Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlaardingen

Beleidsregels maatschappelijke opvang Maassluis, Vlaardingen en Schiedam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlaardingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke opvang Maassluis, Vlaardingen en Schiedam
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke opvang MVS
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels toegang nachtopvang De Elementen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  3. Verordening maatschappelijke ondersteuning MVS 2021
  4. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-06-2024nieuwe regeling

14-05-2024

gmb-2024-248096

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke opvang Maassluis, Vlaardingen en Schiedam

Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning 2015, Verordening maatschappelijke ondersteuning MVS en artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat:

  • -

    de regio Maassluis, Vlaardingen en Schiedam (MVS) gezamenlijk uitvoering geven aan de maatschappelijke opvang, waarbij Vlaardingen de regiefunctie heeft als centrumgemeente;

  • -

    een ingezetene van Nederland of een vreemdeling die rechtmatig verblijft in Nederland in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, zich kunnen wenden tot een gemeente voor maatschappelijke opvang;

  • -

    maatschappelijke opvang kan worden verstrekt indien een persoon de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn of haar veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving;

  • -

    in deze beleidsregels bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de toegang tot de maatschappelijke opvang;

 

Besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ambulante begeleiding: begeleiding in de thuissituatie gericht op zorg op maat zodat cliënten de regie kunnen voeren over hun eigen leven en zoveel mogelijk zelfstandig deel kunnen nemen aan de samenleving;

  • b.

    college: colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam;

  • c.

    regio MVS: de regio Maassluis, Vlaardingen en Schiedam;

  • d.

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn of haar veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • e.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. Een melding kan worden gedaan bij het Centraal Lokaal Loket (alleenstaande dak- en thuislozen) of bij de Stichting Elckerlyc (dak- en thuislozen met kind(eren) in een crisissituatie en/of slachtoffers van huiselijk geweld, eer gerelateerd geweld of mensenhandel);

  • f.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt en die een positieve bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de zelfredzaamheid;

  • g.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • h.

    woonplaats: de gemeente waarin de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven in de zin van de Wet basisregistratie personen.

Artikel 2 Doel

  • 1.

    Het doel van de maatschappelijke opvang is onderdak en ondersteuning te bieden aan personen, die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht, met behulp van het sociaal netwerk of professionele (ambulante) hulp te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    De maatschappelijke opvang is erop gericht om, zo kort als mogelijk, onderdak en hulpverlening te bieden en de cliënt te ondersteunen naar een passende haalbare vervolghuisvesting met, waar nodig, op de ondersteuningsbehoefte aangepaste (ambulante) begeleiding.

Artikel 3 Criteria voor toegang tot de maatschappelijke opvang

  • 1.

    Om voor maatschappelijke opvang in aanmerking te komen moet zijn voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      18 jaar of ouder (in uitzonderlijke gevallen kunnen ook cliënten die nog geen 18 jaar zijn toegang krijgen, indien zij geen plek meer hebben binnen Jeugdzorg en wel voldoen aan de hiernavolgende criteria);

    • b.

      Nederlandse nationaliteit of als vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijven (als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000);

    • c.

      dak- of thuisloos zijn en niet beschikken over alternatieven die kunnen voorkomen dat hij op straat leeft of dat hij zich in omstandigheden bevindt die zeer onwenselijk of ongunstig zijn voor herstel met behulp van ambulante begeleiding;

    • d.

      meerdere hulpvragen op verschillende leefgebieden en niet in staat om zich op eigen kracht en met professionele (ambulante) hulp te handhaven in de samenleving (er is niet alleen sprake van huisvestings- en/of financiële problematiek); en

    • e.

      (nog) geen aanspraak kunnen maken op een andere verblijfsvoorziening, bijvoorbeeld vanuit de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg.

Artikel 4 Aanbod, aanmelding en maximaal verblijf

  • 1.

    Een cliënt die voldoet aan de criteria als genoemd in artikel 3 kan, afhankelijk van de problematiek en gezinssituatie, in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang als omschreven in onderstaand tabel.

