterkwaliteit ook een positief effect heeft op het omliggende gebied, waarbij de nadruk op de waterkwantiteit ligt. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.

  • vi.

    5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als een project naast een bijdrage aan de waterkwantiteit en waterkwaliteit ook een positief effect heeft op het omliggende gebied, waarbij voornamelijk de waterkwaliteit aangepakt wordt. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.

 

  • b.

    Mate van haalbaarheid/ kans op succes (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10),

De kans dat het project succesvol uitgevoerd kan worden of succesvol zal zijn in het ‘verder gaan’. Of een project succesvol uitgevoerd kan worden hangt onder andere af of aan de voorkant mogelijke risico’s geïdentificeerd zijn en of de aanvrager voldoende bekend is met de uit te voeren maatregelen.

 

Of een project haalbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden.

Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • De in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

  • hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid – bijvoorbeeld grond reeds is verworven);

  • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken / is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken;

  • kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:

  • i.

    0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

  • ii.

    1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

  • iii.

    2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;

  • iv.

    3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;

  • v.

    4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;

  • vi.

    5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.

     

  • c.

    De mate van urgentie (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in de provincie waar de openstelling plaatsvindt en die benoemd zullen worden in het openstellingsbesluit. Is langer wachten met het uitvoeren van de activiteit echt niet langer verantwoord, er is gelijk actie noodzakelijk (zeer dringende urgentie), dan worden er 5 punten toegekend. Dit geldt met name voor activiteiten die de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water moeten behalen binnen de daarvoor geldende periode tot eind 2027.

  • i.

    4 punten worden toegekend als de activiteit op zeer korte termijn noodzakelijk is;

  • ii.

    3 punten worden toegekend als de activiteit op korte termijn noodzakelijk is;

  • iii.

    2 punten worden toegekend als de activiteit op de middellange termijn noodzakelijk is;

  • iv.

    1 punt wordt toegekend als de activiteit niet op de middellange maar wel op de lange termijn noodzakelijk is;

  • v.

    0 punten worden toegekend als de activiteit ook niet op de lange termijn noodzakelijk is.

     

  • d.

    De mate van efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 1, totaal te behalen punten is 5).

De te selecteren projecten moeten projecten zijn die zo efficiënt mogelijk uitgevoerd worden. Ter beoordeling wordt in het algemeen gekeken naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Onder efficiëntie wordt dus verstaan: gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).

 

Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

  • i.

    0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;

  • ii.

    1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;

  • iii.

    2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde projectkosten zijn hoog in relatie tot de output;

  • iv.

    3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project;

  • v.

    4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;

  • vi.

    5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.

Toelichting Openstellingsbesluit 2024 Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg

Algemeen: het Limburgse waterbeleid

In de provincie Limburg werken we aan de realisatie van een duurzaam, robuust en ecologisch gezond watersysteem dat kan omgaan met wateroverlast en droogte en dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit. Om deze doelstelling te bereiken, zetten we verschillende instrumenten in, waaronder de doorwerking van beleid via onder meer de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg en voeren we samen met andere partijen als het Waterschap Limburg, landbouw- en natuurorganisaties projecten uit.

 

Het verbeteren van de grond- en oppervlaktewater kwaliteit zijn in de komende jaren urgent in het landelijk gebied van Limburg. De periode 2022-2027 is de laatste periode waarin maatregelen kunnen worden genomen om de Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen te halen. In Limburg is al veel gebeurd op het gebied van de Kaderrichtlijn Water doelen, maar vooral op het vlak van de waterkwaliteit en met name Nutriënten en bestrijdingsmiddelen stagneert de vooruitgang.

De recente zware wateroverlast in het Limburgse heuvelland en rond Roermond van juni en juli 2021 en de droge zomers van 2018, 2019 en 2020 hebben laten zien dat de opgaven van klimaatadaptatie van het tegengaan van droogte en wateroverlast- in het landelijk gebied steeds urgenter worden. Juist hier wordt de ruimte gezocht om water op te vangen en vast te houden.

