Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
West Betuwe

Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente West Betuwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWest Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente West Betuwe
CiteertitelBeleidsregels Wet op de lijkbezorging West Betuwe
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 20 van de Wet op de lijkbezorging
  2. artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging
  3. artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging
  4. artikel 22a van de Wet op de lijkbezorging
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-06-2024nieuwe regeling

04-06-2024

gmb-2024-251907

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente West Betuwe

De burgemeester,

 

gelet op de artikelen 20 tot en met 22a van de Wet op de lijkbezorging (Wlb).

 

Besluit vast te stellen de beleidsregels ‘Wet op de lijkbezorging gemeente West Betuwe’;

Artikel 1. Melding tot uitvaart

  • 1.

    Als na melding van overlijden niemand opdracht geeft tot lijkbezorging, geeft de burgemeester de uitvaartverzorger opdracht om de overledene over te brengen naar het mortuarium en de eerste verzorging te realiseren, in afwachting van het regelen van de uitvaart.

  • 2.

    Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden, die worden aangesproken om de lijkbezorging te regelen, gaat niet verder dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.

  • 3.

    Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven tot regelen van de lijkbezorging of als deze weigeren deze te geven, geeft de burgemeester opdracht hiertoe.

  • 4.

    De lijkbezorging vindt uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaats volgens artikel 16 Wlb.

Artikel 2. Rondom de uitvaart

  • 1.

    Een door de burgemeester aangewezen uitvaartondernemer verzorgt de lijkbezorging als dit nog niet is geregeld door een andere extern betrokken partij zoals de politie of een verpleeghuis.

  • 2.

    De gemeente bepaalt hoe de uitvaart vorm wordt gegeven.

  • 3.

    De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover deze begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

  • 4.

    Wanneer de keuze van de overledene niet bekend is, begraaft de gemeente de overledene op een sobere wijze.

  • 5.

    Als de overledene koos voor crematie, vindt deze op een sobere wijze plaats en strooit de gemeente de as uit.

  • 6.

    De burgemeester geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een (natura) verzekering en de mogelijke uitkering te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

Artikel 3. Bekostiging

  • 1.

    De gemeente vergoedt in beginsel de kosten van de lijkbezorging op basis van het met de uitvaartondernemer overeengekomen tarief voor de gehele uitvaart.

  • 2.

    In overleg met en niet eerder dan na schriftelijke toestemming van de gemeente, kan de uitvaartondernemer extra kosten in rekening brengen.

Artikel 4 Huisbezoek

  • 1.

    De burgemeester kan de woning van de overledene bezoeken als geen opdracht voor de lijkbezorging is gegeven door de nabestaanden of anderen.

  • 2.

    Doel van het bezoek is onderzoeken of er aanwijzingen zijn die kunnen leiden tot het vinden van nabestaanden ten behoeve van mogelijk verhaal.

  • 3.

    Voor zover sprake is van gevonden relevante documenten in het kader van het vinden van nabestaanden, dan stelt de gemeente deze veilig.

  • 4.

    Het betreden van de woning gebeurt door twee door de burgemeester aangewezen medewerkers van de gemeente, rekening houdend met de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en zo veel mogelijk in overleg met en in aanwezigheid van de verhuurder. Als er geen verhuurder is, betreedt de gemeente de woning zoveel mogelijk samen met een ambtenaar van politie.

  • 5.

    De gemeente kan besluiten om een onbeheerde nalatenschap voor afwikkeling aan te melden bij het Rijksvastgoedbedrijf.

Artikel 5. Verhalen van de kosten

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verhaalt de kosten van de lijkbezorging op de nalatenschap van de overledene.

  • 2.

    Als blijkt dat geen sprake is van een nalatenschap, of als deze niet voldoende is, verhaalt het college van burgemeester en wethouders de kosten van de lijkbezorging op de nabestaanden, die worden genoemd in artikel 22 van de Wlb.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders ziet af van verhaal van de kosten van de lijkbezorging op schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders ziet af van verhaal van de kosten van de lijkbezorging op nabestaanden indien verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande teweegbrengt.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Wet op de lijkbezorging West Betuwe.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden een dag na bekendmaking in werking.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester op <>

West Betuwe, <datum>

Burgemeester van West Betuwe

Servaas Stoop

College van burgemeester en wethouders

Toelichting op de Beleidsregels wet op de lijkbezorging West Betuwe

De Wlb is duidelijk: lijkbezorging is geen taak van de gemeente. Uitgangspunt van de Wlb is de burgerplicht van nabestaanden om de uitvaart van hun overledenen te regelen. De wetgever wijst geen specifieke kring van personen aan, of volgorde van verantwoordelijken.

