Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 |
Citeertitel | Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020.
artikel 4 van de Huisvestingswet 2014
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2024 | 01-01-2026 | nieuwe regeling | 30-05-2024 | 2024, nummer 120 |
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 april 2024
(raadsvoorstel nr. 24bb002659/24bo004361); 24bb003241;
gelet op artikel 4, aanhef en onderdeel a, van de Huisvestingswet 2014;
binnen de gemeenten die deel uitmaken van het Samenwerkingsverband Wonen regio Rotterdam sprake is van schaarste van woonruimte met onevenwichtige en onrechtvaardige effecten als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingswet 2014 en een stagnerende doorstroming op de woningmarkt, zoals ook blijkt het rapport ‘Schaarste in de sociale huur gemeente [Rotterdam] (RIGO, 2024);
tot vaststelling van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 (inclusief bijlagen).
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de alleenstaande of samenwonenden en het kind van de alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover het kind hoofdverblijf heeft in de woning van de alleenstaande of samenwonenden, de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt en er tussen het kind en de alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden een zorgrelatie bestaat die tot gevolg heeft dat de zorgontvanger zonder de uit hoofde van die relatie ontvangen zorg redelijkerwijs niet in zijn of haar huidige woonsituatie kan blijven wonen;
indicatie: een door een onafhankelijke, ter zake deskundig persoon of orgaan opgesteld document waaruit de specifieke fysieke of andere beperkingen van een woningzoekende blijken en waarin is of op basis waarvan kan worden bepaald hoe de huisvesting van de woningzoekende daarop dient te worden afgestemd;
Hoofdstuk 2. Woonruimtebemiddeling
Paragraaf 2.2. Aanbieden en bemiddelen van woonruimte
Artikel 2.2.3. Directe aanbieding
De corporatie kan in de volgende omstandigheden woonruimte te huur aanbieden via een directe aanbieding aan een woningzoekende:
de woningzoekende beschikt als gevolg van een acute en onvoorziene omstandigheid niet meer over zelfstandige woonruimte en zou in verband daarmee in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, maar het is om humanitaire redenen onwenselijk om te wachten totdat hij of zij met die urgentieverklaring woonruimte zou vinden;
Paragraaf 2.3. De huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.2. De bevoegdheid tot verlening, weigering, wijziging en intrekking van de huisvestingsvergunning
Het college van burgemeester en wethouders beslist tot verlening, weigering, wijziging en intrekking van de huisvestingsvergunning.
Artikel 2.3.6. Groepen woningzoekenden
Tot groep 1 behoren tevens de houders van een urgentieverklaring, verleend op grond van artikel 5.5 of artikel 5.6 van Bijlage I alsmede houders van een verblijfsvergunning, voor zover die behoren tot de op grond van artikel 2.3.9 van toepassing zijnde voorrangcategorieën. Zij hoeven niet te behoren tot op grond van artikel 2.3.10 van toepassing zijnde voorrangcategorieën.
Artikel 2.3.7. Rangorde en het regionaal aanbodinstrument
Voor wat betreft de toepassing van het eerste lid wordt de urgentieverklaring, verleend vanwege de toepasselijkheid van een urgentiegrond opgenomen in artikel 5.1 tot en met 5.7 van Bijlage I, geacht te zijn verlopen op het moment dat de eerste fase van de urgentie als bedoeld in artikel 4.2, eerste fase, van Bijlage I eindigt.
Artikel 2.3.8. Voorrang voor bezitters van een urgentie- of herhuisvestingsverklaring
Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie of wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woonruimte een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, dan wel een herhuisvestingsverklaring.
Artikel 2.3.9. Voorrang voor woningzoekenden in verband met de passendheid van de woonruimte
Als categorieën woonruimte als bedoeld in artikel 11 van de wet worden aangewezen de categorieën woonruimte beschreven in kolom 1 van de in het tweede lid opgenomen tabel. Als gedeelte van de categorieën woningzoekenden als bedoeld in artikel 11 van de wet worden aangewezen de categorieën woningzoekenden beschreven in kolom 2 van de in het tweede lid opgenomen tabel.
Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor schaarse woonruimte die behoort tot een in onderstaande tabel genoemde categorie woonruimte, wordt voorrang gegeven aan woningzoekenden die behoren tot een in die tabel achter de desbetreffende categorie woonruimte genoemde categorie woningzoekenden.
Artikel 2.3.10. Voorrang voor woningzoekenden met regionale of lokale binding
Bij verlening van huisvestingsvergunningen wordt voor ten hoogste 50 procent van de in artikel 2.1.1, eerste lid, aangewezen categorieën woonruimte, voorrang gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de wet aan de woningmarktregio, de gemeente of een deel van de gemeente.
Een experiment begint pas nadat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het experiment plaats zal vinden na afstemming met de overige gemeenten van de urgentieregio de experimentenovereenkomst is aangegaan. Bij zijn beslissing tot goed- dan wel afkeuring van de experimentenovereenkomst neemt het college van burgemeester en wethouders de belangen van een evenwichtige, rechtvaardige, doelmatige en transparante verdeling van woonruimte in acht.
Artikel 2.5.2. Overleg naar aanleiding van monitoring
Corporaties gezamenlijk en de colleges van burgemeester en wethouders van de regiogemeenten voeren ten minste één maal per kalenderjaar overleg over de in artikel 2.5.1, tweede lid, bedoelde monitor. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland wordt uitgenodigd zich daarbij te laten vertegenwoordigen.
Artikel 2.5.3. Overleg inzake de woonruimtebemiddeling
In aanvulling op het overleg naar aanleiding van de monitoring wordt tenminste éénmaal per kalenderjaar overleg gevoerd over de woonruimtebemiddeling in het lopende kalenderjaar, over actuele thema’s in het kader van de woonruimteverdeling en over eventuele benodigde bijsturing.
Paragraaf 2.6. Standplaatsen en woonwagens
Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen.
Artikel 2.6.2 Wachtlijst van standplaatszoekenden
Het college van burgemeester en wethouders registreert degene die daarom overeenkomstig artikel 2.6.3 verzoekt, op een wachtlijst van standplaatszoekenden die door middel van het aanbodinstrument wordt bijgehouden.
Het is verboden zonder toewijzing van het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 2.6.5 met een woonwagen een standplaats als aangewezen in artikel 2.6.1 in te nemen, te laten nemen of bezet te houden of te laten houden.
Artikel 2.6.7 Overgangsbepaling
Degene die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening op een gemeentelijke wachtlijst staat geregistreerd, behoudt zijn positie op de nieuwe wachtlijst van standplaatszoekenden indien hij zich binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze verordening bij het aanbodinstrument laat inschrijven conform het bepaalde in artikel 2.6.3.
Uiterlijk twee maanden na inwerkingtreding van deze verordening verzoekt het college van burgemeester en wethouders degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening op een gemeentelijke wachtlijst geregistreerd staan, zich bij het aanbodinstrument in te schrijven ten behoeve van registratie op de nieuwe wachtlijst, ter behoud van zijn positie op die wachtlijst.
Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 3.1. Intrekken verordening
De Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 wordt ingetrokken.
Artikel 3.2. Overgangsrecht urgentie- en herhuisvestingsverklaringen
Urgentieverklaringen en herhuisvestingsverklaringen die zijn afgegeven vóór het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden gelijkgesteld met de op grond van artikel 2.1, eerste lid, van Bijlage I van deze verordening af te geven verklaringen.