 

Deze openstelling GLB-NSP richt zich dan ook op het landelijke gebied, met name op grondeigenaren of samenwerkingsverbanden van grondeigenaren met anderen, zoals het Waterschap Limburg, gemeenten of derden, om met behulp van de GLB-NSP openstelling “Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven” maatregelen te nemen die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie van het watersysteem voor landbouw -, water - en klimaatdoelen, en die bijdragen aan de doelen van waterkwaliteit, specifiek die van de Kaderrichtlijn water (KRW) en het tegengaan van wateroverlast en droogte passend binnen het Provinciaal Waterprogramma Limburg 2022-2027. Het gaat bij niet-productieve investeringen bijvoorbeeld om investeringen gericht op verbetering van de water kwalitatieve en water kwantitatieve aspecten van de Limburgse watersystemen om daarmee een bijdrage te leveren aan doelstellingen van het Provinciaal Waterbeleid. Investeringen die ten goede komen aan het productieproces van een bedrijf komen niet in aanmerking.

 

Deze plannen en programma’s zijn beschikbaar op de internetpagina van de Provincie Limburg onder Beleid/waterbeleid: https://www.limburg.nl/onderwerpen/water/provinciaal/. Het monitoren van de resultaten van de projecten is belangrijk in de beleidscyclus van de Provincie Limburg, daarom zal er in de subsidiebeschikkingen een rapportage verplichting worden opgenomen waar, naast de financiële voortgang, ook de inhoudelijk voortgang wordt gerapporteerd (zie ook artikel 1.16 van de Verordening).

 

Openstelling GLB-NSP

De Verordening betreft een Europees kader voor plattelandsontwikkeling. Deze Verordening is gebaseerd op het zogenoemde Gemeenschappelijk LandbouwBeleid (GLB) en het Nationaal Strategisch Plan (NSP).

 

Om tot subsidiëring van projecten over te kunnen gaan maakt de Provincie gebruik van openstellingsbesluiten. Het openstellingsbesluit ”Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven” is één van de openstellingsbesluiten, op basis waarvan GLB-NSP-middelen kunnen worden aangevraagd. De Verordening is te vinden op: Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Limburg - Provincie Limburg.

 

Subsidieplafond

Het subsidieplafond Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven voor projecten die betrekking hebben op de stroomgebieden Groote Molenbeek en Thornerbeek bedraagt € 2.424.904,-. Dit bedrag bestaat voor 43% uit middelen vanuit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en 57% uit middelen van het Waterschap Limburg.

Het subsidieplafond Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven voor projecten die betrekking hebben op alle overige stroomgebieden in Limburg bedraagt € 2.516.513,-. Dit bedrag bestaat voor 100% uit middelen vanuit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO).

 

Bovenwettelijke maatregelen

Het dient bij de projecten te gaan om bovenwettelijke maatregelen. Dat wil zeggen dat maatregelen die al verplicht genomen moeten worden vanuit de geldende wet- of regelgeving niet voor subsidie in aanmerking komen.

 

Toepassingsgebied

De openstelling is gericht op investeringen in het landelijk gebied van de Provincie Limburg die betrekking hebben op de (her)inrichting/transformatie van het watersysteem voor landbouw -, water - en klimaatdoelen, zoals vastgelegd in genoemd provinciaal waterbeleid. Daarnaast dienen investeringen een bijdrage te leveren aan de water -kwantiteit of -kwaliteit van Limburgse natuurbeken. Aanvragen voor niet-productieve investeringen in het stedelijk gebied (de bebouwde gebieden van steden, dorpen groter dan 30.000 inwoners en bedrijventerreinen) komen daarom niet in aanmerking. Verder dienen de maatregelen uitgevoerd te worden op gronden die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn.

 

Realisatietermijn

Projecten dienen op korte termijn gerealiseerd te worden. De uiterlijke termijn waarbinnen de projecten dienen te zijn afgerond exclusief het indienen van het vaststellingsverzoek is 3 jaar na de verzenddatum van de subsidieverleningsbeschikking met een uiterste datum van 31 december 2028.

 

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn.

Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd. De criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld, staan beschreven in artikel 7 van de dit openstellingsbesluit en in bijlage A.

 

Beginnen met een project

Kosten zijn alleen subsidiabel als zij worden gemaakt (de contractuele respectievelijk financiële verplichtingen zijn aangegaan, bijvoorbeeld op het moment dat een offerte is getekend en dus de gunning is verleend) nadat de subsidieaanvraag is ingediend. Kosten die vóór de aanvraag zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. De ervaring wijst uit dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten zoals opgenomen onder artikel 5 zijn subsidiabel vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De subsidieverleningsbeschikking geeft zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

 

Aanvraag (artikel 4)

De subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend via een webportal dat bereikbaar is via de website van Stimulus Programmamanagement en omvat in aanvulling op artikel 1.6 van de Verordening het volgende verplichte onderdeel:

 

  • a.