 

Als niemand zorg draagt voor de uitvaart van een overledene dan is de burgemeester van de gemeente, waar het overlijden plaatsvindt, verantwoordelijk, vanuit de verantwoordelijkheid voor Volksgezondheid en Openbare orde. Dit is het geval als nabestaanden weigeren in de lijkbezorging te voorzien of als er (op dat moment) geen nabestaanden te vinden zijn.

 

De wet op de lijkbezorging (Wlb) bevat voorschriften en aanwijzingen over de wijze waarop lijkbezorging plaatsvindt. Onder meer zijn regels gesteld over lijkschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden. Daarnaast is in de wet geregeld dat de gemeente bevoegd is om de daarmee gemoeid zijnde kosten te verhalen.

 

Omdat in de Wlb weinig is geregeld over de uitvoering, moet de gemeente zelf invulling geven aan het proces rondom de gemeentelijke lijkbezorging. De gemeente legt daarom in deze beleidsregels vast welke inspanningen we verrichten om nabestaanden op te sporen en op welke wijze de uitvaart wordt vormgegeven. De grondslag hiervan is te vinden in artikel 20 t/m 22a van de Wlb.

 

Mandaat

Formeel is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22a Wlb. Deze uitvoering is gemandateerd aan een consulent van Team Sociaal. Overigens betreft het bij de uitvoering van de Wlb niet alleen het nemen van besluiten (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht), maar ook om het verrichten van feitelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen, waarvoor machtiging c.q. volmacht moet worden verleend. Deze machtigingen en volmachten zijn verleend wanneer je mandaat hebt.

 

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1. Melding tot uitvaart

Het is niet wenselijk en ongepast om een overledene langere tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Vooral bij bepaalde weersomstandigheden en bij een overlijden in de openbare ruimte is het wenselijk om het lichaam van de overledene zo snel mogelijk te verplaatsen naar een geschikte locatie. De eerste verzorging omvat het overbrengen van de overledene naar het mortuarium (weghalen overledene en conserveren in mortuarium). Dat geeft meteen tijd en ruimte voor onderzoek naar de nabestaanden en overleg met hen over de lijkbezorging en om bij het ontbreken van nabestaanden te proberen na te gaan wat de wensen van de overledene met betrekking tot diens uitvaart (cremeren of begraven) zijn.

 

Uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden verantwoordelijk zijn voor de uitvaart. De Wlb is uitsluitend bedoeld voor gevallen waarin er geen opdracht wordt gegeven, omdat er geen nabestaanden zijn of omdat zij weigeren de uitvaart te regelen. De gemeente moet nagaan of zij in het betreffende situatie een taak heeft. De gemeente benadert (zo nodig telefonisch) de nabestaanden en wijst hen op hun verplichtingen. Formeel is dit geen wettelijke verplichting, maar wel het uitgangspunt van de Wlb. Als nabestaanden terughoudend zijn met het regelen van de uitvaart wijst de gemeente hen op de mogelijkheid van het aanvragen van bijzondere bijstand (Beleidsregels individuele bijzondere bijstand gemeente West Betuwe).

 

Wanneer van te voren duidelijk is dat nabestaanden niet in staat zijn om de uitvaart te regelen (bijvoorbeeld i.v.m. detentie of verblijf in buitenland) benadert de gemeente hen niet. Het gaat dan niet om financiële omstandigheden, omdat daar bijzondere bijstand voor mogelijk is.

