Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving experiment gesloten coffeeshopketen Zaanstad 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving experiment gesloten coffeeshopketen Zaanstad 2024 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-2024 | Nieuwe regeling | 21-05-2024 | z8505439/742 |
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
De wet voorziet er in dat alle toegestane coffeeshops in een deelnemende gemeente bij start van de in artikel 37 van het Besluit bedoelde voorbereidingsfase onder de werking van de wet vallen. Daarmee zijn vanaf dit moment de regels in de wet en de door de burgemeester vastgestelde nadere regels op de coffeeshops van toepassing. Dit duurt tot het experiment eindigt na de afbouwfase als bedoeld in artikel 4 eerste lid van de Wet.
De in het kader van het experiment verrichte handelingen met hennep en hasjiesj op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet zijn niet strafbaar op grond van artikel 3 van de Opiumwet indien daarbij wordt voldaan aan de in de wet gestelde eisen. De wetgever stelt in de toelichting bij het besluit dat om misbruik van de deelname aan het experiment te voorkomen, het noodzakelijk is om bij elke overtreding van de gestelde eisen de strafbaarstellingen van de Opiumwet in volle omvang te doen herleven. Afhankelijk van de overtreding wordt dan bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk opgetreden. Bij een zeer ernstige overtreding zal het noodzakelijk zijn om zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk – door beëindiging van de deelname aan het experiment – op te treden. Voorkomen moet immers worden dat er verschillen ontstaan tussen het optreden van het openbaar ministerie ten aanzien van een coffeeshophouder die niet deelneemt aan het experiment een coffeeshophouder die wel deelneemt aan het experiment. Het experiment is niet bedoeld om op dit punt rechtsongelijkheid of willekeur te creëren.
Bij overtredingen van de experimentregelgeving kan in beginsel zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk worden gehandhaafd, maar uitgangspunt is dat bestuursrechtelijke handhaving het primaat heeft.
De burgemeester is op grond van artikel 10 van de wet als enige bevoegd een last tot bestuursdwang op te leggen ten aanzien van een coffeeshop in het geval van een overtreding van de eisen die bij of krachtens de wet zijn gesteld aan de coffeeshop. Dit zijn de eisen zoals opgenomen in de artikelen 4 tot en met 11 en 33 van het besluit en artikelen 2 tot en met 6 in de nadere regels. Sommige bepalingen zijn door de minister verder uitgewerkt in de regeling. De burgemeester stelt een eigen toezicht- en handhavingsbeleid op (beleidsregels), waarin staat opgenomen welke bestuurlijke sanctie wordt opgelegd bij het overtreden van de wet- en regelgeving. Deze beleidsregel voorziet hierin. Deze beleidsregels hebben dus uitsluitend betrekking op de vergunde coffeeshops in Zaanstad.
De burgemeesters van de aan het experiment gesloten coffeeshopketen deelnemende gemeenten hebben de wens uitgesproken om te komen tot een zoveel als mogelijk gelijkluidend handhavingsbeleid. Daartoe is door de deelnemende experimentgemeenten een modelbeleid opgesteld waarin de bestuurlijke maatregelen zijn opgenomen ten aanzien van overtredingen van de bepalingen uit het besluit. In deze beleidsregel is waar het gaat om niet specifiek lokale bepalingen deels aangesloten op dit modelbeleid.
Daarnaast heeft de minister op grond van de Wet de bevoegdheid om een bestuurlijke boete, dan wel een last onder bestuursdwang op te leggen waar het gaat om overtredingen door de coffeeshophouder die zien op de geslotenheid van de coffeeshopketen.
Buiten het experiment blijft overigens de handhaving van de Opiumwet hetzelfde als in de huidige situatie, namelijk via strafrechtelijke vervolging of via bestuursrechtelijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Overtredingen van de geldende regels voor horecabedrijven op basis van de algemene plaatselijke verordening Zaanstad 2022 worden beëindigd conform de Horeca sanctiestrategie en Sluitingenbeleid Zaanstad.
