Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Beleidsregels handhaving weesvoertuigen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels handhaving weesvoertuigen
CiteertitelBeleidsregels handhaving weesvoertuigen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet
  5. artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet
  6. Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-06-2024nieuwe regeling

07-05-2024

gmb-2024-250753

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels handhaving weesvoertuigen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,

 

GEZIEN

het voorstel van de afdeling Veiligheid & Wijken,

 

OVERWEGENDE DAT

in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg een verbod is opgenomen om een voertuig langer dan zesenvijftig dagen op de weg stil te laten staan,

het college discretionair bevoegd is om middels een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom handhavend op te treden bij overtreding van dit verbod,

het vanuit de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid wenselijk is om beleidsregels vast te stellen omtrent de toepassing van de discretionaire bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom,

beleidsregels het mogelijk maken om, in het kader van doelmatige handhaving, prioriteiten aan te brengen in de handhaving,

beleidsregels het mogelijk maken om een overtreder te waarschuwen en daarbij een termijn te geven om de overtreding ongedaan te maken, voordat een handhavingsbesluit wordt voorbereid,

 

GELET OP

artikelen 1:3, vierde lid, 4:81, eerste lid, en 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

artikel 125, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet,

artikel 119a, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg,

 

BESLUIT

vast te stellen de

Beleidsregels handhaving weesvoertuigen

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. APV Tilburg:

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg;

b. college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;

c. voertuig:

overeenkomstig het bepaalde in artikel 116 APV Tilburg;

d. weesvoertuig:

het voertuig dat langer dan zesenvijftig dagen op de weg stil staat.

Artikel 1:2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing voor de handhaving van een overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 119a, eerste lid, van de APV Tilburg.

  • 2.

    Al dan niet in afwijking van deze beleidsregels, blijft het college bevoegd om in spoedeisende situaties bestuursdwang toe te passen, zoals bedoeld in artikel 5:31 Awb.

  • 3.

    De burgemeester is door deze beleidsregels niet beperkt in zijn bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde.

Hoofdstuk 2 Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 2:1 Bestuurlijke rapportage

  • 1.

    Een aangewezen toezichthouder neemt zijn waarnemingen op in een bestuurlijke rapportage.

  • 2.

    Indien uit de Basisregistratie Voertuigen blijkt dat de kentekenhouder een niet-natuurlijk persoon betreft, kunnen de persoonsgegevens van de voor hem bekende houder van het voertuig van de niet-natuurlijke persoon worden gevraagd of, indien nodig, van hem worden gevorderd.

  • 3.

    In de bestuurlijke rapportage uit het eerste lid zijn de waargenomen feiten en omstandigheden duidelijk opgenomen, en tevens:

    • a.

      een inzichtelijke beschrijving waar en wanneer en door wie de feiten zijn vastgesteld of waargenomen,

    • b.

      een beschrijving van de werkwijze die daarbij is gehanteerd,

    • c.

      de bevoegdheden van de toezichthouder die zijn aangewend,

    • d.

      foto’s,

    • e.

      de ondertekening en de dagtekening van de opsteller.

  • 4.

    De bestuurlijke rapportage wordt door de toezichthouder aan het college overgedragen.

Artikel 2:2 Beoordeling van de feiten

  • 1.

    Het college beoordeelt of er sprake is van een overtreding van artikel 119a, eerste lid, van de APV Tilburg.

  • 2.

    Het college beschouwt de kentekenhouder van het weesvoertuig als overtreder. Indien het bepaalde in artikel 2:1, tweede lid, is toegepast, dan wordt de houder van het weesvoertuig als overtreder aangemerkt.

Artikel 2:3 Prioritering en waarschuwing

  • 1.

    Als het weesvoertuig binnen een straal van driehonderd meter van het woon- of vestigingsadres van de overtreder staat, heeft de handhaving een lage prioriteit.

  • 2.

    De lage prioriteit uit het vorig lid houdt in dat tegen een overtreding alleen na een klacht of een verzoek van een belanghebbende handhavend wordt opgetreden.

  • 3.

    Ingeval een klacht of verzoek van een belanghebbende wordt ontvangen vanwege een overtreding als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, en er tevens sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, wordt aan de overtreder een waarschuwing gegeven. Daarbij wordt hij in de gelegenheid gesteld om de overtreding binnen een hersteltermijn van acht weken ongedaan te maken, voordat een handhavingsbesluit wordt voorbereid.

Artikel 2:4 Last onder bestuursdwang

  • 1.

    Het college treedt handhavend op middels een last onder bestuursdwang, tenzij artikel 2:5, eerste lid, van toepassing is.

  • 2.