 

Op grond van artikel 16 Wlb moet de lijkbezorging plaatsvinden uiterlijk de zesde werkdag na het overlijden. Het is mogelijk om in het geval van bijzondere omstandigheden van deze termijn af te wijken, zoals bij het vermoeden van een niet-natuurlijke dood of als de er onduidelijkheid is over identiteit van de overledene. De bevoegdheid hiertoe ligt bij de burgemeester. Het verlengen van de termijn is niet bedoeld voor gevallen waar het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de genoemde termijn. Om de lijkbezorging op tijd te laten plaatsvinden, geeft de gemeente de opdracht tot lijkbezorging uiterlijk de vierde werkdag na het overlijden.

 

Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden gaat bij de gemeente niet verder dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap. Hierbij sluiten we aan op de erfrechtelijke rangorde, zo als bedoeld in artikel 4:10 tot 4:12 van het Burgerlijk wetboek (BW). Het onderzoek naar nabestaanden neemt vaak veel tijd in beslag. Daar tegenover staat dat voor de lijkbezorging een termijn staat van zes werkdagen. De inspanningen van de gemeente beperken zich tot hetgeen binnen de beperkte termijn redelijkerwijs mogelijk is. Het onderzoek in het kader van het verhalen van de kosten gaat verder en is uitgebreider (zie artikel 4 en 5 van deze beleidsregels).

 

Artikel 2.Rondom de uitvaart

De Wlb schrijft voor dat de lijkbezorging gebeurt volgens de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevraagd kan worden. De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en moet de wens van de overledene respecteren voor wat betreft de wijze waarop deze plaatsvindt (zie TK 1981/1982, 11 256, nr. 17, p. 7). Dit kan begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap zijn. Andere vormen zijn wettelijk gezien niet mogelijk. Door middel van een codicil of testament kan de overledene hebben aangegeven welke vorm van lijkbezorging gekozen moet worden (gratis na te gaan of er een testament is viawww.centraaltestamentenregister.nl). Als er een testament is, dan schakelen we de notaris in, die mogelijk ook de lijkbezorging op zich kan nemen op dat moment.

 

Het kan ook, dat op andere wijze de wens voor één van deze vormen is vastgelegd of uit andere bronnen deze wens blijkt. Ook dan moet de gemeente met deze wens rekening houden. Als de wens van de overledene niet bekend is, gaat de gemeente altijd over tot begraven. Als zich later nog nabestaanden melden, kunnen zij alsnog kiezen voor cremeren of elders begraven. Zo voorkomen we dat de gemeente een onomkeerbare keuze maakt, die achteraf niet blijkt overeen te komen met de geloofsovertuiging van de overledene of zijn wensen of die van de nabestaanden. Als er gekozen wordt voor crematie, bijvoorbeeld omdat de overledene dit wenste, dan geldt ook hier het principe van ‘sobere’ uitvaart. Dat wil zeggen dat de gemeente de as van de overledene uitstrooit en de asbus niet bijzet: het crematorium moet de as minimaal een maand te bewaren (artikel 59, eerste lid Wlb). Vervolgens kan de gemeente de as ter beschikking stellen aan nabestaanden of, als deze zich niet melden, uitstrooien. Het uitstrooien van de as kan pas een maand na crematie plaatsvinden. Melden zich in deze tijd nabestaanden bij de gemeente, dan kan de gemeente de asbus aan hen overdragen op het moment dat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald.

 

Nu het accent van de taak van de burgemeester in het kader van de Wlb ligt op de volksgezondheid en de openbare orde en omdat de verantwoordelijkheid voor het regelen van de uitvaart bij de nabestaanden ligt, kiest de gemeente voor een uitvaart met een respectvol, maar sober karakter. In het kader hiervan is er altijd een medewerker van de gemeente bij de uitvaart aanwezig. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente kiezen voor een meer uitgebreide uitvaart Bijvoorbeeld als de overledene een bijzonder verdienstelijk of markante inwoner van West Betuwe is, of het overlijden grote maatschappelijke beroering teweeg heeft gebracht, bijvoorbeeld als het een door een misdrijf om het leven gekomen onbekend kind betreft. In dergelijke gevallen kan het herdenken van de overledene in een bredere maatschappelijke context wenselijk zijn.