Bij overtreding van één of meer van de navolgende bepalingen in de wet, het besluit, de regeling en de nadere regels wordt door de burgemeester bestuursrechtelijk gehandhaafd als volgt:
Verbeuren dwangsom + nieuwe last onder dwangsom met een maximum van €10.000 | ||||
Aanwezig hebben of handel in andere producten op lijst II opiumwet dan hennep of Hasjies |
De aanwezigheid van of de handel in harddrugs is niet toegestaan. Een belangrijk uitgangspunt van het coffeeshopbeleid is de scheiding van de markten van soft- en harddrugs. Wanneer harddrugs worden aangetroffen in een coffeeshop is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is ook het geval wanneer aannemelijk is dat deze drugs wordt verhandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit buiten medeweten van de exploitant of zijn personeel om gebeurt. Ook de handel in andere soortige softdrugs dan cannabisproducten op de lijst II van de Opiumwet is niet toegestaan. Dergelijk producten vallen niet onder het experiment.
Een coffeeshop mag niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (leeftijdsgrens 18 jaar). De exploitant dient vast te stellen dat degene aan wie hij toegang verleent en degene aan wie hij verkoopt, meerderjarig is. Het tonen van een geldig identiteitsbewijs is een instrument waarmee de exploitant dit kan vaststellen.
Onder ‘transactie’ wordt begrepen alle verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag aan dezelfde koper.
Toelichting op zwaarte en toepassing van de bestuursrechtelijke sancties
De duur van de bestuursrechtelijke maatregelen staan in redelijke verhouding tot het geschonden belang. In beginsel wordt in het stappenplan gestart met een schriftelijke waarschuwing. Als het gaat om een overtreding waar de coffeeshophouder financieel gewin heeft wordt veelal gekozen voor een (stevige) last onder dwangsom om het economisch voordeel van de overtreding teniet te doen. Er zijn echter ook diverse wettelijke bepalingen waarvan de naleving van zulk zwaarwegend belang is dat niet kan worden volstaan met een waarschuwing of dwangsom. Zoals de overtredingen van bepalingen die betrekking hebben op de geslotenheid van de keten of het kunnen controleren daarvan. De coffeeshop wordt dan met toepassing van bestuursdwang gesloten voor een bepaalde periode. Toepassing van bestuursdwang is in deze gevallen een krachtiger en effectiever middel dan het opleggen van een last onder dwangsom.
Inrichtingen zonder exploitatievergunning met aantekening Coffeeshop worden niet gezien als coffeeshop in de zin van artikel 6 a van de wet. Als in een degelijke inrichting hennep en hasjiesj aanwezig zijn of worden verkocht is sprake van een illegaal verkooppunt en wordt de inrichting gesloten op basis van artikel 13b Opiumwet.
Tijdens de overgangsfase mogen zowel illegaal gekweekte hennep en hasjiesj worden verkocht. Het is aan de coffeeshophouders te beslissen of zij wel of niet gereguleerde hennep of hasjiesj verkopen tijdens deze aanloopfase. Tijdens de overgangsfase is de hoeveelheid niet gereguleerde hennep en hasjiesj die in de coffeeshop aanwezig mag zijn op grond van de gedoogverklaring beperkt tot 500 gram. De handelshoeveelheid gereguleerde hennep en hasjiesj tijdens deze fase is beperkt tot de hoeveelheid die op weekbasis nodig is voor de verkoop aan klanten.
Er zijn geen aanvullende regels gesteld over het bepalen van de weekvoorraad. Het bepalen van de weekvoorraad zal plaatsvinden op basis van de administratie. Bij twijfel over de omvang van de aanwezige handelsvoorraad dient de coffeeshophouder gemotiveerd aan te tonen dat het een weekvoorraad betreft. Na de voorbereidingsfase als bedoeld in artikel 37 van het Besluit start het eigenlijke experiment en mag geen illegale hennep en hasjiesj meer in de coffeeshop aanwezig zijn. Vanaf dit moment mag uitsluitend nog gereguleerde hennep en hasjiesj worden verkocht.
Tot de handelsvoorraad worden niet gerekend de hennep en hasjiesj als bedoeld in artikel 7, tweede lid van het Besluit en de hennep en hasjiesj die geregistreerd staan om teruggestuurd te worden naar de teler als bedoeld in artikel 6a van de regeling.
Na de voorbereidingsfase als bedoeld in artikel 37 van het Besluit start het eigenlijke experiment en mag geen illegale hennep en hasjiesj meer in de coffeeshop aanwezig zijn. Vanaf dit moment mag uitsluitend nog gereguleerde hennep en hasjiesj worden verkocht. De handelshoeveelheid gereguleerde hennep en hasjiesj tijdens deze fase is net als tijdens de overgangsfase beperkt tot de hoeveelheid die op weekbasis nodig is voor de verkoop aan klanten.