    De last onder bestuursdwang wordt schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder door toezending van de beschikking.

  • 3.

    Indien toezending niet mogelijk is, dan wordt de last onder bestuursdwang bekend gemaakt door deze aan het weesvoertuig te bevestigen.

  • 4.

    In de beschikking wordt de overtreder gelast om de overtreding, binnen de begunstigingstermijn van drie dagen, ongedaan te maken en wordt het verplaatsen naar een andere parkeerplaats als herstelmaatregel opgenomen.

Artikel 2:5 Last onder dwangsom

  • 1.

    Indien het college van oordeel is dat een last onder dwangsom effectiever is dan een last onder bestuursdwang om de overtreding te beëindigen of indien bestuursdwang moeilijk of onmogelijk uitvoerbaar is, treedt het college handhavend op middels een last onder dwangsom.

  • 2.

    Het tweede en vierde lid van het vorige artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het college stelt de hoogte van de dwangsom vast op vijfhonderd euro, zijnde een bedrag ineens. Als er feiten bekend zijn dat het voor de overtreder voordeliger is om de overtreding in stand te laten, wordt de hoogte van de dwangsom zo vaak als nodig verdubbeld, totdat de prikkel om de op te leggen last uit te voeren bereikt is.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 3:1 Citeer- en slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als de “Beleidsregels handhaving weesvoertuigen.”

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

Aldus besloten op 7 mei 2024,

het college van burgemeester en wethouders,

mr. A. van Berckel, MBA

gemeentesecretaris

drs. Th.L.N. Weterings

burgemeester

Toelichting op de artikelen 2:1 en 2:3

Artikel 2:1Bestuurlijke rapportage

Dit artikel omschrijft de taken die de toezichthouder uitvoert, voordat tot daadwerkelijke handhaving overgegaan wordt. De toezichthouder informeert het college door middel van een bestuurlijke rapportage. De rechtspraak, ABRvS 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179, r.o. 8., stelt normen aan bestuurlijke rapportages. Deze normen zijn verwerkt in het derde lid.

 

Ingeval voertuigen op naam van een rechtspersoon geregistreerd staan, kan het voor het toewijzen van het overtrederschap nodig zijn om de gegevens van de houder te vragen. Dit komt voor als de overtreding niet in de sfeer van de rechtspersoon is begaan, waardoor de rechtspersoon, volgens de rechtsregel uit HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7983, r.o. 3.4 (Drijfmest-arrest) en ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2067, r.o. 7.4 (Weerselose markt-arrest), niet als overtreder aan te merken is. De mogelijkheid tot vordering, als genoemd in het tweede lid, is gebaseerd op artikel 5:17, eerste lid, Awb. Indien de medewerking niet door de rechtspersoon wordt verleend, dan kan die medewerking op grond van artikel 5:20, eerste lid, Awb tevens gevorderd worden. Indien de medewerking wordt geweigerd, dan kunnen burgemeester en wethouders, op grond van artikel 5:20, derde lid juncto 5:32, eerste lid juncto artikel 5:1, derde lid, Awb een last onder dwangsom opleggen aan de niet meewerkende rechtspersoon.

 

Artikel 2:3Prioritering en waarschuwing

Met de verbodsbepaling is beoogd om handhavend te kunnen optreden tegen voertuigen die zijn achtergelaten in de publieke ruimte en waarvan de eigenaar of houder niet traceerbaar is. Dergelijke voertuigen belasten de beperkte parkeervoorzieningen en tasten zodoende de leefbaarheid en de functionaliteit van de woonwijken aan. Deze aantasting is niet aan de orde, ingeval het voertuig in de nabijheid van het woonadres van de eigenaar of houder staat. De handhaving van een overtreding in een dergelijke situatie heeft, zo bepaalt het eerste lid, een lage prioriteit. In het tweede lid is geregeld dat tegen een overtreding die van lage prioriteit is, alleen na een klacht of een verzoek handhavend wordt opgetreden. Deze wijze van prioritering is volgens de bestuursrechtspraak, ABRvS 4 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1982, r.o. 2.4.1, mogelijk. Vervolgens bepaalt het derde lid dat de handhaving aangevangen wordt met het geven van een waarschuwing, waarbij de overtreder in de gelegenheid wordt gesteld om de overtreding binnen acht weken te beëindigen. Dat het geven van een waarschuwing met een hersteltermijn, voorafgaand aan de daadwerkelijke handhaving, niet in strijd is met de beginselplicht tot handhaving, is in de bestuursrechtspraak bevestigd: ABRvS 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6683, r.o. 2.3 (Rolhanddoekautomaat-arrest).