 

De uitvaart-ondernemer kan via het Register Uitvaartverzekeringen vaststellen of de overledene een uitvaartverzekering heeft. Hij dient dan ook de kosten van de uitvaart –tot zover de uitkering strekt- uit de verzekering te voldoen. De gemeente bekostigt alleen hetgeen niet door de verzekering wordt gedekt en verhaalt dat bedrag op de nalatenschap en de nabestaanden.

 

Een sobere (minst kostbaar, maar respectvol) uitvaart bestaat uit:

 

  • Verzorging van de overledene;

  • Overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

  • Huur van het mortuarium;

  • Verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

  • Mogelijkheid voor een klein afscheid;

  • Aanschaf eenvoudige kist

  • Indien nodig rouwauto op de dag van de uitvaart;

  • Begraven in algemeen graf, met een naambordje.

  • Bij crematie: bewaren as in asbus gedurende een maand en asverstrooïng op het terrein van het crematorium, met een naamplaatje bij het strooiveld.

Artikel 3.Bekostiging

De uitvaartondernemer is degene aan wie de gemeente, de uitvoering gunt, op het moment dat er nog geen uitvaartondernemer is ingeschakeld door de politie of het betreffende verpleeghuis. Het gemeentelijk aanbestedings- en inkoopbeleid is daarbij van toepassing, net als de nationale en Europese aanbestedingsregels. Het uitgangspunt daarbij is een uitvaart op een sobere maar respectvolle wijze volgens artikel 2. Als sprake is van noodzakelijke te maken meerkosten volgens de uitvaartondernemer, dan kan hij deze pas declareren na schriftelijke toestemming van de gemeente.

 

Artikel 4.Huisbezoek

Het doel van het huisbezoek is vaststellen of er aanwijzingen te vinden zijn met betrekking tot nabestaanden op wie de gemeente de kosten kan verhalen.

 

De Wlb stelt geen regels ten aanzien van het bezoek aan de woning van de overledene. Het binnentreden is daarom in feite te beschouwen als ‘huisvredebreuk’ volgens artikel 138 WvSr. Voor het strafrecht geldt dat als de woonruimte zich nog in ongeschonden staat bevindt, zij bij de overleden bewoner nog ‘in gebruik’ is (HR 14 april 1981, NJ 1982, 421). Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en daarom noodmaatregelen kan treffen, zoals sluiting van een woning en afsluiten van de gastoevoer. Het binnentreden van de woonruimte wordt dan wel als een dergelijke ‘noodmaatregel’ aangemerkt, gebaseerd op artikel 172 Gemeentewet. Hoewel de juridische grondslag omstreden is, moet in dat geval een belangenafweging plaats vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging en anderzijds het respect voor de overledene en de nabestaanden. Het bezoeken van de woning is een kanbepaling waarbij de consulent die de Wlb uitvoert oordeelt of dit noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden blijft van toepassing als in een concreet geval tot binnentreden van een woning wordt overgegaan. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die de gemeente in acht moeten nemen.

 

Dit betekent het volgende:

 

  • 1.

    De burgemeester moet een schriftelijke machtiging afgeven; (Dit hoeft niet bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen). De bevoegde burgemeester is de burgemeester van de gemeente waar de woning van de overledene zich bevindt (artikel 3 lid 2 van de Algemene wet op het binnentreden). Deze geeft de machtiging af voor één woning (artikel 5 van de Algemene wet op het binnentreden).

  • 2.

    Alleen bevoegd verklaarde personen mogen de woning binnentreden.

  • 3.

    Het binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Tijdens het huisbezoek gaat de gemeente zorgvuldig te werk. Er betreden altijd twee medewerkers (bevoegd verklaard) de woonruimte. Bij voorkeur is de verhuurder aanwezig. Als sprake is van een woning in eigendom van de overledene, verzoekt de gemeente, de politie om aanwezig te zijn (te denken valt aan de wijkagent). De gemeente legt de bevindingen direct na het bezoek in een rapportage vast.

 

Artikel 5.Verhalen van de kosten

Artikel 22 van de Wlb voorziet in de mogelijkheid om de kosten van en verbonden aan de uitvaart te verhalen. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik. De kosten verhaalt de gemeente op de nalatenschap en op de nabestaanden (artikel 22 van de Wlb).