    In het geval de aanvrager vergunningsplichtig is: als bewijsstuk een bevestiging van de betreffende gemeente van het starten van de vergunningprocedure. Hiermee wordt minimaal bedoeld: een eerste contact waarin duidelijk wordt dat de eerste stap om te komen tot een vergunning gezet is. Bij het vaststellingsverzoek moet de toegekende vergunning worden meegezonden.

Subsidiabele kosten (artikel 5)

Er is voor gekozen om de verschillende mogelijke kostenposten uit de Verordening subsidiabel te stellen. Daarbij geldt voor de personeelskosten dat middels vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten berekend kunnen worden overeenkomstig artikel 1.9b van de Verordening. Daarbij kan het totaal aan loonkosten en kosten eigen arbeid worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 23%. Dit om de berekening van de personeelskosten bij de projecten te vereenvoudigen.

 

Financiële onder- en bovengrens (artikel 6)

Subsidies lager dan € 650.000,00 zullen niet worden verstrekt. Hiermee wordt gestimuleerd dat aanvragen een groter gebied betreffen. Een gebiedsgerichte aanpak verhoogt de effectiviteit en samenhang van maatregelen. Totaal bedraagt het subsidieplafond van deze regeling € 4.941.417,00.

 

Maatregelen

Maatregelen dragen het liefst zowel bij aan het verbeteren van de waterkwaliteit als aan het verbeteren van de waterkwantiteit. Voor deze regeling worden maatregelen bij voorkeur gebiedsgericht genomen, zodat ze het grootste effect hebben. Maatregelen hebben een directe relatie met de Limburgse natuurbeken en dragen bij aan de waterkwaliteit en/of -kwantiteit in het landelijk gebied en de verbetering van het watersysteem. Maar ook maatregelen die in het landelijk gebied worden genomen en die (ook) bijdragen aan het verbeteren van het stedelijk gebied komen in aanmerking. Deze openstelling is specifiek bedoeld voor het herstel van de natuurbeken waarbij maatregelen genomen worden in gebieden rondom de natuurbeken met directe impact op de natuurbeek.

Bij maatregelen gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit en het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water kan onder andere worden gedacht aan:

  • -

    de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

  • -

    de aanleg van vispassages;

  • -

    het vispasseerbaar maken van gemalen;

  • -

    het vergroten van het oppervlaktewater;

  • -

    beekherstel projecten en andere hydromorfologische maatregelen.

Bij maatregelen gericht op klimaatbestendigheid; het tegengaan van wateroverlast en droogte, wordt o.a. gedacht aan:

  • -

    herstel van de natuurlijke veerkracht van watersystemen

  • -

    de realisatie van een beekdalbrede herinrichting van natuurlijke waterlopen;

  • -

    het op een meer natuurlijke manier laten meanderen van beken;

  • -

    aanleg natuurvriendelijke oevers;

Selectiecriteria, verdelingswijze en adviescommissie (artikel 7)

Deze subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte

periode (11 juni 09:00u tot en met 16 augustus 2024 17:00u) subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle informatie (inclusief alle verplichte alsmede van toepassing zijnde bijlagen) die bij de aanvraag horen ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk.

 

De aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Alle ontvankelijke complete aanvragen worden gerangschikt op volgorde van de score van de selectiecriteria (zie Bijlage A) beginnend bij de aanvraag met de hoogste score.

 

De gehanteerde score per investering is door deskundigen bepaald op basis van de mate waarin de betreffende investering bijdraagt aan effectiviteit, haalbaarheid, urgentie en efficiëntie. Per investering is tevens rekening gehouden met in hoeverre deze bijdraagt aan gestelde hoofd- en subdoelstellingen van het GLB/NSP.

 

Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle aanvragen gehonoreerd kunnen worden. De aanvragen met de hoogste scores worden als eerste gehonoreerd. Rangschikking op basis van loting door een notaris vindt plaats in geval van twee of meer aanvragen een gelijke score hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat het betreffende subsidieplafond (deels) bereikt is.