In het experiment is het bestuurlijk toezicht belegd bij drie verschillende partijen:
De bevoegdheid om bij het overtreden van de regels van het experiment door coffeeshophouders over te gaan tot handhaving is exclusief bij de burgemeester belegd. Hierdoor heeft de burgemeester de regie over zijn eigen lokale coffeeshopbeleid en wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de huidige situatie. Indien de IJenV bij een coffeeshop een overtreding constateert in het kader van de geslotenheid van de keten, wordt dit met de burgemeester gedeeld, waarna deze kan besluiten over te gaan tot handhaving. De IJ enV, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten hebben afspraken over hun samenwerking bij het houden van toezicht op de coffeeshops vastgelegd op 21 april 2021 in een Toezicht- en handhavingsarrangement.
Op basis van artikel 8, eerste lid van de Wet is in artikel 3 van het Besluit van de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid van 14 mei 2020, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen en het verlenen van mandaat en machtiging voor de uitvoering en handhaving van die wet, bepaalt dat de burgemeesters van de deelnemende gemeenten de toezichthouders aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de eisen die aan de coffeeshophouders zijn gesteld. Dit is in overeenstemming met artikel 8, eerste lid, van de wet en sluit aan bij de wijze waarop in de huidige situatie het toezicht op de coffeeshops in de gemeenten plaatsvindt.
De burgemeester heeft de gemeentelijke buitengewone opsporingsambtenaren (Domein I) van de afdeling Ondermijning daartoe als toezichthouder aangewezen. Gelet op de specifieke aard van het toezicht wordt dit in de praktijk uitgevoerd door een vaste pool van toezichthouders. De politie is aan zet zodra opsporing nodig is van overtredingen van strafrechtelijke bepalingen uit de Opiumwet die niet in het kader van het experiment buiten werking zijn gesteld of ter ondersteuning van de gemeentelijk toezichthouders als ‘sterke arm’.
De toezichthouders voeren gedurende het experiment gepland onaangekondigde controles uit. Al dan niet met de andere toezichthouders en of de politie. Deze worden risico-gestuurd gepland. Dit wil zeggen als uit controles blijkt dat een coffeeshophouder de regels juist blijkt na te leven, de intensiteit van het toezicht verlaagd wordt en bij niet naleven hoger. Bij start wordt uitgegaan van een handhavingsintensiteit van in principe 6 controles per coffeeshop per jaar. Naast de geplande controles kunnen incidenteel controles plaatsvinden naar aan leiding van signalen zoals meldingen.
Binnen een week na een controle van een coffeeshop maken de toezichthouders een rapport van bevindingen op voor de burgemeester.
6.1Opleggen maatregel en zienswijze
De bevoegdheid van de burgemeester in artikel 10 van de wet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging.
Bij geconstateerde overtredingen beslist de burgemeester op basis van de rapportage van de toezichthouder (van de gemeente, IJenV of NVWA) welke bestuursrechtelijke maatregel passend is. Daarbij hanteert de burgemeester in de regel de matrix zoals in deze beleidsregel opgenomen. Tenzij dringende spoed zich daartegen verzet wordt de desbetreffende coffeeshophouder daarbij gelegenheid gegeven een zienswijze op de voorgenomen maatregel in te dienen.
6.2Maatwerk in het geval bijzondere omstandigheden
De in de tabel weergegeven bestuursrechtelijke maatregelen zijn uitgangspunten. Bij toepassing dient altijd zorgvuldig gekeken te worden naar alle feiten en omstandigheden per geconstateerde overtreding. Hierin bestaat ruimte om een maatregel te matigen, bijvoorbeeld het geven van schriftelijke waarschuwing in plaats van een dwangsom. Of het verlagen van de hoogte van de dwangsom. Ook kan een kortere sluitingsperiode toegepast worden. Indien de geconstateerde overtreding en de daarmee samenhangende feiten en omstandigheden dusdanig ernstig zijn kan anderzijds gemotiveerd worden afgeweken van de in het beleid opgenomen maatregel. Zo kunnen stappen uit het stappenplan overgeslagen worden of een langere sluitingsduur opgelegd worden. Zo ook – daar waar de inrichting nog steeds mag worden geëxploiteerd als coffeeshop – bij vier of meer overtredingen. Onder verzwarende omstandigheden kan gedacht worden aan overtredingen die de veiligheid van de omgeving in gevaar brengen, de gezondheid van individuen nadelig treffen of de werking van het experiment gesloten coffeeshopketen nadelig beïnvloeden.