 

Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 van de Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie. Vanuit het principe dat de lijkbezorging in eerste instantie een particuliere verantwoordelijkheid is, gaat men er in het algemeen van uit dat de gemeente allerlei bijkomende kosten ook kan verhalen, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt. Daaronder vallen ook allerlei ‘regelkosten’ en/of administratieve kosten, zoals kosten om nabestaanden te vinden, om de woning van de overledene te kunnen betreden, enzovoort. Uitvoeringskosten brengt de gemeente niet in rekening. Dit zijn kosten die samenhangen met de uitvoering van een wettelijke taak, waarvoor de gemeente compensatie ontvangt via een algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

 

Verhaal op de nalatenschap

 

Het college maakt verder gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen op de nalatenschap. Onder nalatenschap verstaan we het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden en dergelijke. De schulden, die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van te veel verstrekte bijstand). Deze schulden worden als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap voldaan.

 

Vervolgens worden bijvoorbeeld de uitvaartkosten uit de resterende nalatenschap betaald (zie artikel 4:7 eerste lid BW). De nalatenschap vormt, zolang deze niet is aanvaard, een van de erfgenamen afgescheiden vermogen. Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, samen met het vermogen van de betreffende erfgenaam. Dan is het denkbaar dat de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard is of er een onbeheerde nalatenschap is.

 

Of er sprake is van een beneficiair aanvaarde of van een verworpen nalatenschap, kan worden nagevraagd bij de griffie van de rechtbank. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap ontoereikend is om de schulden te voldoen. Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap (bijvoorbeeld omdat deze verworpen is door alle erfgenamen), dan wordt er vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap, waaronder ook de kosten van lijkbezorging. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap, wordt deze taak ook wel uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam.

 

Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als een vereffenaar is benoemd, kan de gemeente de kosten bij hem indienen. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (volgens artikel 4:7 en artikel 4:184 BW). Bezittingen, die de gemeente in beheer nam (bijv. sieraden of waardepapieren), overhandigt de gemeente aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar, zodat deze ze te gelde kan maken.

 

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan via een notariële akte maar ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten via een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden. Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW). Bij beneficiaire aanvaarding en verwerping (door alle erfgenamen) kunnen de schulden van de nalatenschap slechts worden voldaan door een executeur testamentair (als er een testament is) of een vereffenaar, die door de rechtbank is benoemd (artikel 4:203 en artikel 204 BW).

 

Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden:

 

  • Geen erfgenamen zijn, of

  • Als niet bekend is of er erfgenamen zijn, of

  • Als de wel bekende erfgenamen de nalatenschap onbeheerd laten en een executeur, die de nalatenschap wel beheert, ontbreekt.

Als uit onderzoek blijkt dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van een nalatenschap die voldoende is om (het restant) van de kosten van de uitvaart te voldoen kan de gemeente deze aanmelden bij het Rijksvastgoedbedrijf. Dit onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt zich bezig met de afwikkeling van (vermoedelijk) onbeheerde nalatenschappen. Men doet eerst onderzoek naar mogelijke erfgenamen en voor zover deze er zijn probeert men die tot afwikkeling van de nalatenschap te bewegen. Voor zover deze er niet zijn gaat men over tot afwikkeling. Voor deze afwikkeling wordt een jaarlijks vastgesteld uurtarief in rekening gebracht. Dit wordt voldaan uit de nalatenschap. De aanmelder betaalt dus niets voor de afwikkeling. Het Rijksvastgoedbedrijf beziet eerst of de afwikkeling lonend is, m.a.w. of de te maken kosten uit de nalatenschap kunnen worden voldaan. Als dit niet zo is, neemt men de zaak niet aan. In dit geval is het uiteraard voor de gemeente ook duidelijk dat verhaal op de nalatenschap geen soelaas biedt. Gaat men wel over tot afwikkeling kan de gemeente zijn vordering inbrengen in de nalatenschap. De vordering in verband met de kosten van de lijkbezorging heeft een hoge preferentie op grond van artikel 3:288b van het BW.

 

Is de nalatenschap niet toereikend om in de kosten te voorzien, dan kan de gemeente de (resterende) kosten verhalen op de nabestaanden tot en met de 1e graad van bloed- en aanverwantschap.