     

    Omschrijving doelgroep

    Melder

    Meldpunt

    Vorm MO

    Maximaal verblijf

    Dak- en thuislozen zonder kinderen MVS

    Cliënt

    Centraal Onthaalloket

    Dag- en nachtopvang De Elementen

    17 weken

    Dak- en thuislozen met kinderen MVS

    Cliënt

    Wijkteam

    Centraal Onthaal Elckerlyc

    12 weken

    Slachtoffers van huiselijk geweld, eer gerelateerd geweld of mensenhandel

    Opvang uit andere regio

    Wijkteam

    Stichting Elckerlyc Opvang na huiselijk geweld

    9 maanden

    Personen die als gevolg van huiselijk geweld dakloos zijn en gezinnen die door complexe maatschappelijke problemen dakloos zijn geraakt.

    Wijkteam, Veilig Thuis of cliënt

    Wijkteam

    Stichting Elckerlyc Crisisopvang

    12 weken

    Vervolgopvang na crisisopvang

    Cliënt

    Wijkteam

    Stichting Elckerlyc

    Begeleid wonen Vlaardingen

    9 maanden

    Vervolgopvang na crisisopvang

    Via gemeente

    Wijkteam

    Stichting Elckerlyc Plusvoorziening (uitstroom Elementen)

    9 maanden

    Vervolgopvang na crisisopvang

    Selectiecommissie

    Wijkteam

    Stichting Elckerlyc

    Gezinsopvang Schiedam

    12 – 52 weken

    Vervolgopvang na crisisopvang

    Cliënt

    Wijkteam

    Stichting Elckerlyc

    Begeleid wonen Schiedam

    12 – 52 weken

    Jongeren

    Cliënt

    Centraal Onthaal

    Rogplus / Jit voor begeleid of beschermd wonen. Er is geen opvang beschikbaar

  • 2.

    Het verblijf in de maatschappelijke opvang kan slechts worden verlengd indien

    • -

      de cliënt de begeleidingsafspraken en andere verplichtingen nakomt; én

    • -

      buiten zijn schuld de basiszaken zoals een inkomen, zorgverzekering, briefadres en/of verwijzing naar zorg nog niet geregeld is; of

    • -

      er nog geen plek binnen beschermd wonen of andere verblijfsvoorziening is; of

    • -

      er buiten de schuld van de cliënt nog geen andere passende vervolgplek of huisvesting is.

Artikel 5 Voorwaarden

  • 1.

    Aan het verblijf in de maatschappelijke opvang zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      de cliënt werkt constructief mee aan de verduidelijking van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de cliënt werkt constructief mee aan een ondersteuningstraject dat is gericht op het zich op eigen kracht handhaven in de samenleving;

    • c.

      de cliënt is verplicht de van toepassing zijnde eigen bijdrage te betalen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn aan te wijzen waarom deze bijdrage niet voldaan kan worden;

    • d.

      de cliënt houdt zich aan de huisregels van de opvanglocatie en de aanwijzingen van zijn begeleider;

    • e.

      de cliënt accepteert een passende woning of verblijf in een meer passende voorziening binnen of buiten de regio.

  • 2.

    Het gebruik van de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang kan tijdelijk of in een uiterst geval definitief worden beëindigd, indien de cliënt niet voldoet aan één of meer aan de opvang verbonden voorwaarden.

Artikel 6 Sanctiebeleid

  • 1.

    De instelling voor maatschappelijke opvang hanteert een sanctiebeleid om de veiligheid van bewoners en medewerkers te waarborgen. De instelling kan de ondersteuning eenzijdig opschorten of beëindigen op grond van zwaarwegende redenen. Onder zwaarwegende redenen wordt ten minste verstaan:

    • een ernstige mate van bedreiging of intimidatie geuit door de cliënt en/of zijn sociaal netwerk, waardoor de persoonlijke veiligheid of vrijheid van andere cliënten en/of personeel van de instelling in gevaar zijn;

    • vernieling van goederen en gebruik van geweld door de cliënt en/of zijn sociaal netwerk;

    • een onherstelbare verstoorde vertrouwensrelatie;

    • hygiënische omstandigheden die ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor andere cliënten en/of personeel;

    • het niet nakomen van essentiële verplichtingen of regels door de cliënt, waaronder de huisregels als genoemd in artikel 5 lid 1 onder d en de verplichting uit artikel 8 lid 2, ook niet na herhaaldelijk (schriftelijk) aandringen of waarschuwen.

  • 2.

    Het definitief beëindigen van de opvang vindt altijd in overleg plaats met de bij de cliënt betrokken hulpverleningsinstantie(s) en behoeft toestemming van de zorgregisseur van de gemeente.

  • 3.