Maatwerk is zeker nodig waar het de voorbereidingsfase als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Besluit betreft. Deze fase is bedoeld als fase om te testen, ervaring op te doen en te leren. Coffeeshophouders moeten de kans krijgen te leren en te corrigeren waar het de bepalingen betreft die nieuw zijn, zoals de bepalingen die betrekking hebben op de administratie, het registratiesysteem en de daarin uit te voeren scans en de producten voor de klanten om te testen. Dan past het om in deze fase met enige terughoudendheid te handhaven op deze specifieke bepalingen.
De coffeeshop wordt als een geheel beschouwd. Dit betekent dat de overtreding zal worden opgevat als een herhaalde overtreding indien de exploitant binnen een jaar:
Indien binnen één jaar meerdere overtredingen elkaar hebben opgevolgd, ook wanneer nog geen maatregel is opgelegd, dan worden de overtredingen samengevoegd en wordt de maatregel van de zwaarste overtreding toegepast. Cumulatie is daarnaast een verzwarende omstandigheid. Dit betekent dat cumulatie wordt behandeld als een tweede constatering.
In dat geval wordt niet iedere overtreding afzonderlijk gesanctioneerd, omdat afzonderlijke sancties niet doeltreffend zijn gebleken in verband met het voordoen van nieuwe overtredingen. Het afdoen van meerdere overtredingen met één sanctie staat ook in redelijke verhouding met het doel dat met een sanctie wordt beoogd.
De verjaringstermijn is twee jaar. Dit betekent dat de exploitant die een bestuurlijke maatregel opgelegd heeft gekregen en bij wie binnen het daarop volgend jaar geen nieuwe overtredingen zijn geconstateerd weer met een schone lei kan beginnen. Indien ná het jaar een nieuwe overtreding wordt geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een eerste overtreding. De voorgeschiedenis van een exploitant of het horecabedrijf kan wel meegenomen worden bij de beoordeling of de burgemeester nog vertrouwen heeft in een verantwoordelijke exploitatie. Deze beoordeling zal wel met feiten en omstandigheden moeten worden onderbouwd.
6.6Zware overlast in/bij horecabedrijven
Wanneer sprake is van gevaar voor de openbare orde en herhaling voorkomen dient te worden, wordt snel handhavend opgetreden met het sanctiemiddel last onder bestuursdwang (sluiting/intrekken vergunning). Gezien de risico’s voor de openbare orde is er geen ruimte voor een lichter middel dan een waarschuwing of een last onder dwangsom.
In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat kan de burgemeester op verdenking van (strafbare) feiten en omstandigheden tot sluiting van de inrichting overgaan. Overeenkomstig het stappenplan hoeft hier geen waarschuwing of zienswijze aan voor af te gaan. In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat of om andere zwaarwichtige redenen kan de burgemeester in gevallen niet voorzien in dit beleid daarnaast gemotiveerd afwijken van de bepalingen in dit sanctiebeleid.
In de regel wordt bij toepassing van de maatregel sluiting als bedoeld in deze regels een begunstigingstermijn geboden waarbinnen de coffeeshophouder zelf uitvoering kan geven aan een opgelegde herstelmaatregel.
In principe wordt een begunstigingstermijn gegeven van vijf dagen waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal. Gedurende deze dagen kan betrokkene de nodige voorbereidingen treffen zoals het verwijderen van bederfelijke etenswaar en andere spullen en/of afsluiten van water en elektriciteit. Blijkt betrokkene na afloop van de begunstigingstermijn geen uitvoering te hebben gegeven aan het op grond van artikel 10 van de wet gegeven sluitingsbevel van de burgemeester, dan wordt dit door of namens de burgemeester uitgevoerd. Daarbij kunnen de eventuele kosten worden verhaald.
6.8Intrekken exploitatievergunning
Indien van toepassing, zal naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 10 van de wet bij elke constatering van een overtreding van de Wet de mogelijkheid worden bezien van intrekking van de Exploitatievergunning ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2022. Bij een aantal overtredingen wordt na (herhaalde) overtreding(en) de exploitatievergunning in ieder geval ingetrokken Deze staan in de handhavingsmatrix vermeld.
Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving experiment gesloten coffeeshopketen Zaanstad 2024’.