 

De gemeente kan ook onderzoeken of er sprake is van een testament. Uit het testament kunnen nabestaanden naar voren komen en kan blijken dat er bepaalde vermogensbestanddelen of verplichtingen (legaten) aanwezig zijn, die van belang zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap. Bij het Centraal Testamentenregister (CTR) in Den Haag kan worden nagegaan of de overledene een testament heeft laten opmaken. Het CTR bevestigt deze informatie schriftelijk. De hiervoor benodigde aanvraagformulieren zijn beschikbaar bij het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken. Bij het aanvraagformulier hoort een akte van overlijden.

 

Voor verhaal op de nalatenschap is paragraaf 6.5 van de Participatiewet ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. De gemeente maakt schriftelijk een verhaalsbeslissing, met daarin een kostenopgaaf, die zij verstuurt naar de nabestaande(n). Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan vindt verzending van de factuur aan hem plaats, met het verzoek tot uitbetaling over te gaan. Net als voor verhaal van bijstand geldt dat de verhaalsbeslissing niet geëxecuteerd kan worden op geld en goederen van de nalatenschap, tenzij de rechtbank de verhaalsvordering heeft vastgesteld. In de Wlb is geen bijzonder voorrecht of titel vastgelegd ten aanzien van verhaal van kosten lijkbezorging. De toepassing van paragraaf 6.5 Participatiewet ‘voor zover mogelijk’, brengt onder andere met zich mee dat artikel 62g, tweede lid Participatiewet van toepassing is. De gemeente gaat over tot verhaal in rechte, als de vordering door de nabestaanden, de executeur-testamentair of door de notaris bestreden wordt. Artikel 62h Participatiewet, dat de verzoekschriftprocedure regelt, is ook van toepassing.

 

Verhaal op de nabestaanden

 

Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, verhaalt de gemeente deze kosten op de bloed- en aanverwanten tot in de 1e graad, die op grond van de artikelen 1:392, 1:394-396 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Paragraaf 6.5 van de Participatiewet is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing. Niet van belang is dat de nalatenschap eventueel beneficiair is aanvaard of verworpen. Bloed- en aanverwanten zijn volgens artikel 1:392 BW:

 

  • Ouders;

  • Kinderen

  • Schoonouders, stiefouders en behuwdkinderen.

Voorop staat de morele verplichting van nabestaanden om zorg te dragen voor de uitvaart van hun overledenen. De beleidsvrijheid om al dan niet te verhalen brengt met zich mee, dat de gemeente onder bijzondere omstandigheden kan besluiten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. Hierbij kan je denken aan verhaal van de kosten van lijkbezorging op de kinderen van een ouder waar sprake was van misbruik. Financiële overwegingen leiden niet tot het afzien van verhaal op de nabestaanden. Zij kunnen immers voor hun deel van de kosten een beroep doen op bijzondere bijstand. Schoonouders, stiefouders en behuwdkinderen staan in de kring van nabestaanden in een bijzondere relatie tot de overledene. Er zal ten aanzien van deze groep al sneller sprake zijn van een ernstige inbreuk op de levenssfeer van de nabestaande. De gemeente ziet af van verhaal op deze nabestaanden.

 

Paragraaf 6.5 van de Participatiewet is, zoals eerder gesteld, ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. In aanvulling op wat eerder is genoemd, is nog van belang dat verhaal op bloed- en aanverwanten, anders dan bij verhaal van bijstand op onderhoudsplichtigen, niet plaatsvindt volgens de normen, die de burgerlijke rechter hanteert voor verplichting tot het verstrekken van alimentatie (TREMA-normen). De gemeente moet aansluiting zoeken bij verhaal van bijstand op de nalatenschap (artikel 62f onderdeel b Participatiewet), waarbij dit geen rol speelt. Zie ook Rechtbank Alkmaar 28 mei 2008, LJN: BD 3885. De gemeente kan de kosten van lijkbezorging verhalen op de bloed- en aanverwanten naar de mate van hun erfrechtelijk aandeel. Dat betekent dat als er drie kinderen zijn, ieder kind voor een derde deel van de kosten verbonden is. Er is geen hoofdelijke aansprakelijkheid. Ieder is voor zijn deel verbonden. Zie uitspraak LJN: BD 3885.