    De instelling draagt er zorg voor dat de al aangevangen ondersteuning wordt voortgezet of overgedragen totdat er een definitieve oplossing is gevonden, tenzij dit naar het oordeel van het college niet in redelijkheid van de instelling kan worden verlangd.

Artikel 7 Eigen bijdrage

  • 1.

    De cliënt die gebruik maakt van de maatschappelijke opvang betaalt een eigen bijdrage aan de instelling voor maatschappelijke opvang. De hoogte van de eigen bijdrage wordt door de instelling vastgesteld met inachtneming van artikel 3.20 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    De hoogte van de eigen bijdrage wordt opgenomen in de beschikking tot toelating tot de maatschappelijke opvang.

Artikel 8 Ondersteuningstraject

  • 1.

    Een cliënt van de maatschappelijke opvang krijgt na plaatsing een ondersteuningstraject aangeboden dat aansluit bij zijn behoefte en mogelijkheden. Het trajectplan omvat een inventarisatie van de problemen en kwaliteiten op alle leefgebieden en de doelen waaraan gedurende de opvang gewerkt wordt.

  • 2.

    Als cliënten niet constructief meewerken aan het trajectplan dat is gericht op uitstroom of als cliënten wel opvang willen maar geen ondersteuningstraject, kan de maatschappelijke opvang worden beëindigd.

Artikel 9 Beëindiging maatschappelijke opvang

  • 1.

    De maatschappelijke opvang wordt beëindigd:

    • a.

      bij het verstrijken van de maximale verblijfstijd (artikel 4),;

    • b.

      bij het niet voldoen aan de voorwaarden die verbonden zijn aan het verblijf in de maatschappelijke opvang (artikel 5);

    • c.

      bij herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag (artikel 6); of

    • d.

      bij het niet constructief meewerken aan het ondersteuningstraject (artikel 8).

  • 2.

    Bij beëindiging van de maatschappelijke opvang als genoemd in het vorige lid onder b tot en met d, ontvangt de cliënt een beëindigingsbesluit waartegen hij in bezwaar en beroep kan gaan.

HOOFDSTUK 2 LANDELIJKE TOEGANKELIJKHEID

Artikel 10 Melding en (eerste) opvang

  • 1.

    Een behoefte aan maatschappelijk opvang kan door of namens een cliënt bij het college (Centraal Onthaal Loket, Wijkteam of Stichting Elckerlyc) worden gemeld.

  • 2.

    In die situaties waarin terstond maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 11 bedoelde onderzoek en de aanvraag van de cliënt.

  • 3.

    Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, treft het college maatregelen om onverwijld op een andere wijze of in een andere gemeente of regio tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4.

    De bepalingen in de artikelen 10 tot en met 13 zijn van toepassing indien de persoon die zich meldt, voldoet aan de criteria voor maatschappelijke opvang. De bepalingen in de artikelen 10 tot en met 13 zijn niet van toepassing op personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en om veiligheidsredenen door een opvang uit een andere regio of Veilig Thuis zijn aangemeld bij de Stichting Elckerlyc voor opvang na huiselijk geweld.

Artikel 11 Onderzoek

  • 1.

    Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van de dakloosheid.

  • 2.

    Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van de dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de regio MVS en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 12, vierde lid van toepassing is.

  • 3.

    Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in het vorige lid, voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in het vorige lid bedoelde gemeente of regio.

  • 4.

    Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in het tweede lid bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

  • 5.

    Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

  • 6.

    Het college betrekt bij het onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

    • a.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten; en

    • b.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

  • 7.

    Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

  • 8.

    Het onderzoek, zoals bedoeld in het derde lid, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen twee weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

  • 9.

    De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

  • 10.

    Indien het college, conform het tweede lid, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 12 Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

  • 1.

    Indien het college, op grond van het in artikel 11, vijfde lid bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college – overleg met de cliënt – contact op met die andere gemeente of regio.

  • 2.

    Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in vorige lid, dan vindt overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

  • 3.

    Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4.

    Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

  • 5.

    Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

    • e.

      de datum van overdracht;

    • f.

      welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

    • g.

      hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

  • 6.

    Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in het tweede lid bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

Artikel 13 Verschil van mening tussen gemeenten

  • 1.

    Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

  • 2.

    Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

  • 3.

    In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op een andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4.

    Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking en onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels toegang nachtopvang De Elementen.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels maatschappelijke opvang MVS”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 mei 2024

de secretaris,

drs. E. Stolk

de burgemeester,

drs. B. Wijbenga- van Nieuwenhuizen